NAUWKEURIGE
BESCHRYVING
T> E R
AARDGEWASSEN,
TWEEDE STUK
k * '
. -
i
% - A <X*
M
. > :.V A
■
Namen.
Veelerley
foorten.
Wat voor
een aarde
zij bemin-
Bcwaring
in de Win-
ter.
N AUWKEURIGE
BESCHRYVING
G E W AS S E N,
ALS
BOOMEN, HEESTERS, KRUYDEN ,
BLOEMEN.
DERDE BOEKS TWEEDE STUK,
Vervolgende de
LAGE PLANTEN, KRUYDEN,
BOLLEN en BLOEMEN.
CCLXIV HOOFDSTUK.
HYACINT H.
3 En zeer fchoone , bezienswaar-
J dige , en gantfeh welriekende
1 Bloem , dus genoemd in het
■ Neederlandfch en Hoogduytfch ;
5 in het Latijn ook Hyacin-
| thus , en in het Italiaanfch
\ Hiacinto.
Hier van zijn mij in haren
" aart veele veranderlijke foorten
bekend ; onnodig hier al te zamen verhaald te worden
wijl ze doch meelt alle van de zelve Bouwing en Waar-
neem ing zijn.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede zeer zandi-
ge aarde, met matig twee-jarige Paerde-, of een-jarige
Koeyemift en een weynig een-jarige Hoendefdrek door-
mengd; of alleen met twee-jarige Koeyemift, indien
de plaats, daar ze gezet zullen worden, warm of droog
van aart is: een opene , warme, welgeleegene plaats,
en matige vochtigheyd. Konnen tamelijk wel de H'tn-
ter-koude en andere ongeleegentheeden des rijds uyt-
ftaan , wanneer dc Winters niet al te ftreng zijn ; zoo
dat men ze dan wel ongedekt mag lateh blijven. Maat
als zich de zelve zeer fel aanftellen, met veel Sneeuw »
of ook wel veel koude vochtigheyd , zoo is geraad-
zaam en goed , haar voor deeze fchadelijkheeden met
Stroo , Run , of iet anders te dekken ; of te planten
in een Zonnebal welke met houte Venfteren op en
toe gedaan kan worden, na de bequaamheyd of on-
bequaamheyd des tijds.
Men neemt Ze ieder jaat in ft laatfte van de Maand Ophee-
Julitu uyt de aarde op, en men bewaard ze in eenmi,|g>cn
droogc plaats. Naderhand dc grond weer omgefmee- w?er ln'
ten, en met nieuwe Paerde-, of twee-jarige Koeyemift zetting’
voorzien zijnde, woeden ze met een volle Maan van
September, of ftraks na ’t eerfte Quartier (wijl ze niet
boven dc vijf of zes wecken zonder te verderven ,
uyt de aarde mogen blijven) weer ingezet. Hoe zulks
dieper gefchied, hoe ze meer ^fretzels krijgen , ook
minder van SneeutV-tVater of veel Reegen gequcld Worden.
Men laat ze ook wel een jaar overftaan, zoö dat men zé
alleenlijk in dc tweede Zomer opneemt.
Gecven in deeze Landen volkomen rijp Zaad-, het Wat tijd*
welk , vergaderd zijnde met een volle Maan van Sep- zaying>n
tember , een vinger-breedre diep moet gezayd zijn in acht tc
een houten Vat , in de aarde gefteld; Zoo komen’cr
in ’t volgende Voorjaar jongen van op., die in ft vierde,
S f vijfda
Ö43 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen , III Boek , Ó44
Hyacinth
ran Peru,
Hoe waar-
genomen
diend te
worden.
Welrie-
kende
Hyacinth
uyt Vir-
ginien ;
van drie-
derley
iborten.
Groote
welrie-
kende ,
met een
witte
Bloem.
Bloemen.
Steel.
Kleyne
welrie-
kende ,
Blauwe
kende.
vijfde of zefde jaar haar eerfte Bloemen geeven: waar
uyr dikmaal fchoone veranderlijke coulcuren voortko-
men , welke mee vermaak worden aanfehouwd. Doch
niet alleen hier door worden ze vermeenigvuldigd , maar
ook aangewonnen door hare aangegroeyde jonge Bollet-
jens, welke men bij de opneeming van deiWeaffcheyd.
Dc Hyacinthus peruvianus flore albo, of
Hyacinth van . Peru met een witte Bloem ; en flore
cccruleo , of met een blauwe Bloem , en andere dier-
gelijke , uyt warme Landen voortgekomen, zijn van
naturen tcederder dan de andere ; verderven veel lichter
door fterke koude. En fchoon men ze met droog Turf-
mul , Run of iet anders bedekt , of in de voorge-
meldde Zonnebal^ plant, zoo geeven ze doch elke Zo-
mer geen Bloemen ; inzonderheyd niet als ze in vette
aarde ftaan.
Worden derhalven veel bequamer in Potten gefield,
gevuld met een goede , gemeene , zandige grond , en voor
’t meefle gedeelte met ’t Mol der van binnen verdorvene
Boomen , of in plaats van ’t zelve met ’t Mol der ver-
rotte Boombladeren wel door een gemengt : en ’s Win-
ters droog binnens huys bewaard ; zoo dragen ze veel
beeter ; en krijgen dikmaal Bloemen , onaangezien zij
van Capo de bon Efperance , of andere hecte Geweften
van Africa en America herwaarts gezonden zijn; voor-
namenriijk als ze door de gcheele Maand van April
van dc eene warme Paerdcmift in de andere worden ge-
zet. OndertufTchcn leeverenze noyt, of zelden, rijp
Zaad. Konnen echter aangewonnen worden door hare
aangewafTene jonge Bollen, gelijk dc voorgaande fbort.
Van dc Hyacinthus Virginianus odoratis-
simus , of z.eer welriekende Hyacinth uyt VirgirHcn ,
zijn mij in haren aart drie foorten bekend; als:
I. Hyacinthus Virginianus albus odora-
Tus major. II. Minor , of groote en kjeyne wel-
riekende Hyacinth uyt Virginien met een witte Bloem.
III. Hyacinthus Virginianus odoratus flore
cccruleo, of Virginiaanfche Hyacinth met een wel-
riekende blauwe Bloem.
De groote draagd de grootfle Bloemen, zijnde lang
van Kelk^i dik van aart , van binnen hol , gelijk de
Bloem van Tabaks', ook op dc zelve wijze boven open ;
rond , zeer welriekend ; inwendig voorzien met zes
groene en kluchtig gedrayde Draadjens, ook inwendig
blijvende. De verwe is grijs-wit. Duuren eenigc da-
gen. Ruften op een dikke, ronde, blcek-groene,
ter hoogte van drie voeten regt-opfehietende , doch
zwakke Steel, met twee of drie hol boven malkander
gefielde Bladeren voorzien. Welke Steel zijnen oor-
fprong neemt uyt het middenftc Hert der Bladeren ;
zijnde bleek-grocn van verwe, tamelijk lang; voor in
een fpits, en gemeenelijk neerwaarts gebogen punteyn-
digendc : in ’t midden geuts-wijze aan bcyde de zij-
den met hare randen téegens malkander opftaande ,
ceven gelijk die van het Phalangium Virginianum , of
Phalangium uyt Virginien ; ook in gedaante, fubflan-
tic, en zachtheyd in ’t aanraken de zelve zeer gelijk.
De Hyacinthus Virginianus odoratus mi-
nor, of kleyne welriekende Hyacinth uyt Virginien , heeft
wel de zelve gedaante en Bladeren , doch fchiet met zijne
Steel niet zoo hoog dp. Geeft ook wat kleyner Bloe-
men , zeer zuyver wit, en boven verdeeld in zes voor
fpits toegaande Bladeren , Stars-wijze. Dccze vergaan
zijnde, laten in onze Geweften noyt eenig volkomen
Zaad na. Konnen echter genoegzaam vermeenigvul-
digd worden door hare aangegroeyde Bolwortel.
De Hyacinthus Virginianus odoratus flo-
re cccRULF-O, of Blauwe welriekende Hyacinth uyt
Virginien , is die met de witte Bloemen in alles gelijk ;
uytgezondcrd dat de Bolwortel wat fterkcr en groo-
ter valt.
Hier flaat aan te merken , dat de Bollen deezer wel-
riekende Virginiaanfche Hyacinthen eens gebloeyd heb-
bende, zelden, of noyt weer Bloemen geeven,
Dceze Hirginiaanfche foorten zijn de teederfte van Deezer.ijn
alle. Konnen gantlchelijk geen Vorfl, Sneeuw, koude dc teedcr-
Keegenen, of diergelijke ongeleegcntheeden verdragen. fte van al
Moeten derhalven niet alleen in Potten, maar ook in foorten*?6
een warme plaats binnens huys worden gezet, waar in en hoeder*
men, gedurende de Winter , door een yzeren Oven halven
vuurd. Met geen Water moet men ze begieten, maar waar te
haar zeer droog houden, zoo wel in de Herfjl , als in ncemcn'
dc Wintertijd ; ook niet voor April weer buyten ftel-
len : dan noch haar wel wagten voor veel vocht igheyd ,
koude nagten , en hayrige Winden.
Zij verliezen gemeenelijk ’s Winters hare Bladeren. In wat
Worden met een volle Maan van April verplant in een grond te
goede , zandige aarde , doormengd met eeo weynig vcrplan'
twee-jarige kleyn-gewreevene Pacrdemift , een-jarigc tCa’
Hocndcrdrek , en ’t Mol der verrotte Boombladeren.
Krijgen in deeze koude Geweften niet ieder jaar , maar
dikmaal eerft om ’t vierde , zefde, agtfte of’t tiende,
ja veeltijds noyt cenige Bloemen.
Indien nu dit mogt gebeuren , zoo neem Weyte Op wat
Zeemel , of ook wel Draf. Gieter Reegenwater vo.or cca
op, en roer liet genoegzaam door malkander, zoozalW‘^C
het Fermentceren , ofGeften. Vul, dit gedaan zijn-
de , een Pot ten halven daar mcé; en leg daar op een
vingerbreed hoogte van de voorgenoemde goede aarde.
Zet op de zelve in April een of twee Bollen , met dc ge-
leidde volle Maan, en bedek ze geheel met eeven de
zelve aarde. Leg voorts al weer daar op een duym men deeze
breed hoogte van dc gefermenteerde Zemel-, dan weer fcho°ne
aarde, tot dat de Pot rot boven toe vol is. Stel ze dan r,lanten ,
tot de bovenfte rand toe in variïche warme Paerdcmifl, kan ma- *
veertien dagen lang. Neem ze ten eynde diens tijds On-
weer daar uyt , wijl de Mift niet langer hare warm-
te behoud; en zet ze weer in nieuwe warme. Hier in
moet men zoo lang voortgaan , rot dat de uyrge-
komene jonge aan het waffen zijn geraakt. Laat ze dan
in de laatfte Paerdcmifl ftaan , op een goede warme
plaats; of neem ze uyt; zoo zullen ze doorgaans, ieder
jaar, op een hooge Steel wafTeridc, veele bij malkander
gevoegde , boven dc andere lieffelijk riekende , en de
eene na dc andere opengaande Bloemen geeven.
Doch naderhand heb ik door ervarentheyd be- Andere,
vonden , de volgende manier van verplanting beeter
te zijn.
Neem in het Voorjaar een kleyne Pot : doe daar en been*
in een gedeelte een-jarige , kleyn-gewreevene Paerde- wiJzc
mift ; bedek die tot boven toe met een goede ,
vette, zandige aarde. Zet in ’t midden der zelve een
Bol teegens dc volle Maan van April, zoo hoog, dat
de bovenfte punt der Bol met de aarde gelijk kome,
of eeven daar boven uytfteeke. Stel dan de Pot in
warme Pacrdemift, op een luchtige, en wel ter Zon
geleegene plaats, of in een Zonnebal en dek ze boven van ver.
geheel toe met een Glas; zoo dat’cr niet een cenige drup- planting
pel Water bij kan komen, en dc ftralcn der Zon daar op e" tIucc'
konnen fpeelen. Neem, na agt of tien dagen, de Pot king‘
weer uyt, en zet ze andermaal in nieuwe varflche Pacr-
demift ; dus voortgaande , tot dat de Bol een lid van
een vinger, of wat langer, gefchooten heeft. Dan neemt
men de Pot uyt, en men field ze open voor Zonen
Reegen , wijl ze dan die beyde genieten moet. Doch
indiener te veel Reegen quam, zoo mag men ze nu en
dan noch wel dekken, tot dat ze een geheele vinger lang
heeft gefchooten.
Als de Bollen in den Herfjl gebloeyd hebben, mo- Hoe met
gen ze geen Reegen meer ontfangen ; tot dat ze, in dc6011™
haar zclven droog -geworden , binnens huys worden [enhandc'
gebragt. Dus uyt de aarde opgenomen , legt men ze Cn’
op een drooge, cn voor de Vorjl bevrijdde plaats wcch.
Of ook , men laat ze wel in de Pot blijven , cn de
aarde te eenemaal uytdroogen ; tot dat men ze eyndc-
lijk weer in April op de gehoorde wijze aan de aarde
bevceld,endc grootfle aangewafTene Bollen van de oude, Aanwip
of de gebloeyd hebbende, afneemt; dan ook in Potten ning.
verplant,
Hyacinth. Si
verplant. Deeze zijn de befte , om nieuwe Bloemen
voort te brengen. Want die eens gebloeyd hebben ,
geeven ( gelijk alreeds hier boven gezegt is ) zelden
voor de tweedemaal Bloemen, maar blijven gemeene-
lijk daar na onvruchtbaar.
KRACHTEN.
Eed. 1. 7. T^\E Bolivortel van Hyacinth , alleen in de Ge-
1. 17. I lneeskonft gebruykelijk, doch gcenzins ter fpijs
voor Mcnfchen of Beeften , vermits in de
zelve eenige quaadaardigheyd woond , is verdrogen-
de in den eerften , en verkoelende in den tweeden
graad.
Eitje. I- 4. Geftotcn , met Wijn vermengt , en gelegt op de
',63' heymlijke Leeden der kinderen , ook op de Lippenen Kin
der jongelingen, belet daar voor een lange tijd d zgroeying
des Hayrs.
Durant. Een yjrachma van de zelve met Wijn ingenomen,
fol ii™*' Wijn > waar 'n gekneufde Bolwor telen gezo-
den zijn geweeft , gedronken, verftopt het Ligchaam :
helpt de geenc, die van giftige Dieren zijn geftoken of
gebccten; en doed gemakkcïijk JVater lojfcn.
Galen. Ui. Het Zaad is verdrogende tot in het laatfte van
MeJ.simp. den tweeden graad, eevenwel middelmatig, tuflehen
koud en warm ; daar beneevens afvagende en tezamen-
trekkendc van aart.
Laureni. Het zelve geftoten, en met Wijn gcbruykt, heeft
V ^it ZC^VC wcrk*n£> doch veel krachtiger. Gcneeft
‘c’ ‘ daarenboven de Geelzucht, en de geene, welke van
Spinnen of Scorpioencn geftoken zijn. Stopt ook beyde
de buykz en roode Loop.
CCLXV HOOFDSTUK.
SINT JANS KRUYD.
Namen. Ft deezen naam in ’t Neederlandfch
bekend , word in het Latijn gehee-
ten Hypericum , Perforata , en
Andros^mum: in het Hoogduytfch
Sant Johans kraut: in ’t Franfch
■' Millepertuis ; en in ’t Italiaanfch
Hiperico, Perforata, en Herba di San Gio-
VANNI.
Veelerley Hier van zijn mij in haren aart eenige veranderlijke
lTke^oor *°orten bekend; namentlijk:
tgQ. I. Hypericum vulgare, of gemeen Sint Jans
kruyd. II. non Perforatum, of Sint Jans kruyd,
met niet door boor de Bladeren ; anders ook Ascyrum
genoemd. III. Bacciferum, ftve Andros^emum ,
of Sint Jans kruyd met zjwartc Bedien, anders Mans-
bloed geheeten. IV. non Bacciferum , of ron-
der Bedien. V. Tomentosum repens , o (wolach-
tig kruypende Sint Jans kruyd. VI. Arborescens,
of tot een kjeyn Boomtje opwajfende Sint Jans kruyd.
tot dertien VII. Hircinum FRUTICESCENS , of Jlruvellig Sint
in getal Jans kruyd , ftinkende gelijk een Bok. VIII. Mi-
bl<lt ld°°r" N,MUM SUPINUM septentrionale , of kleyn ach-
terover leggend Sint Jans kruyd uyt de Oofterfche en
Noorder Landen. IX. Creticum flore magno ,
of uyt Candien , met een groote Bloem. X. Lati-
folium Lusitanicum, of brced-bladerig Sint Jans
kruyd uyt Portugal. XI. Tomentosum supinum
martnum Lusitanicum, of wolachtig leggende Zee-
Sint Jans kruyd uyt Portugal. XII. Pulchrum
TRac.t, of fihoon Sint Jans kruyd , van Hierony-
mus Tragus ZjOo genoemd. XIII. Hypericum mi-
nimum repens Montis Libani , of z.eer kleyn
hruypend Sint Jans kruyd van den Berg Libanus.
Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en Waarnee-
tning.
Wat voor Echter beminnen ze al te zamen een goede , ge-
[T Jans kruyd. <?4<5
meene, zandige, en met twee-jarige Pacrdemift tame- een grond
lijk voorziene grond; een vrije, welgelcegene plaats, zij bemin-
en niet te veel Reegen. Verdragen in de Winter fter- ncn*
ke koude , en geeven de meefte tijd rijp Zaad-, ’t welk
met een waffende Maan in Hpril niet diep moet ge-
zayd zijn ; want alleenlijk hier doorkonnenze aange-
wonnen en vcrmeenigvuldigd worden ; behalven het
Hypericum arborescens, of boomachtig Sint Jans A anwin-
kruyd , ’t welk, ncevens eenige andere, in deeze Lan- fling-
den geen volkomen Zaad geeft, doch eevenwel, ge-
lijk ook het Hypericum hircinum , of Sint Jans
kruyd ftinkende als een Bok, kan vermeerderd en aan-
geejueekt worden door hare bij de Wortel uytlöpende
jonge Loot en, van zelfs Wortelen fchietende.
Het Gcmeldde Hypericum arborescens , of Boomach-
boomachtig Sint Jans kruyd, waft in onze Neederlan- llg s‘nt
den op ter hoogte van twee , twee en een halve , j^uyd.
ook wel drie voeten Uyt hare Wortel ; ftruvcls-wij^e ,
zich verdeelende in veele Zijde-takjens : welke men al
t’zamcn bij de Wortel moet wech neemen, indien men
begeerd dat’er een Boomtje van voortkomé. Krijgt
korte , en bij na ronde Bladert jens , met zeer kleyne Bladeren.
Tandjens boven als ingezaagd , gemeenelijk met drie
opwaarts lopende Zdertjcns in het midden voorzien.
De verwe is donkergroen. Komen voort aan beyde
de zijden van hare tecdcrc, ronde, en voor een wey-
nig gebogene Steelt jens-, niet regt teegens, maar bo-
ven malkander. Zijn van naturen niet doorboord, ge-»
lijk die van het Hypericum vulgare, of gemccne
Sint Jans kruyd, maar bitter van fmaak. Teegens de
W inter vallenze van zelfs af.
De Bloemtjens fchieten voort uyt een- én twee- Bloemen,
jarige Takjens, op de wijze van Hagedoorn ; zoo mce-
nigvuldig, dat zommige der zelve van voren tot achte-
ren daar mee als bezayd fchijnen. Gcmeenclijk zijn'cr
vijf of zes in een Trosje bij malkander gevoegd. De
verwe is gantfeh wit. Bcftaan uyt vijf Bladeren, van
binnen voorzien met veele geele Nop jens. Als ze ec- Zaad -
nige dagen geduurd hebben, vallenze ter neer, nala- knopjen»
tende vijf-hoekige bruyne Knopjens , doch in de y°"||er
zelve bij ons geen volkomen Zaad. Moeten derhal-
ven aangewonnen worden op de eeven hier boven aan-
geweezene wijze.
Het Hypericum latIfolium Lusitanicum , of Brecd-bU-
breed-bladerig Sint Jans kruyd uyt Portugal-. To-
MENTOSUM SUPINUM MaRINUM LUSITANICUM, °f leggend “
wolachtig leggend Portugalfch Zee-Sint Jans kruyd , Zee Sint
en Hypericum repens minimum Montis Libani, Jans-
of alderkleynfte krnypende Sint Jans kruyd van de Berg pJJJJ
Libanus , zijn teeder van natuur. Brengen in deeze cn aidcr-
Geweften noyt rijp Zaad voort. Konnen ook de kleynfle
harde Winter-kpude gantfehelijk niet verdragen. Moe- Smt Jan*
ten derhalven, in Potten gezet, bij den aanvang van vande
Ottobcr binnens huys worden gebragt, op een luchtige Berg Li*
plaats , waar in niet anders als bij vriezend Weer word banui.
gevuurd , en gedurende dien tijd onderhouden met
een weynig lauwgemaakt Rcegenwater. Niet voor in
hét laatfte van Alacrt , of ’t begin van Hpril , na ge-
leegentheyd van de tijd, mag men ze buytcn ftcllen *
dan noch eevenwel moet men haar dekken voor kou-
de nagten , hayrige en fchralc winden. Zij vergaan niet
haaft, maar blijven eenige jaren lang in ’t leeven.
Het Hypericum Creticvm flore magno, ofS|ntJan*
Sint Jans kruyd uyt Candien , met een fchoone groote Ca^dien^
Bloem, is een beziens-waardig Gewas, doch het tcc- met een
derfte van alle. Bemind een goede , zandige aarde , fchoone
met een weynig twee-jarige kleyn -gewreevene Paerde-
mift, Veen-aarde, en het Mol der van binnen ver-
dorvene Boomcn doormengt : een warme , welgeleege-
ne plaats, cn niet te veel vochtigheyd. Blijft ook eenige
jaren in ’t leeven.
Geeft ieder Zomer fchoone Bloemen, beftaande uyt Bloemen,
vijf goud-geele, breede, voor rond toegaande Blade-
ren. Drie, vier, ook wel vijf der zelve, ziet men bij
Sf x malkan-
I
Bladeren.
Zaad.
Hoe waar
te neemen
in de
Winter-
tijd.
Aanwin-
ning.
Sintjans
kruyd
zonder
Bezien.
Gedaante
der Blade-
Gcfhlte
der Bloe-
men.
Zaad.
647 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 648
malkander, op de bovenfle punt van een ronde , dun-
ne Steel , nauwlijks de lengte van een hand opfehieten-
dc : aan welke voortkomen veele opftaande Bladeren ,
donker-groenverwig; onder een vingcr-lid lang; tame-
lijk breed; aan de Steel final, voor aldcrbreedft , eeven-
wcl in een punt eyndigende; doch boven kleyner;met
veele Aderrjens inwendig begaafd. In de gedagte Bloe-
men vind men zelden rijp Zaad, ten zij bij heetc droo-
ge jaren.
Dceze foort kan gantfchlijk geen koude Herfft- en zelfs
Zomer-reegenen verdragen : moet derhalven , in een Pot
ftaande, in 'tlaatft van September, oVt begin van Oüober,
na geleegentheyd van de bequaamhcyd of onbequaam-
hcyd des wcérs, binnens huys gebragt en op een goede
plaats gefield werden , daar ze door de Vcnflercn de
lucht en Zon mag genieten, tot dat Ackpudes an buyten
zulks komt te verbieden, ’t Moet een plaats zijn, waar
in nier anders als bij vriezend wéér werd gevuurd. Verre
van den Oven moet de Pot flaan, wijl dceze Plant zulk
ccn haar onnatuurlijke hitte niet verdragen mag; inzon-
derheyd gantfchlijk niet eenige dagen of weeken agter
den anderen. Gedurende dien tijd moet men haar al-
leenlijk een weynig lauw-gemaakt Reegen-water van
boven geeven. Niet voor in ’t begin van April , met
een zoete lucht en Recgen , mag men ze weer buyten
zetten. Dan ook noch haar wel wagten en dekken voor
koude nagten , en fchrale winden. In decze Gewcfteri
kan men ze bcquamer aanwinnen door hare bij de PI or-
tel uytlopende, en met’er tijd van zelfs Wortelen fchie-
tende Jongen, met ccn waffende Maan in April van de
oude afgenomen, en in Potten verplant, dan door haar
Zaad.
Het Androsjemum non- Baccifeiu'M, of Sint
Jans kruyd ponder Bedien, blijft uyt eygener aart twee
of drie jaren lang in ’t leeven. Schiet uyt een teedere ,
bruyn-verwige Keesel-wortel een , twee , en ook wel
meer Scheuten , ter hoogte van twee voeten ; zijnde
rond , dun , uyt den gccicn bruynachtig , en van bin-
nen groen. Aan welke voortkomen aardige Bladeren,
zittende twee en twee altijd regt teegens malkander
over, gelijk als kruys-wijze ; onder ontrent ten halven
van de Steel een duym-breed , of wat meer , boven
een; nu dus, dan weer zoo ; maar boven wel zes vin-
geren breedte van den anderen , ook kleyner als de on-
dcrfle; en tuffehen bcyden de Steel als omhelzende. In
aart en fubflantic zijn ze die van ’t Hypf.ricum vul-
’ gare , of’t gemeene Sint Jans kruyd , gelijk: onder
een weynig rauw in het aanraken , doch boven zacht ,
anderhalf lid van een vinger , wat meer of minder ,
lang; ruym een vingcr-brced ; in 't midden op ’tbrecd-
flc; voor eyndigende in een gantfeh flomp punt : bo-
ven donker- of zwart-groen ; onder bleek-groen ; en
aldaar rondom aan hare flcgtc , effene randen met kley-
ne zwarte flipjens vcrcierd : inwendig voorzien met
eenige groote , regt-oplopende Aderen, waar uyt voort-
vlocycn veele kleyne dwars-adertjens , helder en luch-
tig van aart. In de mond geknauwd werdende , val-
len ze bitter van fmaak , en genoegzaam te zamen-
trekkende.
Op de bovenflc punten komen te voorfchijn vier ,
vijf, zes, of meer bij malkander te zaam-gevoegde
lang-werpige groene Knopjens, ruftende op korte Steclt-
jens. Al te zamen beftaan ze uyt vijf groene , lang-
werpige , kleyne Bladert jent , rondom met kleyne
zwarte Knopjens aardig vercierd : uclkc, decencna de
andere geopend werdende, vertonen matig-groote,geelc
Bloemt jens , vijf-bladcrig , voor ftomp toegaande , jen
Stars-wijze gefield ; hebbende van binnen veele geele ,
lange draadjens , op welke haar laten zien kleyne ,
geele, ronde Knopjens. Als dceze Bloemt jens twee of
drie dagen open geftaan hebben, vergaan ze in haar zcl-
ven , nalatende veele niet zeer kleyne , ronde, dikke,
boven puntige knopjens , gevuld met een zeer klcyn ,
langwerpig-rond, zwart-verwig Zaadje.
krachten.
Sint Jans kruyd, of Hypericum , is V/arm en droog serapioit
van aart , ook vertcerende > hcelende, zuy veren- Tem. sim.
de, en dun van deden.
De Bladeren , Bloemen , en Knoppen in Wijn gezo- Dior. j
den, en daar van 's morgens en ’savonds een Roemcrt- tap. 171.
je gedronken , drijft het Water der Blaas uyt. Zet de
Alaandflonden voort. Gcneeft de beeten en fleeken der
giftige Dieren-, ook de gcene, die van binnen ge/cheurd
of gecjuctjl zijn ; inzonderheyd in oud Bier gekookt ;
ook alle inwendige wonden ; en is goed voor de Koort-
sen-, doch verftopt het Ligchaam een weynig.
De Bladeren gefloten , en op varjfche Wonden , Ge- j£g,„. l.j.
zwellen , Zweeren , Zeeren , en verbrandheyd gelegt , eap. 3.
reynigen en heden dezelve.
t Poeder der gedroogde Bladeren op vtyle , vochtige cal. U6.
Zweeren gedaan , werkt het zelve. simp. Mei.
Het uytgeparftte Zap der Bloemen en Bladeren op
alle wonden gelegt , gcneeft ook de zelve ; en dood de
wormen der Paerden.
Het gediftiUecrde Water hier van gedronken, is goed Matth.l.^.
voor de vallende Ziekte ; ook voor lamme en beroerde cap. iy<5.
Leeden.
Het Zout , van dceze Plant gebrand, met eenigNat pl/n l
ingenoomen , is zeer bequaam , om te helpen de geene cap. 8.
die van ’t Pleuris zijn gequeld.
Het Zaad gefloten, en daar van een of twee Drach- Tragusl.t.
men met warme Wijn , of Vlcefch-nat , gedronken , caP- 13-
zuyvcrd het Ligchaam van alle galachtige vochtigheyd ;
opend het zelve : drijft de Steen en ’t Zand der Nieren Jol. 131.
af. Is goed teegens het Bloedfpouwen ; de derdedaag-
fche Koortsen , allerley vergif ; de beeten der Slangen ,
en der dolle Honden.
De Oly van Sint Jans kruyd gemaakt , met warme Lurlt / -
Wijn gebruykt , is krachtig teegens het Graveel-, de enarr. 16&
Geelsugt ; allerley ejuade Zeeren , en Gezwellen ; ook
verkonde Leeden ; fpanning en trekking der Zeenuwen,
Hcupen-pijn , en ’t Flerejijn , zoo warm, als men ver-
dragen mag, daar op gefineerd.
De Baljfem , hier van bereyd , is zeer krachtig tot
geneezing van alle varjfche wonden , heet gemaakt , en
daar in gedaan zijnde.
CCLX HOOFDSTUK.
BILZENKRUYD.
Us van ccn ieder in het Neederlandfch verfchey-
genoemd; werd in het Latijn gchccten dc namen.
Hyoscyamus: in’t Hoogduytfch ook
Bilsenkkaut , anders Teuffels-
Ac gen, en DoLKRAUTtin ’t Franfch
HANNEBANE,E.NDORMlE,en Hf.R-
be AUX tignes: in ’t Italiaanfch Hiosciamo, Jus-
quiamo, Fava P0RC1NA , Tabacco, en Herba
Dl SANTA CrOCE.
Hier van zijn mij in haren aart bekend agt verander- A gt verin-
lijke foorten; namentlijk: derlijke
I. Hyoscyamus niger vih.garis , of gemeen foorten-
swart Bilsenkruyd. II. Aldus Creticus flore
au r eo, of Wit Bilsenkruyd van Candien met een goud-
geele 'Bloem. III. Flore Aureo P. ALPiNi,of met
een goud-geele Bloem van Prosper Alpinus. IV.
Aldus Rotundifolius , of Wit Bilsenkruyd met
ronde Bladeren. V. Albus minor TingitaNus,
of klcyn wit Bilsenkruyd uyt Tingit anen in Africa.
VI.Luteus, of met een geele Bloem-, ook Nicotia-
na minor , of kleyne Tabak genoemd. VIL
Hyoscyamus Peruvianus latifolius, of breecL
bladerig Bilsenkruyd uyt Peru ; anders ook Tabacum
VERUM LAT I FOLIUM , of CPREGTB UREED-BLA-
derige Tabak geheeten. VIII. Hyoscyamus
Peru-
<4? BlLZENKRUYD.
PeruVIANUS angustifolia , of Bilzenkruyd uyt
Peru met fmalle Bladeren , ’t welk ook de naam draagd
van Nicotiana major angustifolia, of smal-
bladerige Tabak. Bcyde de laatfte werden ook
wel genoemd Pf.tum, of Herba sancta , wcegens
hare deugdzame krachten. Niet alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Zwart Het Hyoscyamus niger , of zu >art 'Bilz.enkruyd ,
Bilzcn- en Albus rotundifoljus , of wit Bilzenkrnyd met
kruyd. en rgnjg Raderen , beminnen uyt cygener aart zoo wel
ronde*61 een drooge als bequamelijk gemeftte grond : een ope-
Bladercn. ne, luchtige, vrije, wcl-gelecgene plaats , en matige
vochtigheyd. Verdragen felle koude , en alle andere
ongelcegcnthceden der W inter. Bloeyen in het tweede
jaar; gceven rijp Zaad, en verfterven daar méê, wijlze
niet langer in ’t leeven konnen blijven. Moeten dcr-
halven om ’t andere jaar , met een walTende Maertfche
Maan , weer op nieuws gezayd zijn ; of komen ook
wel, door ’t neergevallene Zaad, van zelfs genoeg op,
inzonderheyd het zwart. Alleenlijk op deeze wijze
konnen ze vermeenigvuldigd werden.
Wit Bil- Het Hyoscyamus ai.bus Creticus flore au-
zenkruyd REOj Qf Wlt Bilzenkruyd met een goud-geele Bloem ; en
dienmet Flore aureo P. Alpini , of met een goud-geele
een goud- Bloem van Profper Alpinus , beminnen een goede zan-
gecle dige aarde , doormengd met een weynig twee-jarige
Bloem: en pacrcjcrnjft. . een luchtige, warme, wel-gelcegene plaats,
goud- Zijn teeder van aart. Konnen geenerlcy koude, Herfft-
geele reegenen , of Zórjl verdragen. Moeten derhalven, in een
Bloem van pQt gezet ? ’s IV int er s binnens huys op een luchtige
n'ut' plaats gebragt , en met maar weynige vochtigheyd
voorzien werden , niet alleenlijk in deeze tijd , maar
ook in de Zomer. In ’t laatfte van Maert , of ’t be-
gin van April , field men ze , met een zoete Rcegen ,
weer buyten. In deeze Landen geevenze de tweede
Zomer volkomen Zaad , en verderven dan. ’t Zelve
moet met een walTende Maan van May weer gezayd
zijn in een Pot , niet diep , maar hol cn luchtig. Al-
leenlijk hier door kan men ze aanwinnen.
Peruaans Het Hyoscyamus Peruvianus, Nicotiana,
Bilzen- Petum , ofTABACUM, Peruviaanfch Bilzenkruyd ,
kr“’Jt'c°f e(ofreguT.b.k_, zoo wel met breede als fmalle c£lade-
ff ren, beminnen een goede, gemeene , met twee-jarige
Paerdemid wel voorziene grond : een warme , vrije ,
bequaam ter Zon geleegenc plaats , en veel Water.
Konnen gcenerley Korft of W i mter-koude uytdaan. In-
dien de Zomer niet zeer goed en warm is , zoo verder-
ven ze, zonder eenig rijp Zaad na te laten. Is derhal-
ven geraadzaam , van deeze foorten een of twee Plan-
ten ’s Winters in een Pot binnens huys te brengen , op
een luchtige plaats ; droogachtig onderhouden. Daar
na in het midden van April de zelve , met de gehcelc
klomp aarde, weer op een warme plaats in te zetten ; zoo
geeven ze in den Herft rijp cn overvloedig Zaad : het
welk met een walTende Maan van April weer gezayd
werd , niet diep ; hol en luchtig. Door geen ander
middel als dit konnen ze aangewonnen werden.
Kleyne DeNicOTiANA minor, kleyneTabak j ofHYO-
Tabak, of SCYAMUS LUTEUS , Bilzen-kruyd met geele Bloemen ,
Bilzcn- bemind dezelve aarde , plaats , en veel water. Blijft
mCt n'ct mecr ^an eene Zomer in ’t leeven. Geeft voor de
Bloemen. Winter volkomen Zaad , en verderft daar mee. Be-
hoefd niet weer gezayd te werden ; want daar ze eens
heeft gedaan , flaatze, door het neergevallene Zaad ,
van zelfs genoeg op ; en kan hier door overvloedig ver-
meenigvuldigd werden.
Hoe men Wil iemand Tabaks winnen , om dezelve tot vceler-
Tabak kan ]ey nuttigheyd te gebruyken , die plukke de Bladeren
winnen, ^ wanneer ze een weynig geel beginnen te werden
(want dan zijn ze rijp) en leggeze dik op malkander in
een Kelder, of donk er- vochtige plaats; zoo beginnen ze
te zweeten. Als zulks agt of tien dagen heeft geduurd,
moet men ze weer van den anderen leggen ; op de Zol-
der ophangen , om 'te drogen , cn dan voorts bewaren.
Hypecoox. 650
Het Stof, of Poeder , van deeze Tabaks, is voor alle en door
Liefhebbers der Kruyden cn Hoveniers zeer dienflig. Tabaks-
Want zoo men ’t flroyd op de aarde , daar ’t een ol 't
ander gezayd is , zoo zal ’t opgekomene niet befchadigd bewaren
werden van Wormen , Stekken, of Aardvloyen-, want vooralle
deeze ongedierten vlieden’er voor wech. De Wormen , ongcdicr-
daar aan komende, fterven terflond. De Slekkcn zwel-
lén’er van op , als of ze van de Waterzugt waren ge-
plaagd; en die’er niet van derven, kruypen wech; der-
ven ’er niet weer ontrent komen ; inzonderheyd als men
dit een tijdjang ieder week tweemaal doet.
De Kruys- of Doornbeezicnboomcn , Koolplanten, of ook aller-
Kruyden , welke van de gemelde fchadelijke Dieren ge- leyPlan-
plaagd en gefchonden werden , kan men van de zelve ien ’
verloficn en bevrijden , als men die eerd een- twee-
of driemaal begiet met Reegen-watcr , waar in opregte
Birgimfche Tab aks-b lader en, vijf of zes in getal, opge-
kookt zijn geweeft, en dan , terwijl ze noch nat zijn ,
dof van de zelve Tabaks daar op droyd.
De Karjfeboomen , ’t zij kleyn of groot , ook andere Kars en
foorten , welker tcedere Takken door Luys- of andere andere ,
jonge Vliegen, groote overlad lijden , vermits ze, door
de daar om zittende meenigte , van haar nodig vocdzel
werden beroofd , cn daar door ligtelijk komen te ver-
derven, met ’t gedagte Water vier, vijf, of zes dagen
agter malkander , ieder dag tweemaal , als het vochtig
weer is , anders ma^r eens , begoten , en met ’t zelve
Poeder bedroyd werdende , zullen ’er in weynig tijds
van bevrijd zijn. Indien men naderhand dit ongedierc
weer daar aan verneemt , zoo moet men dit middel her-
vatten.
Alle Oranje- Limoen- Citroen- en andere Boomcn , Qok Oran-
welker Bloemen, ook nieuwe Scheut jens , van de AL er en je- Ci-
dikmaal niet alleen befchadigd , maar ook wel gantfeh "ocn^£a
afgebeeten worden , kan men al mee voof dit quaad uoomen.
bewaren, als men aan de Stam een ring van twee of drie
vingeren breedte Tabak^jlof legt, cn boven over de Bla-
deren heenen flroyd. Want hier voor vlieden de Mie-
ren fnellijk wech , en komen ook niet weer , zoo lang
de gedagte Tabakj-cirkel daar om leggen blijft.
Daarenboven, wil iemand in zijnen //o/gchcele nef- Om Mie-
ze» der Mieren verfloren , die fmijte de aarde , waar ren-ncllen
onder zij zich verborgen houden, om verre, cn ftroye te vcr“®"
het gemelde Tabaks-poeder daar in , drie- of viermaal.
Doe ook, als hij de grond weer effen en gelijk gemaakt
heeft, ’t zelve Stof wat dik boven op de aarde; zoo ver-
laten ze al hare Eyeren , cn , zoo veel als’er niet flcrven ,
vertrekken na een andere plaats.
KRACHTEN.
ALle foorten van Bilzenkruyd ,of Hyofcyamus , van
welke de witte foort, of Hyofcyamus albus, voor
de befle, de zwarte , of Hyojcyamus niger, voor
de flimfle werd gehouden , zijn verkoelende van aart ,
in den derden Graad.
De Bladeren , Bloemen , Steden , Wortelen , en het
Zap, verwekken Jlaapy verkoelen alle verhitting, uyt-
wendig , doch matig , en niet te veel of te lang ge-
bruykt ; anders zouden ze aan de uytwendige Lecdcn
meer quaad als goed doen. Moeten inwendig gantfeh-
lijk niet ingenomen werden ; want dan zouden 2e bcy-
de Becften en Menfchen dolzinnig maken ; ook geheel
om ’t leeven brengen.
Eevenwel , de Bladeren gefloten , met eenig Vet
en Wijn vermengd , en Plaaflers-wijze gelegt op Ge-
zwe'len en ontfleekjngen , zoo der hcymcltjke als an-
dere Leeden ; defgelijks op de fcharpe en hecte Zin-
kingen der Oogen , doen dezelve vergaan. Geneezcn
ook de beeten en fleeken der Spinnen , Adderen , en
Gal. lib.
Simp. 3.
Fuebf.
Hifi. Pl.
rap. 3J4.
Arn. Je
Villa NozM
Hort.
Saint.
Traél. Je
Htrb. rap.
218.
Diofc. 1. 4.
Plin.Lzf.
cap.p.
Lonirer. I.
cap. y8.
Slangen.
Het uytgeparflte Zap der Bladeren op het Vel der _
Menfchen, en de Huyd der Honden geflrccken, doen
de Luyzen cn Tloyen fterven.
Sf 3
't Zelve
Apul. dl
Herb-Mcd.
ft./. 4.
65 1 Beschryvinc der Kruyden , Bollen en Bloemen', III Boek , 6si
U„.. 1.._ rr .. T, ■ T „ '
krachten.
Dol. /, 14.
Ritell. I.
Dnrantet
hifi. Plant.
f»l. 13
Het zelve Zap met Oly van Roozen in de O oren
gedoken , drijf t’cr de pijn van wech, en dood ook der
zclver Wormen. Een weynig daar van met Wijn ge-
dronken, neemt wech de fmerten der Leever en Longe.
Verwekt luft tot de Bijjlaap. Van de Vrouwsperfoonen
gcbruykt met een weynig Saffraan, verdrijft de pijn aan
de Vrott wlij kheyd.
Het Zaad gefloten , en met Mcede en Honig , of
Wijn en Zuyker ingenomen, is goed voor den Hoefi ,
en voor leepe Oogen. Stild zoo wel der Vrouwen als
andere Bloedvloeden. Hetzelve met Wijn gefloten, en
op de voeten gclegt , verzacht de fmerten van ’t Poda-
gra ; geneed de gezwellen der manlijke Leeden , en maakt
dun de dikke Borften.
De rook van dit Zaad dood de Wand - en Plat-
htyz.cn : verdrijft de kloven , 't jeuïge! , de gezwellen
aan Handen en Voeten , veroorzaakt door koude. Het
zelve Zaad van de Vogelen en Hoenderen gcgceten wor-
dende, doed haar fterven.
Met de Oly, uyt dit Zaad geparft, het Hoofd be-
ftreeken , neemt het verjland wech.
CCLXVII HOOFDSTUK.
HTpecoon , of Hypecoum , is koud tot in ’t be- Galen. Ui;
gin van den derden graad, volgens het getuy- simp.Mtj.
nis van Galenus , hebbende een aart van Heul, ^
JJe Bladeren , Bloemen, en Mortelen in Wijn gezo-/9^ * l3**
den, en daar van s morgens een Roemertje gedronken,
opend de verftoptheyd der Leever ; geneert de gebreeken
der zelve, en doeef gemakkelijk Water lojfen.
De Bladeren gefloten , en met Oly , of ook met
Wijn vermengd, reynigen allerley z,eerigheyd der
Mcnfchen : ook de z.ccren der Paerden , en andcrer
Beeften.
Het gcdiftilleerde Water hier van , defgelijks de Oly
der zelve, of ook het daar uytgeparftteZrfp, in de Wen-
den gedaan, geneezenze.
CCLXVIII HOOFDSTUK.
O P.
Twee ver-
anderlijkt
iöorceu
Aanwin-
ning.
P E C O O N.
Us, en, mijns wcetens , niet anders,
v word dit aardig kleyn Gewas in het
J Neederlandjcb genoemd : in het La-
& tijn Hypecoum : in het Italiaanfch
Hipecoo.
Hier van zijn mij in haren aart be-
kend twee veranderlijke foorten ; te wecten :
I. Hypecoum latifolium flore Phocnicio ,
of breed-bladerig Hypecoon met een fchoone , licht-
roode Bloem. II. Hypecoum tenuifolium flore
LUTF.o , of Hypecoon met fmalle teedere Bladeren en
een geele Bloem. Bcyde zijn ze van eeven de zelve Bou-
wing en Waarneemtng.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wel-
gemeftte grond: een opene, luchtige, warme, vrije,
genoeg ter Zon geleegcne plaats, en matige vochrig-
heyd. Blijven niet langer dan eene Zomer in ’t lee-
ven ; geeven in den Herffi volkomen rijp Zaad s en
vergaan daar mee.
Moeten dcrhalvcn meteen waffendc Maan van Maert,
of ook van September, om dat ’t Zaad lang in de aar-
de blijft leggen, weer op nieuws, ruym een ftroobreed
diep, gezayd zijn. Komen anders van zelfs dikmaal
genoeg op door ’t neergevallene Zaad, een Bokshoorn
zeer gelijk zijnde. Hier door konnen ze alleenlijk aan-
gewonnen en vermeerderd worden.
Breed-bla- Het HYPECOUM LATIFOLIUM FLORE PHCCNICIO,
pcccfoaHy' °f breed-bladerig Hypecoon met een fchoone licht-roode
meteen 'ploe'» , krijgt uyt een kort , bruynachtig Worteltje
ichoonc fchoone Bladeren, doch maar een of twee in getal,
de Bloem z‘^nc^c gc*icc^ gefcheyden in neegen deelen: ruftenech-
c ocm‘ ter al to zaam alleenlijk op een ccnig tamclijk-lang Steelt-
je-, drie en drie bij malkander; waar van beyde de on-
Bladeren. derfle drie aan haar Steeltje regt teegens malkander
over , de derde drie in ’t midden van de zelve zitten.
Elk deczcr deelen is eeven groot ; een halve vinger
breed ; voor fpits toegaande , aangenaam groen-ver-,
wig ; aan de randen rond-achtig getakt, en in ’t mid-
den voorzien met cierlijke Aderen. Bij de zelve fchie-
Bloemen. ten onder een of twee lange ronde Steelt jens voort ;
op welker bovenftc punt niet meer als eene Bloem
van de genoemde verwe word gezien ; zijnde fchoon ,
groot , en verdeeld in verfcheydcne rond-achtig toe-
gaande Bladertjens.
■ F ook Hyssop in het Neederlandfch Ntmen.
genoemd. In het Latijn geheeten
Hyssopus : in ’t Hoogduytfch Ispen,
en Isop: in ’t Franfch Hyssope, en
in ’t Italiaanfch Hissopo.
Hier van zijn mij in haren aart be- Verfchey-
kend vcrfcheydene veranderlijke foorten; te weeten: deveran-
I. Hyssopus vulgakis flore cccruleo , Qf ^erliikc
gemeene TJop met een blauwe Bloem. II. Flore al- oortcn’
Jio , of met een witte Bloem. III. Flore rubro,
of met een roode Bloem. IV. Folio albo macu-
loso , of met wit-bonte Bladeren. V. Folio luteo
variegato, of met (icel-bontc Bladeren. VI. Hysso-
pus tenuifolius, of TJop met Jmalle Bladeren. Meeft
alle van de zelve Eouwmg en M aarneeming.
Zij beminnen een gemeene, zandige, goede aarde , Grond,
met weynig, of geen Mirt voorzien : een luchtige,
welgeleegene plaats , en matige vochrigheyd. Blijven
eenige jaren lang in ’t leeven. Verdragen allerley on-
gcleegcntheedcn der Winter : bloeyen ieder Zomer , en Zaad.
geeven rijp Zaad: ’t welk met een wafTeride Maan van
Maert , of April , niet diep, ook holletjes, de aarde
word aanbevolen. Hier door konnen ze veel bequa-
mer aangewonnen en vermeenigvuldtgd worden , als Aanwin-
door hare van zelfs wortelende Takjens: die men defge- ninS-
lijks met een waffende Maan in April van de oude af-
neemt en verplant.
Het Hyssopus tenuifolius, of fmal-gebladerde Smal-ge-.
Tfip, is van naturen veel teederder dan de andere foor- bladerd.c
ten. Bemind uyt eygener aart een gantfeh zandige JnzeLan-
aardc. Geeft in deeze Gewcftcn noyt eenig rijp Zaad. den zon-
Word ook gemeenelijk door de Vorft in de Winter der Zaad.
wechgenomen: doch ieder Voorjaar verplant zijnde,
gelijk noodwendig gefchicden moet, blijft veel bee-
ter over.
Maar fchoon men in onze Landen het Zaad van Aanwin-
deeze foort moet mirten , zoo kan men ze echter aan- ninS*
winnen door hare teedere, dunne, lichtelijk Wortel-
fchietende Takjens , welke men op de boven verhaalde
wijze van de oude afneemt en verplant. Eenige der
zelve worden ’s M inters binnens huys droog gehouden:
en moeten ook in den Herffi voor veelvochtighcydoe_
wagt en bewaard zijn.
Het is aanmerkens-waardig, dat het Zaad van TJop, Zeld-
gewonnen van de foorten met een witte en meteen roo- “amkeyd
de Bloem , gezayd zijnde , geen andere als met blauwe Zaaddes
Bloemen voortbrengt, ’t Zaad van deeze, op de ge- Yfops. *
noemde tijd weer in de aarde gelegt, brengt niet al-
leenlijk Planten met blauwe, maar ook weer met witte
en met roode Bloemen te voorfchijn.
Men
6J3
Ysop. J A CÉ As
^54
Andere Men diend ooit wel in acht te ncemen ; dat de Tfop
aanmerke- met Je voorheenen gedachte bonte Blader en, met’ er tijd
lijkheyd. komt te veranderen in een eenverwige groenheyd. Men
moet derhalven altijd inleggen eenige van de alderfchoon-
fte bonte Takjens , om Wortelen te vatten ; zoo wor-
den ze langer bewaard bij haar aardige veranderlijkheyd
der couleuren.
KRACHTEN.
Galen. lib. ~\T Sop , of Hyjfopus , is droog en verwarmende tot
Med.Stmf. Y jn den derden graad: ook zuy verende, openen-
jEtius 1. 1. de, afvagende van aart , en fijn van deelen.
Serm. i. In Wijn, ’t zij alleen, ’t zij met Vijgen, een wey-
nig Ruyt, en wat Honig te zamen gekookt; of ook het
Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn en Zuyker
of Honig ingenomen, is zeer aangenaam voor de Maag;
Diofc. 1 3. verfterkt de zelve, en maakt eetenslufl. Is goed voor
f'3°' een oude quade Hoef , en andere koude gebreeken , zoo
van de Borfl als Longe. Neemt ook wech de verfopt-
heyd der zelve , en de Kortademheyd. Verteerd de
vocht igheeden en Jlijmerigheyd der Harjfenen en Zeenu-
wen: opend de verfloptheyd. van het geheele Ingewand:
Trag.h. weerftaat het vergif Maakt dun allerley grove en taye
c. 14. Pochten, de zelve door de Stoelgang uytjagende. Doed
Kafis lib. gemakkelijk Water lojfen: verdrijft de koude Pis ; dood
^Mefüeslib. Wormen ; verwekt der Vrouwen Maandfonden : is
Simp-pur. dienftig tccgens de vallende Ziekte-, de Geel - en Milt-
c. 18. zucht , de opjlijging van de Moeder ; de ftcekcn en bee-
fi'ftTlant ten van ê*ft'ée Dteren. Doed de vierde-daagfehe Koort-
fol.xtf. allen xken verminderen ; de Menfchen een goede ver-
we des Aangezichts bekomen. Geneeft alle lopende ga-
ten cn gezwellen , niet alleen hier van gedronken, maar
ook ’t Poeder daar op geftroyd.
Tfop in Edik gezoden, en dan de zelve in de Mond
gehouden, verdrijft de Tandpijn.
Tuehf.hifi. In Water gekookt, en opgelcgt, fcheyd en verteerd
tl.c.$x6. het geronnene "Bloed-, neemt ook wech de blauwe plek^
ken , door ’t zelve veroorzaakt.
Flin.l.16. Het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn op
t. ii. heete Gezwellen en Zweer ingen gedaan , verzacht de zcl-
f 2T26 ve’ ^ct Honig en een weynig Salpceter vermengt ,
dan op de Oogen gelegt , verfterkt en fcharpt het Ge-
dicht. Met Wijn, Vijgen en Ruyt in Water gezoden,
dan daar meé de Keel gegorgeld , de Mond gcfpoeld en
gewaftchen , doed al de Gezwellen det zelve rijp worden,
en verteeren.
Dedoi.in Met het Water, of de Wijn, daar men Tfop in ge-
Addit.l.y. kookt heeft. Hoofd en Handen gewaftchen, geneeft
c- 19‘ de Schurtfheyd, en quade Krauwagie der zelve.
Matth.l. 3. ’t Zelve verrigt ook de Tfop, gefloten en met Oly
c.16. gemengt ; of ook in Oly gezoden; wechncemende ,
niet alleen de fchurftheyd der Menfchen , maar ook die
der Beef en. Dood daarenboven de Luyzen , en ver-
jaagd de jeuking des Hoofds.
Zohl. l.t. Met de gediftillecrde Oly van Tfop de fappe en
fol.Sxt.
verkpude Zeenuwcn geftreeken , verwarmd en verfterkt
de zelve.
CCLXIX HOOFDSTUK.
C E A.
Iet alleen in het Necderlandfch , maar
ook in het Latijn , dus genoemd :
in het Italiaanfch Jaccea ; in het
Hoogduytfch Flockblum.
1 Hier van zijn mij in haren aart
Vcrfchey- bekend geworden deeze veranderlijke
dene . foorten :
verander-
lijke foor- E J ACEA VULGARIS NÏGRA ELORE PURPUREO ,
tenj of gemeene zwarte Jacea met een purpure 'Bloem
II. Florealbo, of met een witte Bloem. III. Ma-
jor LUTEA CAPITE SPINOSÖ , of gfbotè geele met
fleekpnde Hoofdjens. IV. Major laciniata flo-
RE PURPUREO, of groote gefneedene met een purpure
Bloem. V. CaMpèstris Lusitanica capite E-j
CHiNATO , of wilde Por tugalfche met een Doornachtig
Hoofdk Vl. Latifolia Hispanica , of Spaanfche
breed-bladerige Jacea. VII. Jacea Centauroides tot twaalf
LUTEA Africana maxima, of aldergrootfle geele Ja- getal
cea met Bladeren van groot Centaurium , of Sant or ie. '.00r‘*
VIII. Jacea bcctica capite Echinato , of Ja- s
cea uyt Andaluzien ; met wonderlijke doornige Zaad-
hoofdjens. IX. Jacea Candida Ragusiana , of
zeer fchoone Sneeuw-witte Jacea, groeyende ontrent
Raguza. X. Jacea Montana laciniata, of Berg-
Jacea met aardige gefneedene Bladeren. XI. JaceA
Montana Gallica, of Franfche Berg-Jacea. XII.
Jacea Ole/efolio, of Jacea met Bladeren van Olijf-
boom , ook genoemd PtarmiCa Austriaca , of
Ptarmica uyt Oofienrijk. van Carolus Clusius.
Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en M'aarnee-
mingi
Ee venwel beminnen ze al te zamen een goede , ge-\Vatvodr
meene , zandige , liever een ongemeftte als gemeftte ecn. 6r0"*
1 0 ■■ ? . zij bemia-
grond ; een warme , vrije , wclgeleegenc plaats , en n^n
weynig Water. Blijven eenige jaren lang in ’t keven.
Konnen tamelijk wel de koude en andere ongeleegent-
heeden der M'inter uytftaan. Geevén ieder jaar Bloe- Bloemen ,
men, maar in deeze Landen noyt, of zeer zelden , ten döchzel-
zij met heete drooge Zomers, volkomen rijp Zaad ;
bchalven het Jacea vulgaris nigra flore pur-
pureo, of gemeene zwarte Jacea met een purpure
Bloem-, ’t welk zijne volle rijpheyd verkrijgd.
Jacea latifolia Hispanica, of Jacea met bree- jaCeauyt
de Bladeren uyt Spaanje ; Campestris Lusitanica Spaanjc:
capite Echinato, of wilde Portugalfche Jacea Portu'
met een doornachtig Hoofd , en Jacea Centauroides Atrica.^
LUTEA Africana Maxima, of aldergrootfe geele
Jacea uyt Africa, konnen, buyten ftaandc, niet wel
de koude der Winter verdragen. Moeten derhalven ,
in Potten gezet , binnens huys droog bewaard wor-
den ; vermits ze niet alleen door de Vorfl , maar ook
door veel Reegen , lichtelijk van haar teeder keven wor-
den beroofd.
De Jacea Ole^ëfolio , of Jacea met Bladeren Jacea met
van Olijfboom , anders genoemd Ptarmica Austria- Bladeren
ca , blijft niet meer dan eene Zomer overig: geeft in böom>llJ*~
den Herfft rijp Zaad , en verfterft daar mee. Moet
derhalven met een waftende Maan van Alaert of April
op nieuws gezayd zijn in de voorheenen befchrecvene
grond , op een warme plaats , of Ook wel in een Pot*
niet diep, maar hol. Kan niet veel Water verdragen , Bloertieö.
inzonderheyd niet de Zaadknop , wanneer hare aange- Zaad.
name , en in hare kracht afgefneedene onverganglijke Aanwm'
Bloem, verwelkt is. Want dan verrot ze zeer lichte- nin^’
lijk, en laat geen goed Zaad na; door welk middel zij
echter alleenlijk vernieuwd en vermeenigvuldigd kan
worden.
Mceft al de andere worden in deeze Gewcftcn alken Aanwiri-
vermeenigvuldigd en aangnvonnin door hare aange- n’nS van
groeyd e jonge Scheut jen s; welke men met een waftende fo0r*"{|cr°'
Maan in April van de oude afneemt, en verplant.
TaCea Móntana Gallica , of Berg-Jacea, Berg-Ja-
welke ik , door Frankrijk ^ reyzende , ontrent de ftad cea van
Tours heb gevonden, fchiet uyt een bruyn-verwige; wortel'^’
teedere, met eenige Vee zelen voorzien zijnde Mortel ,
zeer aardig-geftelde Bladeren , op een wonderlij'ke wij-
ze ingefneeden , aangenaam bleek-groen van verwe ,
zacht van aart , een weynig blinkende ; ontrent een
halve Maatvoet,- of wat minder, lang; fmal; aardig
gefcheyden in zeef veel ongelijke Deelen ; waar van Gedaante-
zommige gelijk 'teegens malkander over, eenige neer- ller Bladc-
waaits gebogen , andere weer opwaarts gekeerd ftaan : ren’
doch al te zamen voor in een breed , met eenige hoeken
voorzien, en een fchup of fpade gelijk zijnde punt eyn-
digendev
Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 6j6
digende. In de Mond geknauwd, vallenze niet on-
aangenaam van fmaak. In ’t midden zijn ze begaafd
met een matig-breede Rugge ; uyt welke cenige wey-
nige teedcre Adert jens voortkomen, doch niet, als in
de breede gedeelten , zichtbaar. Van naturen ftaan ze
niet regt op, maar leggen haar gemeenclijk in het ron-
de plat op , of ecven boven de aarde neer.
Geftalte Uyt welker midden een , twee , of ook wel drie
tier Bloe- Steden, opfehieten, zijnde rond, met verheevene tec-
mcn’ dere Streepen , en eenige fmal-gepuntte cn gehoekte
Bladert jens voorzien. T uiïchcn welke , ook in ’t bo-
venfte gedeelte der Steden , de Bloemen, ruftende op
lange, dunne, en ruygachtige Steelt jens, te voorfchijn
komen. Zijn matig groot , rond van ftelling ; van
buyten ruyg , van binnen gantfeh geelverwig , cn
zonder eenige reuk. Als ze zes of agt dagen lang open
geftaan hebben , vergaan ze in haar zelven , nalatende
Zaad. een bruyn , langwerpig en tceder Zaadje , dat van
het Dens Leonis, Pacrdsbloem, of Hondstong gelijk-
vormig ; ook met zulk écn wolligheid boven voor-
zien.
Zeer Jacea Candida Ragusiana , of zeer fchoone ,
lchoone Sneeuw-witte Jacea , groeyende ontrent Raguza , is
witte Ja- ■ccn zeer hevallijk en fchoon Gewas-, in al zijne deden,
cea van bchalven de Bloemen, zuyver-wit, gelijk Papier. Ver-
Raguza. gaat ook niet haaft , . maar blijft cenige jaren lang in
’t leeven. Krijgt uyt een bleck-bruyn-verwigc, een
vinger dikke, matig lange, en in eenige weynige Zijde-
takjens verdeelde Wortel zeer aardige cn beziens-waardi-
gc Bladeren ; uyt ’t bovenfte der zelve, digt boven
malkander , en in ’t ronde voortfehietende, in gedaante
die van het Asplenium , of Liiwonium Elegans
Aspleniadeum , niet zeer ongelijk. Zijn niet blin-
kende ; een kleyne hand, of daar ontrent , lang j een
duym, wat meer of minder, breed; doch voor alder-
breedft: gefcheyden , of verdeeld, in neegen , elf, der-
tien, of vijftien korte, cn voor ftomp, of rond toe-
gaande deden-, zomtijds regt, zomtijds fchuyns teegens
malkander over aan hare dikke , boven platte, onder
Gedaante half-ronde Steden gcftcld. Het voor aanftaande deel
'BUderen* ’s *■ alderbreedfte , grootfte, cn rondfte; eevenwel ook
met cenige kleyne hoeken voorzien. Dik cn zacht van
aart zijn ze. Staan ook gemeenelijk opwaarts gekeerd,
en ftccvig ; zelden neerwaarts hangende, als alleenlijk
door ouderdom of zwakheyd. Van buyten zijn ze hel-
dcr-wit ; welke witheyd beftaat uyt een kort gefchoo-
rene, cn eeven zichtbare woligheyd-, van binnen aange-
naam en zuyver groen , met cenige geelheyd vermengt,
als men ze van malkander breekt : ook vcrcicrd met
cenige weynige Aderen-, niet zichtbaar, als in de groot-
ftc en breedfte deelen; en dan noch onder meer als
boven. In de Mond geknauwd wordende , zijn ze
zeer bitter van fmaak ; ook een weynig te zamentrek-
kende van aart.
KRACHTEN.
DoJ.lj. 'X-Acea is verwarmende , verdrogende, en te zamen-
f-S- I trekkende van aart.
I In Water, of Wijn, gezoden; daar mee de Keel
gegorgeld , de Mond gefpoeld en gewafichen , doed
fcheyden , vergaan , en gencezcn alle varjfche zweeren
en hardigheyd van de Mond, Keel en Strot : ook der
zelvcr gezwellen rijp worden en doorbrecken.
LoM. I i. Het gediftilleerde Water deezer Plant, of het daar
fol. 641. uytparfttc Zap , heeft de zelve kracht cn werking.
Zuyvcrd en gcnccft daarenboven allcrlcy Wonden en A-
pojlematien , als men de zelve daar meê wafcht.
Tabern.Uk. 1° Wijn gezoden, cn ’s morgens een Roemertje daar
i.caf.ii. van gedronken ; of anders een Drachma van het Poeder
Sett.f. der gedroogde Bladeren met Wijn nuchteren ingenomen,
of met andere fpijzen gebruykt, is goed voor de geene,
die van binnen gefcheurt , gebrooken , of door eenig on-
geval verkeerd zijn.
CCLXX HOOFDSTUK.
S T OE B E.
Eyde in het Neederlandfch en Latijn Namen.
Hl IllflËi? mCt ^cezcn » en * m‘ins weetcns, tot
noch toe met geenen anderen naam be-
swil Jw hend: in het Hoogduytfch Stobe, en
'n <t: Italiaanfch Stebe. Is een mcede-
foort van de Jacea.
Hier van zijn mij in haren aart bekend twee onder- Tweeon-
fcheydene foorten, als: derfchey-
I. Stccbe Salamantica prima Clusii , 0fdencloof-
eerjle Stcebe van Salamanca , bcfchrecven van Caro- tCB"
Lus Clusius. II. Stcebe Salamantica secun-
da Clusii , of Stcebe van Salamanca de tweede van
Clusius. Beyde zijn ze van de zei vcBouwig cn Waar-
neeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige aarde, Grond,
met een weynig twee-jarige kleyn gewreevene Pacrde-
mift, doormengt: een vrije, welgeleegene plaats, en
niet veel Water; vermits ze daar door aan hare Wortel
lichtelijk verrotten. Verdragen ongeerne de Winter-
koude deezer Landen. Worden derhalven , in Potten Queeking.
ftaande , in ’t begin van Oktober binnens huys gebragt,
op een luchtige plaats , waar in niet als bij vriezend
Wcêr word gevuurd ; gedurende deeze tijd met wey-
nig of geene vochtigheyd onderhouden * en niet voor
in het laatfte van Maert , met een aangename Ree-
gen , weer buyten gezet : dan noch eevenwel voorzich-
tig gewacht en wel gedekt voor koude nagten en haynge
winden.
Zelden blijven ze langer dan twee jaren in ’t leeven. Bloemen.
Geeven in de eerftc, ook in de tweede Zomer Bloemen ,
doch geen volkomen Zaad. Dan verftervenze. Kon-
nen ook door geen andere middelen , als door haar
Zaad, aangewonnen worden : ft welk, uyt Spaanje her- Aanwin.
waarts overgezonden , met een wadende Maan van April ning.
of May in een Pot gezayd moet zijn, niet diep, maar
hol en luchtig. .
KRACHTEN.
DE Bladeren, dclgelijks het Zaad van Stcebe j j££jnj j
zijn droog tot in den derden graad : daarbenec- taf. 3.
vens te zamentrekkend van aart.
De Bladeren in Wijn gezoden, en daar van ’s mor- Diofc. 1. 4.'
gens nuchteren een Roemertje gedronken ; of anders f,I2‘
een Drachma van ’t geftotene Zaad met Wijn ingeno-
men, ftopt allcrley vloeden des Buyks-, ook de r oode Loop.
Is goed voor alle hitsige en pejlilentiale Koortz.cn. Neemt
wcch de Hert klopping. Verdrijft het Colijk. ; alle Galen. lii.
Darmkrimping ; de koude Pis : en geneeft de etterige SimpS.
Ooren , daar in gedaan zijnde : ook de- geene , cfie
door een hooge val , of op cenige andere wijze zich
van binnen verz.eerd hebben. Hecld de beeten en ftee-
ken der giftige Dieren.
Het Zaad gefloten , en op de Wonden gclegt , rey-
nigd en geneeft de zelve.
Met het gediftilleerde Water de O ogen dikmaal ge-
waflehen , neemt der zelver fmerten en roodigheydy/cch. c. u.
CCLXXI HOOFDSTUK.
SERRATULA.
■ Ord van een ieder, beyde in ’tNeeder- Namen.
lanfeh en Latijn , dus genoemd, om
dat hare Bladeren aan de randen gelijk
een Zaag getakt en aardig ingefneeden
zijn. In ’t Hoogduytfch Scharten-
kraut ; in ’t Italiaanfch Serrato la .
Hier
8— r
.
r -'*
V
■
1 ■ r
✓r
<$57 Serratula. Sint Jacobs kruyd. 65S
Twee- Hier van zijn mij in haren aart tweederley foorten be-
ilerley kend geworden , namentlijk :
foorten. j. Serratula vulgaris , of gemeene Serratula.
II. Serratula Americana, of Amertcaanfche Ser-
ratula. Beyde zijn ze in hare Bouwing en Waarneeming
zeer verfchillende.
Gemeene De Serratula vulgaris , of gemeene, is hard
Serratula. van aart> Bemind zoo een wel een goede, gemeene ,
zandige, en welgemeflte , als een kleyige aarde : meer
een luchtige en wclgelecgene, als fchaduwachtige plaats,
en veel Water. Blijft veele jaren in ’t leeven. Geeft
ieder Zomer Bloemen , en bij goede tijden volkomen
rijp Zaad.: ’t welk met een wafTende Maan van Zprtl
of May niet diep gezayd moet zijn. Hier door wor-
Aanwin- den ze aangewonnen en vermcenigvuldigd. Maar dan
ning. ook door hare aangewaflene jonge Wortelen : welke
men op de zelve tijd en Maan van de oude afneemt,
en verplant.
Amcri- De Serratula Americana, of Serra-
camfche tula uyt America , is een zeer fchoon en beziens-
Serratula. waarcjjg Gewas , doch van een veel teederder natuur
als de gemeene. Bemind een zandige , goede aarde ,
" met een weynig twee-jarige Paerdemifl, Mol der ver-
rotte Boombladeren , kleyn-geklopte roode Steen , en
Grond. met Zand wel door-gearbeydde hard-gewordene Kalk
doormengd : tamelijk veel vochtigheyd gedurende efe
Zomer : een opene, wel ter Zon geleegene plaats, voor
alle koude O ofte- en Noorde-winden bcfchut.
Bloemen. Blijft cenige jaren lang in ’t leeven. Geeft elke Zo-
mer Knoppen, met Schubbetjens voorzien; en uyt den
gcelcn purpurachtige Bloemen-, beflaande uyt elf, twaalf
en dertien langwerpige , voor ftomp-rond toegaande
Bladertjens , ruyg van aart , en van binnen met eeni-
ge gccle Keez,cltjens vercierd , veel fchooner als die
van de vorige; doch noyt in deeze onze Geweflen eenig
goed Zaad.
Gedaante Hare Bladeren, welke ze in den Herjft verliezen,
der Blade- 2jjn achter een kleyne vinger, of daar ontrent, breed;
rcn' allenxken na vooren fpits toegaande; een geheele vin-
ger , wat meer of min , lang ; doch hoe hoogcr hoe
kleyner; ook boven onder de Bloemknop aldcrkleynfl,
en aldaar digt boven malkander zittende , altijd opftaan-
de. Rauw van aart zijn ze, aangenaam-groen-verwig,
onder bleek-wit ; hol en luchtig boven den anderen nu
aan de eene, dan aan de andere zijde voortkomende ;
hangende aan zeer dunne , ronde , regt-opftaande ,
Wortel, gedachtige Steelt jens , gemeenelijk neerwaarts. Aan
de kanten zijn ze zeer aardig getakt. Komen in ’t Hoor-
jaar weer voort uyt een tcedere, veelvoudige, Keez.el-
achtige, welriekende Wortel.
Waarnce- Deeze Gewajfen konnen gantfchelijk geen koude Hcrfft-
mingin reegenen, flerke Winden , Rijp, veel min felle Korft ver-
dc Winter, dragen; vermits ze fchielijk door de zelve van ’t leeven
worden beroofd. Moeten derhalven in ’t begin van
OElober, of, na tijds gelccgentheyd, een weynig eer-
der , binnens huys worden gebragt , op een luchtige
plaats, waar in niet anders als bij vriezend Weer word
gevuurd ; en gedurende de Winter moet men ze met
flegts een weynig Rcegcn-water van boven begie-
ten : in het begin van April , met een reegenachtige
Lucht , weer buyten flellen ; doch wel dekken en
voorzichtig wachten voor koude nagten , bayrige of
Jchrale winden.
Aanwln- Kan hier alleenlijk aangewonnen en vermcenigvuldigd
ning. worden door hare aangegroeyde jonge Looten ; welke
men met een wallende Maan in April van de oude af-
neemt en verplant.
KRACHTEN.
Camernr. 1 \ E Serratula is warm en droog in den twee-
/.4.C.Z0. I 1 den graad , doch zonder eenige te zamen-
trekking.
Taberntm. De Bladeren in Wijn gezoden, cn daar van ’s mor-
gens nuchteren een Roemertje gedronken; of een /;£. ,.e.i£
Drachma van het Poeder der gedroogde Bladeren met SeS. r-
Wijn of eenig ander Nat ingenomen, is goed tecgens
de neer zinking der Darmen, Breuken, of Gejcheurd- '
hejd : ook voor de geene , die door een hogen val zich
van binnen verkeerd ; en gebrokene , of verftuykte
Leeden hebben , veroorzaakt door flaan of vallen.
Want het fcheyd zeer gelukkig, en verteerd het geron-
nene Bloed.
Het Poeder der gedroogde Bladeren in een Wond LoM. 1. 1.
geftroyd , of de zelve gewaffehen met roode Wijn
daar deeze Plant in gezoden is geweeft , zuyverd de *
zelve, doed'cr ’t vleefch in groeyen , cn geneeflze te
gelijk. Met de zelve Wijn zomtijds gebet de zee-
re Tecpelen van der Vrouwen Borften , neemt’cr de
pijn van wcch.
De Bladeren en Wortelen te zamen gefloten, cn paps- Matth.l .4.'
wijze uytwendig op de Breuken, of Gefcheurtheyd ge- c. i..
legt, heelen ’t gcborflene weer te zamen.
De Mortelen van Serratula uyt America, of Serra- Deugden ,
tula Amencana , zijn uyt cygcner aart bitter van
fmaak ; ook verwarmende cn verdrogende tot in den
derden graad.
De zelve gedroogd , gefloten , cn twee Drachmen der Serra-
daar van met Wijn ingenomen, doen zachtjens purgee -
ren, en drijven uyt, zonder eenige ongelcegenthcyd , mcr ^
allerley koude en f lijmerige vochten. Vcrflcrken daar-
enboven ’t Hert , ' de Leever , de Lor.ge , en alle an-
dere inwendige deelen des Ligchaams.
Wccgens deeze goede cn dicnlligc werkingen word
dit Gewas van veele zeer begeerd ; cn de geene die ’t
gebruyken , worden de goede gevolgen der werking
haaft gewaar.
CCLXXII HOOFDSTUK.
SINT JACOBS KRUYD.
Us genoemd in het Neederlandfch , Namen,
word in het Latijn geheeten Jaco-
BAtA : in het Hoogduytfch Sant Ja-
cobs blum, of ook Sant Jacobs
kraut : in het Franfth Herbe ou
fleur Di Sant Jaqj/es : in het
Itahaanfch Herba di San Tacomo ; of S. Gia-
cobo.
Hier van zijn mij in haren aart vier onderfchcydcne vier on-
foorten bekend ; namentlijk: dcrfchey-
I. Jacob/EA vulgaris, ongemeen Sint Jacobs dcne ioor'
kruyd. II. Marina , of aan de Zeekant groeyende-,
’t welk ook Cineraria , of Aschkruyd word gc-
hceten , weegens de verwe der Bladeren. III. Jaco-
b <ea Marina altera Jive viridis, of tweede foort
van Zee-Sint-Jacobs kruyd-, waar van de Bladeren zon-
der witrigheyd veel groener, de B loemen grootcr , veel-
voudiger cn holler gefield zijn. IV. Jacobala no-
dosa Americana , of geknobbeld Sint Jacobs kruyd
uyt America. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwtng en
Waarneeming.
Zij beminnen echter al te zamen een goede , ge- Grond,
meene , zandige aarde ; met weynig of geen vetrig-
heyd vermengd : een vrije, warme, en welgcleegene
plaats.
De Jacob.ea vulgaris, of gemeen Sint Jacobs Gemeen
kruyd, blijft niet langer dan twee Zomers in ’t leeven. Sim Jacobs
Verdraagd felle koude , en allerley ongeleegentheeden Kru> J*
der Winter. Geeft in ’t tweede jaar Bloemen , en in
den Herjft volkomen rijp Zaad. ’t Welk met een waf-
fende Maan van Aiacrt of April de aarde word aanbevo-
len. Alleenlijk hier door konnen ze vernieuwd en ver-
meenigvuldigd worden.
De Jacobtea Marina, of aan de Zeekant groeyend /\an je
Sint Jacobs kruyd, beyde de foorten, zijn teederder van Zeekant
T t natuur
6)9 Buschryvïng der Kruyden , Bollen en Bloemen , ÏII Boek, 66o
groeyend natuur. Verdragen ongeerne veel koude Herffl-reege-
Sintjacobs nen, en Eren ge Forjl. Worden derhalven, in een Pot
gefield zijnde, in ’t begin van O ft ober binnens huysge-
ky foort. bragt, op een luchtige plaats , waar in niet als bij vrie-
zend Weer word gevuurd : gedurende deeze tijd on-
derhouden met flegts een weynig Recgenwater, haar
van onder in een Pan gegeeven ; en niet voor in ’t be-
gin van April weer buyten gefteld , met een zoete Rec-
gen. Geeven in deeze Landen noyt cenig rijp Zaad.
Aanwin- Echter kan men haar genoegzaam vermeenigvuldigen
ning. door hare aangewaflene en van zelfs Wortelfchictcnde
Takjens , welke men met een wallende Maan in April
van de oude afneemt , en verplant.
Ameri- De Jacob/ea nodosa Americana , of Ameri-
caanfch caanfch Sint Jacobs kruyd met een knobbelachtige Steel,
Sf Jacobs is een fchoon Gewas. Schiet uyt een groote, fterkc ,
' gecl-verwige Wortel tamelijk dikke, hooge en ronde
Steden , met veele knobbelige Leeden vercierd. Uyt
welke voortkomen aan beyde de zijden der Steel, regt
teegens malkander over, op dunne Steelt jens ruftende
Bladeren. Bladeren , groot , fchoon , en gemcenelijk zich een
weynig neerwaarts buygcndc. Zijn aangenaam-grocn
van verwe ; aan beyde zijden met vier breede deelen,
ook voor in een eyndigende , ingefneeden ; alle met
kleync Tandjens, en met zeer zichtbare groote Aderen
inwendig voorzien.
Grond. Bemind een zandige grond , met een weynig twee-
jarige Paerdemift en ’t Mol van verrotte Boombladeren
doormengt : een vrije , warme , welgeleegenc plaats ,
en tamelijk veel vochtighcyd. Blijft lange jaren in ’t
leeven; doch geeft zelden, ten zij bij droogc Zomers,
Zelden Bloemen, en noyt in deeze Gcweftcn eenig Zaad. Ver-
bloemen , draagt ongeerne koude Herfftreegenen , en fterke Forfl.
iu°deez<:d Word derhalven , in een Pot ftaande, ’s Winters bin-
Laudcn. ncns huys gefteld op een luchtige en warme plaats ; met
zeer weynige vochtighcyd onderhouden , en niet voor
in ’t begin van April, met een aangename Lucht en
Reegen , weer buyten gebragt.
Aanwin- Kan in onze Landen niet anders aangewonnen wor-
ning. den, dan door hare aangegroeyde jongen; welke men
met een waffende Maan in April van de oude afneemt en
in Potten verplant.
KRACHTEN.
DoJ.l.ii. C'' Int Jacobs kruyd , of Jacobaa vttlgaris , is ver-
t. ao. warmende en verdrogende tot in den tweeden
graad ; daar neevens een weynig zuyverende ,
vcrtcercnde, en fcheydendc van aart.
Matth.l.4. In Wijn gekookt , en daar van gedronken , doed
c.c/z. weer voortkomen de opgehoudene of verft op te Aiaand-
Jlonden der Vrouwen.
Lobcl.l. 1. Het Poeder der gedroogde Bladeren, of het uyt-
fol.% 7°. geparftte Zap der zelve , gedaan in kittige Wonden , ho-
pende Gaten, en vuyle of voor t eet ende Zeer en, reynigt
en genceft de zelve.
Durantes De Bladeren in Water of Wijn , met een weynig
kift. riant. Honig daar bij gedaan, gezoden, dan de Mond daar
Traguil. 1. me<-‘ gewaflehen, en de Keel gegorgeld , is goed voor
e. 97. de Scjtiinantie, of het Keelgezwel : alle heete zweer en
en zeer en in de Keel , dclgelijks der Amandelen ;
want zij fcheyden ze en gencezen ze. De Wonden en
hopende Gaten daar mee gewaflehen en gezuyvcrd ,
ook op alle vurigheyd gelcgt, reynigen en geneezen de
zelve.
Trofp. Al- De Bladeren van Zce-Sint -Jacobs kruyd , of Ja-
pin.de tl. cobaa Marino., in Wijn gekookt, en daar van ’s mor-
gens nuchtcren een Roemertje gedronken, openen de
Camerar. vcrjloptheyd des Ingewands : ontfluyten en zuyveren de
4.C.94. Aloeder : verwarmen ook dezelve. Ncemcn daaren-
boven wech de winden , de onvruchtbaarheyd , en de
opjhjging. Zijn meede goed voor ’t Graveel , de Steen
der Nieren , en der Blaas. Verwekken der Vrouwen
Alaandftondcn , en gencezen allerlëy Wonden.
CCLXXIII HOOFDSTUK.
KERS.
welbekende Plant , in ’t Neederr Namen.
fÜl landfeh dus, ook van veele Kors ge-
wtn bceten : in ’t Latijn Nasturtium :
lag] 'n 'C Hoogduytjch KresZ : in ’t Franfch
Cresson : in ’t Jtaliaanfch Nastur-
Hier van zijn mij in haren aart elf bijzondere foor- Elfbijzori-
ten bekend ; teweeten: dcreiéor-
I. Nasturtium hortense, ofThuyn, Hof,' an- tCn‘
ders ook bijtende Kers. II. Hortense crtspum, of
gekrulde Thuyn-Kers. III. Minus , of kjeyne Kers.
IV. Minimum, of alderkjeynfle Kers. V. Indicum,
of Indiaanfche Kers. VI. Indicum rotundifolium,
of Indiaanfche Kers met ronde Bladeren. VIL Lati-
folium hyemale , of brccdbladerige Winter-Kers ,
ook Barbarea genoemd. VIII. Pratense fi.ore
simplici, of /Cm, groeyende op Grasvelden, meteen
enkele Bloem, ook Cardaminf. gehccten. IX. Flore
pleno, of Kers met een dubbele Bloem. X. Carda-
mine alpina trifolia , of Berg-Cardaminc met
drie Bladeren. XI. Nasturtium acü'ATicum , of
Water-Kcrs. Niet alle van de zelve Botswing en W.tar-
neeming.
De gemeene Thuyn-Kers , gekrulde Thuyn-Kers, al- Drieder-
derljeynjle Thuyn-Kers , Indiaanfche Kers, en Indiaan- ley Hot>
fche Kers met ronde Bladeren , beminnen een goede , j" 'jwce*
gemeene, zandige, en met oude Paerdemift wel voor- indiaan-
ziene grond : een opene , warme , bcquaam-gdcegenc fchc Ken.
plaats , en matige vochtighcyd. Blijven niet meer
dan eene Zomer in 't leeven : geeven in den llerffl rijp
Zaad, en vergaan daar mee. Moeten derhalven met
een wadende Maan van Alaert op nieuws gezayd zijn.
Want alleen door dit middel konnen ze aangnvonnen en
vermeenigvuldigd worden.
Het Nasturtium crtspum hortense, of de Gekrulde
gekrulde Thuyn-Kers , verheft met’cr tijd lichtelijk hare Hof-Ken.
aangename gekrnyfdheyd. Men moet derhalven altijd
’t Zaad alleenlijk winnen van ’t aldcrfchoonfte, en het
zelve zayen na ’t laatftc quarticr der Maan, zoo blijft
het eenige jaren in ftaat.
Het Nasturtium Indicum, of Indiaanfche Kers, Indiann-
in de aarde geplant zijnde , waft zeer weelderig voort. lc,ie Kcr*-
Geeft een grooten overvloed van Bladeren, doch wey-
nige Bloemen. Word derhalven veel bcquamer geoor-
deeld, dat men haar in een Pot zette; wijl ze daar in,
door hare veelvoudige Wortelen en weynige aarde in
hare drijvende kracht als bedwongen wordende, wey-
nige Bladeren, maar veele fchoone Bloemen, tot aan de Bloemen.
Winter durende, te voorfchijn brengt. Wanneer het
Zaad, zijnde groot, grocn-vcrwig, en gemcenelijk Zaad.
twee of drie bij malkander gevoegd, rijpheyd bekomt,
word het blcek-geel uyt den groenen, en valt dan af;
ook als men met de hand daar aanraakt : derhalven dik-
maal daar na gezien moet worden.
Het Nasturtium hyemale, anders Barbarea, Winter-
of Wwter-Kers, is hard van natuur. Verdraagt felle Kers*
koude, en alle ongeleegenthecdcn des tijds. Blijft niet
meer dan twee Zomers in ’t leeven. Geeft in het
tweede jaar volkomen rijp Zaad, cn vergaat dan. Moet Zaad ; «n
derhalven ieder Foor jaar , of om ’t tweede, t 'eikens aanwin-
weer op nieuws gezayd zijn ; niet diep. Anders komt ni"S‘
het ook, door het neergevallene, dikmaal van zelfs ge-
noeg voort. Kan alleenlijk hier door vermeenigvuldigd
worden.
Het Nasturtium pratense , of Cardamine Andere
FLORE SIMPLICI ET pleno, Cardamine, of A'm , *°Qrten
groeyende op Grasvelden , zoo wel met een enkele als van K‘crï'
dubbele Bloem', trifolia, of Cardamine met dricBla-
dtren ; minus , of kjeyne Kers , en Nasturtium
aqtja-
66i
66 i
Kers. Wilde Kers.
aquaticum , o (Water-Kers, beminnen uyt eygener
aart een gedurig-vochtige, wclgemeftte grond: meer
een fchaduwachtige als een luchtige plaats. Blijven ee-
nige jaren in ’t leeven. Verdragen alle ongeleegenthce-
den des tijds; en geeven meeft ieder jaar volkomen rijp
Zaad : ’t welk met een wadende Maan van April de
aarde moet aanbevolen zijn. Hier door worden ze ver-
Aanwin- meemgvuldigd , maar dan ook aangewonnen door hare
o'ng- aangegroeyde jongen; welke men op de zelve tijd af-
neemt en verplant.
KRACHTEN.
Marth l.1. A-r 1 Huyns-Kers , of Najlurtittm hortenfe , is warm
‘49- I en droog tot in den derden graad , ook ontbin-
■*- dende , dunmakende , uyttrekkende , en bran-
dende van aart.
In Wijn gezoden, of ook ’t Zaad defgelijks gedaan,
en daar van ’s morgens nuchteren een Roemertje, met
een weynig Zuyker gemengd, gedronken, is goed voor
Galen. lib. de gecnc die Bloed fpouwen ; de roode Loop hebben ;
simp. 7. dooreen hooge val verjluykte , gequetjle, lamme Lec-
Trag. I. I. den hcbbcn gCkrccgen : kortademig of engborjlig zijn:
C ’ want het fcheyd het geronnene Bloed. Verdrijft ook
’t 'Colijkj, en de Winden in ’t Ligchaam : doed gemaklijk^
■wateren ; verfterkt het verjland, vermits het de Harf-
Jèncn zuyvcrd van alle vochtige dampen. Doed de
taye Fluymen der TSorft rijp worden , en de zelve loden.
Maakt de geeften licht; drijft de Wormen uyt, en ge-
need: de beeten -van Slangen en anderer giftige Dieren.
Bauhin. De Bladeren zelfs rauw tot andere fpijzen , of ook
l. 11. X. 2. alleen , dikmaal gegeeten , zuyveren ’t 'Bloed, en hel-
pen de geenc, die van het Scheurbuyk. > of de Blauwe-
fchuyt gequeld zijn.
Dol 1. 14. Het Zaad is verwarmende en verdrogende tot in
e-'5>- den vierden graad, ’t Zelve in de Mond geknauwd,
brengt een geraakte, of beroerde Tong weer te regt.
Geftoten , of ook het Zap uyt de Bladeren geparft ,
met Edik en Honig vermengt, belet de uitvalling des
Hayrs ; daar op geftreeken zijnde. Verdrijft de vlek?
ken der Httyd : geneed: de voort kruy pende zeengheyd :
neemt wech de hardigheyd der Adilt : is goed tecgens
de Heupenpijn , ook" andere verouderde en koude ge-
brecken. Met Peekei vermengt , dan op Klieren en
Bloedvinnen vaft gemaakt, doed de zelve rijp worden,
en doorbreeken.
Het Zaad alleen dikmaal gegeeten , ontftcld de
Maag en de Bttykj verwekt daar tecgens luft tot Bijfa-
pen : ook de Maandjlonden der Vrouwen : drijft de
doode Vrucht en Nageboorte af ; doch de zwangere
Vrouwen moeten’er zich voor wachten. Maakt ceti
groore Milt kleyn , en dood de Wormen.
Het Naftunium Indicum , of Indiaanfchp Kers ;
word bevonden te zijn van de zelve aart en eygen-
fchap.
Het Najlurtitim Hyemale , of Wint er -Kers , is droog
en warm in den tweeden graad.
In Wijn gezoden , en daarvan gedronken, vermag
alles , wat hier boven van de Hof-Kers is gezegt. Is
noch daar beneevens zeer goed tecgens de Steen der
Nieren en Blaas : ook tot geneezing van alle Fiftelen ,
en hopende Gaten.
Lobelia. ‘t Zap, uyt de B lade ren geparft , en daar mee ge-
fol. 148. gofgeld , verdrijft de Squinantie , of het Keelgezwel ;
ook andere gebreeken der Keel.
Het Najlurtitim aquaticum , of Water-Kers , word
teegens al de voorgenoemde qualen gelukkiglijk gc-
bruykt , en heeft met de Thrijn-Kers eenerley vermo-
gen : gelijk ook doed het Najlurtitim Pratenje, anders
Cardamine , of Kers, groeyende op de Grasvelden $ vol-
gens ’t oordeel van veele.
Ditje. I.
c. 1ÖJ-.
ThcoJ.
Dorften.
l,b. MeJ.
Simp. fol.
CCLXXIV HOOFDSTUK.
WILDE KERS.
P het Neederlandfch dus genoemd , Verfchey-
word in het Latijn gehecten Iberis, de namen,
Nasturtium sylvestre , ook Ln-
PIDIUM herbula : in het Hoog-
duytjch WILDER Kresz : in ’t Franjcb
Cresson sauvage , anders Passe-
rage sauvage, of Chasserage: in het Italiaanjch
LePIDIO, PiPERITE, of PlPERELLA.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf verander- vijfVeran-
lijke foorten ; namentlijk: f^rtcri
I. Iberis major 1 of groote wilde Kers ; ook ge- oor c
noemd Piperitis, en Lepidium , dat is, Peeper-
kruyd. II. Ibf.ris minor vulgaris, of gemeene
kjeyne wilde Kers', ook geheeten Iberis Cardaman-
tica. III. Iberis Petrea angüstifolia , of
fmal-gebladerde wilde Kers , groeyende op Steen- en
' Bergachtige ■ plaat zen. IV. Minima , of alderkleyn-
fie wilde Kers. V. Iberis Americana latiêolia
flore luteo , of Americaanfche wilde Kers , met
breede ingezaagde Bladeren en geele Bloemen , in deeze
Landen opfchictende tot de hoogte van vier, en wel
vijf Maatvoeten. Niet alle zijn ze van eeven de zelve
Bouwing en Waarnecming.
Eevenwel beminnen ze al te zamen een goede, ge- Grond,
meene, zandige, zoo wel gemefhe als ongemeftte aar-
de: een vrije, welgeleegene plaats, en matige vochtig-
heyd. Verdragen fterke koude, en alle andere ongelee-
gentheeden der Winter.
De Iberïs minor vulgaris, o? gemeene kleyne Gemeene
wilde Kers-, Iberis Petrea angustIfolia, of [mal- kleyne;
gebladerde wilde Kers , groeyende op jlcenachtige plaat- b™derde ;
zen, en Minima, of alderkjeynjle wilde Kers , blijven alder-
niet langer als twee jaren in het leeven. Bloeyen de klcynftc
tweede Zomer ; geeven volkomen rijp Zaad , en ver-
gaan daar mcê. Moeten dcrhalven t’elkens , met een
wallende Maan van Macrt of April , op nieuws ge-
zayd zijn : doch komen ook wel van zelfs genoeg
voort door het neergevallene Zaad. Op deeze wijze
konnen ze alleenlijk aangewonnen en vcrmecnigvuldigd
worden.
De Iberis major, anders Piperitis, en LepI- Groote
DiUM, of groote wilde Kers , anders Peepcrkruyd ge- crt
noemd; en Iberis Americana , of Americaanfche ^[chc
wilde Kers, vergaan niet zoo haaft, maar blijven lan- vvilde
ge jaren in ’t leeven. Geeven noyt in deeze Landen Kers.
eenig volkomen Zaad. Konnen echter aangewonnen
worden door hare aangewalfene jonge Scheuten; welke
men, van zelfs Wortelen gekreegen hebbende, met een
wafTcnde Maan in Aprilvm de oude afneemt en verplant.
Zie hier bij na het Hoofdjluk^ van vreemde wilde
Kers, anders ook genoemd Wisselkruyd, en wil-
de Mostaart.
KRACHTEN.
DE groote wilde Kers , of Iberis major , is van Béd. I. ijl
naturen heet en droog tot in den derden graad. <-■
De Bladeren gekookt, en bij wijze van een
Saus, of op eenige andere manier; onder fpijzen ge-
bruykt , maken een grage Alaag , en verwekken ee-
tenslujl.
In Wijn gezoden , en daar van ‘s morgens nuchté- camcrar'.
ren ’t vierde deel van een pintje gedronken, is goed l.z.c.tof.
voor de vallende Ziekte , de draying of zwijmeling des Ru^1- 1 *•
Hoofds , Wit er zucht, Colijkj, Geelzucht, Graveel, en e,l°s'
koude Pis. Dood de Wormen : bevorderd der Vrouwen
Alaandjlonden ; verzacht de geene die in barensnoodz\)n;
drijft de Nageboorte af : is zeer krachtig teegens de bee-
ten van giftige Dieren, en de pijn der Lendenen.
tt i Het
f
66$ Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 661
Het Zap, geparft uyt de Bladeren, genecft de z.wee-
rende Oor en, daar in gedaan zijnde.
Diofcor De Bladeren , of de Wortelen , in water gezoden ;
l. tic. iof. een weynig daar van met Honig vermengd , en daar
meê gewaflchen , doet het Hayr groeyen. Is dienftig
teegens de Melaatsheyd, de Krauwagie , en de Blcyntn
des Adonds.
’t Zelve Water met Edik vermengd , verdrijft de
geznvollcnheyd van de Alilt.
Met het Zap van de Wortel gegorgeld , geneert de
zwellende gebreeken der Keel.
De Wortel gedroogd , en ’t Poeder daar van geftroyd
in vuyle , ftinkende wonden, reynigd en droogdze; ver-
teerd ook het overvloedige en onzuyvere vleefch in de
Zelve , en bevoorderd de geneezing.
Het Zaad gefloten , met Honig vermengd , en zoo
gebruykt, is dienftig voor een verkonde, enge Borft.
CCLXXV HOOFDSTUK.
JUCA uyt AMERICA.
v f S een beziens-waardig Gewas , werd in
dc namen. Needcrlandfch dus genoemd : in het
Latijn Juca , of Hyuca canada-
na , Gloriosa, of Americana ,
1 om dat ze , eerft van uyt de Nieuwe
W» Wecreld, of Wejl-Indicu , in de Gewe-
ften van Europa is overgebragt. Bij de Indianen draagd
ze de naam van Mandiba, Manyba, Man-
jdioca, en Manyoc. De Hoogduytfche zeggen
JUCKE.
Vier on- Hier van zÜn mij ’n haren aart bekend geworden vier
dcrfchey- onderfchcydcne foorten ; tc weeten :
dene foor- J. Juca gloriosa , of gemeene Americaanfche
Juca. II. Juca Americana Filamentosa ; in
Bladeren de andere wel gelijk , doch aan beyde de zij-
den zeer aardig met lange draden , eeven als of ’t hayr
uyt een Paerdefiaart was , zeer vermakelijk vercicrd :
waarom ze dan ook , mijns oordeels, met regt de ge-
melde naam van Juca filament o fa, of dradige , gedraad-
dejuca, mag voeren. Jacob Tredescant, een
Engelfchman , en Burger binnen Londen , heeft ze zelfs
in ’t jaar 1648. uyt de Barbados mee gebragt, en’er
een van aan mij overgezonden : doch vermits ze aan de
Mortel verrot was , heb ik ze ook niet lang konnen be-
houden. III. Juca Brasiliana stellato mu-.
cronato FOLIO, of Juca uyt Braz.ilien met een pun-
tig B lad , Stars-wijzjC gefield. IV. Juca America-
na obtusifolia , of Americaanfche Juca met voor
ftompe , Stars-wijs gevormde Bladeren ; groeyende in
Nieuw-Spaanje , en in de meefte Caribifche Eylanden ,
als, Alartinico , Domingo, Cuba, Chriftojfcl , en meer
andere. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Gemeene Dc JuCA GLORIOSA , ET AMERICANA FILA-
Amcri- mentosa, of gemeene Juca uyt America , en Ameri-
caanfche caanfiche Juca met draden , brengen uyt hare bruyn-
rneTdra- r0°de, van binnen witte , dikke knobbel-wortel Blade-
ren. ren voort, op de wijze van de Aloë. Van aart en ver-
we zijn ze gelijk die van Gladiolus, of het Zwaard-
Bladeren. kruyd: tweevoeten, of daar ontrent , lang; twee, en
ook wel meer vingeren breed : hard, vaft; ftijf uyt
ftaande; van binnen hol, van buyten uytwaarts rond-
achtig gedrayd ; voorzien met cenige Ruggen, als vou-
wen. Eyndigcn voor in een kort, roncl, vaft, regt-
uyt-ftaande , en Caftanien-bruyn fteekend punt.
Wat voor Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, matig
z^bemin^ mCt twcc_iar*8e Paerdemift , een weynig ccn-jarige
nen.Cmm" Hoenderdrek , en niet te veel Veen-aardc , wel door
malkander gemengd en bearbeyd , voorziene grond :
een warme , genoeg ter Zon geleegene plaats, en mati-
ge vochtighcyd.
Zijn wel tamelijk hard van natuur ; maar konnen Hoe inde
echter, buyten ftaande, dc fterke koude en Zbrfi onzer Winter
Landen in de Winter-tijd niet verdragen. Werden der- waar te
halven , met een wallende Maan van April in Potten nccmcn-
geplant zijnde , met den aanvang van Oftobcr binnens
huys gebragt ; gefteld op een luchtige plaats , daar of
gedurig , of alleenlijk bij vriezend weer in gevuurd
werd ; en , zoo lang ze hier ftaan , onderhouden met
weynig lauw-gemaakt Reegen-water. Ontrent half
April zet men ze weer buyten , met een zoete lucht en
Reegen, om daar de Zonne-ftralcn te genieten.
In dêczc Geweften krijgen ze noyt eenig Zaad. Aan eenc
Brengen echter gemeenelijk om het tweede jaar eenigc Plant 364-
honderden van Bloemen te gelijk op eenmaal voort uyt BloreiJ1c"
hare voornaamftc Hert-fcheut ; ’twelk mij Anno 1 648. “ gC U ‘
en meer andere volgende jaren gebeurd is. Op dien
tijd heb ik , voor dc eerfte maal , uyt eene Plant , in
mijnen Tbuyn groeyende, gezien driehonderd vier ent z.eftig
Bloemen , grijs- en wit-verwig , doch zonder eenigc
reuk. Zij hangen aan bruyn-roode Steden ; cn doen
haar van onder op, gelijk dc Fritill ar i a , of Kie-
vitsbloem. Dc minfte der zelve kan dc grootte van een
Hoender-ey ophalen , ofbeklceden.
Afgevallen zijnde , werd hare roode Steel , ontrent Wat het
derdehalve Maat- voet, wat meer of minder, hoog op- voor een
walfende , als ze nu geheel verdord is , voor, of m de hcledSCnt'
W mter afgefneeden. Dan maakt de Plant (welke uyt decze"1''
cygener aart lange jaren in ’t leeven blijven, en zeer oud p,ant
werden kan ) in de volgende Zomer weer een nieuw hccft‘
Hert ; ’twclk in ’t jaar daar na op nieuws , als te voo-
ren, veelvoudige Bloemen voortbrengd.
In onze Landen werden ze alleenlijk aangewonnen Aanwin-
door hare bij de oude uytlopende , en van zelfs Blade- ning.
ren krijgende jongen ; of dikke knobbel-wor telen , noch
geen Bladeren gefchoten hebbende ; welke men met
een volle Maan in April of Alaj afbreekt , cn in Pot-
ten verplant. Meter tijd fchieten ze uyt , en groeyen
voort.
De [uca Brasiliana , et Americana stel- juca uyt
lata , of Juca uyt Braz.il , en uyt America met Stars- Brazil. en
wij z.e gefielde Bladeren, zijn veel teederder van natuur. u.ytAmc-
Konnen de koude dcezer Landen , hoe warm ook gezet, nca'
en zonder eenige vochtigheyd onderhouden , niet lan-
ger dan eene Winter uytftaan.
Zij beminnen uyt cygener aart een zandige en altijd Grond,
drooge aarde. Konnen niet verplant , noch ook in
deeze Geweften vcrmcenigvuldigd werden ; vermits de
Wortel , uyt de aarde opgenomen , terftond verderft:
En niet anders als hier door kan men ze aanwinnen.
Zelfs in hare geboorte-plaats duurd ze niet langer als
drie jaren.
Dc Brasiliana, of Braz,iliaanfiche , waft uyt ey- Braziliaan-
gener aart in haar geboorte-land ter hoogte van zes , fche Juca.
zeeven , en ook agt voeten op. De Stam is ruym een
duym dik; bruyn-verwig, van binnen grijs-wit ; met S[am
vecle knobbelen begaafd , houtachtig , en boven ver-
deeld in veele Takjens ; waar aan de Bladeren gemeene- Bladeren,
lijk neerwaarts hangen, gefchcyden in drie, vier, vijf,
zes, en zeeven deelen, wat dikachtig van aart, een vin-
ger, wat min of meer, lang; in ’t midden een duym,
of daar ontrent , breed ; voor Ipits toegaande , en van
binnen met cenige kleyne dwars-adertjens , voort-
komende uyt een regt-doorlopende groote , voor-
zien.
Uyt het bovenfte komen te voorfchijn bleek-geele Bloemen
Bloemen , gedeeld in vijf Bladert jens , van binnen ver-
cierd met veele geele draadjens.
Hare Wortel is wel twee of drie voeten lang ; een wortel,
been dik , cn witachtig van verwe.
Dc Americana , of Juca uyt America, fchiet Ameri-
uyt zijne dikke, witachtige, of ook wel roode Wortel, caanfehe
een krom en bros hout , beladen met veele knobbelen , Juca-
niet meer als vijf, of ten hoogften zes voeten hoog op.
Staat niet regt na boven, maar buygd zich van naturen
neer-
66 j Tüca uyt America. Gengeber. Jobs Tranen. 666
neerwaarts cn verdeeld zich in zommige grijze Takc
Bladeren jeMI* waar aan de Bladeren , onordentlijk gcBeld , zoo
wel op- als neerwaarts gekeerd , gezien werden, aan
lange Steelt jens : in ’t ronde meerder als de voorgaande,
ook in vijf, zes, zeeven en agt dikachtige en Bijf Baan-
de deden van malkander gefcheyden ; ieder een goede
vinger lang y een duym breed ; aangenaam-groen-ver-
Geen voor dderbrecdft, en gelijk als drie-hoekig Bomp,
Bloemen echter met een kleyne punt toegaande ; en in ’t mid-
ot' Zaad. den flegts met een regt-doorgaande Rugge , doch geen
Aderen , voorzien. Geeft geene Bloemen , veel min
cenig Zaad.
KRACHTEN.
G.Tifo \ L de Soorten van dit aardig Gewas, rauw gegce-
Hift. Bra- f-\ ten, zijn vergiftigend, en doodelijk. Gekookt,
Jil.c.z. X A.0f gedroogd , verliezen ze wel hare quaadaardig-
heyd , doch werden echter van geene Chrijlenen in de
GeneeskonB gebruykt. De Inwoners der Nieuwe We-
reld daar teegens , de zelve gebraden , of gezoden , cn
tot Poeder , of Meel , gebragt hebbende , bakken ’er
Koek jens van , welke haar dienen in plaats van Brood :
en waar bij ze haar leeven onderhouden. Dit Brood
noemen de Brazilianen Vipeba ; de ingeboornc India-
nen van andere GeweBen Cajfavc , of Cafavi ; de Por-
tugeezen Farinba.
G. Mar- G°k maken ze van het Meel deezer Wortelen een
gravii Brij , of Pap , en van het uytgeparfltc Zap een Sjroop ,
Hifi. Rer. neevens andere dingen ; welke ze gebruyken teegens
oude ttttyle Gezwellen , Koor t zen , Roode loop ,
Teering , en diergelijke qualcn : ook , om een ver-
moeyd Ligchaam weer te vcrBerken.
Ch.Roche- Het Zap deezer Wortelen, varfch uytgeparB, is van
fort Hifi. naturen zeer koud. Inwendig ingenomen , dood zeer
inf.Amtr. fchielijk beyde Menfchen cn BeeBen. Doch als ’t vier-
caP-9‘ entwintig uren lang geftaan heeft , verliefd het al zijne
quaadaardigheyd , en werd , niet zonder groote ver-
wondering, onfehadelijk bevonden ; dan ook gebruykt,
't zij tot fpijs, of tot Geneesmiddelen.
CCLXXVI HOOFDSTUK.
GENGEBER.
Is van naturen zulk een vyand van de koude vochtig- Bezwaar-
heyd deezer Landen , dat men haar verdorven vind eer lijk te hou-
men’er eens op denkt. Ter dier oorzaak valt ze zeer^cn‘
bezwaarlijk een jaar of twee te doen overblijven ; ten zij
op de gehoorde wijze wel droog gehouden ; en zorg-
vuldig bewaard.
Deeze Gengbcr-plant is bij mij in ’t Jaar lóji. door Hoe opge-
over-gezonden Zaad, met een wallende Maan van Mar *lueckt »
in een Pot , niet boven een Stroo-breedte diep , gelegd, overge-
de aarde aanbevolen : en Anno 1665. door een groene zondene
in Mofch in-gewondene groote Wortel , uyt Portugal Wortel,
ontfangen , voortgekomen. Dien zelven Zomer isze
met zijne tcederc, fmalle, voor fpitsze, regt-opBaande,
die van dc Iris of ’tLwniet zeer ongelijk zijnde bladeren j
opgewafTcn ter hoogte van meer dan een Maat-voer.
Op de nu voorgeflelde wijze waargenomen zijnde, bleef
de geheele Winter groen , cn toonde aan de curieufe
Liefhebbers op het tweede jaar een witte Bloem , niet
groot , en fober van gefhlte. Deeze vergaan cn afge-
vallen zijnde , verliet ook dc Plant korts daar na hare
aangename groenheyd, eh wierd eyndelijk door flauw-
te van ’t leeven beroofd.
De andere , uyt Zaad opgekomeh , bleef gantfeh en “X1 ,
tceder,en lenoot nauwelijks ter hoogte van een vinger- jloc -t d,iar
lengte op. Wierd ook , door een weynig te veel ge-jucè ging-
noten water , in ’t begin van Auguflus bleek-verwig ,
en verging , ter oorzaak van hare tcederc aangc-Bckene
Wortel ; onaangezien zij gedurig met hare Pot ( gelijk
ook aan de Wortel wierd gedaan) van de eene warme
PaerdemiB in de andere gefield , cn gedurig met Gla-
zen overdekt was gewecB. W aar teegens dc gemelde
Wortel , op zulk een wijs waargenomen , tot een zoó
veel meerder hoogte quam op te fchicten.
KRACHTEN.
DE Wortelen van Gengber , of Zinziber , ’t zij ReroJ.l.ii
droog, ’t zij geconfijt, werden gehouden voor
hitzig , en verdrogende tot in den derden Difc.Lz.
Graad. taf. 19°.
In Spijzen gebruykt, zijn ze voor de Menfchen zeer
dienflig,om alle koude vochtighceden te vertccrcn. Ver- MonafJ*
Berken een zwakke , verkoudc Maag ; dc Geheugenis ; Simp. Mul.
’t Gezigt : openen een verjlopte Leever : maken eetens- or‘ ^
lufl : Billen de Buy Inloop • Blijden teegens ’t Vergif : Ser’ap'iol.'6é
verwekken luB tot ’t echte werk.: verdrijven de Win- de Temp.
is niet anders dan dc Wortel eener
Plant , groeyende niet meer als ander-
halve of twee voeten hoogte boven de
'aarde ; waar van dc Bladeren donker-
groen , ontrent een voet lang , een
Igocde duym breed zijn, en op de wij-
ze van ’t Riet voortkomen ; bij vecle
Namen genoeg bekend. Werd in ’t Neederlandfch dus ; doch
ook van zommige Gengbar , Gember, cn Gym-
ber genoemd : in ’t Latijn Zinziber , of Zingi-
ber : in ’t Hoogduytfcb Ingber of Ingwer : in ’t
Franfch Gingenbre , of Gingemere, in ’t Ita-
liaanfch Gengevo.
Grond. Deeze Plant is in onze N~eeder!andJcbeGcvjc{[cn zeer
raar , cn wil hier ook niet wel aarden , weegens hare
teederheyd. Bemind een zandige , goede aarde , met
een weynig twee-jarige PaerdcmiB, ’t Mol uyt verdor-
vene Boomen , en een-jarige Hoenderdrek genoegzaam
doormengd : een zeer warme plaats , befchut voor alle
koude O ofte- en Noorde-tvmden : weynig, of geen wa-
fioe waar ter* Moet, zelfs in ’t midden van de Zomer , voor
tc nemen, vecle Reegenen gedekt; in de Herfft droog gehouden ;
dan binnens huys op een warme plaats , waar in gedu-
rig werd gevuurd, geBeld zijn. Ook moet dit al vroeg
gefchieden , in ’t midden of in ’t eynd van September.
Gedurende de Winter mag men ze gantfchlijk geen
vochtigheyd geeven : haar ook niet weer buyten bren-
gen voor teegens May.
den : verwarmen de Moeder : doen de Vrouwen veel simp.cap.
Mclk_in hare Borften krijgen ; cn zijn zeer bcquaam tot
vermeerdering des Zaads.
Met Anijs in Wijn gezoden , en daar van een wey-
nig, met Zuyker vermengd, ingenomen, is zeer dien-
ftig teegens den Hocfi , cn een verkonde Borjl. Maakt
ook rijp de taye Fluymen , zoo dat men de zelve ligte-
lijk kan uyt werpen.
Ondertuflchcn , Gengber te veel gebruykt , is fcha-
delijk voor galachtige en hitzige Lieden ; want ze ont-
fteekt het ingewand door hare verwarmende kragt.
In roode Wijn gekookt , cn dan de zelve warm in
de mond gehouden , Bild de Tandpijn .
CCLXXVII HOOFDSTUK.
JOBS TRANEN.
SP ‘t Neederlandfch dus genoemd : in Nameti,
’t Latijn Lach ryma Job i , of ook
Lachryma Christi , om dat haar
Zaad aardig de gedaante van Tranen
vertoond; anders Lithospermum
MAjus : in ’t Franfch La r mes de
nostre Dame , of in ’t Neederlandfch onzer Lieve
Vrouwen Tranen : in ’t Hoogduytfcb Hiobs ZeheR i
id ’t Italtaanfch LagRime Dl Giobbe.
Tt 3 Dit
667 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 66 3
Aanwin- Dit Gewas blijft uyt eygener aart niet langer dan
nin2- eenc Zomer in ’t leeven. Word derhalven ieder Voor-
gaar met een volle Maan van Maert of April weer op
nieuws gezayd.
Grond. Bemind , uyt natuurlijke cygenfchap , een goede ,
gemeenc, zandige grond, met tamelijk veel twcc-jarige
Pacrdcmift genoegzaam doormengt : een warme, wel-
gclcegene plaats, en niet veel Rccgen; ook niet vcelge-
geevenc vochtigheyd.
Zaad. Brengt, doch niet anders als bij goede warme Zo-
mers , in deeze koude Landen voor de aankomft der
Winter rijp Zaad voort ; en vergaat dan , of door
een kleync Rijps of van zelfs, fchoon binnens huys
gezet.
KRACHTEN.
Lolel. I. i. 'ï \E Deugden deezer Plant zijn tot noch toe wey-
fol.fó. I 1 nig bekend. Eevenwel , het Zaad, waarvan
zommige lieden Pater-nosters maken, gc-
pulverifecrt; in Rhijnfche Wjjn gezoden, en daar van
door den dag gedronken , is zeer goed teegens den Steen
der Blaas, en ’t Graveel der Nieren.
CCLXXVIII HOOFDSTUK.
ANYSKRUYD
uyt AMERICA.
^MRM&aMjSS&En aangenaam , zeer welriekend Ge-
Dus ge- [», j j
noenfd, was, door Zaad, voor eenige jaren ,
ca opge- W;2 onder meer andere , zonder naam uyt
queckt. Spaanje overgezonden , en in mijnen
Thuyn gelukkig voortgekomen , is
van mij dus in het Neederlandfch ,
en in het Latijn Anisoides Americana genoemd,
om dat het in alle deden van zich geeft een zeer lieflij-
ke reuk, gelijk de Anijs, en uyt eygener aart in Ame-
rica groeyd.
Grond. Deezc Plant bemind van naturen een zandige, goe-
de aarde , met een weyuig twee-jarige Pacrdcmift ,
Veengrond , en een-jarige Hoenderdrek, voorzichtig
door malkander gemengd: een warme, wel ter Zon ge-
leegene plaats, voor alle koude winden bewaard; en ta-
melijk veel water.
Ge (lal te Vergaat niet haaft , maar is uyt eygener aart lang-
derBloc- leevend. Geeft de tweede Zomer (na dat ze in ’t vo-
men' rige jaar met een waffende Maan van May in een Pot
is gezayd geweeft) volkomene, doch teedere en kley-
ne Bloemen , hebbende een gedaante van het Lych-
nis, of Jenette. In het opperde der Stoelen ftaan'er
veele bij malkander gevoegd. Rieken zeer lieflijk ,
gelijk Anijs. Beftaan uyt vier Bladert jens ; van wel-
ke zommige voor rond , doch de meefte in ’t midden
met een kleync indruk, Herts-wijze vercicrd zijn , hou-
den ook inwendig eenige kleyne Nopjens. De ver-
we is bcvallijk geel. Doch zelden komt’er in deeze
Geweften eenig rijp Zaad van , ten zij met heete en
drooge tijden.
Wortel. De Steel en al de Bladeren verderven van zelfs tec-
gens de Winter ; doch groeyen ieder Voorjaar uyt ha-
re Wortel op nieuws weer voort. Welke Wortel tee-
dcr, dun, en bruyn-verwig is. De daar uyt opfehie-
Stcelen. tende Steden bekomen in onze Geweften de hoogte
van anderhalve, twee, en ook wel meerder voeten. Aan
de zelve fpruyten fchoonc Bladeren ; twee vinger-lec-
den, wat meer of minder, lang; ccne vinger, of daar
ontrent, breed ; in ’t midden op ’t breedfte ; voor en
Gedainte achter fmal , of fpits toegaande : donker-groen en wat
der Bladc- blinkende van verwe , doch onder bleekcr. Gemee-
rcn> nelijk zijn’er twee en twee aan de Steden regt teegens
malkander over gefield ; op geen bijzondere Steelt jens
ruftende , maar aan de voornaamftc Steel gelijk als vaft
gehegt zijnde: in het midden voorzien met een groote
regt-doorlopende Ader , waar uyt veel andere kleyne,
echter genoegzaam zichtbare , zich tot aan de randen
verfpreydende, voortvlocyen. De bovenfte Bladeren
zijn de kleynfte , ook gantfeh flegt : doch de andere
aan de randen bezienswaardig gekarteld, of getand, op
zulk een wijze als het Spir/ea van Theophraftus -, doch
wel zoo fterk.
Ongeeme verdraagd deeze Plant veele of koude Hoedanig
Herfftrcegenen , fterke Winden , Sneeuw, en Vorft. inde Win-
Word derhalven in het begin van Oflober , ook wcl ter waar te
later, of een weynig vroeger, na dat de tijd vereyfcht, nccmcn'
binnens huys gebragt; niet dompig gezet; nauw ge-
wacht voor een doordringende Vorft-, gedurende de ge-
heele Winter maar een of tweemaal met zeer weynig
lauwgemaakt Rcegenwater van boven begoten. Blijft
wcl zonder vuur over; doch beetcr, warm gezet zijn-
de, inzonderheyd wanneer ’t hard vrieft. Word niet
voor in ’t begin van April, of wat later, met een zoe-
te Rcegen en aangename Lucht weer buytcn , en de
Zonncftralen voorgefteld : doch ook dan voorzichtig
bewaard en wel gedekt voor koude nagten , Sneeuwi-
ge vochtigheyd , zuure of fchrale Oojle- en Noor de -
winden.
Door haar Zaad wil ze zich hier, ter oorzaak van Aanwin-
de koudheyd onzer luchtftreek , zeer bezwaarlijk la- ning.
ten vermeenigvuldigen. Kan echter bequamelijk aan-
gewonnen worden door hare aangegroeyde nieuwe Wor-
telen, welke men, met een waffende Maan van April
of May , als de koude voorbij is , zeer voorzichtig
met een fcharp Mes van de oude afneemt, en in Pot-
ten verplant.
Het is verwonderenswaardig , dat niet alleen de Stee- Aanmerk-
len , Bloemen, en fchoonc Bladeren deezer Plant , maar lijkheyd.
ook de Wortelen , uyt de aarde genomen , een aange-
name Anijzige geur van zich geeven ; welke niet alleen
’t Hoofd , maar ook al de inwendige deelen des Lig*
chaams zeer verquikt en verfrifcht.
KRACHTEN.
HEt Anijskruyd uyt America , is in den vierden Deugden
graad van naturen warm en droog; fubtyl , en
doordringende van deelen.
Drijft het Water en de doode Vrucht af. Verwekt deezes
de Maandftonden : geeft een goeden Adem-, vermeer- kruyds
derd de Mell^ in der Vrouwen Borften : wcerftaat het teeSe"*
vergif. Veroorzaakt luft tot het Echte werkj. neemt VCC " **
wcch de Hoofdpijn : is zeer dienftig voor onzinnige
menfehen. Verdrijft de dorft der Waterzuchtige-, en de
hittigheyd der K oor t zen. Verwarmd de Maag-, is goed
voorde Steen der Nieren en der Blaas ; verdund ook
alle ejuade vochten.
Met een weynig Honig ingenomen, doed het dik- Gebree-
maal braken ophouden. Is dienftig voor de Aloeder ; ken-
en geneeft allerley flag van gezwellen.
Ik heb door ervarentheyd bevonden , dat de Blade- Ook tot
ren , of een geheele Tal gelegt op een plaats , daar verdrij-
zich Wandluyzen onthouden, al de zelve doen ver- Wandluy-
huyzen door haar aangename en krachtige reuk ; zoo zen , en
dat de Bcdfteede binnen weynige dagen van dit onge- Mieren,
diert gantfeh zuyver zal zijn. Verjagen defgelijks de
Mieren , zoo datze niet zullen komen komen ontrent
de plaats daar deeze Plant groeyd, of eenige Bladeren
nccrgelegt zijn.
CCLXXIX.
Aspergie. Erinus van DioscoRides. 670
CCLXXlX HOOFDSTUK.
A S P E R G I E.
Verfchey. Aspersie , bij ieder bekend en be-
de namen. mjnd 5 WOrd in ’t Neederlandfch niet
fa a^cen dus > maar ook , weegens de
fchoonhcyd harer Vruchten , van zom-
mige Koraalkruyd , van andere
Sargel , maar bceter Spergel ge-
noemd. In het Latijn Asparagus , of Spara-
gus: in’t Hoogduytfch Spargen: in ’t Franfch Asper-
ges , of Sperages : in ’t Italiaan fch Asparago, of
ook Asparaci.
Twee Hier van zijn mij in haren aart bekend twee veran-
verander- derlijke foorten ; namentlijk :
ten*- °0r" Asparagus sativus, of. tamme Hfpergie. II.
Asparagus sylvestris , of wilde Zfpergic ; ook
genoemd Spina muris , of Corruda : van welke
drie of vier onderfcheydcne foorten worden gevon-
den , gelijk te zien is bij de geleerde Carolus
Clusius ; weynig verfchillende , als in de teeder-
heyd en fcharphcyd harer Bladeren : dan ook noch
vcrfcheydcn van de tamme in de Eouwing en M'aar-
neeming.
Tamme De Asparagus sativus , of tamme Hfpergie ,
Afpcrgie. bemind een zeer vette , luchtige , wel-omgeroerde en
Grond, kleyn-gemaaktc grond : een opene, vrije, beqiiaamlijk
ter Zon geleegenc plaats, en veel Water. Blijft ceni-
gc jaren lang in ’t leeven. Verdraagd allerley ongclee-
gentheeden der Winter , en geeft ieder jaar gemeenelijk
volkomene rijpe Vrucht , van een aangenaam-roodc ver-
we, met zwartachtig-bruyn Zaad van binnen gevuld :
waar door, en dan ook door hare aangegroeyde Worte-
len, deeze foort kan aangewonnen cn vermeenigvuldigd
worden op de volgende wijze.
Aanwin- Neem een Bed , of andere plaats van uwen Hof , zoo
ning.cn groot als gij wilt, cn Mcft het zelve zeer fterk met
verrnee- rwcc-jarigc Koeyemift en veel Zand. Maak daar na ,
nigvuldi- aarcic wej lileyn
gewreeven zijnde, gaatjens daar in
^in^’ twee vingeren breedte diep, ieder een voet van malkan-
der af. Werp dan , ftraks na het eerfte quartier der
wallende Maan van Alaert , in elk kuyltje twee Zaden ,
en bedek de zelve terflond met aarde : en in ’t laatfte
van Ottober ’t geheele Bed met oude, of ook wel met
een koek van varflehe Koeyemift. Laat ze dus leggen
tot in ’t midden van Maert ; of, na gcleegcntheyd van
de tijd, wat langer. Wrijf dan de Mift met uwe Han-
den zoo klcyn als mogclijk is , latende die leggen op
de zelve plaats ; zoo word de vettigheyd daar van door
den recgen na beneeden tot op de Wortelen gedreeven ,
waar door ze merkelijk aangroeyen.
eerft, door Als dit dus ieder jaar verrigt is , en deeze jonge Plan-
kur Zaad. ten twee of drie jaren ftil geftaan hebben , worden ze
uyt hare eerfte aarde opgenomen , cn verplant in de
tweede, daar in zij wel agt of tien jaren lang mogen
blijven, zonder eens gerept te worden. Bij de opnoe-
ming moet men zorgvuldig zijn , dat de voornaamfte
punten der M ortelen niet worden geftoten of afgebro-
ken ; want in zulk een geval zouden de Mortelen ver-
gaan , cn de Plant weer nieuwe moeten maken ; waar
door ze in het groeyen zeer zou vcrachteren. In de
verplanting moet men op de volgende manier te werk
gaan.
En op wat Graaf uyt een Bed , ’t welk nu een jaar ftil en zon-
voor een der Vruchten geleegen heeft , al de aarde uyt , vier
wijze maatvoeten, of meer diepte. Leg daar in, een halve
voet hoog , goed Zand , zonder eenige zoufigheyd :
daar op cen-jarigc Koeyemift, ter hoogte van een voet.
Tree de zelve met uwe voeten wat digt in een. Doe
daar op, drie vingeren breed hoog, half Schapen- cn
half Duyvcnmift, met genoegzaam Zand doorarbeyd.
Alweer op de zelve cen-jarigc Koeyemift , met varf-
fche Draf of Zand doormengd. Dan op nieuws , dritf
vingeren breedte hoog, half Schapen- en half Duyven-
mift , ook met Zand doormengr : of indien gij zoo
veel Duyvcnmift niet bekomen kond, doe daar bij zoo
veel Hoendcrdrek, als u noch van nooden zal zijn; ook
genoegzame Draf. Zoo voorts al wederom , tot dat
gij , op drie vierde deelcn van een voet na , met de an-
dere grond gelijk zijt. Lcg’er dan boven op vijf duy-
men breedte goede, vette, zeer zandige aarde, door-
mengd met varflehe Draf, wel klcyn-gemaakt. Zet
hierop uwe Planten , anderhalve voet van malkander:
ieder Plant op een gemaakte hoogte , in welker mid-
den de Kop of ’t Hoofd der Plant kome te ftaan , zul-
kerwijs , dat de Wortelen daarom heenen een weynig
neerwaarts in de rondte leggen. Dit moet gefchieden raen j,;ef
in de Maand Maert tecgcns de volle Maan. Bedek ze ontrent
dan met de zelve gantfeh zandige vette grond , voor- te
zien zijnde met een goed deel Draf (zuyver en flegt ge- ggan>
maakt) drie duym breed hoog, cn laatze dus ftaan,
tot dat hare Wortelen , te zeer vermeenigvuldigd ,
noodwendig een weer opneeming vereyflehen; ’t welk
zelden gefchicd, voor dat tien jaren voorbij zijn gelopen.
Zommigc gebruyken een geheel andej^ manier on- Andere
trent de bcrcydmg harer Hfpcrgie-bcdden ; te weeten
deeze :
Zij graven de zelve niet meer als twee voeten diep manier
uyt. Vullen de uyrgegravene plaats dan met goede v.an plan'
cen-jarigc Koeyemift , anderhalve voet hoogte. Be- tin®’
dekken die met goede, vette, cn zandige aarde, twee
maatduymen hoog, en zetten de HJperoic-wortclen daar
op; de zelve weer overleggende met zandige aarde, en
deeze aarde weer met cen-jarigc Koeyemift. Deeze wij-
ze word van veele gepreezen ; ja voor bceter dan de an-
dere gehouden.
Ondertuflchen , indien men ieder jaar in de Aiaert Hoe men
de Wortelen deezer Zfpergicn met een Vork een wey- zeer dikke
nig oplicht , en de zelve van onder niet alleen met twee-
jarige Koeyemift , doormengt met een tamelijke veel- men/
heyd van Draf, voorziet; maar dan ook alle dove of
verdorvene koppen daar uytzockt, cn wechneemt, zoö
zullen ze in dihe zeer aanwaden , cn geweldig aangroe-
yen , inzoDderheyd, wanneer ze een zandige grond ge-
nieten, welke ze van naturen geerne hebben; cn daar in
verwonderlijk dik^ worden ; ’t welk in een andere aarde
onmogelijk is.
Dus verzet zijnde , mogen ze voor de eerfte maal v/at bl’J
niet afgefneedeu worden , voor dat ze ten minften drie
jaren hebben ftil geftaan ; want hier door zullen ze waar te
meerder fterkte bekomen , en dies te becter zijn. Ook neemen.
moet men ze dan niet langer als tot den twintigften
Ju») affnijden ; waar bij noch aan te merken ftaaf, dat
men jaarlijks moet wechneemen zoo wel alle dunne
ah dikke Scheuten. Want indien men de dil^e wou
affnijden , en de dunne laten ftaan , zoo zouden dee-
ze de mcefter fpeelen , en de Planten zoo zeer doen
verzwakken , dat men naderhand aan de zelve geen
goede meer zou vinden, vermits ze al ’t vocdzcl na zich
trekken.
Men moet ook goede zorge dragen, dat in ’t Voor- VeHertf
jaar niet alle Jpruyten worden afgefneedeu. Nood- ^gneS"'
wendig moet men eenige der befte laten ftaan, om daar
van (indien men ’t begeerd) Zaad te konnen winnen.
Anders zouden de Wortelen te zeer in hare kracht wor-
den gekrenkt.
Het Zaad volkomen rijp, en in droog Weer ge- ontrent de
wonnen zijnde (gelijk men allerley Zaden moet doen) z.31llwlI>*
laat men eevcnwcl hare Steelen ftaan groeyen, tot op den mnS,
twintigften van September. Dan (nijd men ze cerft af;
veel bequamer en beeter in de afgaande als de waf-
fende Maan. Indien het eerder komt te gefchieden,
zoo gcevenze lichtelijk noch voor de Winter nieuwe
Scheuten, waar doorze, in hare kracht verzwakkende,
in ’t volgende Voorjaar veel kleyucr en dunner Zfp er giert
te voorfchijn brengen.
Het
en ecnige
andere
dingen.
Wilde
Alpergie ,
Grond.
Hoe men
ze moet
waarnce-
rnen.
Vierder-
Icy foor-
ten hier
van opge-
qaeckt.
G alen. I. 6.
MeJ.Simj).
Dorjlcn.
1:6. Hert.
fel- 1 74-
Lufitan.
1. 1. eunrr.
**8.
Lonie. I. 1.
c. 148.
JEgin. 1. 7.
Diofc. I. 2.
r. ifz.
67 1 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 671
Het gebeurd ook wel , dat tuffehen de oude Planten ,
door het van zelfs neergevallene Zaad, dikmaal jongen
opflaan : welke men terftond zorgvuldig moet wech-
neemen, op dat ze de andere niet van haar vocdzcl be-
roofden. Ook moet men ieder jaar ’t neergevallene
Zaad vlijtig van de Bedden opleezen , op dat’ er geen
jongen uyt mogten voortgroeyen.
Daarenboven word men zomtijds gewaar, dat ecnige
Afpergies met hare Wortelen een weynig om hoog rij-
zen ; ’t welk nochtans zelden in ecnige Zand-grond ,
maar wel in de andere word vernomen. Hier voor ,
gelijk ook voor de koude der Winter , is zeer dien-
ftig, dat men in ’t laatfte van Oiïober , of ’t begin van
November , in ieder jaar, ccven voor de Vorft , haar be-
dekkemet een vingerbreed hoogte loutere Duyvcnmift,
cn daar op lcgge, twee vingerbreed hoog, varlfche, of
ccn-jarige Koeycmift: welke men daar na in Maert met
de handen kleyn wrijfd, en daar op laat blijven. Dus
zalmen jaarlijks, boven alle andere, groote cn delicate A-
fpergies bekomen.
De wilde Aspercie , in het Latijn Corruda ,
of ook (gelijk hier boven gezegt is) Asparagus syl-
vestris genoemd, word in deeze Geweften, weegens
hare teederheyd, niet ter fpijze gebruykt.
Zij bemind uyt eygener aart een zandige aarde, met
een weynig Veengrond cn twee-jarigc Paerdcmift door-
mengd: een warme, wel ter Zon gcleegene plaats, en
matige vochtigheyd.
Kan noch koude Herfftrcegencn , noch ecnige Vorjl
verdragen. Word dcrhalven , met een waflende Maan
van April , in een Pot zoo wel gezayd als geplant :
in Ottobcr binnens huys gebragt : de geheclc Win-
ter door droog gehouden ; en in ’t begin van April ,
met een reegenachtig Weer, wederom in de Lucht
gefield.
Ik heb hier van vier onderfcheydene /horten, uyt Por-
tugalfch Zaad voor deezen aangewonnen , over de
z.eeven jaren lang opgequeckt : maar noyt eenige
Bloemen , veel min Zaad , daar aan gezien , vermits
ze de koude deezer Landen niet konnen lijden. Waar-
om ze ook met’er tijd verminderden, cn eyndelijk
gantfeh vergingen.
KRACHTEN.
DE jonge Scheut jent der Afpergien , of Afpa-
ragus, gezoden , en als een Salade met Oly ,
Edik , Pceper cn Zout gegeeten , geeven een
matig voedzel aan het Ligchaam : zijn tamelijk voch-
tig van aart, en in den eerften graad verwarmende, ook
afvagende.
Voor ieder zijn ze zeer gezond: doen een klaar en
helder Gedicht bekomen ; neemen wech de Heupen-
pijn , en de Borftfmcrtcn : geeven een goede verwe •
verwekken een zachte Stoelgang : zijn goed voor de
Blaas, en tcegens de Druppel-pis. Vermeerderen het
Zaad ; maken luft tot de BijJIaap', cn doen het Water
in de Blaas Hinken.
De Wortelen deezer Plant zijn gematigt tuffehen
warm en koud ; doch wat drogende , en een weynig
afvagende van aart.
De zelve in Wijn gekookt, cn daar van ieder mor-
gen nuchteren, eenige dagen achter malkander, een
Roemertje gedronken, gencefl de roodc Loop: brengt
de verft uy kt e Lecden weer te regt : verdrijft de pijn
van de Moeder. Is goed voor de Geelzucht, cn het
Graveel', opend de verftopping in de Blaas , van de
Lcever en Nieren : verlicht de gebreeken der Borft ;
en verdrijft de Tandpijn , de Mond daar mee gc-
waflehen.
De gedroogde Wortel in de Tanden gefloken , doed
ze ttytvallen: doch de varfTchc aan de zwellende Tan-
den gelegt, neemt de fmerten daar van wech. ’t Zaad
liecft de zelve kracht.
De 2 vilde Afperfte , of Corruda, in Wijn gekookt, Apultj.
is goed teegens al de genoemde gebreeken. Gcnecfl l,b-Hcrt-
daarenboven de beeten en fteeken der vergiftige Dieren. ‘ 4'
Verdrijft ook de pijn der Nieren.
Het Water , waar in men deeze wilde Afpergies heeft ■Do^- 1- 24’
gezoden, de Honden te drinken gegeeven 5 doed dec l^‘
zei vefterven, gelijk zommige geloven.
CCLXXX HOOFDSTUK.
E R I N U S
van DIOSCORIDES.
It raar en weynig bekend Gewas is, Namen,
mijns weetens, met geenen anderen,
als deezen naam, bekend; behalven
dat het ook van veele word gehou-
den voor het Echinus Galeni ,
van Matthias de Lobel genoemt
Clinopodium minus, of wilde
Bastlicom.
Het bemind een goede , gemeene , zandige aarde , Grond,
met een weynig twee-jarige Koeyemifl vermengd :
een warme, vrije, wel ter Zon gcleegene plaats; en
veel Water. Vergaat van naturen niet haafl , maarWortel'
blijft lang in ’t leeven. Geeft ieder Voorjaar uyt een
lange, een kleyne vinger dikke, ronde, gedachtige,
uytwendig met eenige witte plekken , en veele Knob-
beltjens aan alle kanten voorziene , doch van binnen
gantfeh witte Mortel , tamelijk veel Bladeren, ruften- Gedaante
de op lange, dunne Steelt jens. Zijn niet groot ; rond- der Bladc-
achtig , met ftompe kerven aan de kanten gedaagd ; ren*
van gedaante als die van het Hedera terrestris ,
of Hondjensdraf, immers de zelve niet ongclijk : Gras-
groen van verwe ; gemeenelijk neerwaarts hangende ,
inwendig gevuld met een wit Zap , en begaafd met een
regt-doorgaande Ader, waar uyt verfcheydcnc kleyne
dwars-Adertjens voortfchicten.
Tuffehen deeze Bladeren worden gezien vijf of zes Gefhlte
ronde, teedere, ook met een Adeikachtig Zap van bin- dcr Bloc"
ncn voorziene, ruym een hand hoog opfehietende Tak r me"’
jens, aan bcydc zijden met Bladertjcns vercierd; wel-
ke haar boven verdeden in veele z.ijde-takjens : uyt
welker opperfte punt de Bloemen te voorfchijn komen.
Deeze zijn uyt den witten bleek-blauw. Beftaan uyt
vijf voor fpits toegaande Bladertjcns , zich vergelij-
kende met die van de gemeene witte J afmijn, en zijn
van binnen verrijkt met een geel Afhangz,eltje. Als ze
eenige dagen lang open hebben geftaan , vallen ze af ,
nalatende ( doch niet als met zeer warme Zomers ) vol- Zaad.
komen rijp Zaad , van verwe zwart , van fmaak am-
per.
Verdraagt, buyten ftaande, zeer ongeerne Ac Win- Hoe in de
ter-kpude. Word derhalven met een waffende Maan wintcr
van April in een Pot zoo wel eezayd als geplant, een naar lc
• 1 ; t TT ra ° r neemen.
weynig gewagt voor veel koude Her fftreegenen: ontrent
half Oilober , wat eerder of later, na dat het Weer zich
aanfteld , binnens huys gebragt , en op een luchtige
plaats gefield ; daar ze door de Vcnftercn de Zonneftra-
len mag genieten, zoo lang de aandringende VorftmWs
niet komt te verhinderen. Gedurende de geheel eM 'inter
moet ze niet als met lauwgemaakt Reegenwater van bo-
ven onderhouden worden : daar na bij tijds weer de
Lucht ontfangen ; cn in ’t laatfte van Adaert , met een
zachte RGegen weer buyten gezet ; eevenwel dan noch
voor vriezende nagten en fchrale winden wel bewaard
zijn.
Kan in deeze onze Geweften aangewonnen worden, Aanwin-
nict door Zaad, maar door hare bij de zijden des Wor- ninE-
tels uytlopendc jonge Scheuten : welke men ten halven
op de wijze der Angelieren infnijd; daar na,' Worte-
len bekomen hebbende , met een wafTcndc Maan van
April
671 Steekende Kaarden uyt America. RoomschNetelkruyö. 674
April in Porten verplant. Alleenlijk hier door kan
men ze vermeenigvuldigen .
KRACHTEN.
Dk/c. 1. 4. T Tilt Zap, geparfl uyt de Bladeren deezer Plant ,
29‘ I I vermengt met een weynig Zwavel en Salpèeter;
"^dan met Boomwol in de öorfwgeftokenjneemt’er
de fmerten van wech.
Het Zaad gefloten , en met wat Honig vermengt;
dan daar mee de O ogen bcflreeken, verdrijft het loopen
der zelve.
Geftaltc
der Bladc-
Gedaante
der Bloe-
men-
Zaad,
Hoedanig
in de Win-
ter waar te
neemen.
ccLXxxt Hoofdstuk.
TEEKENDE
KAARDEN
M E R I C A.
jEn ongemeen en zeer fchoon Gewas,
word in het Latijn genoemd Dip-
sacus spiNosus Americanus : in
het Hoogduytfch Americanische
Kartendistel; en in het Franfch
Chardon espineux des Indes.
Decze Plant bemind een goede , zandige aarde, met
een weynig twee-jarige Pacrdc-cn Koeyemifl, van bey-
dc ceven veel , wel door malkander gemengt : een
warme , bequaam ter Zon flaande plaats , en tame-
lijk veel vochtigheyd in de Zomertijd. Vergaat niet
haaft, maar blijft eenige jaren in ’t leeven.
Word met een wafTende Maan van April of May in
een Pot gezayd. Brengt de tweede Zomer uyt hare
dikke, in veclc Takken verdeelde , langwerpige, blee-
ke Wortel fchoonc Bladeren voort, op de wijze van
het CiRSiuM, zijnde een voet, of ook meer lang;
drie vingeren , wat meer of min , breed ; digt bij mal-
kander te zamen-gevoegd ; inwendig als hol gefield ;
aangenaam groen van verwe ; met veele doorlopende
zichtbare Aderen, uyt een groote in ’t midden , of door-
nige Rugge , voortkomende, voor in een fpits, flee-
kend punt eyndigende ; aan de randen met fcharpe
tanden bcvallijk gedaagd, en over al met kleyne door-
nen voorzien.
Geeft ook uyt hare doornige , langwerpig-ronde
knoppen in Julius en Auguflus bleek-wittc Bloemen
die van de Scabiose niet zeer ongelijk , ruflende op
lange, ronde, purpurachtige , en van binnen holle
Steelen (gelijk het Dipsacus , of de folders Kaarden ):
waar aan zich ook vertonen eenige kleyne Bladeren, de
zelve , twee en twee teegen den anderen over , on-
der als omvattende ; ook verre van of boven mal-
kander gefield. Zelden echter komt’er cenig Zaad
van , ten zij met zeer goede en zondcrling-droogc
tijden.
Is reedelijk hard van aart : verdraagd echter on-
geerne veel koude Herfftreegenen , flerke Wtnden ,
Sneeuw , of forfl. Word derhalven , in een Pot
gefield zijnde, in ’t midden van Ottobcr , wat eerder
of later, na geleegentheyd van de bequaamheyd of on-
bequaamheyd des tijds, boven wel droog geworden,
binnens huys gebragt, op een plaats , daar ze ontrent
het Vcnfler gedurig de Lucht kan genieten, doch zon-
der eenige tochten of zuyging. Want hier door zou
dit fchoon Gewas verminderen, en binnen weynigtijds
al quijnende flcrven ; gelijk ook veel meer andere Plan-
ten gebeurd, welke door zulke tochten veel eer enfehie-
lijker worden wechgenomen en van ’t leeven beroofd ,
als door eenige doordringende forfl. Gedurende de
Winter wil ze alleenlijk met een weynig lauwgemaakt
Reegen water van onder begoten ; in vriezend Weer
verre van den Oven gefield zijn , en bij tijds weer
de Lucht genieten. Ifi ’t begin van April, of wat la-
ter, brengt men ze, met een zoet Reegcntje, weer buy-
ten in de Zonneflralen.
Kan zoo wel door haar Zaad, wanneer het maar Aanwin;
rijp geworden is, met een wafTende Maan van April ninS*
of May gezayd , aangewonnen en vcrmeenigvuldigd
worden , als door hare aangegroeyde jongen ; welke
men met de zelve Aprilfche Maan van de oude afneemt,
en verplant.
Dit aardig en aangenaam Gewas , heeft, boven ha- Wonder-
re fchoonc aanfehouwing, waar door ze de Oogen van g{.nfchap
al hare bekijkers verlufligd , noch deeze zonderlinge van de
eygtnfchap , dat ze meefl al de B lader en , van onder Bladeren
op, zoo digt in malkander fluyt, en voegt, dat’er de p^er
Reegcn , van boven invallende , niet weer uyt kan lo-
pen , niaar lang daar in blijft flaan. Waar doorze dan
haar zelven , dorflig zijnde , verduikt en verfrifcht.
Want als door droogte de Bladeren al langzaam in ha-
re kracht verminderen, en een weynig opening ma-
ken , zoo zakt het Water, ’t welk zich daar in onthou-
den heeft, neerwaarts, en bevochtigd de Wortel zul-
ker wijze , dat de gehcelc Plant weer in hare voorige
kracht word herflcld.
KRACHTEN.
STeeckende Kaarden uyt America , of Dip facits fpi- Aart en
nofis Americanus , is warm en droog tot in ’t be- deugden,
gin van den vierden graad; ook bitter, fcharp, en
geurig van fmaak.
De Wortel in Wijn gezoden, en daar van ’s mor- u- A.
gens nuchtéren een weynig- gedronken ; of de zelve Kacc^fl’
gedroogd en gepulverizeert , dan drie Drachmen daar
van met Wijn warm ingenomen, verdrijft uyt het Lig- c. 11.
chaam allcrley quade en koude vochten : verwarmt en
verflerkt een zwakke , verkoude Maag. Verjaagd
krachtig de Winden : is goed tcegens het Colijkj ver-
wekt luft tot Btjft.zpen , en de Maandjlonden : drijft
het water der Blaas af, en weerflaat de beeten der
giftige Dieren.
CCLXXXII HOOFDSTUK.
R O O M S C H
NETELKRUYD.
P het Needcrlandfch dus genoemd , Namen,
om dat het in en ontrent de Stad
Roomcn , doch ook in meer andere
warme Landen, overvloedig groeyd,
word in ’t Latijn geheeten Urtica
Romana: in ’t Franfch Ortie Ita-
lienne : in ’t Hoogduytfch Welsche Nessel; in't
Jtaliaanfch Ortica.
Hier van zijn mij in haren aart twee veranderlijke Tweever-
foorten bekend ; namentlijk: anderlijke
’ ' f , loorten.
I. Urtica Romana foliis iNTEGRis,of Roomfch
Netelkruyd met gcheele Bladeren. II. Urtica Ro-
mana foliis INCISTS , of Roomfch Netelkruyd met
gekartelde, of ingefneedene Bladeren. Beyde zijn ze van
de zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een gemcene, zachte, of ook een vet- Grond,
te, welgebouwde grond. Hebben liever een opene als
een fchaduwachtige plaats. Groeyen met veel Water,
en ook met matige vochtigheyd. Blijven niet langer
dan eene Zomer in ’t leeven. Krijgen in den Herffl
volkomen rijp Zaad, en vergaan daar meê door een kley- Zaad.
ne forfl.
Dit Zaad word ieder Voorjaar , met een wafTende Aanwin-
Maan van Maert, op nieuws, niet diep, de aarde weermn^’
aanbevolen. Doch flaat ook , door het neergevallene,
V v van
tf7c Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen , lil Boek , 6y6
van zelfs wel op. Hier door konncnze genoeg aange-
wonnen en vermeenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
Galt». 1. 6. Bladeren van Roomfch Netdkruyd, of Vrtica
At simp. 8 y Romana ; zijn verwarmende in den eerften graad;
MtJ.fac. Jk — r 00k afvagende van aart.
luchf.hift. 1° Warmoes, of andere fpijzen gebruykt , ook in
ïl.c. 37’. Wijn gekookt, en daar van gedronken, maken ze
een open Ligchaam : drijven het Graveel af; doen
gemakkelijk water lojfeu ; bevorderen der Vrouwen
Maandftonden ; en verwekken luft tot het Echte werk.
In de Zlecfch-Keetel gedaan , doen ze het vleefch haajl
gaar worden.
Diofc. I. 4. De zelve Bladeren gefloten , met Zout vermengt ,
c- s>+. en op de beet en der dolle Honden , ook op allerley
vujte zsweeringen gelegt , gencezen de zelve. Ge-
mengd met Oly en Wafch , dan Plaaflers-wijze ge-
daan op een verharde Milt , brengen de zelve weer
te regt.
Durantts Het Zaad is verwarmende en verdrogende tot in den
lib. Herb. tweeden graad.
f«l. 323. nen Drachma van ’t zelve gefloten ; met Wijn en
Zuykec ingenomen , is goed voor den Hoejl , ’t zwel-
len van de Longe , en ’t Pleuris. Reynigd de Korft van
alle tape Fluymen en ejuade vochten : dood de Wormen:
flrijd teegens het vergif ; verwarmd en zuyverd de
A Poeder.
Plin. I ïi. Een halve Drachma van ’t zelve Zaad ’s avonds na
f*‘3- den ceten met Mcede gedronken, doed overgeeven.
Een Drachma met Rhijnfchc Wijn gebruykt, breekt
de Steen der Nieren, en der Blaas.
CCLXXXIII HOOFDSTUK.
VERKEERD
NETELKRUYD.
Namen het Neederlandfeh niet alleen dus,
SïfNjrf? maar ook van veele Doove Nete-
fpNfiV len genoemd. In het Latijn La-
■ ïl*l fcm - UrTICA INERS , of MOR-
: in het Floogduytfch Taube
Nesset : in het Eranfch Ortie
morte : in ’t Italiaanfch Gahopsi , of Ortica
FETIDA.
. on Hier van zijn mij in haren aart agt onderfcheydene
derfchey- foorten bekend ; namentlijk:
denefoor- I. Lamium maculosum flore luteo, of bonte
ten- Doove Netelen niet een geele fchoont Bloem. H, Fo-
lio caulem ambiente , of met Bladeren , rondom
de Steel Kittende. III. Sylvestre flore albo ,
of wilde met een witte Bloem. IV. Sylvestre flo-
re purpureo , of wilde met een purpure Bloem. V.
Fcctidum flore rubro, of ftinkende met een roode
Bloem. VI. Pannonicum , of doove Netelen uyt
Pannonien ; welke ook Galeopsis tragi , of Ga -
leopfts van Hieronymus Tragus , en Hanekop
word gcheeten. VII. Scutatum, of Scutella-
ria, doove Netelen, met Zaad als een Schild, of als
een Helmet. VIII. Lamium bulbosum America-
num, of Americaanfch doof Netelkruyd met een Bol-
wortcl. Niet alle zijn ze van de zdve Bouwing enWaar-
neeming.
Grond. Zij beminnen echter al te zamen een goede, zan-
dige, gemoenc en welgemeflte grond: meer een opene
luchtige, als een donkere plaats, en veel Water. Kon-
nen , buyten flaande , harde Vbrft zonder groote fcha-
dc verdragen. Geeven ook meefl den tijd volkomen
rijp Zaad ; ’t welk met een wallende Maan van Alaert
of April , niet diep gelegt, de aarde word aanbevolen.
Niet alleen hier door kan men ze bequamelijk vermee- Aanwin.
nigvuldigen , maar ook door hare aangewaflene jongen; ning.
welke men met de genoemde Aprilfche Maan van de
oude afneemt, en verplant. ,
Het Lamium folio caulem ambiente , of Doove
doove Netelen, met Bladeren aan de Steel Kittende; Syl- Netelen,
vestre flore albo, of wilde dove Netelen met een met
witte Bloem; en Sylvestre flore purpureo, of sjceïa"icd-°
wilde met een purpure Bloem, duuren niet langer dan rende,
eene Zomer; alhoewel die met de witte Bloemen ook Wilde,
wel meefl den tijd ’s Winters overblijft. Worden ^",etwce'
derhalven ieder Zoorjaar in April met een wafïende ïkg^
Maan gezayd. Komen ook, door ’t uytgevalleneZ<L*^,
van zelfs wel voort; en konnen hier door genoegzaam
vermeenigvuldigd worden.
Het Lamium maculosum flore luteo, of bon- Bonte
te dove Netelen, met een geele Bloem : F<xtidum flo- doove Ne-
RE rubro, of ftinkende, met een roode Bloem; Scu-tclen;
tatum, of met een Schild-Kaad; en Pannonicum, ennoch'’
of uyt Pannonien , vergaan niet zoo haaft, maar blij- andere,
ven veele jaren in ’t keven. Staan alle ongeleegent-
heeden der Winter geduldig uyt ; en geeven , doch al-
leen bij goede Zomers , rijp Zaad ; ’t welk men op
de voorheenen genoemde tijd in de aarde moet leg-
gen. Hier door worden ze genoeg vermeenigvuldigd; Aanwin-
cn dan ook door hare aangegroeyde )<>#££ Scheut jens. ninS-
OndertufTchen heb ik door ervarentheyd bevonden,
dat het Zaad van Lamium scutatum, of doof Ne-
telkruyd met een Schi/d-Kaad, niet zoo haafl als dat van
de andere te voorfchijn komt; maar zomtijds een half,
ja wel een geheel jaar lang in de aarde blijft leggen, eer
men ’t ziet opkomen.
Het Lamium bulbosum Americanum, of A- Ameri-
mcricaanfch doof Netclkruyd , met een Bolwortel , is caankh
een bezienswaardig , fchoon Gewas , doch het teedcr- Nef
fle van alle. Bemind een goede , zandige aarde , met meteen3
een wcynig twee-jarige Paerdemifl en ’t Mol uyt ver- Bolwor-
gane Boomen , of in des zelven plaats van verrotte Boom- p *’
bladeren, doormengt: een warme, welgeleegene plaats, 10n '
en matige vochtigheyd.
Geeft in decze onze koude Geweflen noch Bloem Wortel,
noch Zaad , ten zij met zeer warme Zomers, en droo-
ge tijden. Uyt hare ronde Wortel, die van de Ari-
stolochia VERA , of opregte ronde Ariftolochie , in
gedaante genoegzaam gelijk, fchieten op vijf, zes, en
noch meerder Steden ; een , ook anderhalve voet lang.
Aan welke gemeenclijk zich vertonen vijf, en zeeven
fqjjoonc Bladeren, gehegt aan korte Steelt jens , twee en Bladeren,
twee regt teegens over malkander gefield ; altijd voor
in een alleen eyndigende. Zijn ovaals-wijze rond; be-
vallijk-grocn ; niet groot, voorzien met drie groote A-
deren in ’t midden , op de wijze van Plantago, of
Weegbree; waar uyt veele kleync ter zijden voortfehie-
ten : ook aan hare kanten vercierd met nette en fpit ze
Tand jens ; eyndigende voor in een fpits punt. Tuflchen
de zelve worden gedurig aan hare Steden nieuwe uyt-
loopzjden gezien.
Veel koude Herfftreegenen , Stormwinden , Sneeuw Hoe in de
of flerke Zbrft kan decze Plant gantfchlijk niet ver- Winter
dragen. Word derhalven ( met een wallende Maan waar tc
van April in een Pot gezayd , en als ze twee jaren daar neemen*
in geflaan heeft, in de zdve op de eyge tijd weer ver-
plant zijnde) in ’t begin van Óftober, of een weynig
later , na tijds gelecgentheyd , binnens huys gebragt
op een luchtige plaats, waar in niet als bij vriezend
Wéér word gevuurd : gedurende de Winter van boven
begoten met een weynig lauwgemaakt Reegenwater ;
en niet voor in ’t begin of op de helft van April,
met een zoete Lucht en Rcegen , weer buyten de
Zonneflralen voorgeftcld.
Decze foort kan niet (gelijk wel de andere) door Aanwin-
hare Wortel , maar alleenlijk door Zaad aangewonnen en ning-
vermeenigvuldigd worden.
KRACH-
<?77 Verkeerd Netelkruyd.
krachten.
Aart. "V T Er keer d Netelkruyd , of Lamium , is warm en
V droog in den eerften graad.
Diofc.l.4. ~ De Bladeren, het Zap, de Netelen, of het
c. 9/. Zaad, met Zout en Edik vermengt , en dan Paps- of
ïlin. 1. 17- Plaafters-wijzc gelcgt op vuyle , verrotte z.eeren , de
Tra ut 1 1 kanker , ineet ende- en ook Bloed-z-weeren , alle ge-
c. 1. qttetjle , gewondde , gebrandde Leeden, Klieren, krop-
Zjiveercn , het Flerefijn ; allcrlcy andere gezwellen en
hardigheeden , doen de zelve fcheyden , verteeren , en
geneezen. Vermogen voorts al het geene , ’t welk hier
boven van het Roomfch Netelkruyd , of Vrtica Roma-
■ ”a’ sezeëz is* ,
Camerar. De 5 vilde doove Netelen met een purpure Bloem , of
/•4. f.90. Lamium fylvejlre fiore purpureo , in roodc Wijn ge-
zoden, en daar van gedronken, ftillcn de roodc Loop.
CCLXXXIV HOOFDSTUK.
K N A W E L.
Namen ^ s genoemd in ’t Neederlandfch , word
■^jaSSSijj in ’t Latijn geheeten Polygonum an-
^ gustifolium , of Duyz,endknop met
Grond, Is uyt eygener aart een kleyn en
bij der aarden kruypend Gewas. Be-
mind , door een zonderlinge eygenfehap , een opene
vrije Lucht , een magere en gantfeh zandige grond.
Kan matige vochtigheyd verdragen. Blijft niet meer
dan eene Zomer in ’t leeven. Want bij alle gcleegent-
hceden des tijds gceftze voor de Winter volkomen
Aanwin- rijp Zaad, en vergaat dan. Moet derhalven in ieder
ni“g- Voorjaar, met een wafïende Maan van AprilofMaert,
niet diep weer gezayd , en de aarde aanbevolen zijn.
Doch flaan ook van zelfs genoeg op door het neerge-
vallene Zaad. Zie hier bij na het Hoofdftuk^v an Duy-
sendkoorn, en dat van Duysendknop.
krachten.
Aart, en X/" Nawel, of Polygonum anguflifolium , is koud en
deugden. IV droog in den eerften graad.
In Wijn gekookt, en ’s morgens, cenige da-
gen na malkander, een Roemertje daar van gedronken,
helpt de geene, welke haar Water niet wel konnen ma-
ken. Is ook goed voor de zulke , die van ’t Graveel,
of de Nierenfleen gequeld worden.
CCLXXXV HOOFDSTUK.
MUURBLOEM.
Drie on-
derfchey-
dene foor-
;En welriekende , en zeer bevallige
Plant ; ter dier oorzaak ook wel in
het Neederlandfch genoemd Steen-
violier , wijl ze zeer veel groeyd
op de Muuren en vervallcne Steen-
hoopen , en daar van zelfs voort-
komt , word in het Latijn geheeten Flos keiri ,
Leucojum luteum , en Viola lutea : in het
Hoogduytfch Gelbe Violaten, of Violen: in ’t
Franfch Giroeflees Jaunes , of Violettes Jau-
nes : in het Italiaanfch Viola Gialla , of anders
V10LE Gialle.
Hier van zijn mij in haren aart drie onderfcheydene
foorten bekend geworden , te weeten :
I. Flos keiri flore i.uteo pleno, of geele dub-
bele Steen-violier. II. Flore luteo pleno pur-
pureo mixto, of goude-lakenfche Muurbloem. III.Flo-
Knawel. Muurbloem. 678
RE luteo siMPLici, of met een enkele gee/e Bloem.
Decze alle verfchillen weynig in hare Louwmg en Waar -
netming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede zandige Grond. *
grond , met niet veel twee-jarige Paerdemift , nee-
vens wat kleyn-gekloptc roodc Steen en Kalk , ge-
nomen uyt oude Muuren , genoegzaam doormengt :
matige vochtigheyd, en een opene, wel ter Zon ge -
lecgene plaats.
Die met dubbele Bloemen, noch jong zijnde, kon- Metdub-
nen, buyten ftaande, zelden langer als twee Winters bele Bloe*.
de koude verdragen: moeten derhalven , met een waf- men‘
fende Maan van April in Potten geplant, binnens huys
bewaard, en gedurende de geheele Winter, op een niet
al te warme maar luchtige plaats ftaande , met weynig
Water onderhouden worden. Dceze foort geeft noyt
eenig Zaad: maar alleenlijk die, welker Bloemen enkel Met enk«<
zijn ; doch niet voor ’t tweede, ook ’t derde jaar, na le‘
dat ze zijn gezayd, of van zelfs voortgekomen. Daar
na voorts ieder jaar, zoo lang ze in ’t leeven blijven.
Deezc zijn hard van aart; zoo dat ze veel Water, ftren-
ge koude , en meer andere ongcleegenthceden der Win-
ter konnen uytftaan.
Wil iemand uyt het Zaad van enkele Bloemen dub- Hoe men
bele winnen , die zaye het zelve in de Maand April ^ £eko_
met een volle Maan. Neeme de daar van voortko- men
mende jongen al hare 2 ijdc-fcheuten , en late haar al-
leenlijk de middelfte Hert looien ; uyt welke men ver-
wagt dat de bloem zal voortfpruyten. Indien de zelve
ook Zijde-takjcns maken, zoo moet men die defgelijks
bij tijds wechncemen, enkelijk de regt opgaande met
hare Bloemen behoudende.
Van deezc moet men Zaad met een volle Maan win- uyt Zaad
nen ; en ’t zelve met een Aprtlfchc volle Maan weer aan jVaa enkc‘
de aarde beveelen ; zoo zal men eyndclijk daar uyt goe-
de dubbele Bloemen bekomen ; ’t welk anders noyt zou
gefchieden.
Alhoewel die met dubbele Bloemen noyt Zaad geeven, Aanwin-
gelijk alreeds gezegt is, zoo konnen ze echter op twee- ning
derley wijzen aangewonnen en vermeenigvuldigd wor-
den.
Eerjl , door hare Zijde-takjen ; hoe nader aan de zonder
Wortel, hoe bcquamcr hier toe. Deeze fnijd men, met 2'aad»
een wallende Maan van April , ten halven in , gelijk
men de Angelieren doed , met af breeking van al de
Knoppen der Bloemen. Dan vuld men ze met aarde
aan , en dus gehandeld zijnde, vatten ze genoegzame
11 'ortelen.
Ten anderen door Takjens , welke geen Knoppen , op twes-
of Bloemen hebben ; en die men terftond in Potten de.l.,c7
fteekt een halve vinger lang, of, na gelecgentheyd van wlJiCn‘
hare lengte, noch dieper, tot aan de bovenfte top , in
een fchaduwachtige plaats , daar ze van de Zonne-
ftralen niet geraakt konnen worden. Dus moet men ze
meer dan zes weeken lang bewaren , en dikmaal met
Rcegenwater begieten ; zoo beklijven’er gemeenelijk
veele van ; en zij groeyen tecgcns de Winter, of in ’c
volgende Voorjaar voort.
KRACHTEN.
MVurbloem , of Flos keiri, is verwarmende van Galen. 1. 1.’
aart, dun vandeelen, en heeft een afvagende
kracht. De Bloemen, gedroogd zijnde , wor- iJ,c.Xu
den van een ieder meeftgebruy kt, om dat ze veel krach-
tiger zijn als de Bladeren.
De Bladeren in Wijn gekookt , en daar van, eeni- Dod. I.61
ge dagen na malkander, ’s morgens een weynig ge-f-+-
bruykt , drijft de doode Vrucht af ; doch is gantfeh
ondienftig voor Vrouwsperfonen welke een leevendig
Kind dragen.
Het uytgeparftte Zap der Bladeren en Bloemen in Lonle. t. 3.
de Oogen gedaan , neemt de vlekken en donkerheyd der c' ll^’
zelve wech : zuyverd dc Honden , verdrijft de onrey-
V v z nigheyd
<>79 BnscHRYviNG der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 6So
nigheyd der Zeeren : geneeft ook de fmerten en Zwee-
ringen van de Mond-, met Honig vermengd zijnde.
r i , De Bloemen gefloten ; metWafch en Oly gemengd;
caf. i;8. dan Plaafters-wijze gcbruykt , verbeeteren de Kloven
Seraf iolib, des Fondaments. Met Honig gemengd, zijn goed voor'
simp. tjc Sprottuj der jonge Kinderen ; cn allcrley Zeeren van
zio.\ de Mond. In een Bad gebruykt, verwekken de Adaand-
jlonden : geneezen de Ontfleekjngen en Apoftematien van
de Moeder.
In Wijn gezoden , drijven ’t water der 'Blaas uyt :
geneezen de gcbrecken van de Nieren en Leever : ver-
fterken , en brengen weer te regt de ontftelde en ver-
moedde Leeden. Zuyveren het Bloed , cn verquikken
het Gemoed.
Hifptcr. I. T wee Drachmen van het Zaad gefloten , en met
de Nat. Wijn ingenomen, jaagd af de doode Vrucht , en de
Muhtr. Nageboorte. Doet ook der Vrouwen Aiaandflonden
voortkomen.
CCLXXXVI HOOFDSTUK.
STOKVIOLIER.
Bevallijk- cene der bevallijkfle Gewajfen , die
heyd. <3^8® mcn ergens zou mogen vinden ; niet
7g^g£i alleen weegens haren lieflijken reuk^,
maar ook om hare beziens-waardige cn
het oog verlufligende verwe ; zoo dat
men ze met regt mag houden voor het
pronksieraad eens Thuyns. Werd dus in het Necdcr-
Namen. landfeh genoemd: In ’t Latijn gcheeten Leucojum ,
en Viola alba arborescens, niet zoo zeer om
harcr Bloemen , als Bladeren wil; welke, met een ruy-
ge of grijze wolachtigheyd bedekt , wit fchijnen te
zijn. In 't Hoogduysfch Garten Veiel , ofLuu-
coje : in ’t Franfch Violif.rs , of Gyrofflees
Blanches : in ’t Italiaanfch Viola bianca.
Veele Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
verander cen'8c fchoone veranderlijke foorten, namentlijk :
lijke foor- I* Leucojum incanum arborescens flore
ten, PLENO Ru BRO , of roode dubbele Boomachtige Stol 5-
violier. II. Flore pleNO albo, of met een witte
dubbele Bloem. III. Pleno PURPüreo , of meteen
dubbele purpure Bloem. IV. Pleno rubro et al-
bo VaRiegATO , of met een dubbele rood- en wit-
bonte Bloem. V. Pleno albo et purpureova-
RIEGATO , of met een dubbele wit- en purpur-bonte
Bloem. VI. Flore albo pleno folio farina-
ceo , of met een witte dubbele Bloem en grijs meclach-
tot der- tig Blad. Vlf. Flore pleno caRneo, of met
tien in ge- ecn dubbele Lijf-verwige Bloem. VIII. Flore ru-
Voorgc- ERO SIMPL,CI > of met een roode enkele Bloem. IX.
field. Albo simplici , of met een witte enkele Bloem. X.
Purpureo SIMPLICI , of met een Purpure enkele
Bloem. XI. Rubro et albo variegato simpi.i-
Ci , of met een rood- cn wit-bonte enkele Bloem. XII.
Albo et purpureo variegato simplici, of
met een wit- cn purpur-bonte enkele Bloem. XTII. Flo-
re albo simplici folio faRiNACEO, of met een
witte enkele Bloem, en grijs meelachtig Blad. Al te za-
men zijn ze van dezelve Bouwing en Waarneeming.
Wat voor Zij beminnen uyt eygener aart een goede, gemeene,
ccn grond zandige grond, bellaande uyt een deel Mol van verrot-
nen Cm'n" tc ^oorn-^Ldcren , een deel twee- of drie-jarige geheel
kleyn tot aarde gewordene Paerdemifl; twee dcelcn ge-
meene zwarte grond , en twee dcelen grof zand , wel
door malkander gemengd : een warme plaats ; opene ,
vrije lucht, en matige vochtigheyd. Konnen niet wel
verdragen veelvoudige Hcrfft-reegenen ( waar door ze
aan hare Stam , eeven beneeden de aarde , ligtelijk in
de Winter tot verrotting geraken ) defgelijks koude
of vriezende dagen.
Hoedanig Moeten derhalvcn, in Potten of houtc Vaatjens ge-
plant, en boven droog zijnde, in ’t begin, of ten hal- men haar
ven van Otlobcr (na geleegentheyd van de bequaam- in ,de
hcyd of onbequaamheyd des tijds) binnens huys ge- Wmtcr
bragt werden , op een lang de lucht genietende , wel
geen warme plaats , maar ook zonder eenige tochten of
zuyging , en onderhouden met weynig water. In
Maert , met goede donkere dagen , zonder Zonne-
fchijn (doch niet bij nagt) moet men ze weer buyten
flellen ; vermits hare voornaamlle leevens-behouding
in de Winter- Herft- en Lente-tijd beflaat in een lange ,
of dikmalige lucht-gcnicting, zonder koude, offlerkc,
zuure Winden.
Kan iemand haar , gedurende de Winter , bewaren moet
in een drooge verwelfde Kelder, op een luchtige plaats, waarncc*
daar ze niet konnen bevriez.cn , zonder warmte van mCn‘
Oven of Vuur, ’t welk haar haafl flap maakt, en eyn-
delijk doet flerven, die zal bevinden , zulks beft tc zijn:
maar ook zoo haafl de vorft over is , moet hij haar
weer van daar neemen , en een weynig lucht geeven ,
op dat ze niet mogten verfchimmelcn. Zij bloeyen (van
Zaad opgekomen zijnde) na ’t tweede jaar door het
grootfte gedeelte van de Zomer. Geeven in den Herffl
volkomen rijp Zaad ; en blijven zelden langer dan vier
jaren in ’t leeven.
De geene , welke dubbele Bloemen dragen , geeven Hoe men
noyt eenig Zaad. Werden echter door ’t Zaad der
enkele konfiig aangewonnen , op de volgende wijze.
Zay het Zaad , daar wel eer dubbele Bloemen uyt uyt enke-
voortgekomen zijn geweeft (waar aan men kan bemer- lc- uyr-
ken dat het van een goeden aart is) in de Maand April, duULC1ndc
een weynig voor of met volle Maan in een magere, ge- Bloemen
meene, zandige grond. Begiet ze zomtijds, als ze zijn kan aan-
opgekomen , en zulks nodig is , met Reegcn-watcr , winnen 1
daar een weynig Tabaks, en een hand vol Aljfem in ge- degens
kookt is geworden. Stroy’cr dan over, terwijl ze noch Aard-
nat zijn, Stof van Tabak , zoo zullen ze onbefchadigd v,°ycn en
blijven van Aard-vloyen , Stekken, en andere Ongo- Slckkcn'
dierten. Wanneer gij ze nu de hoogte van een vinger-
lid opgewaffen ziet , zoo verplant ze in de aarde , met
een volle Maan , ruym een halve voet van malkander-
of anders een of twee in een Pot, niet alleen om de zel-
ve dies te bequamer ’s Winters te mogen overhouden ,
maar ook , om daar van dies te becter Zaad te kon-
nen winnen. Neem voorts met een Mes al de zijde-
fcheuten daar van wech , dat’er niet meer als de mid-
denfte Hertloot koome aan te blijven. Als deeze in ’t
volgende Voorjaar Bloemen krijgt, ontbloot men ze des-
gelijks van al hare ‘Bladeren , behalven van de alder-
bovenfte twee of drie : op dat al ’t voedzel en de kracht
der gcheele Wortel alleenlijk van ’t Zaad genoten wei de.
Hier door zal ’t veel dikker werden als anders. Wan-
neer ’t rijp genoeg is, werd het met een volle Maan af-
gefneeden , en een tijd lang in zijne Peulen gelaten.
Eyndelijk in het volgende Voorjaar , op de genoemde
tijd, weer in de aarde gelegt , niet diep. Hier door zal
men veele zeer uytfteekcnde en dubbele Bloemen kon-
nen aanwinnen.
Deeze Leucoja , of Stokviolieren , zijn van zulk Raad voor
een aart, dat ze ligtelijk eeven boven de aarde of de deflauwte
Wortel komen te verkankeren. Zonder groote moeyte telooshe' d
kan men dit helpen ; want men behoeft’cr maar alleen- van deeze
lijk ftof van Tabak in te wrijven. Ook werden deeze cn aücan-
Plantcn dikmaal , door een andere ongcleegentheyd der dcrc ^*an"
Natuur , flauw en /lap ; het welk men ook aan andere
Planten bevind. Terftond kan men dit quaad wech-
neemen , door haar alleenlijk te begieten met half Re e-
gen-water en half z,oete Melfl, in een Pot wel onder-
een gemengd. Dit verquikt op een verwonderlijke wij-
ze niet alleen deeze , maar ook alle andere Gewajfen des
Aardbodems.
Behalven al de hier boven genoemde foorten van Noch
Stokviolieren werden noch meer andere gevonden , alle eenige
met enkele Bloemen , cn niet langer als eene Zomer du-
rende ; te weeten ;
I.Leu-
Stokviolier. ZoMERZotfE. Salade.
andere
foorten
van Stok-
violiercn.
Aanwin-
ning.
Stok-
Violier
uyt Can-
<S8i
I. Leucojum rubrum aNNuum , of een-jarige
roode Stokviolier. II. Marinum Lusitanicum
FLORE Pu rpiREO , of Portugalfche Zce-Stokviolier
met een purpure Bloem. III. Marinum Creticum j
of Zee-Stokviolicr uyt Candiën. IV. Leucojum MON-
TANUM FLORE luteo , of Berg-Stokyiolter met een
gecle Bloem ; welke ik, op de voor-verhaalde wijze be-
handeld zijnde , dikmaal met dubbele Bloemen heb ver-
kreegen.
Decze werden ook in de zelve aarde , op de zelve
tijd , in Potten gezayd ; doch als ze teegens de Winter
rijp Zaad hebben gegeeven, vergaan ze. Moeten der-
halven ieder Voorjaar weer op nieuws de aarde aan-
bevolen , en konnen deczcr wijs eeuwig-durend ge-
maakt werden.
Het Leucojum sagittale Creticum, of Stol
violier uyt Candiën , met een Zaadpeul , welke een Pijl
niet zeer ongelijk is, is teeder van aart. Buyten ftaan-
68 z
gcele
Bloem ; e
met een
witte.
Tb. Dor -
ft en. lib.
Htrb.f.
198.
een" Zaad- de, kan ze gcenzins de koude en andere ongelcegenthee-
peul als den des tijds verdragen. Werd dcrhalven , in een Pot
een Pijl. gezet zijnde , 's Winters binnens huys bewaard op de
hier boven befchreevene wijze. Geeft in ’t tweede jaar
rijp Zaad , en verfterft dan van zelfs.
Zee- Het Leucojum marinum flore luteo , of
violier Violier met een gecle Bloem , groeyende aan de Zee-
kant-, cn Marinum album , of Zee-violier met een
witte Bloem , wallen niet, gelijk de voorige , Struvcl-
achtig om hoog , maar gelijk andere Planten , in een
goede , gemeene , zandige , met een weynig Paerde-
mift door-mengdc grond. Zijn hard van aart. Konnen,
buyrcn ftaande , de felle koude en andere ongelecgent-
heeden der Winter zonder cenige fchade verdragen.
Gccven in de tweede Zomer volkomen Zaad. Ver-
gaan niet haaft , maar blijven eenige jaren lang in het
leeven.
KRACHTEN.
STokviolier, of Leucojum , is matig verwarmende,
verdrogende, en afvagende van aait.
De Bloemen in Wijn gezoden, en daar van zom-
tijds door den dag gedronken , is goed voor de eng-
borftigbeyd , en voor de geene die bezwaarlijk, baren
adem konnen halen. Verwekken de Maandflonden ,
doen gemakkelijk Wateren , en ook Zweeten ; als men
terftond daar op te Bed gaat , en zich wel toedekt.
Dceze Bloemen op Edik gezet, cn daar van gebruykt
in tijd van pefi, ’t zij in Spijzen gedaan , of op een an-
dere wijze : bewaard de Menfch voor dceze befmet te-
lijke Ziekte.
•X. in l 7. Voorts hebben dceze Bloemen de zelve kracht en
eap. i- fol uytwcrking ; welke wij hier boven van de Muurbloem ,
391. of Flos Keiri , hebben aangeweezen.
CCLXXXVII HOOFDSTUK.
ZOMERZOTIE.
|Eeze Bol-plant werd in het Necdcr-
j landfeh niet alleen dus, maar ook van
[ veelc w i tte T ydeloos , of T eyl-
» roos genoemd : in ’t Latijn Leuco-
1 jum Bulbosum , of Viola Bul-
■ BOSA TR1FOL1A : in ’t Hoogduytfch
Hornungsblumen, of ook Schneetropffen.
vier on- blicr van z’jn m>j >n baren aart bekend geworden vier-
derfchcy- derley foorten; namentlijk:
dencfoor- I. LeüCOJUM BULBOSUM TRIPHYLLUM , of Zo-
tcn* merzotje met drie Bladeren. II. Bulbosum hexa-
PHYLLUM , of Zomer zot je met zes Bladeren. III.
Bulbosum hexaphyllum serotinum majus, of
laat groot Zomer zot je met zes Bladeren. IV. Leu-
cojum bulbosum minimum autumnale, of al-
Namcn.
derkleynftc Zomertzotje , bloeyende in den Her ff. Al te
zamen zijn ze van de zelve Bouwing cn i-Vaarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede , gemeene. Grond,
zandige , en met twee-jarige Paerdemift matig voor-
ziene grond * veel Reegen : meer een fchaduwachtige
als een wel ter Zon geleegene plaats. Staan alle koude ,
Vorft , en andere ongeleegcntheedcn der Winter uyt»
zonder eenige fchade.
Mogen ieder jaar , of ook om ’t tweede , of om ’t Opne«-
derde , in ’t midden van Jultus , uyt de aarde geno- ming.
men , op een drooge plaats neergelegt , cn in Septem-
ber , ftraks na volle Maan neergezet werden in een op
nieuws omgefmeetene en gemeftte grond.
Zomtijds geeven ze volkomen rijp Zaad ; ’t welk Aanwin-
men met een volle Maan der genoemde Maand , een ninS-
halve vinger diep gelcgt , aan de aarde beveeld. Hier
door werden wel al de gemelde Soorten aangewonnen ert
vermeenigvuldigd ; doch veel gereedcr en bequamer
door hare aangewaflene jonge Bollet jens , welke men
van de oude kan neemen , eer de zelve weer ingezet
werden.
KRACHTEN.
DE Krachten en Werkingen van dit aardig Bol- Krachten
gewas zijn de Oude niet bekend geweefl: ; en van tot n°ch
de Nieuwe tot noch toe niet onderzogt gewor- ^ "r‘ct
den j derhalvcn men geen berigt daar van geeven kan. zogt,
Ondertuiïchcn werden dceze Bloemen van veelc zeer
bemind , en in haren Tuyn gefield , om de Zelve tc
verderen.
CCLXXXVIII HOOFDSTUK.
SALADE.
1O0 zeer van ieder bemind, als wel be- Namen,
kend j werd ook in het Necdcrlandfch
Lattouw , of Lattuw geheeten i
in ’t Latijn Lactuca : in het Hoog-
duytfch Lattich : in ’t Franfch Lai-
CTUE : cn in ’t Italiaanfcb Lattuga.
Hier van zijn mij in haren aart eenige veranderlijke Eenige
foorten bekend geworden ; als ; onder-
I. Lactuca vulgaris, of gemeene Steekgat touw. Fchoydcn®
II. Crispa, of Krul-Salade. III. Capitata, 0floorten’
Krop-falade. IV. Roman a , of Roomfche Salade.
V. Longifolia , of lang-geb lader de Siüade. VI.
Ru BR a , of roode Salade. Meeft alle zijn ze van eener-
lcy Bouwing en Waarneeming ; en onder al deeze foor-
ten werd de Krop-falade voor de befte gehouden.
Gemeenclijk werden ze gezayd in Maert , een dag zaying.
of drie na volle Maan , of ook , om haar zeer vroeg te
mogen hebben , wel in Februarius , indien de tijd het
eenigzins wil toelaten ; op een warme, wel ter Zon gc-
leegene plaats. De Steel^lattouw zayd men dik of
digt; de Krop-falade hol en luchtig, in een mulle , en Grond.'
met oude Paerdemift wel voorziene grond. Bij droog
wéér mag men ze wel dikmaal begieten , wijl ze daar
door dies te beeter groeyen.
De gedagte Krop-falade werd veel malftcr en lieflij- Vcrplan,
ker van fmaak , wanneer men de zelve , in haar zefde tinS-
Blad zijnde, uyttrekt daar ze digft ftaat, cn na de vol-
le Maan verplant op een opene , vrije , en luchtige
plaats , ten minften ieder een halve voet van de ander.
Deeze werden veel grooter , en dan cerft bequaam om
gegeeten te werden , als de andere ftaande gebleevene al-
reeds op en wech zijn.
Wil men ze laat hebben , zoo werden ze met de ge- Hoe mes
noemde Maan en in de gemelde grond, doch cenlate'
Maand na de gedagte tijd , gezayd, daar na verplant.
Wil ook iemand gefotene Knoppen bekomen in ’t be-ookjn
gin, midden , of laatfte der Maymaand , die zayc zijn M#y
V v 5 Zaad
<58j Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek ,
Knop-fa-
lade kan
bekomen.
Krul-fala-
dc.
Slaap ver-
wekkende
Salade, rie-
kende als
Opium, er
hebbende
de gedaan-
te van En-
divie.
Wilde Sa-
laad , met
een door-
nige rug-
ge in de
Bladeren.
Zaad hol en luchtig op een zeer warme plaats in een af-
gaande Maan van Auguftus of September-, en verplan-
te daar van de geene, welke in de Winter zijn over-
gebleven , in de gemeldde warme plaats , en welge-
meftte grond, tuflehen volle Maan en ’t laatfte Quar-
tier der Maand Maert, zoo zal hij zijne begeerte kon-
nen genieten. Of wil iemand deeze Herfft-planten ,
luchtig en niet digt bij malkander gefield zijnde, in ’t
Voorgaar onverplant laten liaan , hij zal ook niet qua-
lijk doen ; vermits deeze dikmaal beeter worden als de
geene die verplant zijn. Ondertuflchen eevenwcl blij-
ven ze harder , en zijn niet zoo mals als de geene ,
welke men in de Zomer wint.
De Krul-falade maakt noyt eenige Knoppen-, doch
laat zich tot drie of vier malen toe affnijden, engebruy-
ken ; t’elkens weer nieuwe Bladeren fchietende ; eer ze
hare Steel zet om te bloeyen.
De Lactuca soporifera odore Opxi, of ftaap-
verwekkende Salade, riekende als Opium , is van na-
turen geen fluytcnde of Krop-falade , meer een fbort
van Endivie-, hebbende niet alleen Bladeren, dezelve
gelijkvormig; maar moet ook op de zelve wijze behan-
deld en toegebonden worden. Mag derhalven ook ,
en mijns oordeels met regt , genoemd worden Endi-
via Opioides soporifera , of flaap-makende En-
divie, riekende als Opium, te weeten, zeer zwaaren on-
lieflijk. De Bladeren zijn een hand lang; drie vinge-
ren, wat meer of minder breed; donker-grocn vanver-
we; voor aldcrbreedfl , rondachtig toegaande; aan hare
randen onordentlijk gekerft; en met veele fpitze pun-
ten, als Doorntjens, voorzien. Deeze foort bloeyd in ’t
tweede jaar , en vergaat dan.
Ook de Lactuca sylvestris costa spinosa,
of -wilde Salade , met een doornige rugge in ’t midden
der 'Bladeren onder vercierd, niet meer dan een jaar in ’t
leeven blijvende , word , gelijk de voorgaande foort ,
vermits hare onaangename geur, reuk, en aart, niet ter
fpijze gebruykt.
Zij geeven al te zamen in deeze Gewcflen volko-
men rijp Zaad , bequaam om weer gezayd te kon-
n en worden ; behalven dat van de Lactuca capita-
ta, of Krop-falade , waar van ’t Zaad alderbefl in Bra-
band word gewonnen. Zie hier bij na ’t Hoofdftukjv an
Hasen-salade.
KRACHTEN.
Aart. CftAlade, of LaEluca, is koud en vochtig van aart,
Tuchf. rot in ’t begin van den tweeden graad. Matig met
Herb. bijl. oly , Ldik en Zout gebruykt , is ze voor ieder
c‘ * zeer gezond gegeeten te worden, inzonderheyd voor
de geene , die een warme en gezonde natuur hebben.
Doch veel gezonder is ze, als men ze gekookt, of on-
der Spinaat, of iet anders vermengt, nuttigt.
Van al de foorten der Salade is, mijns oordeels , de
Krop-falade , of LaEluca Capitata, de befte. Eeven-
weltccdere, weckelijke Lieden moeten de zelve maar
zoberlijk gebruyken.
JEgm.l.y. Zij verwekt gemeenelijk Jlaap , en ook eetenslufl.
c-l- Stild de dorjl : maakt een zachte Stoelgang : verfrifcht
ïfaEpigr. het //erf; neemt wcch de walging van de Maag, en is
1 1 . goed voor de opbreckende Gal.
Maar zulke perfonen , die met de Longezucht ge-
queld, of Engborftig zijn , of zomtijds Bloedfpouwcn ;
ook die begeerig zijn om Kinderen te winnen,- moeten
zich daar van onthouden ; immers ten minften niet veel
daar van eeten.
Galen . lib. De Bladeren groen gefloten , en gclegt op Puyften ,
Simp. 6. ’t fprenkt Kuur , en andere foorten van verhit tingen ,
drijven’cr de brand van wech.
. ( In Water gezoden, en dan gegeeten met een weynig
BoomolycnEdik, is goed voor de geene, die zich van
de Geelzucht aangetaft vinden.
In Wijn, of Garfte-water gekookt, en daar van nu
en dan door den dag gedronken , doed de Melk_ in der
Krouwen Borjlen vermeerderen.
Het Zaad gedroogt, gepulverifeert , en met Wijn Diofc.lt.
te drinken gegceven,is dienftig voor de beeten der Scor-e- 1 66.
pioenen , en anderer giftige Dieren.
CCLXXXIX HOOFDSTUK.
HAAZEPOOT.
P het Neederlandfch dus genoemd , Namen,
word in ’t Latijn geheeten Lagopus,
M Ir' en ^ES Leporis: in ’t Hoogduytfch
Hasenfusz, en Katzenklee: in ’t
Franfch Pied de Lievre; en in ’t
Jtaliaanfch Lagopo.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vijfV'ft on"
foorten; namentlijk: «Jerfchcy-
T T 1 c , , oene loor-
I. Lagopus minor vulgaris, of kjeyne gemeene ten.
Haazepoot. II. Latifolius Hispanicus flore
rubro , of Spaanfche breed-bladerige Haazepoot met
een roode 'Bloem. III. Angustifolius Hispani-
cus , of Spaanfche fmal-gebladerde Haazepoot. IV.
Supinus capite plano, of leggende Elaazepoot met
(legte Hoofden. V. Lagopus major perennis flo-
re rubello, ,of groote altijd-durende Haazepoot met
een roodachtige 'Bloem. Niet alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, gemee- Wat voor
ne, zandige aarde, met twec-jarige Paerdemift een wey- efn ir°nd
nig voorzien : een warme, wel ter Zon geleegenc plaats, nen,emm*
en niet te veel vochtigheyd. Blijven ( uytgezonderd
de volgende ) niet meer dan ccne Zomer in ’t leeven.
Worden derhalven gemcenelijk in ieder Koorjaar, met
een waflende Maan van April , op nieuws , niet diep ,
in Potten gezayd , zonder verzet te worden ; behalven
de kleyne gemeene , die in de aarde blijft, en dikmaal
van zelfs genoeg opflaat. Geeven in goede drooge
Zomers teegens de Winter volkomen Zaad, en ver- Zaad ; en
fterven daar mee. Konnen ook niet anders als door aanwin-
dit haar Zaad aangewonnen en vermenigvuldigd wor- nin*»‘
den.
Het Lagopus major perennis flore ru bel- Groote al-
LO , of groote altijd-durende Haazepoot , vergaat niet ^doHaa
zoo haaft , maar blijft veele jaren in ’t leeven. Geeft ZCpOOC.
in deeze Geweften zelden, ten zij met zeer hcete jaren,
eenig volkomen Zaad. Is tamelijk hard van aart. Blijft
ook wel , bij flappe Winters , buyten ftaande, over;
doch vergaat door fterke Korft. Moet derhalven , al-
tijd in een Pot geplant , ’s Winters op een luchtige Hoe in de
plaats binnens huys gezet ; met flegts een weynig lauw w,nter
Reegenwater (want door wat te veel zou ze lichtelijk
verrotten) onderhouden; in ’t begin van April weer
buyten gebragt, en voor te veel vochtigheyd voorzich-
tig gewagt worden.
De aanwinning en vermeenigvuldiging gefchied niet Aanwin-
alleenlijk door haar Zaad, maar ook door hare aan- ning‘
gewaflene jonge Wortelen ; welke men met een waf-
fende Maan in April of May van de oude afneemt, en
verzet.
KRACHTEN.
HAazepoot, of Lagopus , is verdrogende en te za- Aart.'
mentrekkendc van aart.
In de Lielïchen gebonden , houd in en be- Wuft. I.
dwingd de Breuken, of Gefcheurdheyd-, doed ook de c‘ ‘7*
gezwellen van die plaats verdwijnen.
De Bloemen, of ruyge Pootjens, in roode Wijn ge- Galen. lib.
kookt , en daar van door den dag een weynig t’effcns simP- 7-
gedronken, flopt de natuurlijke en onnatuurlijke Stoel-
gang ; doch de geene , die met Koortzen zijn beladen, c. 6 1.
moeten ’t met warm Water gebruyken.
De
<58 y Haazepoot. Lathyrus. Steen-lceverkruyd. Damastbloem. 686
Lu ft tan. Dc zelve 'Bloemen gedroogd, gepulverifeert , en daar
l. 4. enarr. van een jyrachm* met roode Wijn ingenomen, heeft
,y' de zelve werking. Geneeft daarenboven de Wonden ,
dc inwendige Gefcheurtheyd : is goed voor de geene
die een hoogt val gedaan hebben , en verfterkt de
Maag.
Derften. Wil iemand, die zich te vet bevind , mager worden,
kift. Mant. Jig cerc de Bladeren deczer Plant tweemaal ter weck
jo. 11 9. »s avoncjs een Salade.
CCXC HOOFDSTUK.
LATHYRUS.
j}amen_ T r teeder Gewas is, mijns weetens,
met geenen anderen naam in ’t Nee-
V der landfeh én Latijn bekend. Word
fgi Vin ’t Hoogduytfch Plattbrbsen ge-
v f Hier van zijn mij verfcheydene aar-
den,. aar-' dige f°°rten in haren aart kundig gc-
dige foor- worden ; te wecten :
tcn- I. Lathyrus annuus Americanus flore cce-
RULEO , of een-jarige Americaanfche Lathyrus met een
fchoone blauwe Bloem. II. Flore albo, of met een
witte Bloem. III. Flore rubro, of met een roode
Bloem. IV. Hispanicus flore luteo, of Spaan-
fche Lathyrus met een geele Bloem. V. Minor Lu-
sitanicus, of kjeyne Portugal fche Lathyrus. VI. CoR-
datus Lusitanicus , of P ortugalfche Lathyrus met
Zaad na de gelijkenis van een Hert; ook wel genoemd
Pisum CORDatum, of Hert gelijkende Erwete. VII.
Japonensis flore purpureo majore , of Lathy-
rus uyt Japan met een groote fchoone purpure 'Bloem.
VIII. Humilis subterraneus , of kjeyne en lage
Lathyrus , hebbende zijn Bloem en Zaad z.00 wel on-
Tab.Co- der in de aarde , als daar boven : ook van Fabius Co-
lumn.lib. lumna genoemd Arachydna subterranea. IX.
ftirp. cap1.’ PnRENNIS LATIFOLXUS , o £ altijd-blijvcnde Lathyrus
,31. met breede Bladeren. X. Lathyrus perennis an-
gustifolius, of a/tijd-blijvende Lathyrus met fmalle
Bladeren. Niet alle zijn ze van dc zelve Bouwing en
M aarneeming.
Grond. Echter beminnen ze al te zamen een goede, gemee-
nc, zandige aarde, matig met twee-jirige Paerdcmift
voorzien : een wel ter Zon gelccgenc plaats, en mati-
ge vochtigheyd : geeven teegens de W'inter volkomen
Aanwin- Zaad , en vergaan dan van zelfs. Worden derhalvcn
mnS- in ieder Voorjaar , met een wafTcnde Aprilfche Maan ,
weer op nieuws , een ftxoobreedte diep , gezayd ; en
dus eeuwigdurend gemaak.
Altijd-du- Het Lathyrus perennis latifolius, of alt ij d-
rende La- durende Lathyrus met breede Bladeren , veele beziens-
thyrus met waarcJige bij malkander gevoegde Bloemen van een aan-
me» fmalle gename verwe voortbrengende, en het Perennis an-
Bhderen. custifolius, of altijd-blijvende Lathyrus met fmalle
Bladeren , vergaan uyt eygener aart niet haalt , maar
blijven dikmaal meer dan vijftien jaren lang in ’tlecven.
Konnen veele vochtigheyd , en , buyten Itaande , de
ftrenge koude der Winter verdragen. Geeven, bij goe-
de Zomers, jaarlijks volkomen rijp Zaad: ’t welk met
een walTendc Maan van April in de aarde gelegt zijnde,
eerft in ’t vierde jaar daar na de eerde Bloemen te voor-
fchijn brengt. Alleen door dit middel kan men ze aan-
winnen en vermeenigvuldigen .
KRACHTEN.
I>o.l. 1. 17. TV, Vruchten van Lathyrus in Water gezoden ,
1. 10. I len met Melk gegeeten , maken wel grof Bloed-,
doch voeden echter het Ligchaam meer als
B o onen.
Vermogen voorts alles> ’t geen van de Lrweten en
Boon en is gezegt.
CCXCI HOOFDSTUK.
STEEN-LEEVER-
K R U Y D.
■Llecn met dcczen naam in het Needer- Namen.'
landfeh bekend , word in het Latijn
gehccten Lichen , of Hepatica :
in het Hoogduytfch Stein-leber-
kraut, ook Brunnen-leberkraut:
in ’t Franfch Hepaticüje : in ’t Ita-
liaan fch Epatica Figatella.
Hier van zijn mij in haren aart twee bijzondere foor- Twee
ten bekend geworden namentlijk : foorten.
I. Lichen majus, of groot Steen-Leeverkruyd. IL
Lichen minus, of kjeyn Steen-Leeverkruyd. Beydezijn
ze van ecven dc zelve Bouwing en Wdarneeming.
Zij beminnen, uyt eygener aart, een gcmccne har- Grond»
dc grond , gelcegen in een donkere en van natuuren
vochtige plaats. Blijven gemcenelijk twee , of ook
wel drie jaren lang in ’t leeven , doch zelden langer.
Verdragen Sneeuw, Iterke Vorjl , en allerlcy andere on-
geleegenthceden der Winter, zonder eenige fchade.
Geeven ook volkomen rijp Zaad, ’t welk weynig Aanwiiu
word gewonnen , vermits het gemeenelijk geheel uyt- ning.
valt ; doch het komt ter plaats daar de Planten Haan ,
genoeg van zelfs op. Konnen ook alleenlijk hier door
vermecnigvuldigd worden.
KRACHTEN.
STeen-Ltevcrkruyd , of Lichen, is verkoelende en Dol Lx f
verdrogende in den eerden graad; daarbeneevens c- ,f‘
een weynig te zamentrekkende van aart.
In Wijn of Bier gezoden , en daar van ’s morgens mof. 1. 4;
nuchtcren gedronken , is goed voor de Bloedgang , of c. 5-?.
roode Loop : opend een verjlopte , en verkoeld de ver- fu^!^rr
hittede Lcever; defgelijks het ontjlokene 'Bloed. Neemt
wech alle hitAgheyd en vloeying , zoo van de Tong als Min. 1. 1 6.
van dc Mond. Is dienftig teegens dc Geelzucht , ver- c
oorzaakt uyt een hectc Lcever : ook teegens allerley
hitz.ige Koortz.cn , welke haren oorfprong uyt dc Gal
nc-emen.
Gefloten, dan gelegt op het wild Vuur, of eenige Galen. lik.
andere ruydigheyd , hitz.ige en bloedige H onden, meer Simp.Mtd.
andere ontjlcekcnde Zwecrcn , defgelijks op dc fproete- Jac' ‘‘
ten en vlekj^en der Huyd , geneezen en verdrijven dc
zelve.
CCXCII HOOFDSTUK.
DAMASTBLOEM.
SEn Eedel en van ieder zeer begeerd Vertchey-
Gewas ; word in het 'Needer landfeh dc namcn>
niet alleen dus, maar ook van zom- fp^g.'
mige Juffrouwen -violier ge-
noemd , vermits de Italiaanfche ,
Franfche , en meer andere Vrouws-
perfoonen deeze Damajlbloem gebruyken , om daar
meé de Moeder te zuyvercn ; en om zich te bewa-
ren voor de quade Lucht. Hierom ook in het Latijn
geheeten Viola Matronalis ; dan noch Viola Da-
mascena ; en van zommige Hesperis. In ’t Hoog-
duytfch WiNTER-viOLEN : in het Franfch Violettes
de Dames; of ook Giroffles de Dames: in ’t Ita-
liaanfch Viola MaTRONALE,
Hier
6%7 Beschkyving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 6SS
Agt rmrv
dcrlijke
(ponen i
purpur-
bonte D;
maft-
bioem.
Soorten
met enke-
le Bloo-
men.
Hoedanig
men die
met dub-
bele Bloe-
men
vermits ze
noyt Zaad
geeven ,
kan aan-
winnen,
en waar
op daar
ontrent
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden agt
veranderlijke foorten ; namentlijk :
I. Viola Matronalis major flore albo ple-
no, of groote witte dubbele Damaftbloem , in ’t Franfch
geheeten Blanchb Mousqiie. II. Major flore
ALBO PLENO LINEIS PALLIDO RUBRIS VARIÉGATO,
of groote dubbele witte Damaftbloem , inwendig ver-
cierd met bleek^roode ftreepen. III. Minor flore al-
bo pleno, of kleyne , dubbele witte Damaftbloem.
I\k Flore pIeno purpureo, of met een dubbele pur-
pure Bloem. V. Flore albo et purpureo va-
riegato pleno , of met een dubbele wit- en purpur-
bonte Bloem , welker Bladeren gemeenelijk kleyncr ,
fmaller , ook voor fpitzer zijn als die van al de andere;
en inzonderheyd voorzien met breede , bleek-geelc
plekken uyt den groenen, van geen onaangename aan-
fchouwing. VL Flore albo simplici, of met een
witte enkele Bloem. VIL Viola Matronalis flo-
re simplici vxjKWRio , of purpure enkele Damaft-
bloem. VIII. Viola Matronalis flore simpli-
ci variegato, of purpur en wit-bonte enkele Damaft-
bloem. Alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en
Waarneeming.
Zij beminnen zoo wel een kleyige met Zand gebro-
kene aarde, als een goede van naturen zandige, en met
twee-jarige Paerdemift genoegzaam voorziene grond :
een luchtige , vrije , wel ter Zon geleegene plaats , en
tamelijk veel Water.
Geeven ieder Zomer fchoone, welriekende Bloemen-,
doch die met enkele alleenlijk volkomen rijp Zaad.
Konnen redelijk wel de koude en allcrley andere onge-
lecgcntheedcn der Winter uytftaan ; doch oud wor-
dende , konnen ze door veel Herfftrccgenen lichtelijk
komen te verrotten. Blijven zelden langer dan vier ja-
ren in ’t leeven.
Vermits al de foorten met dubbele Bloemen geen
Zaad te voorfchijn brengen , zoo worden ze alleen-
lijk op de volgende wijs aangewonnen en vermeenig-
vuldigd.
Snij van deeze Planten al de Steelen af* een halve vin-
ger boven de aarde, wanneer hare Bloemen ten naaften-
bij vergaan zijn (indien 't gcfchieden kan met een af-
gaande Maan) doch voor al niet eerder; want in zulk
een geval zou de geheele Plant lichtelijk gekrenkt kon-
nen worden ; vermits de Steelen, afgefneeden zijnde
terwijl ze noch in hare volle kracht ftaan, het natuurlij-
kcr wijze na boven gedreeven wordende Zap, ’t welk
haar en al de Bloemen tot voedsel verftrekt , fchielijk
zou ontvloeyen : waar door de geheele Plant krachte-
loos worden , ja ook wel gantfehelijk ’t leeven verlie-
zen zou. Doch als de Bloemen bijna vergaan zijn ,‘
kan zulks zoo lichtelijk niet gebeuren , wijl dan het
drijvend Zap, volbragt hebbende het geen de Natuur
eyfchte , verminderd; en de Steelen verlatende, zich
weer na de Wortel begeeft : welke , hier door meer
voedzel genietende , op nieuws veele jonge Scheurjens
voortbrengt: die al groeyende Wortelen maken. Deeze
fnijd men met een wallende Maan in September van de
oude af met een Mes, of men breekt ze af met de hand,
en men verplant ze in de voorgemcldde , doch varf-
fche aarde. Hier toe is de Herfft de bcquaamfte tijd
des gehcelen jaars , en overtreft hier in zeer verre de
voortijd.
Doch zoo deeze jonge Scheut jens noch niet Wortel
genoeg gekreegen hadden , of dat ook de Plant zelfs ,
wcegens ouderdom, gevaar liep van te zullen vergaan,
zoo moet men de zelve geheel opneemen , en in zoo
veele deelcn fnijden , alsze lijden mag; zulker wijze ,
dat aan ieder deel iets van de Wortel blijve. Dus zul-
zen ze nieuwe Wortelen bekomen ; noch voor de aan-
komft der Winter voorfchicten ; naderhand veel fchoo-
ner en grooter Bloemen vóórtbrengen ; ook met minder
gevaar, als de geene, die men in Maert opgenomen en
verzet heeft.
Daarenboven kan men ook de gcmeldde afgefneede- te Iettea
ne Steelen, in ftukken, ruym een vingen lang verdeeld ^aac*
zijnde , terftond een halve vinger lengte in de aarde
fteeken , op een donkere en zandachtige plaats ; en
in droog Weer dikmaal met Water begieten, zoo vat-
ten ze haaft Wortel, en groeyen voorfpoodig voort.
Men ziet , dat al deeze Planten dikmaal , niet alleen Hoe men
in den Herfft , maar ook in ’t Voorjaar , zeer befcha- ^eczc
digd worden van kleync groene Wormtjcns, welke van Plantea
zelfs in de zelve groeyen : ja zomtijds worden ze daar
van geheel opgegeeten. Om zulks te verhinderen, kan
men het volgende middel gebruyken.
Zoek al de Bladeren en Hertfcheuten deezer Planten kan bevrij-
voorzichtig en nauwkeurig door met een Houte-prik 'c dcn voor
kei, en dood al de Wormtjcns of Rups jens, die gij ge- af erende
waar kond worden. Neem dan Reegenwater, daar op-
rechte Americaanfche of Wtrginiadnfche Tabaks-blade-
ren vierentwintig uuren lang in te weyk geleegen heb-
ben. Begiet uwe Planten daar mee , driemaal op een
heldere droogedag, ’s morgens, ’s middags en ’s avonds.
Vervolg dit , t’clkcns om den derden of vierden dag,
tot vijf of zes verfcheydene malen toe , zoo zal al dit
ongedierte fterven , en niet lichtelijk weer daar in groe-
yen, vermits ze dit krachtig vocht op geenerley wijze
konnen verdragen. Ook zullen de Planten zelfs dies
te weelderiger groeyen , en weer frifch worden , fchoon-
ze ook tot op de Wortel toe waren afgebeeten geweeft:
want dit nat is van een voedenden aart, en verfterkt de
Planten niet wcynig.
Eeven dit zelve kan men ook verrichten door 'tPoe- groene
der of Stof van de gemeldde Tabaks alleen ; op deeze Wormt-
manicr: zuyvcr eerft, op de hier boven verhaalde wij- J.5ns cn
ze, de Planten van de fchadclijke Wormtjens en Rup- "
z.en. Stroy dan ’t gemeldde Stof in en over de Blade-
ren heenen op een drooge dag; eerft tweemaal ter week;
daar na maar ccns, tot den twintigften van November ,
indieri ’t Weer zulks töelaat. Hier van fterven niet al-
leen de groene Wormtjens, maar ook alle S lekje n , Aard-
wormen , en ander fchadelijk ongediert , ’t welk zich
onder deeze Gewajfen verfchuyld , en de zelve hinder-
lijk is.
De Viola Matronalis flore simplici albo Witte.
et purpureo simplici , of witte enkele, en pur- purpure
pure enkele Damaftbloem , krijgen ieder jaar teegens de
Winter een volkomen rijp Zaad-, ’t welk met een waf- bloem.*
fende Maan van Maert niet diep de aarde moet aanbe-
volen zijn. Anders komen deeze foorten ook wei van
zelfs genoeg op , door het neergevallene. Hier door
konnen ze alleenlijk aangewonnen en vermeenigvuldigd
worden.
Wil iemand uyt het Zaad van enkele Bloemen dub- Hoedanig
hele bekomen , die zaye ’t zelve in de Maand van April mcn uyt-
met een volle Maan in een goede zandige aarde, op een llüekende
opene luchtige plaats , en lette op de jonge Planten ,
welke hier van te voorfchijn komen , alsze teegens den
Herfft kleyne Bladert jens beginnen te krijgen, waar uyt
in de volgende Zomer Steelen en Bloemen zouden fpruy-
ten. Deeze moet men zeer behendig met een Pcnne-
mes, zonderde lage Steel van de voornaamfte Hert-
fcheut te befchadigen , wechncemen ; zoo dat geen an-
dere Bloem, dan uyt hetbinnenfte Hert , kan voor den
dag fchieten. Doch indien ze eenige Zijde-takjens
quam re maken , gelijk zomtijds wel gebeurd , zoo
moet men die al meê wech doen , op dat niet meer als
de een eenige , alleen regt-opgaande Steel met hare Bloem
kome te blijven.
Win hier van het Zaad met een volle Maan. Zaay dubbele
het daar na , en neem het waar op de boven verhaalde Bloemen
wijze, zoo kond gij, op’t derde of vierde volgendejaar, kan bek<>‘
hier van bekomen zeer heerlijke, fchoone dubbele Bloe-
men: doch deeze zullen dan geen Zaad meer geeven, of
ze fchoon uyt Zaad aangewonnen zijn. Indien men ze
met een volle Maan t’elkens verbet, zoo zullen ze hier
door verbeterd, en gantfchlijk niet verminderd worden.
KRACH-
*
»• • ’
*
'
■MM i
jjaiBHSraf;
. - ,
.
.
-
.
.
-
"■"i i
MÊÊÊÊÊÊ
Aart.
D urantts
lib. Her//,
fol. 47 ó.
Tabern.l.l
Tuchf. kift
II. c. iB.
Do.l. 1. 6.
Namen.
Grond.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Diofc. I. a.
«.141. *
Verfchey-
de namen-
Veelever-
anderlijke
löortcn.
<58?
Damastbloem. Lampsana. Patich.
<5?o
KRACHTEN.
DAmaftbloem, of Viola ASatronalis , is fcharp en
hitzich , echter niet zonder eenige vochtig-
heyd; ook afvagende, doorfnijdende, en ver-
teerende van aart.
De Bloemen verquikken en verheugen door haren
aangenamen reuk de treurige, zwaarmoedige menfehen.
In Wijn gekookt, met Honig, of een weynig Zuy-
ker , en daar van ’s morgens een Roemertje gedron-
'ken, verdrijft de Winden : is goed teegens de Kramp
eti fpanning der Zeenuwen ; ook gebrokene Leeden ;
Hoeft , en Engborftigheyd. Docd zweeten , en zeer
gemakkeltjk^ Wateren. Verwekt der Vrouwen Maand-
ftonden ; en, daar mee gegorgeld , verdrijft de gezwel-
len der Keel.
De Wortelen der Damaftbloemen in Wijn gezoden,
en de zelve gebruykt , verbeeteren de gebreeken der
Aioeder.
CCXCIII HOOFDSTUK.
LAMPSANA.
? Us van een ieder geheeten ; en tot
Wj noch toe , mijns wcetens , in geene
mfj taal met een andere naam bekend ; be-
JjR halven dat de Franfche het ook noe-
\ men Sanues Blanchfs, en de Ita-
lianen Dl Lasana, of Dl Landri.
Bemind, uyt eygener aart, een gemeene, zoowel
Zandige als geen zandige, zoo wel ongemeftte als ge-
meffre grond : meer een donkere of fchaduwachrige als
een luchtige plaats, en veel vochtigheyd.
Bloevd meer als de halve Zomer lang. Blijft niet
meer dan een jaar in ’t leeven. Geeft teegens de Win-
ter volkomen Zaad , en word dan door een kleyne
Rijp ter neer gelegt: dcrhalven ook in ieder Koor jaar,
met een waffendc Maan van Maert , op nieuws weer
gezayd , niet diep onder de aarde. Doch komt ook
van zelfs genoeg voort door het uytgevallene Zaad.
Hier door konnen ze overvloedig vermeerderd wor-
den.
KRACHTEN.
LAmpftana is verkoelende en verdrogende van
aart. In Wijn gekookt, en daar van gedron-
ken, of ’t uytgcparftte Zap met Wijn ingeno-
men , is gezond voor de Leever en Adaag : ook voor
de geene, welke van Engborftigheyd worden gequeld.
Verdrijft de koude Pis: doed het braken ophouden :
is dienftig teegens de Geelzucht; en vermeerderd de
Adelzin der Vrouwen Borften.
CCXCIV HOOFDSTUK.
PATICH.
EERSTE AFD E E L I N G.
| Ord in ’t Ncederlandfch niet alleen
, dus , maar ook van zommige Roo
Ridder geheeten ; ook wel Perdik :
in het Latijn Lapathum , en Ru-
$■ mex: in het Hoogduytfch , Mengel-
- wurtz , Sti'Eyfwurtz , en Rot
Rittbr : in 't Franfch Pareillf , of Lapais: en
in ’r Italiaanfch Lapatio, of Rambice.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
vecle veranderlijke foorten ; namemlijk :
I. Lapathum maximum rotundifoliuïi flo-
RiBus ALBis , of Lapathum sativum rotundi-
folium amplissimum flore albo ; dat is , alder -
grootfte tamme Patich met ronde Bladeren en witte Bloe-
men ; of ook Rhaponticum prosperi alpini , Alder-
Rhaponticum van Proftper Alpinus ; want dit is eeven grootfta
’t zelve Gewas .- waar van ik een waarachtige ondervin- p*‘^c of
ding heb bekomen uyt het overgezondene en wel op-
gewaffene Zaad ; zijnde de opregte Rhabarbar , of
Rhabarbar um verum , volgens het getuygcnis
van Athanasius Kircherus, in zijn China II- opregte
lustrata fol. 185., die’er een kenbare Figuur heeft
bij gevoegd , ’t welk tot noch toe ieder onbekend, im- P.roft. Hip.
mers onzeeker is geweefl:. Heeft ook eeven de zelve 1
krachten ; doch niet zoo fterk in onze Neederlanden,
vermits de koude der zelve: waarom men’er ook eens lufi.fol.
zoo veel van moet gebruyken, gelijk ik dikmaal, niet iby.
alleen aan andere ; maar ook aan mij zelven , heb be-
proefd en ondervonden. II. Lapathum rotundi-
folium HORTENSE FiMBRiATUM , of Patich der Ho-
ven met ronde aan hare randen gekrulde of gevouwene
Bladeren ; in hare kracht de voorige foort niet wijken-
de ; en die met regt voor een RharArbarum fim- Rhabarlar
BRiATUM , of Rhabarbar met gekrulde Bladeren mag ,ïict ge-
gehouden worden. III. Lapathum lanuginosum gieren.
Chinense longifolium , of lang-gebladerde ruyge
Patich uyt China , welke word gezegt de opregte Rha-
barbar van A~dr.Matthioi.us, of Rhabarha- opregte
rum verum Matthioli. IV. Lapathum hor- Rhabarbar
TENSE , five SATIVUM LONGIFOLIUM , of tamme , Vjn/Mat'
anders Hof-Patich met lange Bladeren , gemeenelijk ge- ‘ ‘°^ts'
noemd Patilntia. V. Longifolium nigfum pa-
lustre , of zavarte lang-gebladerde Water-Patich ,
welke is de Britannica antiqj/orum vera , of Opregte
opregte Britannica der Oude ; waar van in ’t volgende Britannica
Hoofdftuk. breeder zal gehandeld worden. VI. Vir- d,r °Hae'
GiMANUM , of Patich uyt Tirginien , welke ook Bri-
tannica V IRGINIANA , o f Tirg mi aan fche B ritannica ,
met regt mogt genoemd zijn, gelijk in ’t volgende zal
blijken. VII. Sanguineum , of Patich met fchoone V irgini-
roode gelijk 1 als bloedige Aderen doorlopene Bladeren : aaV,ch®
ter dier oorzaak ook van veele niét onbillijk genoemd ^mannl‘
SanguisDr conis, of Drakenbloed, anders ook wel
Lapathum nigrum , o (zwarte Patich. VIII. A-
CUTUM, of Patich met fpitz.e Bladeren-, ook Oxyla-
pathum geheeten. IX. Longifolium crispum, of
lang-gebladerde Patich met gekrulde randen. X. Hor- Sp;nagfe
tens'e , of Hof-Patich , van ieder genoemd Spina- van drie-
chia, of Spmagie-, waar van mij drie foorten zijn be- der,<7
kend ; als Spinachia major , of groot e Spinagie.
minor semi'-e spinoso, of kjeyne met een Jleekend
Zaad; en Spina< hia minor semine non spino-
so, of kjeyne Sptnagte ronder* doornen. XI. Vulga-
Ke folio minus acuto, of gemeene Patich met ftom-
pe 'Bladeren ; ook wel genoemd Lapathum sylve-
stre album folio subrotundo , of wilde witte Pa-
tich met rondachtige Bladeren; en van andere Hydro-
lapathum, of Wat er -Patich. XII. Sylvfstre ru- Nochan-
brum subrotundo folio , of roode wilde Patich dere löor-
met rondachtigc Bladeren. XIII. Unctuosu .1 , ofp". vhau
/meerachtige Patich; die ook draagd de naam van Bo- aUC
nus Henricus , of goeden Hcnrik. XIV. Fibro-
sum , of Patich met dunne en teederc Wortelen , van
Plinius geheeten Bulapathum. XV. Lapathum
vulgare minus, of kjeyne gemeene Patich. XVI. O-
xylapathum, five Lapathum minus de.ntatum,
of kleyne Patich met getandde Bladeren. XVlI. O-
xyi apathum tuberosum Americanum , of kley-
ne Patich nier een Knobbelwortel uyt America. Meeft
al te zamen zijn ze van eeven de zelve Bouwing en
Waarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een zandige, goede, Grond’
luchtige, en wel-gemefhe grond : een warme, opene,
vrije, luchtige en bequaam ter Zon gelcegcne plaats ;
Xx ook
<JpI BeSCHRYVING DER KrUYDEN , BoLLEN EN BlOEMEN , III BoEK, ópi
ook veel Water. Konnen Sneeuw , fterke Vorfl , en
meer andere ongeleegentheeden der Winter tamelijk ver-
dragen. Geeven de mcefte tijd volkomen rijp Zaad-,
Verfchil in en blijven veele jaren in ’t leeven. Doch het Lapa-
leevenf- THUM sanguineum , of Patich met bloedroode Ade-
hcjd. ren ; longifolium crispum, of lang-gebladerde Pa-
tich met krulachtige randen-, Fibrosum, of met tec-
dere , kleyne dradige Wortelrjens ; Vulgare minus ,
of kleyne gemeene Patich , en Lapathum hortense
longifolium, of lang-bladerige Hof-Patich, meeft
den tijd niet langer dan twee jaren : de Spinachia,
of Spinagie , in Februarius , of Maert , na volle Maan
gczayd zijnde, niet meer dan eene Zomer.
Aanwin- Meeft alle foortcn van Patich worden aangnvonnen
n‘nS- en vermeenigvuldtgd door Zaad , weynig door hare
Wortelen. Het Zaad word met een wallende Maan van
Adaert of April ( doch veel beeter van September of
OElober , vermits het doorgaans zeer lang in de aarde
blijft leggen, eer het opkomt) een kleyne vinger breed-
te diep de aarde aanbevolen.
Hoe men Om vroeg in ’t Voorjaar bequame Spinagie te mo-
vroeg Spt- gen hebben , moet men ’t Zaad met een afgaande Maan
bekomen? van ^uguftus hol en luchtig zayen. Opgekomen zijn-
de , kan men ze twee of driemaal fnijden , eer ze bc-
gind te fchjeten. Defgelijks kan men ook doen de
geene die in ’t Voorjaar is gczayd. Want zoo haaftze
boven afgefneeden is, fchietze t’elkens aan hare Steel
op nieuws weer uyt , en geeft aan haren Heer , in
plaats van een , een drie-duhbele portie. Doch zulks
kan niet gefchieden van de Planten , welke digt bij mal-
kander ftaan.
KRACHTEN.
Aart. i L de gemeene foorten van Patich , of Lapa-
r\ thum, zijn matig koud, verdrogende, en ver-
~L' "^teerende van aart.
Dod l. 2i. De Bladeren, of ook de IVortelen , in Wijn, Wa -
c- xf- ter , of ander Nat gekookt , en daar van gegceten ,
veroorzaken een open Ligchaam ; zuy veren de Leever ,
en drijven de Gal uyt: doch zijn niet zoo aangenaam
als de Peet.
jtpul. hifi. De Bladeren , noch groen zijnde , geftoten , met
P/.t. 13. cenige vettigheyd vermengt , dan gelegt op Gezwellen
en opene Zweer ingen , Plaafters-wijze, doen de zelve
fcheyden.
Lobel. hifi De zelve met Schaaps-ongel , of Reuzel , en bruyn
ri.fol.)fo. Roggenbrood, als een Plaafter gebruykt , verdrijven
alle hardigheyd , Klieren , Klapooren , en andere Ge-
zwellen.
Trng. I. 1. De Wortelen , inzonderheyd van de Patiëntie , of
e. 104. Lapathum hortenfe longifolium , gedroogd , en daar
van een Drachma, met een Drachma Gengebar , in
Wijn of ander Nat ingenomen ’s morgens nuchteren,
jaagt, zonder eenige ongeleegcntheyd , alle Fluymen en
andere waterachtige onreynigheeden uyt de Maag wech.
Tlin.l. io. In Wijn gezoden, en daarvan ieder morgen een
c. ii. Roemer gedronken, doed het Graveel en de Steen rij-
zen en breeken ; der Vrouwen Maandfionden voortko-
men, en geeft een goede verwe aan ’t Ligchaam. Ver-
drijft de Geelzucht-, ook de derdedaagfche Koorts , als
men twee uuren voor de aankoomft der zelve een goe-
de Roemer hier van gedronken heeft. Eeven ’t zelve
vermag ook de Wortel, geftoten, vijf of zes uuren lang
in Wijn gewcykt, uytgeparft, en dan van die Wijn
een kleyne Roemer vol ingenomen. Eeven decze Wijn
Camerar. op der uydigheyd ,’t jeukzel , fprenkt Vuur , voortlopen-
l^iofc 5 ƒ Zeeren , en andere uytwendige onzuy verheeden des
1. 140. 1 Ligchaams geftreeken ; genccft 'de zelve, ’t Welk ook
verrigt de Wortel, in Edik gekookt, en door een Zeef
gewreeven : defgelijks ’t Water, daar deeze Wortelen in
gezoden zijn geweeft.
Lufit.l.i. Een Drachma van ’t Zaad (’t welk een te zamen-
109. trekkende kracht heeft) geftoten, en met Wijn in-
genomen, is goed voor de Bloedfpouwing. Stild de Galen. lib.
Buyk - en roode Loep : neemt wech de walging van MeJ.Simp-
de Maag. Is zeer dienftig tecgens de beeten der Scor- 7*
pioenen , dolle Honden , en anderer giftige Dieren.
TWEEDE AFDEELING.
LAPATHVM SATIVUM ROTUNDT-
FOL1UM AMPLISSIMÜM, five RHA-
BARBARUM VERUM ROTUNDI-
FOLIUM FLORE ALBO , vel HIP-
POLAPATHUM ROTUNDUM, ftve
RHEUM ANTIQUORUM
O F
OPREGTE RONDE RHABARBER.
S^^fó^jRijgd uyt een dikke , ronde , uyt eyge- Wortel ,
ner aart lang-leevendc V ortel hare Blade-
H ren. Deeze Wortel is verdeeld in veele lan- kenen van
ge Zijde-fchcutcn , die van groot Centau- het ware
RiuM , of Santorie , niet zeer ongelijk ,
doch wel zoo kleyn ; uytwcndig roodachtig van ver-
we wanneer ze eerft uyt de aarde word genomen ; doch
daar na met’er tijd drogende , word ze bruyncr , of
zwartachtig : van binnen uyt den geelcn wat rofch ,
voorzien met een ronde bleek-witte ring. Is zonder
eenige reuk; ligt, week, fponsachtig van fubjlantie ,
doch bitter van fmaak vermengt met eenige warmte;
ook wat lijmachtig; en geknauwd wordende, geeftze
van zich een geele bleeke couleur , gelijk Saffraan :
’t Welk dan al te zamen zijn dc opregte teekenen , ver-
eyfcht in het ware Rheum , of Rhabarber der Oude ,
volgens ’t getuygenis van Dioscorides lib. 3. deMat.
Aled. cap. i. en van Galenus, lib. i.deAntid.cap. 14.
C7* lib. 8. Simp. cap.de Rheo.
De Pladeren zijn veel in getal, digt bij malkander Gedaante
boven de aarde voortkomende : buygen zich niet neer- ftcl|ing
waarts, maar verheffen haar altijd een weynig boven de ^ c'
grond opwaarts. Zijn zeer groot, op de wijze van Pe-
tasites , of Pejlilentie-wortel , ontrent rond , bijna
twee maatvoeten breed ; niet wel zoo lang ; ook veel
kleyncr; gemeenclijk voor wat fmaller en fpitzer; ech-
ter in een ronde ftompheyd eyndigende. Aan dc ran-
den regt, effen en wat roodachtig van verwe, boven
een weynig blinkende; donker, of zwart-groen ; doch
onder veel bleeker ; en daar bekleed met een korte
zachte ruygheyd. Leggen van naturen niet vlak uyt-
geftrekt , maar haar aardig vertonende in veele vouwen t
of fronffen. Dikachtig zijn ze van fubjlantie ; in-
wendig vercierd met zeeven groote, fterke, bleek-vcr-
wig e Aderen-, waar uyt bijna ontelbaar veel andere kley-
ne haren oorfprong neemen , waardig nauwkeurig be-
zichtigt te worden. Dc fmaak is wat amper , of zuur-
achtig, vermengd met eenige bitterheyd. Zonder ce-
nige reuk zijn ze. Hebben een lange Steel, daar ze op
ruften; een duym dik, en zomtijds noch dikker: van
boven plat , en als met een ingedrukte breede fiollig-
heyd, of geut , begaafd ; van onder rond toegaande ,
ook zomtijds een weynig rood-verwig, en met veele
uytwendige Ribbetjens , of verheevene fireepen , om-
vangen.
Uyt het midden, of Hert, ziet men in ’t begin van Steel.
May gemeenelijk een eenig Steeltje voortfehieten , drie,
drie en een halve, ook wel vier geheclc voeten hoog,
zeer dik, ontrent rond; van verwe gelijk de Bladeren;
met veele uytwendige hoogten gelijk als gefireept , en
van binnen hol.
Aan deeze Steel komen , nu uyt de eene, dan uyt Bladeren
de andere zijde, ook Bladeren voort , doch veel kley- aan dc zet-
ner als de onderfte, en hoe hooger hoe kleyncr. Tuf- vc‘
fchen welke , in de Maand May de Bloemen-, als uyt
bleeke Blaasjens haren oorfprong ncemende, ook hare
S teelt jens hebbende, opfehieten. Zitten zoo veclvou-
d‘g>
IjvIlILH Ëp^-CL," 1
RHABARBARUM LANUCINOSUM SIVE LAPATHUM t’HINEU.SE E ONGIF OLITJJM .
'
,
6$ 3 P A t i c h. R
dig , dik en digt tros-wijz. e bij malkander , dat men
bijna niet anders als een enkele geheele Bloem-tros ge-
Geftalte waar werd. De verwe is gantfeh wit. Wat klcyner
d--r Bloe- zijn ze als die van de Vlier : gemeenelijk neerwaarts gc-
men- keerd; lieflijk van reuk. Beftaan uyt zes Bladert jens-,
waar van de uytwendigfte drie kleyner zijn dan de in-
wendigfte. Hebben ook van binnen eenige bleek-witte
Afhang&eltjens. Blijven uyt eygener aart maar alleen
.weynige dagen goed. Vallen zelden ter neer, maar ver-
minderen aan hare Struyken ; nalatende een tamelijk
groot , drie-hoekig , eerft bleek-grocn en blinkende ,
Zaa(j_ daar na rosachtig , haaft groot wei dende , blaasachtig
huyije. Z aad-huysje : ’t welk in ’t begin van Junius tot zijne
Zaad. volmaakthcyd zijnde geraakt, in zich bevat een bruyn-
verwig , drie-hoekig Zaad, doch van binnen wit.
Aanwin- Dit Zaad werd in ’t laatfte van April (dan komt het
ning. na vier weeken tijds op ) of in een Pot , om binnens
huys te mogen ftellcn,gezayd in November (doch dan
komt het niet voor in ’t volgende Voorjaar te voor-
fchijn) met een waflende Maan , ontrent een kleyne
vinger-breedte diep in de aarde gelegt. Geeft ook, op-
gekomen zijnde, en op een warme, wcl-gemcftte plaats
gezet , niet voor ’t derde jaar zijn’ cerftc Bloemen ; en
in deeze koude Ncederlanden weer volkomen rijp
Zaad.
DERDE AFDEELING .
LAPATHUM HORTENSE ROTUN-
DIFOLIUM FIMBRIATUM , five
RHABARBARUM FIMBRIATUM
ROTUND1FOL1UM:
O F
RHABARBER MET GEFRONSTE
BLADEREN
Ge Halte Chiet uyt een dikke , geheel ronde , regt-
en eygen- neergaande Wortel ( waar aan met’er tijd
fchap der verfcheydene fterke zajde-fcheuten ovaals-
Wortel. .. J c . , J J .
fSjSRXtUm wijze, of plat-rond , vol zwarte Jtreepjens ,
als aangegrocyde draadjens , voortkomen ;
uytwendig bruyn-rood , inwendig blcek-geel van ver-
we, rondom met vecle bruyne langwerpige en daar tuf-
fchen gemengde blcek-geele fireepen , gelijk men een
Jlralende Zon affehilderd , aardig vooizien ; zonder
reuk, maar zeer bitter en krachtig van fmaak ; te zamen-
trekkende, wat warm, en, geknauwd werdende , een
weynig bijtende van aart ; wat digter , en niet zoo hol
noch fponsachtig , ook met meerder inwendige voch-
tigheyd begaafd als de voorgemelde) verfcheydene digt
Gedaante hij malkander zittende Bladeren , zich een weynig bo-
der Blade- ven de aarde verheffende , doch niet zoo meenigvuldig
rcn- als de voorgaande ronde Rhabarbar , noch ook zoo zeer
opwaarts ftaande; maar zich gemeenelijk met het voor-
fte punt meer als ’t agterfte neerwaarts buygende. Zijn
ook niet zoo rond , maar langwerpiger ; wat kleyner :
de grootfte anderhalve Maat-voet lang , en ruym een
voet breed ; in ’t midden vercierd met een groote dik-
ke Rugge , of Ader , hier en gintfeh geteekend met
roode plekken ; waar uyt veel andere ter zijden na de
randen ovaals-wijze rond te zamen komen , en ook daar
uyt ontelbare kleyne voort-fchieten. De gedachte Bla-
deren zijn Gras-groen van verwe; een weynig blinken-
de , aan de randen gekruld , of gefronft ; bij de Steel
in twee rond-toegaande deden zoo wat als ingefneeden ;
en dus in een punt , doch niet zeer fcharp , uytlopende.
Niet wel zoo dik als die van de voorgaande foort, ech-
ter in ’t aanraken eeven zacht : weynig van fmaak , en
gantfeh zonder reuk ; ook uyt eygener aart wat ge-
fronjl , doch op verre na zoo veel niet als de voorige;
maar vlakker.
Steden. Hebben ook lange Steelcn , doch veel dunner als de
andere, ronder, ook met in- en uytwaarts gaande Jlree-
HABARBER.
pen, zoo wel groen- als rood-verwig, vercierd; boven
niet zoo plat, breed, noch met zoo een diepe holligheyd ,
of geut, voorzien.
Uyt ’t middel-punt deezer Bladeren fchict een Steel Voor-
voort , een , twee , en ook wel derdehalve Maat-voet naamrtc
lang; ontrent rond; van binnen een weynig hol; uyt- StecI'
wendig bleek-groen , met vcele flreepen ; hier en gintfeh
met groote roode plekken voorzien : aan welke zoo aan
de eene als de andere zijde boven malkander kleyne Bla-
deren uytfpruyten ; waar tuflehen vecle kleyne doch
tamelijk-lange Steelt jens , te zamen boven fpits toegaan-
de, en een kleyne pyramide vertonende , uytfchictcn.
Aan deeze komen in de Afaymaand zeer aardig voort Aardige
ontelbare, zeer kleyne, niet meer als drie of vier dagen
durende Bloemt jens, hier en daar als bij leeden, digt op mcn?UC*
malkander, aan teedere, korte Steelt jens neerwaarrs han-
gende ; en niet qualijk de gedaante van een Parrtsyl
voorftellende. De verwe is groen ; doch uytwendig
vercierd met eenige roodachtige teederheyd , en inwen-
dig met vier of vijf geele afhangzeltjens , gelijk men
wel ziet in die van de Acltosa rotunditolia Ro-
man a , of ronde Roomfche Zuring. Beftaan uyt zes
Bladert jens ; van welke de uytwendige drie de kleyn-
ftc , de andere drie de grootfte zijn. Deeze Bloemen
vergaan niet in haar zelven : vallen ook niet ter aarden Zaad-
ncer ; maar werden in tecgendccl hoe langer hoe groo- j'uysje'
ter; en vertonen zich daar na drie-hoekig, boven breed, 3
en onder fpits ; alzoo dan onder hare drie Bladert jens ,
nu gelijk als een drie-hoekig Blaasje verbeeldende, ver-
bergende een drie-hoekig Zaad-hnysje-,cex[t Lijf-vcrwig
van couleur , en zeer fchoon blinkende : doch in het
laatfte van Junius , en in ’t begin van Jsslius , werd
het bruyner , en bevat een drie-hoekig Lcevcr-vcrwig
Zaad.
Dit Zaad in de Maand van April met een waffende Annwia-
Maan de aarde bevolen zijnde , komt haaftig voort :ning-
geeft in het derde jaar daar na zijne eerfte Bloemen , en
vervolgens in onze Landen rijp Zaad. ’t Uytgevallene
flaat ook wel zomtijds van zelfs op. Indien het in Okto-
ber of November in een Pot werd gelegt , en binnens
huys gefteld , zoo komt het vroeg in ’t Zoor jaar voor
den dag. Begeerd dan een goede , luchtige , warme
plaats ; ook uyt eygener aart een wcl-gemeftte grond ;
en blijft vecle jaren lang in ’t leeven.
VIERDE AFDEELING.
RHABARBARUM , five LAPATHUM
LANUGINOSUM CHINENSE LON-
G1FOLIUM , vel VERUM MAT-
THIOLI.
Dat is :
LANG -GEBLADERDE WOLLIGE
PAT1CH uyt CHINA:
O F
OPPvEGTE RHABARBER van
MATTHIOLUS.
SEn zeer cedel Gewas , door de Heere des Gedaante
Heemels en der Aarden gcfchapen tot cn ejgen*
zonderlinge bevoordcring van der Men-^H"
fchen gezondheyd , heeft een lang-leeven- 1
de, dikke Wortel , bijna rond; ruym een
halve voet , of tv/ee hand-brecd lang ; voorzien met
verfcheydene over al gintfeh cn herwaarts uytfchie-
tende, tamelijk-dikke cn korte Vcezcl-wo rteltjcns ; van
verwe uytwendig donker-bruyn , of uyt den roflen
zwartachtig , doch van binnen geel , doorlopen met
eenige roode Aderen, van een bevallige aanfehouwing;
welke , wanneer de Wortel droogd , vergaan. Deeze is
vochtig van aart , en bewaard in zich een lijmig Zap ,
Xx z uyt
óoj Beschryving der. Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 696
uyt den rooden geel. Is, in de mond geknauwd, zeer
bitter en onaangenaam van fmaak.
Gcftalte, Uyt de gemelde Wortel komen voort veelvoudige
en Bladeren , digt bij malkander, en al te zamen gelijk als
uyt het Hert of de bovenfte tof des Wortels ; echter de
eene boven de andere met een wonderlijke orde uyt-
fteekende. De lengte is van een hand , of wat meer-
der ; onder zoo fmal , dat ze zomtijds de breedte van
een vinger, of duym, niet overtreffen ; doch hoe meer
na voren, hoe breeder; voor aan de punten alderbreedft;
van ontrent drie vingeren ; ook daar gantfeh rond toe-
lopende. Zijn voorzien met een zachte ruygheyd, al-
bijzondcr- derzigtbaarft aan de randen ; doch daar niet tngefnee-
heeden *&«, maar effen , flegt, en ponder eenige vouwen: bo-
der Blade- yen ^Cgaapj met cen mCcrder en aangenamer groen-
heyd , als onder ; ook inwendig met een regt-door-
gaandc groote Ader , of Rngge , waar uyt veele kley-
ne , ter zijden uytlopende , en zich daar cen weynig
rondachtig {lellende , voor-fchieten. Doorgaans liaan
ze opwaarts gekeerd ; eevenwel krommen ze zich voor
aan , op de wijze van cen Pltiym , of Fogel-Struys-vee-
der , met een goede bevallijkheyd neerwaarts. Bitter
zijn ze van fmaak , matig dik , en zacht in ’t aanraken.
Naderhand werden ze van onder ecrïl geel ; beginnen
dan in haar zelven te verdorren , en vallen op de aarde
neer.
Steel. Uyt haar middelfte Hert komt jaarlijks een eenige
Steel te voorfchijn ; drie vingeren breedte , wat meer
of minder , boven de inwendigflc en hoogde 'Bladeren
uytfleekendc ; niet dik van aart , maar teeder , en van
cen bevallijk groen omvangen. In ’t bovenfte deel der
zelve komen voort verfchcydene ovaals-wijze-ronde en
Gedaante ' dikke knopjens , agt , tien of twaalf in getal , ruftende
der Bloe- Dp korre Steeltjens ; mj uyt de eene, dan uyt de ande-
mea' re zijde der Voornaamfte Steel groeyende. Deeze ope-
nen zich eerft van onder , en zoo vervolgens de een na
de ander , en vertonen dan bleek-blauwe Bloemen ,
van geen onaangename aanfehouwing. In grootte en
gedaante zijn ze die van het Leucojum incanum ar-
borescens , of der Stohviolieren niet zeer ongelijk.
Zomtijds beftaanze uyt vier, doch mceft uyt vijf voor
rond toegaande Bladertjens ; onlieflijk van reuk, en ’t
Hoofd bezwarende. Gefloten of gekneufd werdende,
geeven ze van zich cen blauw-verwig Zap.
Zaad zeer Als ze eenige weynige dagen hebben open geftaan ,
zelden rijp vergaan ze in haar zelven , en op de aarde neergevallen
in onze zijnde , laten ze een Zaad na , doch ’t welk in deeze
Landen. onze Gcweften noyt, of zeer zelden * en niet anders als
bij heete drooge Zo mers, zijne volkomenheydverkrijgd.
Dcrhalven dit zeer fchoonc Gewas in deeze Neederlan-
den zeer bezwaarlijk kan aangewonnen werden.
Grond. Deeze Plant bemind uyt eygencr aart een goede ,
zandige aarde, voorzien met twee-jarige Paerde- en een
weynig een-jarige Koeyemift , wel door-cen gearbeyd :
in de Zomer-tijd een opene warme plaats , en niet zoo
veel vochtigheyd als de andere Soorten. Moet ook in
Hoe inde dc Winter, binnens huys ftaande, op cen drooge, luch-
Winter tige , en warme plaats , gedurende dien tijd alleenlijk
waar te weynig lauw-gemaakt Rcegen-water een- of
tweemaal van boven belprcngd zijn, vermits ze dan niet
veel vochtigheyd kan verdragen , en door een weynig
te veel fchielijk zou verrotten, ’t Welk ik zelfs door
ervarentheyd , tot mijn groot leedweezen, heb onder-
vonden aan drie uyt China over Batavia gezondene en
wel over-gekomene Wortelen, in mijnen Hof , tot mijn
groot vermaak, genoegzaam uytgefchoten zijnde.
KRACHTEN.
Schrijvers, ~ï \E aart en eygenfehap deezer Planten is veele wel
welke van I 1 bekend , en wijdlopig genoeg befchrccvcn ge-
barber " ~ worden : waarom ik ook onnodig oordeelc , ter
handelen. dcezer plaats daar van te handelen. Wil iemand van de
zelve een volkomene kennis hebben , die kan lcczen
Pedacius DioscoR ides lib. 3. cap. 2., daar hy van
deeze Stof fpreckt. Defgclijks Claudius Galenos
in zijn eerfle Boehjvan de Medicijnen , welke flrijden tee-
gens ’t Fergif , cap. 14., ook in 't 8. boeket an de krach-
ten der Kruyden , onder ’t Hoofdjlul^de Rheo, of van
de Rhabarber ; dan noch de Schriften van meer andere
Geleerde Mannen , te veel in getal , om de zelve hiec
te noemen.
CCXCV HOOFDSTUK.
SCORBUTS,
anders
BLAUWESCHUYTS.
K R U Y D;
of
OPREGTE
BRITANNICA
der OudeVriefen.
wJ^^jjfyMkA^Ir zeer cedel , krachtig , en voor alle Bijzonde-
KEgfchSM Menfchen een zeer noodwendig Gewas r? lof van
jgjfL (meer als agthortderd jaren verborgen
lü en 8antfcb vergeeten , eevenwel voor dan 800.
gj dien tijd onze Voorouderen zoo wel jaren on-
bekend , zoo dikmaal met alle vlijt ge-
zogt , zoo veel gebruykt geweeft , tot gcncezing van Ê
zoo veele gebreeken) mag, mijns oordeels, met goe-
de reeden van een ieder dus genoemd werden , vermits
het de Scheurbnykj of B lauwefchttyt , te eencmaal wcch
neemt, en alle Menfchen daar van verloft.
Werd ondertuflehen ook in het Neederlandfch ge- Andere
noemd Schurftloofsbladeren , en Water- namen.
ridder, om dat dit Kinyd van Naturen in een voch-
tige aarde voortkomt, en de Schurftheyd , Ruydigheyd,
Zeerigheyd , op ’t Friefch gezegt R 1 d , ofRuED, ver-
drijft. Dc Oude Vriefen hebben ’t geheeten Britan-
hica , Britannica, Brittann ica , Brita*
nica , alle cenerley bcteckcning hebbende ; of ook
wel Vryftanica , om dat men’cr dc Tanden mee
wrijft.
’t Woord Britanhica heeft zijnen oorfprong niet Oorfprong
genomen van Britannica, waar meè Engelland van de
werd beteekend , gelijk zommige dromen j maar dit n‘
ICrnyd is dus genoemd geworden wecgens zijn eygene
aart en kracht tccgens allerley ongeleegenthccden des
Alonds , Tandfmerten , en inzonderheyd tecgens de
Scorbut , of Blauwscruyt , van welke meed alle
Menfchen, als van cen aangeboorne Landziekte , in dee-
ze koude , lage , vochtige Neederlanden zeer gequeld
werden ; boven alle andere middelen hier toe dienftig,
en weergadeloos.
De naamBRiTANHXCA geeft dit klaarlijk genoeg te en wat de
kennen. Want de oude Frieten noemden in hare on- ‘n *
verbafterd geblcevene Spraak ( gelijk ze noch hceden vriefch bc-
veelerweegen in Friesland doen) een wech-vloeyend en tcckcnd.
daar door verminderend ding , ’t welk noodwendig te
zamen gehouden , gedrukt, wel vaft aan malkander ge-
hegt, en gefloten moeft worden (gelijk men, wanneer
de Schcurbuykfm de Mond zit , het Tandvleejch moet
doen , wijl dit quaad het zelve verteerd , de Tanden
gantfeh los maakt, en eyndclijk doet uytvallcn) Bri-
ten en Brit. ’t Woord tan beteekend niet anders
als dat , waar bij een d is gevoegd, te weeten tand ;
en h ica beduyd zoo veel als een uytwerping ; ’t welk
noch heedenfdaag in Grocninger- en Friesland, ook an-
derweegen , in gebruyk is. Want cen krachtige en
haaftige ufiv/erping der Winden door de Keel geeft men
dc
Korte
Rceden-
voeringen
over de
woorden
Brit , Brit-
ten , Tor-
ven, Ven,
of Veen,
Britangel ,
Britten-
berg, Bri-
tannia,
Niebrit,
Oldcbrit
‘t Huys te
Britten,
Ste-
en den
oorfprong
deezer
namen ;
waar na
weer ge-
keerd
werd tot
’t Kruyd
Britanni-
ca.
Diofcor.
hè. 4- c. i
tlin.l. 3.
cap. i.liè.
2j\ c. 3. 9
1. 17.C. I
hè. 4-r.if
Cal. hè. f
cap. 84.
JE gin. /• 7
JEtius.Ll
&c.
697 Oheote B
de benaming van htk : cn als de Kiekens , noch in de
Eyeren befloten, tot hare volkomcnheyd geraakt zijn-
de , de zelve door-pikken , zulks werd Hikken ge-
heeten.
Zoo dat dan Britanhica niet anders te kennen
geeft , als een Kruyd tecgens de Scorbut , Scheurbuyk_,
of Elauwfchuyt , en andere quade Toevallen des Alouds,
inzonderheyd der Tanden , om ’t vlcefch van de zelve
te tarnen te houden , en uyt te drijven de waterige ,
(lijmerige , vloeyende onreynigheeden , waar door ’t
gedagte vleefch afneemende werd verteerd : zijnde cn
blijvende dus een oud , opregt Vriefch woord.
Maar dan noch, het woord Brit cn Britten be-
teekend bij de gemelde Vriefen ook een hoog-geleegene
plaats ; met Aloeras of Water omringd , Ven , of
Veen geheeten ; en noch heeden deezen dag vind men
in decze vochtigheyd dit Kruyd Britannica groe-
yen. De daar uyt gegravene Aarde , in de lucht ge-
droogd zijnde, wierd voortijds Britten, Bret-
ten , en Breeten genoemd , welke woorden tot
noch toe in Vriesland cn de Provintie Grocmngen in ge-
bruyk zijn gebleeven : inzonderheyd werden de kleyne
(lukken der zelve zoo geheeten ; alhoewel nu meed
Torvbn; dat is. Tor, Dor, of Droog, en Ven, of
Veen, bcteckcnende, te zaam-genomen dorre, drooge
Vcenaarde: hier van daan is ’t , dat een (luk Lands, met
Grachten , Sloten , of Gruppen , omcingcld , en ge-
fcheydcn , noch op decze uur een Venne werd ge-
noemd.
En wie zou niet mogen voor waarheyd houden , dat
de zeer oude Stad Venetien voortijds dien naam
heeft bekomen , om dat ze gebouwd is op zulk een
holle, van naturen Veenige , brolfe, moeraflige aar-
de , uyt ’t water fteekende. Hier van daan is ook ge-
fproten de naam van Britangel , zijnde een zooda-
nige Hoogte , ooft waart s boven het Dorp Winfchoten
gelcegcn ; waar op nu een For tres of Schans is gebouwd,
behoudende noch heeden dien zelven Naam , alhoewel
gemeenclijk door verbaftcring en onbedagtelijk gezegt
de Bourtange.
Dcfgelijks werd noch op deezen dag de Hoogte in
Oofi-Vriesland , bij het Karfpel , voortijds CymbeRs
wold , maar nu verkeerdelijk Simerswold gèhce-
ten, Br ittenberp genoemd; en in Engelland voe-
ren twee Steeden de naam van Brittigion cn Bri-
ton , om dat ze aan Rivieren op hooge plaatzen zijn
geftigt. Eeven hierom heeft Engelland oudtijds de
naam van Buitannia gekreegen. Dus noemd men
ook eenige Dorpen in de Groeningfche Provintie N 1 e-
erit, Oldebrit, Mittelbrit, Engelbrit ,
Letterbrit, &tc. , om datze leggen op een Hoog-
te, omringd van Waterachtig, of Mocraffig Land.
Uyt de zelve oorzaak voerd ’t Huys te Britten
' decze benaming , waar van de Fondamenten noch in on-
ze tijden gezien zijn ; gebouwd van de Roomfche Key-
zer Ca jus Caligula (gelijk daar van fchrijft Jo-
hannesChri stov allus C alvetus , in zijn Reys-
boek van de Kroning des Konings Philippi van
Spaanje ) en van de Romeynen gehouden voor een Wa-
penhuys. Want ’t lag op zulk een Hoogte , van waar
men over ’t Water heenen de aankomft der Vijanden
kon verneemen. Doch wij moeften niet te verre van
ons oogmerk afwijken.
’tGcdagte Scheurbuykskruyd voerd in 't Latijn
• geen anderen naam als dien van Britannica , zoo
wel bij de oude Griekfche als Latijnfche Schrijvers ;
.waar van men kan nazien Dioscorides, Plinius,
. Galenus , Paulus jEgineta , Avicenna ,
• cn meer andere oude vermaarde Autheuroi ; en werd ,
' weegens de voortred ij ke deugden , zeer hoog ge-
. roemd : is nochtans zelden of noyt van haar gezien , veel
• min van eenige der nieuwe Kruyd-befchrijveren tot noch
toe regt , maar de oude Vriefen genoeg , bekend ge-
weeft. Ook hebben al de oude Griekjche en Latijn-
R I T A N N I C A. 69 8
fche Gencesmeefters, welke ten tijde van Julius Cae-
sar en meer andere volgende Keyzercn , onder ’t Room-
fche Heyr in de Needer landen waren , wijl ze de Taal
der Vriefen niet verftonden, veel min de zelve door an-
dere woorden konden uytleggcn of betcekenen, de reg-
te Vriesfche naam deezes Kruyds zoo wel in ’t Griekfch
als in ’t Latijn behouden , en hare Schriften ingelijfd.
Echter heeft men ’t ook , mijns oordeels , begreepen
onder de naam van Lapaihim longifolium ni-
grum Palustre, of zrwarte lang-gebladcrde Water-
ridder, weegens de zjwarte Wortel, welke in geene der
andere foorten van Lapathum of Patich , door geheel
Europa van zelfs voortkomende , gevonden werd ; en
de groote gelijkheyd , welke het , doch alleen in de
uy terlijke gedaante , met de Patich , Rho-ritter , of
Roo-ridder, fchijnd te hebben.
Decze Britanhica komt uyt eygener aart zeer Waar dit
krachtig voort door geheel Vriesland , Groeningerland , Kru.vd,
Gelderland , OveryJJ'el , en Holland , in moerafïige , 2roe)
Veenige , watcracntige , ongezonde plaatzen , en qua-
de, Salpeeterige, giftige, (lijmerige aarde, daar gemee-
nclijk veel Adderen cn Slangen werden gevonden , ook
aan de kanten der Grachten cn Sloten. Echter ftrijd dit
Kruyd zoo geweldig tecgcns alle Vergif , en de Scheur-
buyk_i dat het elk , die ’t gebruykt , binnen weynig
tijds te ecnemaal daar van bevrijd. Ja ook, hoe de Wa- Zonder-
teren , daar ’t bij grocyd , quaadaardigcr zijn , hoe de lingezeld-
zelve meer ongezondheyd en Blauwfchuyt in der Men- ïaaIj'
(chen Ligchamen verwekken, hoe ze meer doen pur- *
geeren de geene die’cr van drinken ( waarom ook onze
daar van gebrouwene Bieren meer opening maken als
andere van ander water gebrouwen ) hoe decze Plant
krachtiger van natuur, en tecgens dit quaad meer werk-
zaam is.
De opmerkende konnen hier uyt verneemen de Aanmcr-
wijsheyd cn goedheyd des Almacht igen Scheppers ; die elk king.
Land heeft begiftigd met zoodanige Gewajfen , als be-
quaam zijn tot geneezing der Ziekten, welke de daar in
wonende Mcnfchcn meeft onderworpen zijn , ter oorzaak
van de fchadclijkheyd der Lucht , Aarde , of Wateren.
Waar bij dan noch komt , dat de vergiftiging van een
giftig Dier door eeven ’t z-clveDier werd teegengeftaan,
vcrbecterd, en geheel kragteloos gemaakt, ’t Ware te
wenfehen , dat de kracKtc-n , welke God in de dingen
gelegt heeft , van ons vlijtiger onderzogt, cn alzoo aan
ons bcctcr bekend wierden.
De Britannica groeyd ook wel in de Hoven, of Britannica
andere vochtig en luchtig gclccgene plaatzen , zoo dat in Ho*
dc Zon’tmeefte deel des dags daar op kan fpeelcn. Dcf- vcn‘
gelijks in een donker oord : of, dikmaal met water be-
goten werdende , in een luchtige , holle , met twee-
jarige Koeyc-, eenjarige Pacrdemift cn zand genoegzaam
voorziene en door-werktc aarde. Schiet anders noyt zoo
hoog opwaarts , noch geeft zulke krachtige Tladeren :
doch gemeenelijk ieder jaar volkomen rijp Zaad.
Vcrdraagd uyt eygener aart geweldige Sneeuw , Ha- Hardheyd.
gel, fterke Vorft , en allerley andere ongeleegentheedcn
der iVinter ; zoo dat men decze Plant zonder mocytc
bewaren , en genoegzaam aanwinnen kan.
Hare Wortel is zeer fterk , Pek-zwart van buyten , Gedaante
zelden van verwe veranderende , fchoon ze ook in een ^j1- Wor'
gantfeh zandige, ja geheel witte grond ftond; behalven
dat ze wel zomtijds bleck-zwart werd gezien : doch als
men ze varfch uyt de aarde opneemt , cn door-fnijd , vind
men ze van binnen gantfeh zuyver en wit. Straks daar
na werd ze tuflehen geehen rood ; de verwe van Rha-
barber niet zeer ongelijk zijnde. Vervolgens gedroogd
werdende , is ze bruyn. Hare geftaltc is lang , dik en
breed, gelijk die van al de Roo-ridderen , of Patich, in-
zonderheyd als ze ten ouderdom is gekomen ; gcenzins
zoo kleyn , als Dioscorides, die ze noyt gezien
heeft , daar van fprcckt. Is ook vol Zap of voch-
tigheyd.
Uyt deeze Wortel fchicten ieder Voorjaar, in ’t laat- Gcdaant*
Xx 5 He
épp Beschryving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 700
der Bilde- fte van -April , of begin van May , eenige, niet veele ,
ren- Bladeren voort , de langfte aller foorten van Lapa-
thum of Pa tic h ; hol en luchtig; altijd opwaarts ge-
keerd, met har & Steden digt bij en boven malkander als
uyt eene plaats der Wortel fpruytcnde. Zijn ruym een,
anderhalve , ook ( na dat de Planten jong of oud ,
kleyn of groot , luchtig of donker gefield zijn ) wel
twee geheelc voeten lang; gemeenelijk drie of vier vin-
geren breed; blauwachtig donkcr-groen van verwe, doch
onder veel bleekerj en droevig , niet blinkende : voor
fpits toegaande : in ’t midden alderbreedft ; en daar voor-
zien met een dikke Ader, of Rugge; waar uyt zeer veel
andere , tcedere , eerft regt-uyt , dan na de randen
rondachtig te zamen of in malkander lopende , bleek-
groen van couleur , voortkomen. De gemelde Blade-
Steelen ren z'in wat dikachtig van fubflantie : zomtijds aan de
der Blade- randen weynig of niet; zomtijds wat meerder gekruld;
ren. inzonderheyd de Bladeren , zittende aan de opfchicten-
dc Steel, en dan fmaller werdendc. Onder ruften ze
op een tamelijk-lange , zeer dikke , boven platte , on-
der met Ruggctjcns of uytfteekende Streepjens rondach-
tig toegaande , en gemeenelijk onder een weynig rood-
achtig zijnde Steel : welke roodheyd in de Moeraffige
plaatzen meerder is , als in de ftaande Wateren , of aan
de kanten der Sloten in een zandige of klcyige grond.
In ftic mond geknauwd werdendc , bevind men ze zeer
te zamen-trekkendc. In ’t laatfte van Julius beginnen
ze weer te vergaan.
Stam- Uyt ’t middenfte Hert ziet men voortfchicten een ,
ftcclen. twee , ook wel drie Steelen , na dat de Plant jong of
oud is; twee, drie, ook zomtijds wel vier voeten hoog;
rond, van zulk een verwe, als de Bladeren onder; van
binnen hol : aan welke de Bladeren , hoe hoger hoe
kleyncr , nu uyt de eene dan uyt de andere zijde , bo-
ven malkander voortkomen ; zoo wel een weynig neer-
waarts hangende , als opwaarts gekeerd ftaande. Tuf-
fchen de zelve werd men gewaar eenige uytfchietende
Zijde-takjens , luchtig en niet zoo veelvoudig gefield ,
Bloem- ak wel in de andere foorten van Patich gezien werd ;
knopjens. rondom voorzien met veele , hol en luchtig aan korte
Steeltjens afhangende ronde Knopjens , boven een wcy-
nig rosachtig.
Bloemen. Dcczc in ’t laatft van Junitu , of 't begin van Ju-
lius , zich openende , vertonen kleyne , dne-bladerige ,
groote B leemt jens, hebbende inwendig twaalf witte af-
hangz-eltjens ; welke, na verloop van twee dagen, fchie-
lijk daar uyt vallen , of in de zelve verdorren , zoo dat
men de Bloemen van binnen leedig ziet : daaren-
boven aan beyde de zijden harer Bladert jens een ruyg,
witachtig Topje , of eenige witte ruygheyd, welke men
in geene van al de andere foorten , behalven die van de
Britannica Virginiana, of Vtrginiaanfche Bri-
Zaad. tannica , bemerkt ; werdendc boven met drie andere
kleyner , fmaller , groen-verwige Bladertjens gelijk als
overdekt. Als ze eenige weynige dagen hebben open
geftaan , vergaan ze niet in haar zclven , vallen ook niet
af; maar werden in teegendeel grooter, en bewaren on-
der de zelve een kleyn drie-hoekig Zaad, als ’t rijp ge-
worden is Caftanien-bruyn van verwe.
Aanwin- ’t Zelve op een donkere plaats , met een waffende
ning, Maan van Oktober in de aarde, of in Maert in een Pot,
een kleyne vinger diep gezayd , en dikmaal met water
voorzien zijnde , komt" binnen eenige wecken te voor-
fchijn ; doch ’t geen in Oktober gezayd werd , zelden
voor in ’t Voorjaar. De jonge hier van uytgcfprotene
Planten geeven niet voor ’t derde en vierde jaar daar
na hare eerfte Bloemen en nieuw Zaad.
door haar Zij vergaan uyt eygener aart niet haaft, maar blijven
Zaad. veele jaren in ’t leeven. Konnen bezwaarlijk door hare
Wortelen , doch genoegzaam door haar Zaad aangewon-
nen werden, gelijk alreeds gezegt is.
KRACHTEN.
DE Bladeren deezer zeer eedele Plant zijn koud in Aart der
den eerften ; droog in ’t begin van den derden Bladeren ,
Graad.
De M ortel , defgelijks koud in den eerften , droog en der
in ’t laatft van den derden Graad , in den Mond ge- Wortel,
knauwd werdende, is geweldig afiringeerende ; en trekt,
veel meer als de Bladeren , of der zelver Zap , de lip-
pen , tong en keel door een aangename bitterheyd te za-
men ; ook droogd ze het fpcekzel en alle vochtigheyd
des monds op , gelijk de Oude daar van gefchreevcn
hebben.
De Bladeren , wanneer ze , ’t zij droog of groen , Kracht
zonder iet anders daar bij te doen , werden geknauwd , der Blade-
en zachtjens door de keel gelaten , vcrligten de dorft ; ren'
veroorzaken een goede verdouwing der Maag : neemen
de hitzigheyd van de zelve wech : vervrolijken het^c-
moed : drijven het Water uyt , en verfterken al de in-
wendige deden des Ligchaams. Eeven ’t zelve doet
het Zap, varfch uyt de Bladeren geparft, en, met een
weynig Wijn en Zuyker vermengd, ingenomen.
Van dceze heerlijke Plant kan men de volgende voor- Zeer
treflijke Drank^ bereyden. yoortref-
sp. Faliorum Britannica APanipulos dnos. Drank
Radtcum Britannica Uncias fex.
Glycyrrkyza Dracbmas daas.
Zint. tb er is Drachmam ttnam.
Sacchart 'Uncias quatuor.
Vini Gallici albi optimi libras quatuor.
Incidantur & Contundantur omnia fimul gr ojfo mo-
do , atque ad tertia ferme partis conjtsmptionem
coquantnr.
Of in ’t Neederlandfch : Neem twee handen vol van teberey-
de Bladeren dcez.cr Britannica. Vier of zes oneen van den van
de Wortel. Gengebar een drachma. Zoethout twee
drachmen : en Zuyker vier oneen. Snij het te zamen piant,
tot kleyne ftukjens ; en kookt het in een Kan goede
Franfche Wijn , tot dat’er een Pintje van vermin-
derd is.
Die van deezen Drank ieder morgen nuchreren , tot gewif-
veertien dagen , of wat langer, agter-cen, ’t vierdedeel fcgence-
van een Pintje gebruykt, zal daar door verdrijven al de “cn^“r.
hem quellende Scorbut , Scbeurbuykj, of Blaunfchuyt buyk.of
(van Plinius genoemd Stomacacen , en Scelotyrben). Blauw-
De Tanden en ’t gantfche Gebeent zal weer in voorigen khuyr,
goeden ftaat werden herftcld , en verfterkt : al het bloed
gezuyverd. Eeven hier door werden ook geneczen de
gebreeken der Milt en Leever ; allerley Buyk- en Bloed-
loop ; een quade Borft ; neervallende Zinkingen , en lo-
pende Gaten. Decze Drank zal verdrijven de overvloe-
dige vochten des geheclen Ligchaams ; alle zeenuwach-
tige deden beveiligen : de Maandftonden der Vrouwen ,
als ze te veel zijn , en alle andere Bloed-vloeyingen flop-
pen ; deezer wijs de natuurlijke Ligchaams-warmte be-
waren. Is ook zeer goed voor Breuken, of Gefcheurd-
heyd-, ftijve , trekkende , of beevende Leeden : de kramp ,
en Limmigheyd ; hitsige Koortz-en , en meer andere dier-
gelijke qualen. Defgelijks voor de geene, die, ’tzij in
Spijs of Drank , vergif in V lijf hebben gekreegen. Ook
voor de geene die dikmaal moeten braken , en nauw-
lijks konnen binnen houden ’t geen ze gegceten en ge-
dronken hebben.
Wanneer men decze Bladeren niet groen kan beko- en daaren-
men , ’t welk in de M int er onmogelijk is , moet men boven
de zelve gedroogd floten , en in Wijn met Zuyker, of ^erc^
Honig, en een weynig Edik daar bij gedaan ; of anders
in Water, Zuyker en Azijn, inzonderheyd als’er Koorts
bij gaat, of ook wel in Garfte-water , als de geleegent-
heyd zulks vereyfcht, zoo lang zieden, tot dat het Nat
de dikte van Honig bekomt. Hier van mag men zon-
der eenige fchroom een weynig t’cffens gebruyken tee-
gens de Tandpijn, Scheurbuyk, en de andere hier bo-
ven
BK
701
Opregte B r i t a n n i c a.
JOZ
ven genoemde gebreeken. Indien men d e groene Bla-
deren kan machtig worden zoo moet men die op de zel-
ve wijze in Wijn kooken.
zware ge- Het Zap , of de vochtigheyd uyt de Bladeren , of
brccken. Uyt bladeren en Wortelen te zamen, geparft, en een
weynig met wat Zuykcr gekookt , of in de Hondsda-
gen in de Zon gefield , tot dat het dik word , geneert:
zeer fpoedig de beeten van dolle Honden en andere gif-
tige Dieren, als Adderen, Slangen , en zoo voorts, in
de Wonde gedaan zijnde: defgelijks vuyle en als voor
ongeneesbaar gehoudene gez.iv ellen ; dunnetjes op een
doek geftreeken , en daar op gelegt : of ook de groene
Bladeren zelfs daar op gedaan ; doch ieder morgen en
avond vervarfcht.
Heylzame Ecven ’t zelve verrigt het Zap, uyt de Bladeren ge-
z,a1^ parft ; of ook men maakt’er een Zalf van , zeer dienftig
tccgens al de voorgeftclde gebreeken en ongemakken.
Dit Vnguentttm trekt niet alleen allerley vergif en on-
reynigheyd uyt, maar zuyverd ook de Wonde , droogd
ze op , en fluytze weer toe. Is goed voorde Roos,
’t Sprenktvuur , de Kanker , en de Takfen of Speenen
aan ’t Fondament.
Dit kruyd j)jr aj]es js njct a]jeen |n dceze tijden bij ons op
ontrent de . > > r
geboorte
nieuws onderzocht, en zoo bevonden, maar ook voor
CiiRisTi zoo veele honderd jaren onze Voorouderen ten deelen
van de Ro- bekcnd geweeft. Ter welker oorzaak decze Plant van
S”h°og dc eomcjKcrt, doe ze voor en na Christi geboorte in
geacht. de Gcweften van Holland, Vriejland en geheel Nee-
derland tccgens onze Voorvaderen oorlog voerden , zoo
zeer hoog geacht wierd , dat ze die , ais een dierbare
fchat , mee na Italien en andere vcr-afgeleegenc Landen
hebben gevoerd.
Waardoor Doch als voor ruym agt honderd jaren de Gotthen
tenheyd6" en Noormannen ons Vriejland tot in de grond verdier-
gekomen : vcn » Mcnfchen en Bceftcn uytroydcn , zoo is , ter
nu ecril oorzaak van decze ellendige verwoefting , de kracht van
Tend br Govas, en zelfs de kennis van ’t zelve, in eengant-
worden. khe vergeerelheyd geraakt , tot op dcczen onzen tijd :
in welke dit Kruyd , als nieuwelijks herboren , de
nu leevende Vriezen weer gegeeven is , en ’t zelve
haar hier voor oogen word gefield, om het te leeren
kennen.
Hoemen Het Zap , zoo uyt de Bladeren ah Mortel, meteen
’t Zap^, en WCynig Zuyker gezoden rot het dik word als een Rhob
lang kan" * ( bij Avicenna en andere Arabifche Schrijvers dus
bewaren, genoemd , en in alle Apotheeken genoeg bekend ) kan .en
moet men bewaren in een Rams-hoorn , of y vore Doos,
of Bus van Zilver, ook Tin , of Glas; en dus zal ’t de
gcheele Winter over goed blijven. In zulke Vaten
moet men ook doen het hier van gemaakte Poeder,
om gedurig te konnen gebruyken : ’t welk ook wel in
Wijn mag worden opgekookt.
Men maakt daarenboven van dit Zap een gorgelwa-
ter , om daar meê te zuyveren en te geneezen de hit-
zigheyd en andere gebreeken des Monds en der Keel: ook
wel een Plaafter , Slikfing, yroop, Olie, en diergelij-
ke, waar van men in ’tbreede kan na zien mijn Latijnfch
aven^DE Herba Britannica.
Het Zaad een weynig gedroogt, dan gepulverizeert,
trekt van naturen t’ zamen. Is goed voor alle Squinantien,
of gezwellen , verftopping en verfilming der Keel ; fwel-
ling der Amandelen , Httyg , en Bloedgang. Geneert
ook allerley andere quaadaardigc gezwellen , en beeten
der giftige Dieren , daar in geftroyd.
Plinii Vi- Leven ’t zelve vermogen ook de Bloemen, van Pli-
- ESf, en NIUS geheeten Vibones , om dat de Oude Vriezen
fche ' zc've ViBONG noemden ; ’t welk beteekend zoo
woord veel als een onnatuurlijl^ gezwel of hardigheyd, verga-
V 1 dong , derd uyt quade vochten , te verdrijven , want Vi' ovc
betekend ‘s tc Zaam Sczct en ^ONG- K°mr of van Vien,
dat is, verdrijven, verfpreyden; en van Bong, te ken-
nen geevende een onnaruurlijl^gezwel , noch heeden
op deczen dag de Bong geheeten ; tc weeten , een har-
digheyd, of gezwel in de Keel, van de Gcnees-geleerde
Gorgel-
water.
Deugden
de naam van Angina, ook van Squinantle , gegeeven;
’t welk gemeenelijk overkomt de geene, die zeer van ’c
S c heur buyk^ w orden gequeld, zoo dat ze nauwelijks iets
door de Keel konnen krijgen.
Noch verder: deeze Bloemen in Fonteyn of Put wa- Verdere
ter een kleyn half uur lang opgekookt met een weynig deugden
Edik , wel toegedekt in ’t kooken , verdrijft binnen „I Bloc*
weynig tijds de Roos, daar opgelcgt zijnde: trekt uyt
de wonden alle vuurigheyd-, ook het doode vleefch, ver-
oorzaakt door ’t daar in gekomene Vuur: fluyt de zel-
ve toe, en geneert ze voorfpoedig.
De Wortel gedroogt, of daar van een gedeelte geno- D?r Wor*
men , en eenige uuren , of ook wel minder, in de Mond te *
gehouden, neemt binnen een korte tijd wech alle Tand-
pij** > cn de zwelling van ’t Tandvleefch, veroorzaakt
door de Schcurbuyk, ., en andere ongelccgenthccden des ’
Monds; maakt ook ’t zelve weer vaft. Daar na deTan-
den zomtijds gewreeven met het Poeder deezer Mortel ,
behoud de zelve zeer lang in een goede ftaat, en verhin-
derd meerder Tandpijn.
’t Zelve doed ook het Zap, met Franfche Wijn en Hes Zaps.
een weynig Edik tot op ontrent de helft toe verkookt,
en dan in de Mond gehouden.
Ook word uyt deeze Plant gemaakt een Tandpoe- Treffelijk
der, zeer nodig teegens alle Schcurbuyk^ l°Jft Tanden,
zwelling van het Tandvleefch , en meer andere dierge- ^ens lolTc
lijke ongeleegentheeden. De wijze, op welke ’t zelve tanden ,
moet bereyd worden , is de volgende : Gezwol-
I}£. Radtcum Britannica ZJncias quatuor. v'eefth0^*
Galanga Majoris Drachmam unam en Sche’ur-
C-7' firn is. buyk.
Cypen Rotundi Drachmam ttnam.
Adyrrha.
Alafitches.
Thttris, ana Drachmam femis.
Sacchari albijfmi Unciam unam.
Syrupi e corticibus Citri Drachmas du as.
Mifceantur , terantur omnia, & fiat pulvis fnb-
tiliffimus.
Of in ’t Neederlandfch'. neem van deeze gedroogdeMor- Hoe tebe-
telen vier oneen. Groote Galanga-wortel anderhalve rc^ea*
Drachma. Ronde Cyperus-wortel een Drachma. Myr-
rhe, Maftix, en Wierook van elk een halve Drach-
ma. Brood-zuyker een once, en Syroop van Citroen-
fchellen twee Drachmen. Dit alles bij malkander ge-
daan , gefloten , gewreeven , en een fijn Poeder daar
van gemaakt.
Neem hier van een weynig in de Mond; wrijf’er de en re ge-
Tanden en het Tandvleefch meê, zoo zult gij met ver- broyken,
wondering bevinden , hoe goed het u doen zal , en
hoe haaftig gij van de gcmcldde qualen verloft zult zijn.
Om deeze Wortel wel te droogen, en tot geneezing De tijd,
van de gemeldde gebreeken te konnen bewaren, ™en deeze
men ze uyt hare natuurlijke geboorte-plaats opneemen v/ortelea
in ’t begin van Alay ; want ter dier tijd uytgefcho-
ten hebbende, kan men ze eerft regt kennen. Maar
indien men de zelve op vochtige plaatzen in de Ho-
ven heeft geplantt en aangequeekt , zoo kan men ze
altijd met volle Maan van September of Oftober uyt-
halen. En dan is ze (mijns oordeels) zoo krachtig,
ja krachtiger, als in de May tijd-, vermits ze ’s Win-
ters door fterke Vorft lichtelijk fchade kan lijden ; waar
van ze in den Herffl gantfehelijk bevrijd is. Dan
heeft ook de Mortel het Zap alreeds na zich getrok-
ken, wijl ze in dien tijd geene Bladeren of iet anders
te voeden heeft ; en is derhalven in volkomcner ftaat
van krachten.
Daarenboven mogen ( volgens mijne meening) dee- uytde aar*
ze Mortelen door de geheele Zomer worden uytgeno- moec
men , als maar de Plant niet fchiet , of eenige Bloe- ncemcn•
men geeft. Want dan blijft ook in haar een volko-
mene kracht, of ze fchoon "Bladeren zonder eenige
opfehietende Steelen heeft gekreegen ter plaats daar ze
van zelfs is voortgekomen.
703 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek , 704
Wanneer De Bladeren Bloemen , en het Zaad ( om , gedroogd
retf^Bloe 2'in<k » altijd tcn gcbruyk te konnen hebben ) moet
men en ’t mcn plukken en afneemen met een volle Maan , of
Zaad moe- ftraks daar na , ecven voor de Hondsdagen ( indien ’t
ten afge- Zaad dan zijn volkomene rijpheyd heeft bekomen ;
aijn^0 *£ wc^ eckter zelden voor ’t laatfte der zelve gebeurd )
vermits ze anders alle in de genoemde dagen door der
Zonnen hitte fchielijk verminderen, verderven, en dus
krachteloos worden gemaakt.
Autheu- Eyndelijk , uyt dit alles is genoegzaam blijkelijk ,
andere^0 ^at deeze opregte Britannica niet is de Bistor-
kruyden TA a Natera/orttl ; Betonica, Betonie; Pkunella,
Brunelle ; Pulmonaria, Longekruyd; Pyrola, JVm-
ter-groen ; Persicaria , PerzjCnkrujd ; Plantago
AQ.UATICA , Water-Weegbree ; Damasonium , een
Boort van Doronicum ; Halimus , Zee-porcellain ;
Cochlearia , Leepelblad ; Becabunga, b.eekbunge, of
eenige anderediergelijke Plant, gelijkPEDAciusDios-
coRiDES , Johannis Ruellius , Amatus Lusi-
tanus , Hieronymus Tragus, Anguillara ,
Conradus Gesnerus , Rembertus Dodon/eus ,
Matthias Lobelius , Carolus Clusius , Ja-
cobus Dalechampius , JoACHiMus Camerarius,
hebben JoHANNES BaüHINUS, JoHANNES BoDjEUS A Sta-
d odezeer PEL ’ en meer anclerc gemeend hebben. Geene van al
qualijk, de genoemde Planten hebben zoo een ee dele* kr acht ,
voorhet om onze aangtboorene* ejuaal en gemeene Landz-iel^te,
opregte ’t Scheurbuyk , of de BLauwJchujt , te geneezen , als
ea' a m~ onze opregte Britannica , waar van al voor zeeven-
tien honderd jaren de onloochenbare blijken zijn ge-
zien. De Romejnen , ten tijde van Gajus Julius
C.esar in decze Neederlandfche Geweften gekomen ,
wielden ellendig van deeze plaag aangevallen , maar
alle door dit Kruyd , haar eerft getoond door de in-
geborene Vriezen, fpoedig geholpen. Waarom ze ook,
de krachten van dit Gewas nu kennende , het zelve
na Komen aan den Keyzer zonden , voor een zeer
koftelijk gefchenk.
CCXCVI HOOFDSTUK.
VIRGINIAANSCHE
P A T I C H
of
AMER.ICAANSCHE
BRITANNICA.
zeer voortreffelijk Gewas, wee-
[sUl 8cns de zonderlinge deugden, waar
W// mcè bet begaafd is , word dus in ’t
Neederlandfch geheeten. In ’t Latijn
LaPATHUM VlRGINIANUM, en Bri-
TANNICA AmERICANA.
Befchrij- Heeft in deeze Geweften een dikke , tamelijk lange
deWortel WorteliZich vcrdeclcnde in veelc Zijde- takken,cn voorzien
met verfcheydene Vee^el-wortcltjens , uytwendig on-
trent Caftanic-bruyn-verwig, ook in de grond een wey-
nig geelachtig, doch hoe ouder hoe bruyner; van bin-
nen roodachtig-gecl , gelijk de opregte Rhabarber ; doch
’t alder-inwendigfte ronde Pit, of Marg, bruyn-rood
in de dikfte en oudfte Mortelen : daarenboven vercierd
met een fchoone witte ronde Ring. Digt en vaft is ze
van fubftantie; alhoewel naderhand, als ze een weynig
geleegen heeft om te droogen, voozer, of fponsachtiger.
Verheft dan ook zijne witte Ring , en word gantfeh
van eenerley verwe, te wceten, donker-geel. Van na-
turen is ze vol vochtigheyd ; bitter van fmaak, en te
zamentrekkendc ; als men ze in de Mond knauwd een
geelachtig Zap van zich geevende ; voorts iszc zonder
eenige reuk.
Uyt decze Wortel komen voort beziens-waardige Gedaante
‘ Bladeren , doch niet veel in getal, digt boven malkan- van de
ker uyt de aarde fpruytendc. Eerft uytkomende, krul- daar
len ze zich aan de randen een weynig uytwendig om. fchicrén-
Staan meer om hoog als om laag. Zijn ongelijk van de
grootte ; noch geen Steel om te bloeyen geevende de
kleynfte , maar Bloemen voortbrengende de grootfte ,
te weeten, de onderfte met hare Steel daar ze op ruften,
ontrent anderhalve voet lang; achter zes of zeeven vin-
geren breed , en daar op het breedfte ; van waar ze al
langzaam fmaller wordende, voor eyndigen in een fpits
punt, met ’t welk ze zich gemeentlijk een weynig krom-
omdrayen. Matig dik en vet zijn ze van aart; boven
gras-groen, doch zonder glans, met eenige roodigheyd,
en veele rolfche plekken en ftippelen voorzien ; onder
uyt den groenen blauwachtig ; doorgaans aan de randen
rood , en daar aardig gefronft. Hebben in ’t midden Beziens-
een regt-doorlopende roodachtigc groote Ader, of Rug- waardige
ge, uyt welke veele kleyne, ook gemcenelijk roode , BiaJcrcn'
naar na de randen rond in malkander drayende , en
alzoo ten eynde uytfchietende , voortvloeyen , gelijk
in deeze Figuur na ’t leeven is afgeteekend ; doch
van onder vertonen ze geen of weynig roodheyd. Als
men deeze Bladeren in de Mond knauwd , vallen ze zuur
van fmaak , en zeer te zamentrekkend. Ruften op
korte en dikke roode Steelcn , vijf vingeren , wat
meer of minder lang ; onder rond , met verfchey-
dene Ribbetjens geftreept ; boven gantfeh plat en
effen.
In Junius komt uyt der zelver midden gemcenelijk Bloemen,
een eenige Steel te voorfchijn, onder ruym een duym Stee1,
dik; ruffehen de drie en vier voeten hoog, rond, met
veele uytfteekende Streep jens vercierd; van binnen hol;
groen-verwig; doch over al aan elk Lid, of voet van
de Stee len der Bladeren rondom , een vingerbreedte of
daar ontrent hoog, rood van verwe. Aan deeze Steel
komen, nu uyt de eene, dan uyt de andere zijde, ver-
fcheydene Bladeren voort, boven malkander, gemce-
nelijk wat neerwaarts hangende , veel kleyner als de
voorgemeldde ; ook hoe hooger hoe kleynder; eynde-
lijk zoo fmaal als een ftroo ; en aldaar na buyten zoo zeer
omgekruld, datze als een dubbel / laadje gelijk fchij-
nen, en niet meer als de middenfte Rugge of Ader
kan gezien worden. Welke Bladert jens naderhand ,
als de Bloemen zijn voortgekomen, zich weer om, en
los winden ; haar dan vertonende als de andere Bla-
deren.
Uyt de middenfte Hertfcheut , of het bovenfte Befchrij-
punt ( in het eerfte alleenlijk hier, nier tuflehen de ving
Bladeren aan deeze Steel , gelijk in mceft al de andere
foorten der Patich word gezien ) fchietcn in de Maand
Julius de bloemen voort: welke naderhand haar ver-
deden in eenige lange, hol-geftelde, en fmalle z,ijde-
takjens, waar aan onder hij de voornaamfte Hertjleel
eenige weynige Bladert jens , doch niet zoo hoog als
men aan de Britannica vera antiquorum , of
opregte Britannica der Oude , gewaar word , met de
Bloemen te voorfchijn komen.
Welke Bloemen met hare wit-ruyge Knopjens ( die der Bloe-
in geene van al deeze foorten , dan alleen in deeze m5n-
Americaansche Britannica en in de opregte
Britannica der Oude Vriezen worden verno-
men ) aan hare Bladertjens die van de gemeldde op-
regte Britannica der Oude in alles , niets uytgczon-
derd , zoo wel van binnen als van buyten , gantfeh
gelijk zijn ; ook op de zelve wijze , doch wat flap-
per , neerwaarts hangende. Echter vallen de drie
kleyne bovenfte Bladertjens gemeenelijk wel zoo rood.
Wanneerze nu eenige weynige dagen langal hangen- Zaad.
de hebben open geftaan, vallenze niet af, maar worden,
aan hare Steelt jens blijvende, grooter, en laten nader-
hand achter een bleek-bruyn , dric-hoekig , blinkend
Zaad ,
'
.
I
’
'
.
A
.
7° 3
VlRCINIAANSCHE PaTICH.
Zaad , ’t welk zijne volkomentheyd verkrijgd in de
Maand September.
Aanwin- Het zelve word met een wallende Maan van Maert
mnS of Ajril een kleyne vinger breedte diep in een Pot , of
Zeepvaatje, de aarde aanbevolen , zoo komt het , na
verloop van een korte tijd, te voorfchijn; doch geeft
niet voor ’t derde jaar daar na de eerfte Bloemen. Zoo
lang deeze hier uyt voortgekomcne Planten noch niet
gebloeyd hebben, zijn de Bladeren wat korter, ook
ronder, als daar na.
Waarncc- Doch vermits de zelve in deeze koude Geweften zeer
minginde qualijk fterke Korft konnen verdragen, zoo moeten ze
ïnter. »$ jymlers binnen s huys gefteld , of anders , buyten
blijvende, op een zeer warme plaats, bcfchut teegens
het Oofien en ’t Noorden , gezet, genoegzaam met ftroo
of Turfmul bedekt worden. Echter is noch geraad-
zaam , altijd een Plant of twee daar van binnens hüys
te houden, om, indien de buytcn-ftaande te niet gin-
gen, niet geheel van deeze foort beroofd te zijn ! in-
zonderheyd ook , indien men de Wortelen der zelve
’s Winters wil gebruyken. Ondcrtuflchcn vertrouw
ik vaftelijk, dat ze in 'Braband, Frankrijk en andere
warmer Landen , ’s M'inters , zonder haar te dekken,
genoeg zonder fchade zouden konnen goed blijven;
vooral, als ze warm gefteld wierden, en vochtigheyd
genoeg genoten; vermits zc in de Zomer veel Water be-
geeren uyt eygener aart; ook beminnen een goede, vet-
te, zandige aarde.
KRACHTEN.
DEeze Americaanfche Britannica word gebruykt,
niet alleen teegens de gebreeken des Monds en
der Keel , maar ook tot geneezing van H dnden,
en van de Scorbut , of Blatcwfchuyt , anders gemeene-
lijk gezegt Scheurbuyk^ Men ondervind ook, dat ze
teegens dit gebrek weynig minder krachtig is , als de
voorbcfchreevene opregte Britannica der Oude. Strijd
daarenboven zeer krachtig teegens allerley vergif, en is
dienftig teegens veele andere inwendige gebreeken der
Menfchen.
Waarom dan ook de Indianen in veele Geweften van
America ’t Zap deezer Planten gedurig in een Hoorn
bij haar dragen; om, wanneerze in een Gevegt teegens
malkander, ’t welk dikmaal gebeurd, zich door een
vergift ige Pijl gewond bevinden , terftond iets daar van
in de Wonde te konnen gieten : ’t welk dan ftraks , of
immers in een zeer korte tijd, niet alleen ’t gif gantfeh
krachteloos maakt, maar ook de Wonde geneejl , en haar
alzoo buyten alle gevaar fteld ; daar ze anders gewifle-
lijk, zonder eenige andere hulp, zouden moeten fter-
ven , weegens de felheyd des ontfangenen vergifs. Geen
ander Gewas kennen ze, ’t welk zulk een krachtige wer-
king heeft teegens ’t vergif, als dit.
De Wortel is floppende en te zamentrekkende van
aart. Heb echter ondervonden , dat ze, varfch uyt de
aarde genomen , en daar van gegeeten , zeer zacht en
Zoet doed purgeeren.
Dit zeer eedel Gewas hebben mijn oogen voor de eer-
fte maal gezien in ’t jaar r 656. , voortgekomen van
Zaad, uyt Ftrgimen en Nieurw-Neederland gekreegen,
door Monfr. Jan van Weli , Koopman te Amfter-
dam , mij toegezonden; en de aanfehouwing daar van
gaf mij een zonderling groot vermaak.
Deugden,
weynig
minder
als die van
de opregte
Bntannici
der Oude.
Hoe de
Indianen
ia America
’t Zap tee-
gens ver-
gif ge-
bruyken.
Uyt Ame-
caanfch
Zaad op-
gequeekt.
Bulapathum van Plinius. 704
CCXCVIII HOOFDSTUK.
BULAPATHUM
van P L I N I U S.
An naturen een klcyn en aardig Ge~ Natten.
was ; met deczen naam in het Needer-
landfch bekend ; of ook wel geheeten
Osse-PatIch , vermits de Bladeren
in gedaante en ftelling, echter niet in
grootte , de Tongen der Ojfen een wey-
nig gelijk fchijnen. In ’t Latijn Bulapathum Pli-
nii, ofLAPATHuM Fibrosum: in het Griekfch Bv-
hCCTTCtSoV.
Heeft een teedere, bruynachtige, of bleek-verwige. Wortel,
dunne, korte, veezelige , en gantfeh niet knobbelige
Wortel (gelijk anders alle andere foorten van Patich of
Rhoritter hebben); bitterachtig van fmaak , als ze
geknauwd word.
Uyt dc zelve fchieten op veele Bladeren , in’t ronde Gedaante
bij malkander uyt de aarde, van welke zommige haar be‘.
plat op de grond neerleggen , andere zich een weynig ^/'illadf*
opwaarts verheffen. Hangen aan tamelijk korte Steelt- rcn,
jens; zijn die van het LapaYhum sanguinf.um, of
Rhoridder met roode gelijk bloedige Aderen, in ge-
daante en grootte zeer gelijk; ook achter aan de Steel
alderbreedft; van daar allenxen fmaller wordende , en
voor in een punt eyndigende. Hebben echter geen
roode, maar blcek-groene Aderen, zomrijds een wey-
nig rood gevlekt. De groote Ader loopt in ‘t midden
regt door; waar uyt veele kleyne ter zijden voortvloe-
yen. Zij zijn een hand breed , wat meer of minder
lang; twee groote vingeren breed. De verwe is don-
kcr-groen, doch onder blceker. Aan dc randen zijn ze
flcgt; eevenwel zomtijds Zich een weynig omflaande;
doch niet Tbuws-wijz.e geplooyd ; matig dik van fub-
Jlantie , en, in de Mond geknauwd , wat zuur en te
zamentrekkende van aart, vermengd met een weynig
bitterheyd.
Uyt haar middenfte Hert komt meeft den tijd maar Steel,
een eenige Steel voort, ontrent anderhalve voetlang,
bijna rond, met eenige Streepen en roodachtige plek^
ken voorzien ; van binnen gantfeh niet hol. De ver-
we is niet wel zoo groen als dc Bladeren zijn , maar een
weynig bleeker. Is na boven toe in twee of drie deden
gefcheyden; en aldaar omvangen in ’t geheel van vier
of vijf kleyne Bladert jens, hol en dun verfpreyd ; aan Knopjeni.
welke aan alle kanten, en niet bij artikelen, rondom
veele ronde groene Knopjens te voorfchijn komen , ru-
ftende op kleyne , korte, eerft regt-uytftaande, maar
daar na zich wat neerwaarts buygende Steeltjens. Als
deeze geopend worden, vertonen zich groene, drie -
bladerige Bloemt jens , van binnen begaafd met eenige
bleeke Afhangz.eltjens. Eenige dagen lang blijven ze
goed. Vallen daar na niet ter aarden neer , maar blij-
ven ; worden grooter , en verbergen eyndclijk ondef
haar, als ze tot hare volkomentheyd zijn geraakt, een
kleyn , Caftanien-bruyn , blinkend , en drie-hoekig laai.
Zaad.
Het zelve moet men met een wadende Maan van Aanwfa*
Alaert of April aan de aarde beveelen, ontrent een ninS-
vinger breed diepte. Na drie of vier weeken tijds zal
het dan te voorfchijn komen : noch in de zelve Zo -
mer weer Bloemen en Zaad geeven ; doch daar mee ver-
fterven.
Doch indien de jonge Planten niet voor in dc Zomer Aanmer.
of teegens den Herfft , zich vertonen, gelijk al veel- king.
maal gebeurd, zoo blijven ze de Winter over; inzon-
derheyd binnens huys gezet zijnde : geeven dan in ’t
volgende Voorjaar Bloemen , en in ’t laatfte van May
volkomen rijp Zaad.
Yx
KRACH-
Gebruyk.
Namen.
Wortel.
Befchrij-
ring der
Bladeren.
Uyt de
zelve
voort-
fchieten-
dc Steel.
Gedaante
der Bloc-
Zaad.
Aanwin-
ning.
705 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 706
KRACHTEN.
VAn de krachten en deugden der Patich-foor-
ten in 't gemeen, en haar gebruyk in de Ge-
nceskonft , is hier boven in het CCXCXV.
Hoofdstuk gehandeld.
CCXCIX HOOFDSTUK.
GEMEEN KLEYN
RHORIDDER,
of
P A T I C H.
voort: en dus kan deeze Plant overvloedig aangewonnen
worden.
Het Oxylapathum minus dentatum, of kleyn Kleyn Pa-
Paticb met getandde Bladert jent , komt met het nu ge- dch met
meldde in hoogte, (telling, verwe der Bhierm, &c.
gantfchehjk over een , bchalvcn alleen dat de gedach-
te Bladeren met Hoekjens, of Tandjens, aardig voor-
zien zijn.
KRACHTEN.
DE krachten deezer gemeene kleyne Rhoridder zijn Krachten»
begreepen onder de andere foorten van Patich ,
voorgefteld onder het CCXCIV. Hoofd-
stuk.
CCC HOOFDSTUK.
Ynde van naturen een kleyn en teeder
Gewas , groeyd in drooge en (teen-
achtige , maar wcynig in vochtige
plaatzen. Bemind echter, en kan ook
verdragen veel Water , inzonderheyd
in de Zomertijd. Word dus genoemd
Jn ’t Neederlandfch : in ’t Latijn Lapathum vulga-
re minus, of Oxylapathum.
Krijgt uyt een dunne , met eenige teedere Vee^el-
wortcltjens om vangene, een hand breed lange, uyt-en-
inwendig bleek-gccle Wortel , verfchcydene "Bladeren ,
al te zamen onder als uyt eene plaats digt aan malkan-
der voortkomende. Zijn kleyn , en maar ontrent een
vinger lang; achter aan de Steel een duym of daar on-
trent breed, doch allen xen fmaller wordende, en voor
in een fpits punt eyndigende. De verwe is donker-
groen , doch onder blceker. Leggen plat op de aarde
neer , of verheffen zich ook wel een weynig boven de
zelve. Slegt en elfen zijn ze; aan de randen een wcy-
nig rood ; en aldaar teeder ingefneeden : in ’t midden
voorzien met een regt-doorlopende Ader , waar uyt
vcele zeer kleyne, ter zijden uytgaande, voortfehieten.
Geknauwd wordende, hebben ze weynig of geen zon-
derlinge fmaak.
Uyt haar middenfte Hert fchiet gemeenelijk maar
een eenige Steel op, zeer dun en teeder van aart; een
voet, ook anderhalve, wat meer of minder, hoog;
van binnen hol; ontrent rond; met eenige Ribbe tjens
geftreept; bruynachtig van verwe; na boven toe, niet
hoog van de aarde , verdeeld in vijf, zes of zeeven
Ztjde-takjcns , uyt beyde de zijden boven malkander
voortkomende : waar aan eenige kleyne Bladertjens
hangen ; groeyendc nu uyt de eene, dan uyt de an-
dere zijde; ook hol en luchtig boven malkander ge-
ftcld ; en aan hare randjens niet zoo zeer als de onder-
fte, maar alleenlijk weynig, of niet getand.
Tuffchen welke in ’t ronde, en bij artikelen , de
Bloemen , aan kleyne en zeer fubtile Steelt jens gehegr,
neerwaarts hangende worden voortgebragt. Gantfch
kleyn zijn ze , bleck-groen van verwe ; van binnen
voorzien met eenige geele Afhangzeltjens, en bc (taan-
de uyt drie Bladertjens. Als ze drie, vier, of ook
wel vijf dagen , na dat de Lucht heet of gematigd is,
hebben geopend geweeft, vergaan ze niet in haar zelvcn
noch vallen op de aarde neer (gelijk ook niet die van
al de voorgemeldde foorten) , maar blijven (taan, wor-
den hoe langer hoe grooter , en, hare volmaaktheyd
bekomen hebbende , verbergen onder haar een zeer
kleyn , drie-hoekig, bruyn-verwig , blinkend Zaad:
’t welk jaarlijks van zelfs neer vallende , genoeg op-
flaat.
Anders word het ook met een waffende Maan van
September, Maert of April op een luchtige , varfchomge-
worpenc plaats, de aarde , niet diep gelegt , aanbevo-
len. Dan komt het door de gcheele Zomer genoegzaam
LAPATHUM
tuberofum Araericanum :
of
PATICH
met een Knobbelwortel uyt
America.
Eeze zeldzame Plant groeyd in onzeOpge-
r. Neederlandfche Gewcltcn ontrent,doch queekt.
^ nauwelijks, anderhalve voet hoog. Is
“ in mijnen Hof Anno 1675., door
overgezonden Zaad uyt de Ameri-
caanfche Landen , gelukkig voortge-
komen.
Krijgd uyt een korte, dikke, hoekige, knobbelige. Wortel,
langwerpig-ronde , van binnen geheel witte, van buy-
ten donker-geele, en met verfcheydene Veez.elwortelt-
jens omvangen zijnde Mortel, in ’t begin van May y
of ’t laatlte van April , aardige Bladeren ; zes vingeren
breedte , wat meer of minder, lang, en in ’t midden
twee breed ; ook aldaar rondachtig , alhoewel voor in
een (lomp punt eyndigende; en benceden na de Wortel Bladeren,
als op een lange, fmalle voet ruftende ; boven donker-
groen , onder een weynig bleeker; als ze cerft uyt de
aarde voortkomen roodachtig van aart ; zomtijds met
eenige weynige roode plekjens vercierd ; gemeenelijk
aan de kanten effen en (legt ; in ’t midden voorzien met
een fterke Ader; waar uyt veel andere kleyne ter zij-
den , tot aan de randen uytvloeyende , voortfehie-
ten. In de Mond geknauwd, zijn ze niet onaangenaam
van fmaak; doch een wcynig zuurachtig, en wat tc
zamentrekkende. In ’t laatftc van Auguftus verliezen ze
allcnxen hare kracht; en in ’t begin van September ver-
gaan ze gantfehelijk.
Tuffchen de zelve, uyt de Wortel, komen voort, in ’t Steelen.
laatftc van Junitts , en ’t begin van Julius, een, twee,
of ook wel drie Steden t’effens , na geleegentheyd
van de oudheyd en dikheyd des gedachten Wortels ;
ruym een voet hoogte opfchictende. Zijn teeder en rond;
ook bekleed met een aangename groenheyd ; waar aan
zomtijds een , zomtijds geen , ook wel twee kleyne
Bladertjens groeyen. Boven welke uyt de top der Stee- Bladerfr-
len drie, vijf, ja dikmaal zeeven langwerpig-ronde, cn^ens‘
gelijk als een weynig gehoekte Knopjens voortkomen. Knopjeai.
Als deeze de eene na de andere open gaan , verwo-
nen zich de Bloemtjens bleekrood van verwe. Heb-
ben ook een geheel ander gedaante en (telling, als die
der voorgemeldde foorten van Lapathum , of Patich :
zijn ook, alhoewel anders voor haar zelven niet groot,
veel grooter ; doch haar rond, vlak, of plat leggende.
707
PaticH uyt America. Lavendel. Töngebl
AÖi
zonder
Zaad na te
laten.
Aarde j en
waarnee-
ming.
Zonder-
deugden
deezer
Plant.
ert als tc zaam-gevoegd; ruftende op korte en zeerdun-
Blocmen : ne Steeltjcns. Beftaan uyt zes tcedcre B lader tjens ;
welke inwendig zeer fmal , maar na buytcn wat bree-
der , en aldaar op de wijze Van Cyanus , of de Koorn-
bloem , met drie Puntjens ingefneeden; ook van binnen
metzommige weynigc zeer kleyne geelc Knopjens voor-
zien zijn. Alsze eenigc, doch niet veele dagen hebben
opengeftaan , vallen ze af. Hebben tot noch toe geen
volkomen Zaad. in decze Neederlandfche Geweften na-
gelaten; ’t welk, weegens de zeer grootc deugden dce-
zer Plant , zeer te beklagen is. Want zij kan met groot
voordeel gebruykt worden in bijna allerley foorten van
Ziekten, en op zulk een wijze als men wil.
Zij bemind van naturen een zandige vette grond,
veel Water in de Zomertijd, en een warme, wel ter
Zon gcleegene plaats. Kan gantfehelijk niet verdragen
de H int cr -koude en Korft deezer Landen. Word der-
halven , in een Pot geplant zijnde, ’s Winters binnens
huys bewaard , en droog gehouden.
KRACHTEN.
, E Wortel is aangenaam en zoet van fmaak ;
I vochtig en koud in den eerften graad, ’t Zap
is zeer goed in allerley hitsige Koortz.cn en an-
dere krankheeden : want het neemt niet alleen de brand
wech, maar ook het verquikt, verfterkt het Hert , en
al de inwendige deden. Maakt een graage Maag : ver-
drijft de fcharpheyd des Waters, en verzacht de Blaas.
Is zeer bequaam voor de gebreeken der Borfi en der
Keel. Werkt op ’t alderkrachtigfte teegens ’t vergif ,
’t zij inwendig ingenomen } of uytwcndig Plaaftcrs-wij-
ze opgelegt.
CCCI HOOFDSTUK.
LAVENDEL.
Us in ’t Neederlandfcb genoemd ; niet
KV alleen om hare zonderling-goede kragt ,
” maar ook weegens hare bevallijke geur
ieder aangenaam. In het Latijn La-
vendula SPICA, of NARDUS ItA-
lica : in het Hoogduytfcb Laven-
der: in het Franfch Lavande ; en
in het Italiaan fch Lavanda.
Hier van zijn mij in haren aart en natuur bekend vier
ondcrfchcydene foorten , als :
I. Lavendula major latifolia , of groote ,
breed-bladerige Lavendel. II. Minor tenuiore fo-
ei o , of kleyne Lavendel met fmaller Bladeren. III.
Flore albo, of met een witte Bloem. IV. Laven-
dula folio DISSECTO , of Lavendel met gefneedene
Bladeren, van Carolus Clusius genoemd Multi-
riDA, of Multifido folio, dat is , veelbladerig.
Niet alle zijn ze van de zelve Bouwtng en Waarnee-
ming.
Zij beminnen een goede gemeene, en matig gemeft-
te grond; een opene vrije lucht, een warme of wel ter
Zon gcleegene plaats, en veel Water. Blijven lange ja-
ren in ’t leeven : verdragen felle koude, en alle andere
' ongeleegcnthecden der H'inter. Gceven jaarlijks aardi-
ge Bloemen , doch in deeze Landen noyt eenig rijp
Zaad. Worden echter genoegzaam vermeenigvuldigd
door hare veelvoudige Zijdc-takjens : welke men t’cl-
kens om ’t tweede of derde jaar met de oude opnee-
men , en in een nieuwe grond , tot aan de boven-
fte toppen, weer in zetten moet. Dus krijgen ze bin-
nen weynig tijds al te zamen nieuwe Wortelen , en
groeyen voort.
Lavendel De Lavendula folio dissecto , of Lavendel
fheedene meI gefneedene Bladeren , zijnde van aart veel teederder
Bladeren. dan dc andere, verdraagd geenzins veel koude Herfft-
Vier on-
dcrfchey-
dene foor-
Bloemen ;
doch hier
noyt Zaad.
Aanwin-
ning.
reegenen , Pijp, of eenige Korft. Moet derhalvcn, ih
een Pot gezet zijnde, in October binnens huys wordeh
gebragt, op een luchtige plaats, daar gantfeh niet, of
alleen bij fterke Korft voor een kleyne tijd, doof een Hoe in de
yzere Oven word gevuurd; en gedurende de Winter winrel‘
onderhouden met zeef weynig laauwgemaakt Reegen- ^emcS.
water , dóór een Pdn van oftder : want door maar wat
te veel zou deeze Plant fchielijk verderven. In Aiaert
moet ze bij goede dagen zomtijds weer buyten zijn gc-
fteld, om dies te eerder de lucht te genieten , totbehou-
ding haars leevens, maar geenzins moet men ze de nagt
over laten ftaan»
Geeft in deeze Geweften , warm gezet Zijnde, ifi Lavendel
den Herfft volkomen rijp Zaad: ’t welk in April, met mct Z,s4^
een wadende Maan, weer in Potten gezayd moet zijn,
niet diep, hol en luchtig. Alleenlijk hier door konnen
ze aangewonnen worden. Zelden blijven ze in dcezè
Landen langer dan twee Zomers in ’t leeven.
krachten.
LAvendel, of Lavendula, is verwarmende en ver- Aart.
droogende tot in ’t begin van den derden graad;
daarbeenevens fijn van ftof, en dun van dcclcn.
Met de Bloemen in Wijn gekookt , en daar van r ;
gedronken, drijft uyt de Winden, de Nageboorte, dcr.it>.
doode Vrucht, en ’t water van de Blaas. Doed der Matth.l.i.
Vrouwen Alaandftondcn voortkomen : helpt de koude cf fjnt[ t
Pis: opend de verftoptheyd van de Leever. Verzacht Me'tl.Med.
de bardigbeyd van de Moeder en Milt. Vcrbeeterd de c-
Maag. Is goed voor de vallende Ziekte , de Jigt ,
Beevmg, Berocrdheyd , opftijging van de Moeder. Ver- £/.
fterkt de verkonde en vermoeyde Zeenuwent, ver koude ‘
Harjfenen , verkrompene Leeden , en diergelijke onge-
leegenthceden. Verlicht daarenboven den arbeyd der
barende Vrouwen: ’twelk ook vermag een halve Drach-
ma van het Zaad deezer Plant', van Endivie, en van
Weegbree elk twee Scrupelen, en een Scrupel Peeper,
tc zamen geftoten ; daar na ingenomen met drie oneen
Water van Endivie, en drie oneen van Glaskruyd, of
Parietaria .
De Bloemen alleen in Wijn gediftilleert , en daar tonic. 1 1.
van een weynig gedronken , verfterkt de Tong : neemt
wech de flauwte van ’t Hert; de Tand- en Hoofdpijn:
verbeeterd de lamme Leeden, daar mee gewaflehen. Is c'jnierarl
goed voor dc Hoofdz.wijmehng , Beroerdheyd , Geel- l. i.r. 8.'
z.ucht, en Hert klopping. Het zelve verrichten dc Bloe-
men, enkelijk gedroogd, geftoten, met wat Cancel , ë'
Notemufcaat, en Nagelen vermengd, dan met Wijn T.ièem.
ingenomen. 1. 1. c. 19.
Een Conftrve van deeze Bloemen gemaakt , en daar
van ’s morgens nuchteren de grootte van een Mufcaat-
nootop ’t punt van een Mes genuttigd, is ook zeer
goed teegens de gemeldde Gebreeken.
De Bloemen bij de Kleederen gelegt , geeft aan de Doj t 9
zelve een goede reuk : bewaard ze daarenboven voor c. 0.
Motten en Wormen.
De Oly , welke van deeze Plant , en de Bloemen ,
gediftilleert zijnde, word gewonnen, gemeenclijk ge-
noemd Speek^, of Sp'jkroly, is zeer krachtig van reuk ;
daarbeneevens verwarmende en verfterkende van aart.
Word dikmaal gebruykt om meê te fmeeren.
CCCII HOOFDSTUK.
tongeblad.
Eeft deezen naam in ’t Neederlandfch vcrfchey-
bekomen, weegens de gelijkheyd der dcuimca.
Bladeren met een Tong. Word in ’t
Latijn geheeten Laurus Alexan-
drina , of ook BrsLiNGUA : in ’t
Hoogduytfcb Hauckbladt, of ook
Auffen-
Yy .
-op Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 710
Twee bij-
zondere
foorten.
Hoe in de
Winter
zonder
Zaad.
Aanwin-
ning.
D mant ei
lib. Herb.
fel. 149.
flirt. I. aj.
r. 8-
JEgtn. I. 7.
c- 3-
Diofc. 1. 4.
e. 147.
Lnfit. I. 4.
trutrr. 133.
Trng.l.i.
Auffenbladt : in het Franfch Laurier Alexan-
drin , en Hlrbe aux Langues ; en in het Ita-
liaanfch Hippoglosso , of ook Lauro Alessan-
DRINO.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
bijzondere foorten ; namentlijk :
I. De alreeds gemeldde Laurus Alexandrina ,
of Tongeblad, uyt welks midden der Bladeren noch an-
dere kieper , gelijk als Tongetjens, aardig te voorfchijn
komen. II. Laurus Alexandrina vera, of op-
regte Tongeblad, welke op hare Bladeren geen andere ,
of Tongetjens , heeft. Beyde zijn ze van de zelve Bou-
wing en M'aarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede, gemee-
ne , zandige , en met twee-jarige kleyn-gewreevene
Paerdemift tamelijk wel voorziene grond : een vrije ,
luchtige, genoegzaam ter Zon geleegene plaats, en veel
Water. Zijn tamelijk hard van natuur : konnen ech-
ter, buyten blijvende, de ftrenge ld ' int er-koude in dee-
ze Landen niet wel verdragen. Moeten derhalven, in
Potten geplant, ’s Winters binnens huys gezet, met
matige vochtigheyd onderhouden , en niet voor in ’t
laatfte van Maert , of’t begin van April, na tijds ge-
leegentheyd , met een reegenachtige Lucht weer buy-
ten gezet worden.
Zij geeven in deeze Geweften bij heete en goede
Zomers (cevenwel niet altijd) uyt het midden harer
B lade ren kleyne , Stars-wijze getandde Bloemtjens, be-
ftaande uyt zes fmalle Bladert jens , welke drie en drie
boven malkander zitten, en tuflehen den anderen door-
fpeelen ; bleek-groen van verwe : in ’t midden voor-
zien met een langwerpig paarsachtig, tamelijk Knop-
je-, inzonderheyd de eerftgenoemde foort : doch noyt
eenig Zaad. Konnen echter bequaamlijk aangeteeld
en vermeenigvuldigd worden door hare aangewaflene
jonge Wortelen ; welke men met een wallende Maan
in Maert of April van de oude afneemt , en ver-
plantt.
KRACHTEN.
TOngeblad , of Laurus Alexandrina , is verdroo-
gende, ook wat fcharp en bitter van aart.
In Wijn gezoden , en daar van een Roemer
gedronken, of de Bladeren gedroogd, gefloten, en an-
derhalf lood daar van met Wijn ingenomen , drijft uyt
fa Nageboorte, ook' t water der Blaas, en de kof*de Pis.
Is goed teegens ’t Graveel, en de Gefcheurtbeyd: ver-
hinderd het uytfcbietcn der Moeder-, verwekt de Maand-
-Jlondcn-, doed de Vrouwen gemakfehjk.baren ; en helpt
de Alocdcr-opfiijging in een korte tijd.
Eeven ’t zelve vermag ook het Poeder van de ge-
droogde Wortelen.
Dit Poeder , beyde van de Mortelen , en van de
Bladeren , droogd Wonden en allerley vuyle Zweeringen
op , als men ’t daar over ftroyd.
Vijf on-
dcrfchey-
dene foor-
CCCIII HOOFDSTUK.
M O N I U M.
,Ocrd , zoo wel in ’t Neederlandfcb,
als in het Latijn en andere Spraaken ,
mijns weetens, geenen anderen naam
dan deezen ; behalven dat de Italianen
Limonio zeggen.
Van dit aardig Gewas zijn mij in
haren aart bekend geworden vijf onderfcheydene foor-
ten; namentlijk:
I. Limonium Marinum Belgicum , of Nee-
derlandfcb Zee-Limonium. II. Latifolium Lusi-
tanicum, of breed-bladerig Limonium uyt Portugal.
III. Minus, anders Tenuifolium Lusitanicum,
of kjejn , kjeyn-bladerig Limonium uyt Portugal. IV.
Elegans Sïriacum Jive Aspleniadeum, of feboon
Limonium uyt Syrien , anders cedel Limonium met Bla-
deren van jfdfplenium. V. Limonium capitatum
American tm, of veel-knoppig Limonium uyt America.
Niet alle van eenerley Bouw mg.
Zij beminnen gemeenelijk ccn goede , zandige , Grond,
luchtige, met een weynig twee-jarige klcyn-gewrceve-
nc Paerdemift en ’t Mol van verrotte Boombladeren ge-
noegzaam doormengde grond : een opene , warme ,
wel ter Zon geleegene plaats , en tamelijk veel Wa-
ter. Verdragen, buyten gcfteld zijnde, ongcerne de
Winter-koude. Worden derhalven, met een wallende Breed bl*.
Maan van April in Potten geplant zijnde, ’s Winters den’g . en
binnens huys gebragt , op een luchtige plaats ; bc-
waard zonder groote warmte, en met een weynig lauw- Limo-
gemaakt Reegenwater onderhouden. Wij fpreeken nium.
dit van het Limonium latifolium Lusitanicum,
of breed-bladerig Portugalfcb Limonium, en van het
minus Lusitanicum , of kjeyn Portugalfcb Limo-
n-.um. Welke beyde foorten in deeze Landen Bloe-
men, maar noyt eenig rijp Zaad te voorfchijn brengen.
Worden echter genoegzaam vermeenigvuldigd door Ainwin-
hare aangewaflene Mortelen-, welke men met een waf- nin2-
fende Maan in April van de oude afneemt, en in Pot-
ten verplant.
Het Limonium Belgicum Marinum, of Nee- Needcr-
derlandfcb Limonium, groeyende aan de Zeekant, is landfeh
van een harden aart. Verdraagd fterke Morft, en alle
ongclecgentheeden der Winter , zonder moeylijkheyd.
Geeft, bij goede Zomers, volkomen rijp Zaad : het
welk met de gedagte Maan van April wil gezayd zijn
in een vochtige, met zoutZee-zand vermengde grond.
Word ook noch op de voorgedachte wijze vermeenig-
vuldigd door hare Wortelen , en blijft veel jaren lang in
het leeven.
Het Limonium Elegans Svriacum , fve A- Heerlijk
SPLENIADEUM , dat is , heerlijk. Limonium uyt Syrien , L.imo‘
of met Bladeren van Steenvaarn , boven al de andere Syrien ^
van een bevallijke aanfehouwing, is veel teederder van
aart. Brengd in deeze Geweften voort uyt een vinger-
dikke, bruyn-verwige, en voor fpits-toegaande Wor- Wortel.
tel, veelvoudige fchoone Bladeren, haar op de aarde
een weynig in ’t ronde verheffende. Staan regt uyt.
De grootfte zijn een kleyne hand lang; voor twee vin-
geren breed ; achter fmal ; in veele rond-toegaande
deden ingefneeden , gelijk het Afplenium , of Steen- Bladeren.
vaam : hard van aart ; een weynig ruygachtig ; don-
ker-groen; ftomp toelopende: voor begaafd met een
kleyn fpitsjc, gelijk een Doorntje-, en in ’t midden met
een regt-doorgaande Ader-, waar uyt veel andere kleyne
voortfpruyten.
Uyt haar Hert komen te voorfchijn vcrfcheydene Steden,
ronde, ftijf-ftaande, gelijk als gevleugelde opfchieten-
de Steelen ter hoogte van ontrent anderhalve voet ; ver-
cierd met eenige gantfeh fmalle , ruym twee vinger-
breed lange, en twee, drie, of vier bij malkander ge-
voegde , voor fpits toegaande Bladert jens ; tuflehen
welke andere , ook gevleugelde , doch korter Zijde- BjocmCn
takjens uytfpruyten : op welker voorfte punten veele
digt bij een gcfchikte, boven brec-de, ruyge Hoofdjens ,
of Knoppen , groeyen : waar uyt veele ronde, holle,
aan de randen een weynig gekartelde , blauw-verwi-
ge, kleyne, lang-durende Bloemen opfchictcn ; en uyt
haar midden noch andere kleyncr, doch hooger uyt-
waffende gantfeh witte Bloemtjens aardig voortko-
men.
Deeze foort bemind een zandige aarde, met twee- Grond,
jarige Paerdemift, het Mol uyt verdorvene Boomen ,
en een weynig een-jarigc Hocndcrdrek doormengd ;
ook matige vochtigheyd. Blijft niet meer dan eene
Zomer in ’t leeven. Geeft in deeze koude Geweften
(warm gefteld), bij goede jaren in den Herffl dikmaal
volkomen rijp Zaad , cn verfterft daar meê : doch Zaad.
moet
■SS
FoLjio.
HUHuu
7iï
L i w o n i u m. Lavas.
711
moet voor koude Winden en Herfflreegenen voorzich-
tig zijn gewagt: zou anders niet tot zijne volmaakthcyd
geraken , maar veel eer verrotten.
Ainwin- Alleenlijk door dit Zaad kan deeze foort aangewon-
ning. ncn en vcrmeenigvuldigd worden. Het zelve moet
men, met een wallende Maan in April of Aiay , luch-
tig in een Pot zayen , niet boven een ftroobreed
diep. Niet meer als een , of ten hoogften twee
Planten , mag men in eenePot, in ’t midden, ongerept
laten ftaan. De andere moet men’er uyt-neemen , in
andere Potten zetten , en zes of agt dagen lang voor de
Zon wachten.
AmcrL Het Limonium capitatum Americanum , of
Limo- Amcrtcaanfch Limonium met veele Knoppen , boven
nium, aan de Steelen tulfchen twee Bladeren, op lange Steelt-
mcc vccle jens, zes , agt , ja dikmaal tien in getal bij malkander
Knoppen, voortkomende , is een aanzienlijke Plant , groeyende
ontrent drie en een halve voet hoog; ook wel hoger,
Grond.cn na dat de Zomers warm of koud zijn. Bemind een
plaats. goede zandige aarde, met een weynig een-jarigc klcyn-
gewreevene Hoenderdrek en het Mol der van bin-
nen verdorvene Boomen genoegzaam doormengt : een
opene , warme , bequaam ter Zon gcleegene plaats ,
inzonderheyd bewaard voor alle koude Oojle- en Noor-
de-winden.
Bloemen. Vergaat niet haaft , maar word van naturen oud.
Brengd ieder jaar, voornamentlijk bij warme Zomers ,
kleync, viergebladerde, voor fpits toegaande Bloemen
voort, boven uyt hare gefchubde Hoof d jens , die van
het Cyanus , of de gemeene Koornbloem , niet ongclijk,
Zelden doch grooter. De verwe is bleek-geel. Zelden gce-
rijp Zaad. venze in
deeze Geweften cenig rijp Zaad. ’s Winters
verheft deeze Plant boven hare Steelen en Bladeren ;
echter altijd aan hare Wortel ontrent de aarde eenige
der zelve behoudende ; welker gedaante zich al vrij
Bladeren, zeer vergelijkt met die der Citroen-bladeren. Zijn een
kleyne hand lang, drie vingeren breed, voor fpits toe-
gaande; donker-groen-verwig ; fcharpachtig, of rauw
in ’t aanraken , en voorzien met een regt-doorlopen-
de Ader , waar uyt veel andere kleyner voortvloeyen.
Aan hare Steel zitten ze twee en twee regt teegens
over malkander ; doch voor in een cyndigcnde. In
het volgende Voorjaar fchieten uyt deeze weer nieu-
we voort.
Hoe waar Deeze foort verdraagd in de Zomer veel , maar altijd in
te nee- de Zon warm gemaakt Rcegen water; doch wil in den
men. Herfft weynig vochtigheyd. Kan niet wel Storm-
winden, Hagel , Vorjl , en diergelijke ongeleegenthce-
den uytftaan. Word derhalven , met een wadende
Maan van April in een Pot gezayd of geplant zijnde,
in 't begin van OEI ober , wat eerder of later, na dat het
Weer zich aanfteld , binnens huys gebragt , op een
luchtige plaats , doch zonder eenige tocht of z, uyging .
en in de Maar als nu de koude begind te vermeerderen, neemt
Winter te men ze van daar wech , en men verplant ze , daar ze
wachten. warmte des vuurs door een Oven kan genieten ,
wijl ze die geerne verdraagd, doch niet digt bij den
Oven. Mag ook , gedurende de gcheele ld 'int er ,
maar alleenlijk een of tweemaal een weynig lauwge-
maakt Reegenwater van boven ontfangen. Niet voor
in ’t begin, of ten halven van April, mag men ze weer
buyten zetten , met een zoete lucht , en aangename
m reegen ; doch voorzichtig gedekt voor koude nagten ,
en bewaard voor Sneeuwachtige vochtigheyd.
Kan hier Kan , in deeze koude Landen , niet wel aange-
niet wel wonnen worden , vermits ze noch volkomen Zaad ,
‘ange- noch bij de Wortel ( ten zij met langzaamheyd van
worden. r'jd) eenige uytloopxtlen verkrijgd, welke of van zelfs
Wortel vatten, of bequaam zijn mogten , om inge-
fneeden te worden.
KRACHTEN.
Imonium is verkoelende van aart. De Bladeren Gab/n.Lj.
zijn warm en droog in den eerften graad ; ge- M^simp.
knauwd wordende van een aangename reuk. In
Wijn gekookt , of de Wortel , een weynig opge-
droogd zijnde, het zelve gedaan , en van dit Nat een
halve once , of wat minder , gedronken , drijft het
Water , de Steen , de Nageboorte , en alle onreynigheyd
der Moeder af.
Het Zaad is zuur van fmaak; en heeft een te zamen- Diofc. 1.+
trekkende kracht. Gedroogd, gefloten, en daar van c‘ l6,
twee Scrupelen eenige dagen achter malkander ’s mor-
gens nuchteren met Wijn ingenomen, is zeer dienftig
teegens de roode- en andere Loop. Doed ook ophou-
den de overvloedige Maandjlonden der Vrouwen , en is
dienftig teegens meer andere gebreeken.
CCCIV HOOFDSTUK.
LAVAS.
-Iet alleen in het Neederlandfch dus , Namen,
maar ook dikmaal Luestock , van
zommige Lavetse, van andere Lub-
stickel genoemd : in het Latijn Le-
vtsticum, en Ligusticum: in het
Hoogduytfch Leïbstockel : in het
Franfch Livesche, of Liveche ; en in 't Italiaanfch
Ligustico.
Deeze Plant bemind uyt cygener aart een gemeene, Grond,
docli meer een zandige, wel-gemeftte grond, en ta-
melijk veel Water. Heeft immers zoo lief een donke-
re , als een opene, vrije plaats. Geeft in deeze kou-
de Geweften niet altijd , maar alleen in goede warme
Zomers , een weynig Zaad. Als dit , ’t welk echter Zelden
zelden gebeurd, zijne rijpheyd heeft bekomen , word Zaad-
het, met een wafTende Maan van Maert , ruym een
ftroobreed diep , in de aarde gelegt.
Hier door kan ze vermeenigvstldigd ; doch noch bc- Aanwin-
quamer aangewonnen worden , door hare bij de Wortel nin^‘
uytgcfchotene jongen ; welke men op de genoemdde
tijd van de oude afneemt, en verplant. Is hard van
aart. Kan veele koude Reegenen , Sneeuw , Hagel, ftcr-
ke Vorjl , en alle andere ongeleegenthcedcn des tijds ,
zonder fchade uytftaan.
KRACHTEN.
LAvas , Lubflock 1, of Leveflicum , is warm en DoJ.I.io.
droog tot in ’t begin van den derden graad. *•
De Bladeren en Wortelen in Wijn gezoden ,
en daar van een Roemertje ’s morgens nuchteren ge-
dronken, drijft uyt de Winden-, ftrijd teegens alle ver-
gif ; verwarmd het ingewand ; is goed voor een koude
Maag ; Schurftheyd , en andere gebreeken der Huyd.
Zuyverd en geneeft de Zeeren en Zweeren : maakt
een fcharp Gezwicht; een z.uyvcr en fchoon Vel , als rnen
de Oogcn daar mee wafcht, en ’t Aangezicht dikmaal
daar meê wrijfd.
De groene Bladeren gefloten , en op varffche Mon-
den gelegt , geneezen de zelve. In een Bad gedaan ,
doen krachtig zweeten ; neemen wech de onznyvere
vlekken der Huyd, en verwekken der Vrouwen Maand-
jlonden.
Het Zaad, of de gedroogde Wortel, gepulverifeert,
en daar van een halve of geheele Drachma met Wijn
ingenomen ; doed gemakkelijk wateren , drijft de
Maandjlonden voort , ook de achterblijvende Nage-
boorte. Geneeft de opjiijging van de Afoeder ; de bee-
ten der Slangen en dolle Honden, ook van andere gif-
tige Dieren.
Y73
Galt», lib.
Simp. 7.
Durantts
bijl. Plant,
fol. 2/7.
Fuchr. lib.
Herb. cap.
Diofc. I. J.
c.f8.
Trag. Li.,
Het
7i 3 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 714
Hoedanig
gezayd,-
Treflijk Het zelve Zaad., of de Bladeren , met een weynig
middel Peetcrz,elie in Bier gekookt tot op ’t derde deel , en
yijj?CnS e dan over de waeflem gehouden de vinger, daar de Fijt»
anders ook dc Haas genoemd, aan is , zoo verre als ’t
quaad zich verfpreyd heeft , ’t overige gezonde met
een doek bedekt zijnde; daar na dc zelve vinger gedo-
ken in dit kookzcl, zoo warm als men ’t gemakkelijk
verdragen kan , en zoo lang daar in gehouden , tot dat
liet geheel koud is geworden, geneed deeze zeer fmcr-
tclijkc quaal.
CGCV HOOFDSTUK.
WINDEND
PAERDSHOEFYZER.
Us in het Neederlandfch genoemd ,
word in het Latijn geheeten Ferrum
* EQpiNUM VOLUBILE, of CONTRA-
venenum : van de Spaanjaarden Co n-
trayerva. Is een raar, zeer fchoon,
ongemeen Gewas : waar van ’t rond en
zwartachtig-bruyn Zaad iu het jaar 1651. mij toege-
zonden is van de Heer Jacobus Zwanenburgh ,
Conftil der Neederlanders te S. Lite ar in Spaanje , met
dit opfchrift : Een Zaad uyt America , met de laatfte
Spaanfche Scheepcn overgebragt ; ’t welk. mij van de
Schipper is mee gedeeld ; wiens Wortel van dc Spaan-
jaarden zeer hoog geacht word, vermits z,e ( een dr ach -
ma, of wat minder , daar van gcbruykf) z.eer krachtig
werkt tecgens alle vergif
Dit Zaad, in ’t begin van Maert gelegt op een varf-
fche Paerdcmid in een Glas, en daar op Salpeeterwater
gegoten zijnde (teweeten, Recgenwater, waar in een
half Etmaal, of wat langer, een weynig Salpeeter had
gelcegcn ) tot dat het daar onder bedolven was , daar na
’t zelve Glas gezet boven op de yzere Oven , waar in
gedurig zachtjens wierd gevuurd , in een weynig Zand,
begon binnen weynige dagen te zwellen : daar na te
barden. Doe nam ik het daar uyt ; en leyde het in
een Pot, niet dieper als een droobreedte. Stelde ook
dc Pot warm ontrent den Oven. In ’t laatde der zel-
ve Maand Maert begon ’t zich boven dc aarde te ver-
en aangc- toonen. Daar na dc Zon door de Vcndercn; vervol-
queekt. gens kjj goccje warme dagen de Lucht buytcn genie-
tende, fchoot dien Zomer, zonder eenigc verhindering
van Gewormt, Aardvloyen, Slckken, of ander onge-
dierte (’t welk ook noyt gefchied aan de Planten, waar
van ’t Zaad in zulk ‘Water is gelcgtgewced) ter hoog-
te van drie voeten op. In ’t tweede jaar noch hoger;
en bragt ook in den Herfjl twee of drie Bloemen te
voorfchijn : doch vergingen weer zonder eenig Zaad
na te laten.
Deeze Plant is van naturen zeer tcedcr. Bemind
een goede bcquame grond , bedaande uyt drie deelen
gcmcene aarde, twee deelen grof Zand, zonder ceni-
ge zoutigheyd ; een deel twee-jarige kleyn-gewrce-
vene Pacrdemid , en een deel een-jarige Duyvemid ,
genoegzaam door malkander gemengd : een opene ,
vrije , wel ter Zon gelcegenc plaats , befchut voor
alle koude Oofie- en Noordc-winden ; en weynig
Water. &
Hare ronde Wortel is niet liegt, maar zeer oneffen
vol Spleeten , en kleyne Knobbelen , met verfchcydene
ter zijden uytwaiïcnde Veelei -wortelt jens voorzien ;
ontrent een vinger, wat meer of min dik; uytwendig
bruynachtig van verwe, van binnen wit, met vcele grau-
we Aderen , Marmers-wijze , doorwerkt ; van reuk
lieflijk aangenaam.
Uyt de zelve komen voort zeer fchoone beziens-
waardige Bladeren , ontrent een vingerlid lang; een vin-
Grond,
Piaati-
ger breed ; in ’t midden tot op de helft als uytgefnee-
den, en alzoo verdeeld in twee rond-toegaande dom-
pc punten , doch achter geheel en gefloten blijvende ;
vertoonende de gedaante van een breed PaerdshoeJyz,er.
Hebben rcgt-doorlopende, en verfchcydene dwars Ade-
ren-, ook op’t breeddevan 'tBlad, ontrent dc Steel, drie
ronde geele Klekjens , oï Stippelen, zittende drie-hoekig,
in plaats van Nagelen. Deeze Bladeren zijn aangenaam Bloemen,
gi oen-verwig , doch onder een weynig blceker ; teeder
van aart, en rudende op korte Steelt jen s. De Bloem
is rond. Heeft, open zijnde, buyten-om vcele klcy-
nc witte Bladertjens van boven ; maar word van bin-
nen , voor zoo veel ik heb konnen bemerken , veel, of
vcrfcheydcn-verwig. Is ook in ’t midden vercierd met
eenige hoog-uytfchietende Keez^eltjens. Niet lang du-
ren ze, maar vallen in onze Gcweden, na verloop van
eenige dagen, ter aarden neer.
Zij word niet alleen door de gcheclc Zomer droog Hoedmig
gehouden, maar ook in de Maanden Auguftus en Sep- men deeze
iember voor veel vochtigheyd , windige dagen en hele g*nt ,Rdc,
nachten nauw-kcurig gewagt: ook op de held van Sep- J
tember , of een weynig later, na tijds gelecgentheyd ,
binnens huys gebragt, en voor dc Vehderen gedcld ,
om bij goede dagen der Zonnen glantfeh te mogen ge-
nieten , zoo lang mogclijk is. Daar na moet men ze
op een warmer plaats zetten , waar in ’s Winters door
een yzere Oven gedurig word gevuurd , na geleegent-
hcyd van dc koude ; te weeten, eerd om den anderen,
daar na ieder dag ; ook dagelijks , als dc Korft zulks
komt te vereyfTchen, twee-, of driemaal; ’s morgens
ontrent ten zeeven , ’s middags ten een, en ’s avonds
weer ten zes of zeeven uuren, op dat het daar de ge-
heelc nagt door warm, en de Korft buyten blijve.
Mag ook in deeze gcheele Wintertijd , waar in zij moet
al hare Bladeren , en dunne ronde Steelen verlied, niet waarncc“
dc minde vochtigheyd genieten ; want hier door zou mCn'
ze lichtelijk worden aangedoken , en vergaan. Niet
voor half April moet men ze weer buyten dellen , met
een aangename Lucht , en zachte Reegen : dan noch
eevenwel haar met een Glas wel dekken en voorzich-
tig wachten , zoo wel voor veel warme als koude voch-
tigheyd, hayrige, fchrale winden , en koude nagt en.
Word 10 deeze Landen alleenlijk aangewonnen en Aanwin-
vermeenigvuldigd door Zaad , op de hier boven ge- ninS-
meldde wijze. Ondertuflchen, een duk van de Wortel
gebroken, maakt ook wel Knoppen, of Oogen, en dan
uytfchietende, groeyd voort.
KRACHTEN.
DE Wortel van dit windend Paerdshocfjzer , of Aart ,
Fcrrum equinum volubile, is een weynig rieken-
de van aart, warm en droog tot in ’t begin van
den tweeden graad.
De zelve gedroogd, en vier Drachmen daar van alen zeer
knauwende ingenomen ; ook anderhalve of tw ctDrach- v°°rtrcf-
men, klcyn tot dof gefloten, in een half pintje warme hjkcdeu2*
Wijn ’s avonds of ’s morgens gebruykt, verdrijft zeer
krachtig de fmerten van alle inwendige deelen des Lig-
chaams : inzonderheyd tweemaal ’s daags ingenomen,
en daar op warm toegedekt, om te fweeten. Is on-
gelooflijk-goed tecgens allerlcy foorten van vergif, wijl
’t der zei ven kracht t’eencmaal wcchncemt, en door de ■*
Stoelgang uytdrijft. Het toond terdond zijne werken-
de natuur daar teegen , als een vyand en overwinner
van ’t zelve.
Verwekt daarenboven eetensluft ; neemt wech alle van de
onnatuurlijke hitte , onaangezien men zou meenen, dat v/oncl
ze , als warm van aart , de zelve zou vermeerderen.
Drijft het Water en Graveel af : verquikt dc inwendige
Geeft en, en maakt een vrohjkGemoed.
Een deel van deeze gedroogde Mortel in Wijn te deezer
weyken gelegt, en daar van dagelijks, ’s morgens, of Plant,
na den ccten, ’t vierde deel van een pintje gedronken,
bewaard
7i ï Windend Paerdshoefyzer. Lelie. MaybloeM. 7u$
bewaard de menfchen voor de Peft : helpt de fpijs ver -
teer en .- verfterkt de Maag, en jaagd dc Winden uyt.
Indien iemand van deezen drank zoo veel nuttigd twee
of driemaal ter week, hij zal bevinden, dat hij altijd
fri/ch en wel-gefteld zal blijven; ook in veele jaren van
gcene ziekten zal aangevallen worden.
CCCVI HOOFDSTUK.
LELIE.
Namen. j&MW. 0° zeer van een ieder bemind, wec-
gens hare fchoone gedaante , verwe ,
en aangename reuk, als wel bekend.
WroJ&Wera Voerd deeze naam in het Needer-
landfeh. Word in het Latijn gchce-
- — *_r_S ten Lilium: in het Hoogduit feit Li-
lien, en Gilgén: in ’t Franfch Lis; en in ’t Ita-
liaanfch Giglio, of Lilio.
Vcelerley Hier van zijn mij in haren aart bekend veele beziens-
onder- waardige foorten, met vcrfcheydentheyd van Bloemen:
öf' “amentüjfc :
vanBloe- I* Lilium album vulgare latifolium , of
men; gemeene witte Lelie met breede "Bladeren . II. Album
flore pleno , of witte Lelie met dubbele Bloemen.
III. Byzantinum PR/Ecox , of vroege Lelie van
Conjlantinopel. IV. Rubrum Italicum prascox,
of vroege roode Lelie uyt Italien. V. Cruentum
isu lbiferum , of Bloedroode Lelie met Bolletjens , tuf-
fchen de Bladeren aan de Steelen voortkomende. VI.
Cruentum non bulbiferum, of bloed-roode Le-
lie ronder Bolletjens. VII. Cruentum flore ple-
no, of Bloedroode Lelie met een dubbele Bloem ; eeven-
wel niet ieder, maar alleen om ’t tweede of derde jaar
dubbel. VIII. Montanum flore luteo puncta-
to, of Berg-Lclie met een gejlippelde geele Bloem. IX.
hier voor- MONTANUM FLORE LUTEO NON PUNCTATO , of
agctieaijT ^erg-Lelte met een geele Bloem zonder flip pelen. X. Mon-
getal. TANUM PUNCTATUM album, of witte geftippclde
Berg-Lelie. XI. Non punctatum , of witte ongc-
ftippelde Berg-Lelie. XII. Montanum flore pur-
purascente PUNCTATO, of purpure Berg-Lelie met
ftippelen. XIII. Non punctatum, of purpure Berg-
Lelie z.onderftippelen.XlY.E\ZANTiKUM SEROTINUM,
of late Lelie van Conjlantinopel ; anders Martagon
Constantinopolitanum ; of Martagon van Conftan-
tinopel gezegt. XV. Bysantinum serotinum flore
miniato, of late Lelie van Conjlantinopel, met een zeer
fchoone Meme-roode verwe \ van veele geheeten Mar-
tagon Pomponii , of Martagon van Pomponius.
XVI. Lilium Persicum , of Perziaanfche Lelie.
XVII. Majus Morini , of gr oote Lelie van Morin.
XVIII. Montanum Canadense flore luteo, of
Berg-Lelie van Canada met kleyne geele Bloemen-, en
dan noch meer andere. Al te zamen , behalven alleen
de laatftgenoemde , zijn ze van eenerley Bouwing en
Waarnccming.
Grond, en Zij beminnen uyt eygener aart een goede gemeene,
plaats. zandige , luchtige en bequaam-gemefhe grond ; een
opene, vrije, wel-gelcegcne plaats, en veel Reegen.
Verdragen felle koude, en alle andere ongelecgent'hce-
den des tijds zonder eenige fchade. Worden om het
vierdejaar, in ’t laatfte van J alias , uyt de aarde op-
genomen , en terffond , na dat men de grond wel om-
gefmeeten, ook op nieuws gemeft heeft, weer daar in
Opnee- gezet. Moeten niet lang uyt de aarde blijven , of
ming.cn zouden in 't volgende jaar befwaarlijk Bloemen konnen
draScn* Mcn moet ook meelt al de Bollen van mal-
S' kander afTcheyden, en de zelve ieder bijzonder , vier
vingeren breed diep , zetten ; zoo zullen ze veel beeter
dragen; ook grooter Bloemen voortbrengen. Worden
ook deezer wijze zeer vermeenigvuldigd.
Om vroe- Wil iemand van deeze foorten late, en ook vroege
Bloemen zien, zoo zette hij de Bollen hoog, en ook an-geenlati
dere diep ; want dan zullen de hooge vroeger, de diep* bloemen
gezette later Bloemen geeven. te beko*
Het Lilium Montanum Canadense flore Ldievan
luteo , of Lelie van Canada met aardige geele Bloe- Canada.
men , is veel teederder van aart ; en verdraagd zeer on-
geerne de felle kgude der Winter in deeze Gewelten»
Moet derhalyen in een Zonnebak , of Pot gerat , en
'sfE/wim binnenshuysgebragt : ook ’s Zomers niet, voor
dat hare Bladeren gantfeh vergaan zijn, uyt de aarde
opgenomen , en terltond weer in een varflche grond
verplant worden. Anders zoud gij haar haalt tay of
llap zien; en dan zouden ze al langzaam verderven.
KRACHTEN.
DE Bladeren en Wortelen van witte Lelie , ofGal- l- 7*
Lilium album, zijn verdrogende, afvagende, en s""P-Me,l‘
verteerende van aart; doch de Wortelen meer als '%C'
de Bladeren.
De Bladeren in roode Wijn gekookt , en op ou-
de Wonden gelegt , geneezen de zelve in een kor-
te tijd.
Gcltoten, met Wijn en Honig gemengd, zijn goed Apulej.
teegens het Sprenktyuur , de verftuyktheyd der Leeden,h'fi • Flant'
de beeten of Itceken der Slangen, en andcrer giftige ‘ 'lo^'
Dieren, daar op gelegt zijnde. Neemen ook van Sc
Huyd wech alle vlekken en fproetelen-, doen de rimpelen
des -Aangezicht s vergaan.
De Wortelen in Wijn of Edik gezoden, en drie p/,„. /. llt
dagen lang op de Likdoornen gelegt , verwecken de c. 19.
zelve. Ecven deeze Wortel met Boom- of Roozen-
oly doormengd , heeld de gebrandloeyd der Leeden ;
doed daar hayr op groeyen : verdrijft de hardigheyd
der Moeder: geneeft allcrley Zeer en. Zweer en , en
Wonden.
De Wortelen en Bloemen in Wijn gekookt, en daar Dod. 1. 7.
van gedronken , is goed voor de Miltzuchtige-, en voor c- *•
die met Breuken zijn gequeld. Maakt ook een week
Ligchaam : jaagd door de Stoelgang uyt het geronnens
en onzuyvere Bloed.
De Bloemen gediltillecrt, en daar mee gewalTchen, Dioft. 1.3.
maakt een zuyver en blanke Aangezicht. Met wat Ca- c'"6',
ncel en Saffraan ingenomen , is goed voor de barende f1*" ' ‘3’
Vrouwen ; de flauwhejd des Herten ; om de Nageboor-
te te doen rijzen ; voorts teegens de Waterzucht s en
heete Leever , de Heefchheyd ; en doed de verlorene
Stem weer komen.
De Oly, of Zalf , uyt deeze Bloemen gemaakt, en r uel.d»
tot een plaafter bereyd , verzacht alle hardigheyd, en Nat- St-
gezwellen. Brengt weer te regt de verrekte Zeenuwen ; h i-c- '7*
Beroerdheyd, Lammigheyd , en de Kramp.
CCCVII HOOFDSTUK.
MAYBLOEM.
N het Neederlandfch niet alleen dus, Namen.
maar °°k wel Lelie vanden Dale
genoemd , word in het Latijn gchcc-
ESal» ten Lilium convallium ; Lilium
vernum , en Ephemerum non Le-
■■ THALE : in het Hoogduytfch Mèyën-
blumlein, ofMEYENREisz : in ’t Franfch Muguet:
in ’t Italiaanfch Lilio convAllio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vier onder- Vieron-
fcheydene foorten ; namentlijk: dcrfchey-
I. Lilium convallium majus, o f groote Afay- loor~
bloem. II. Convallium flore alro, of A-lay-
bloem van een witte couleur. III. Flore purpureo,
of purpure Maybloem. IV. Lilium convallium
minus, of kleyne Maybloem-, ook genoemd Unifo-
lium , of Eenblad.
Zij
®B! I
Jjkfl ;l :
717 Beschryving dhr Kruyden, Bollen en Bloemen , III Boek , 718
fterven daar meê. Worden derhalven , in ieder Voor- Aanwin-
st", in Meiert of April, met een waffende Maan weer ning.
op nieuws gezayd ; en daar door genoegzaam vermee -
Aanwin-
ning.
Ded. I. 7.
c. 8.
Durantei
lib. Simp.
fol. 15-9.
utr. de vill.
nov. Trad.
de Herb.
cup. ip6.
Dorjien.
lib. Herb.
fol. 171.
t. 131.
Camcrar.
li.c.ii.
Zij groeyen , uyt eygener aart , in allerley flag van
grond, doch liefft in een zandige, zoo wel ongemeft
als gemeft. Beminnen een donkere of fchaduwachtige
plaats, en veel Water. Verdragen de felle koude der
Winter. Geeven wel zomtijds volkomen rijp Zaad ,
doch worden zelden daar door vermecnigvuldigd ; maar
veel meer aangewonnen door hare aangewaflene jongen:
welke , als ze vijf jaren hebben ftil geftaan , opgeno-
men, en met een waffende Maan van Maert of Aprilt
van dc0#*kafgefcheyden zijnde, verplantt moeten wor-
den. Zouden, indien dit niet gefchieddc, lichtelijk in
hare Bloemen komen te verminderen , wijlze te zeer door
malkander groeyen.
KRACHTEN.
DÉ Bladeren deezer welriekende Maybloem , of
Lilium Convallium , zijn, zoo wel als de Bloe-
men zelfs, warm en droog van aart; daar nee-
vens zeer verteerende, dunmakende, en fijn van ftof.
De Bloemen in Wijn alleen , of met Bloemen van
Lavendel en Rofmanjn gezoden , of gcdiftilleert , en
daar van een wcynig gedronken , is krachtig teegens de
Beroerdheyd , Lammigheyd , FlereJijn , Hoofdzwijme-
ling , vallende Ziekte, beeten van giftige Dieren, en al-
lerley Oog-gebreeken , daar in gedaan. Verfterkt het
Hert , de Harjfencn, Geheugems , en Leever. Doed
de verlorene fpraai weer komen ; ontdoed en geneefl
alle Zweeringen : neemt wech de Hertkjoppmg ; helpt
de Vrouwen, in barens-nood , tot een gemakfelijke ver-
lofftng. Verfterkt de Maag; verjaagd alle gebreeken,
uyt vochtige Harjfencn voortgekomen ; en is dienftig
voor de geene , welke vergif in het Ligchaam hebben
gekreegen.
De Oly , gemaakt van deeze Bloemen, verzacht won-
derlijk de Jigt der Voeten, en de fmerten van alle pijn-
lijke Leeden; daar op geftreeken zijnde.
De Wortelen gedroogd, gepul verifieert, en daar van
iets in de Neus opgehaald, doed Nicx.cn, zonder eeni-
ge de minfte ongelecgentheyd , en ontlaft de Harjfencn
van alle (lijmerige vochtighceden.
CCCVIII HOOFDSTUK.
VLASKRUYD.
Namen. En wel bekend en zeer gelieft Ge-
was , weegens de bequaamhcyd en
hoognoodigheyd des gebruyks voor
de Menfchen door de gantfche tijd
haars leevens. Is ook het eerfte ,
’t welk haar, ftraks na hare geboorte,
en ’t laatfte, ’t welk haar na hare dood word gegeeven.
Voerd, mijns weetens, in ’t Needcrlandfch geenen an-
deren naam. Word in ’t Latijn geheeten Linum :
in ’t Hoogduytfich Flasch : in ’t Franfch du Lin :
in ’t Italiaan fch Lino.
Zes on- Hier van zijn mij in haren aart onderfcheydene
derfchcy- foorten bekend ; namentlijk:
I. Linum sativum, of gemeen Vlaskruyd. II. Li-
num catharticum minimum, of zeer kjeyn pur-
geerend Vlaskruyd. III. Flore LUTto, of Vlaskruyd
met een geele Bloem. IV. Arborescens, of Boom-
achtig Vlaskruyd. V. Linum Oriëntale, of Ooft-
Jndiaanfch Vlaskruyd. VI. Linum umbilicatum ,
of zeer kjeyn Vlaskruyd met een witte Bloem, en een
Navel ge lijnvormig Zaad. Niet alle zijn ze van de zel-
ve Bouwmg en W aarneeming.
Grond. Echter beminnen ze al te zamen , behalven eene foort,
meer een zandige als kleyige , en welgemeftte grond :
een opene , vrije , bequaam ter Zon geleegene plaats.
Blijven niet meer dan eene Zomer in ’t leeven. Gee-
yen teegens den Herfjl volkomen rijp Zaad , en ver-
dene foor-
ten.
Het Linum sativum , of gemeen Vlaskruyd , is Aanmer-
van deeze eygenfehap, dat het , ter plaats daar ’t ge- kcllJk£ e7*
zayd word , al ’t Voedsel uyt den aardbodem na zich pcn.C
trekt, makende de zelve dor en onvruchtbaar. Ook is
aanmerkenswaardig, dat het, hoe dichter gezayd, hoe
fijner Vlas geeft : in teegendeel, hoe holler, of ondich-
ter, hoe groover.
Het Linum arborescens, of tot een Boomtje op-v]%s^ ruyd
wajfende Vlas, is een aardige Plant, door Zaad, uyt
Portugal gezonden, bij mij Anno 1554. gelukkig voort- opwafien-
gekomen. Bemind een goede, luchtige, warme, wel de . ge-
terZon geleegene plaats, en matige vochtigheyd. Blijft *u*ck'S
zeer lang in ’t leeven. Geeft gemeenelijk ieder jaar komen!
geele , bezienswaardige Bloemen , fpruytende uyt de
bovenfte punten der Takjens , en beftaande uyt vijf
ronde 'Bladert jens ; maar zelden volkomen rijp Zaad
in deeze koude Landen, ten zij met zeer warme, droge
Zomers. Beyde’tZ<Wcn de Knop is eeven als die van’t
gemeene Vlaskruyd.
In ons koud Gcweft fchiet het twee voeten , zom- Bladeren,
tijds lager, zomtijds ook hooger op. Verfprcyd zich,
als men ’t voorzichtig opfnoeyd , boven in veele ronde
Takjens , bekleed met een zwarte Bafi ; waar aan de
Bladeren veelvoudig in ’t ronde groeyen. Zijn een vin-
gerbreed , wat meer of minder, lang; in breedte en
gedaante die van de Myrtus media Tarentina,
of middelbare Tarentijnfche Myrtus, zeer gelijk.
Kan gantfehelijk geen koude Herfjl -reegenen , Mijl, Hoe men
fterke M inden, of eenige Vorfi verdragen. Word der- nfcze. ,
halven, met een wallende Maan van April in een Pot, winter
’t zij gezayd, ’t zij geplant zijnde, in ’t begin van OBlo- moet
ber , wat eerder of later, na gelecgentheyd van't Weer, waarneo-
binnens huys gebragr, op een plaats, daar het de Lucht mcn'
kan genieten, tot dat de koude van buyten zulks komt
te verbieden. Gedurende de geheele hl mter moet men
deeze Plant met fiegts een weynig lauw reegenwater
van boven begieten ; en de zelve niet voor in het begin
of ten halven van April, met een aangename Lucht en
zoete Reegen , weer buyten in de Zonne-ftralen Bel-
len. Maar dan noch haar wel wachten , en voor-
zichtig dekken voor koude nachten , hayrige , of fchra-
le winden.
KRACHTEN.
HEt Zaad van Vlaskruyd, of Linum , ’t welk Galen. lib.
van deeze Plant alleenlijk in de Geneeskonft simp. 7.
word gebruykt , is verwarmende in den eer-
ften graad : iu vochtigheyd en droogte matig tufTchen
beyden.
In Wijn .gekookt, en daar meê d c gezwellen gewaf- Rnell. /•*.
fchen, zuyverd de zelve. Met Oly en Anijs in Wa- c'
ter gezoden ; dan van buyten om den hals geflagen ,
geneefl: de Scjuinantic , of ’t Keel-gezwel; ook andere
zwelling der Keel.
Het zelve Zaad met Honig , Oly, en een weynig Diofc. 1. 1.
Wijn gekookt; dan Paps-wijze gebruykt, doed fchey- c'
den , en vermorwd alle in- en uytwendige gezwellen.
Lijnzaad gefloten , en met Rozijnen gegeeten , verdrijft
de fmerten , en verftoptheyd der Leever.
In Water gezoden, en dikmaal in de Oogen gedaan, Durantei
fcharpt het Gezicht. Warm zijnde, en in een d°ck^‘*^'
laten trekken , dan op de gebrandheyd gelegt, geneefl''*’ ' *
de zelve. Eeven dit Water door een difterie in de
Moeder , en Darmen gedaan , verzacht de fmerten dee-
zer Ligchaams-deelen.
Lijnzaad gefloten , en dan , of ook geheel , ge- Hippocr.
geeten , ftopt het Lijf. Met Honig vermengd , en nl‘- 2- A*
dus gebruykt , verzacht de Hoeft , en zuyverd de Dut'
Tiorft.
Dc
7*9
Vlaskruyd. Wild Vlaskruyd.
720
Dod.l.ij. Dc Oly uyt dit Zaad geparft , verzacht allerley
<.14. hardigheyd , en verbeeterd alle gelrompene Zeenuwen ,
ook der zelver trekfing en fpanning. Ëcven deeze Oly
met Rhijnfche Wijn gebruykt , is goed teegens het
Graveel. Met Roozewater vermengt, verzacht de pijn
der Takken aan ’t Fondament.
CCCIX HOOFDSTUK.
WILD VLASKRUYD.
Us genoemd in het Neederlandfch ,
word in 't Latijn gehcetcn Linaria,
of Linum sylvesTre: in ’t Hoog-
duytfch Leinkraut , Krotten-
flachs, en wilder Flachs : in ’t
Franfch Lin sauvage: in het Ita-
liaanfch Linaria.
Hier van zijn mij in haren aart bekend veel aardige
en bezienswaardige foorten ; namentlijk :
I. Linaria repens cccrulea, o f kruypend wild
Vlaskruyd met klcyne bleekblauwe Bloemen. II. Pan-
nonica FLORE PALLiDO , of wild Vlaskruyd uyt Pan-
nonien met een bleckg Bloem. III. Pannonica flo-
RE cccrüleo, of uyt Pannonien met een blauwe Bloem.
IV. Flore purpureo, of met een purpure Bloem.
V. Pannonica flore variegato , of Pannonifch
•wild Vlaskruyd met een bonte twee-verwige Bloem. VI.
Angustifolia flore cccrüleo amplo, of fmal-
gebladerd wild Vlaskruyd met een fchoone , groote, Hee-
mels-blauwe Bloem. VII. Sedifolia, of met Bladeren
van kjeyn Huyslook. VIII. Flore luteo , of met
_ een gecle Bloem. IX. Austriaca flore albo odo-
rato , of Oofienrijks wild Vlaskruyd met een witte
welriekende Bloem. X. Valentina trifolia , of
met een drie-bladerig loof van Valencicn. XI. Lusi-
tanica , of uyt Portugal. XII. Cretica semine
odorato , of uyt Candien , met welriekend Zaad.
XIII. Linaria scoparia , of Beez,em wild Vlas-
Veclc aar-
dige foor-
ten.
in getal
hier voor-
geileld.
Welke
maar al-
leen een
jaar.
en welke
langer
duren.
kruyd , wijl men in Italien Beez,emen daar van maakt :
anders ook genoemd Osyris , of Belvedere Ita-
lorum ; om dat het met een vermakelijke groen-
heyd vercierd zijnde, zeer fchoon , Pyramidens-wijze,
opwaft ; geevendc den aanfehouwers een aangena-
me oogenluft. XIV. Linaria baccifera , of wild
Vlaskruyd met Bedien ; behalven noch meer andere.
Niet alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, gcmcc-
ne , zandige , zoo wel een ongemeftte als gemeftte
grond : een opene Lucht , een warme , welgeleegene
plaats , en tamelijk veel Water. Geeven teegens de
Winter rijp Zaad , en dan vergaan zommige der ge-
noemde foorten door een weynig koude ; te wecten:
het Linaria repens cccrulea , kruypend wild Vlas-
kruyd met een kleyne bleekblauwe Bloem: Sedifolia,
met Bladeren van kjeyn Huyslook.: Valentina tri-
folia , drie-gebladerd wild Vlaskruyd van Valencicn ,
en Linaria scoparia, of wild Vlaskruyd, beejuaam
om Boezemen van te maken ; ’t welk in onze Landen
zelden, als met drooge warme Zomers, rijp Zaad be-
komt. Derhalven moeten de gemeldde foorten ieder
Voorjaar, met een waffende Maan van April , op nieuws,
niet diep, weer gezayd worden.
Al de andere , namentlijk Linaria pannonica
FLORE PALLIDO, Pannonifch wild Vlaskruyd meteen
bkeke Bloem : Flore cccrüleo , met een blauwe
Bloem: Flore purpureo, met een purpure Bloem :
Flore variegato , of twec-venvige Bloem : An-
gustifolia flore cccrüleo amplo , fmal-gebla-
derde, met een groote Heemels-blauwe Bloem: Flore
luteo , met een geele Bloem .- Austriaca flore
albo odorato , Oojlcnrijkfche met een welriekende
witte Bloem ; en Linaria Lusitanica , of Porttt -
galfch wild Vlaskruyd , vergaan niet zoo haart , maar
blijven meerder jaren in ’t leeven. Konnen reedelijk wel Amwin-
de koude en andere ongeleegcntheden der W int er uyt- ning.
ftaan: geeven ook, bij goeden tijden, jaarlijks genoeg-
zaam rijp Zaad ; ’t welk met de voorgemeldde Maan
van April in de aarde word gclegt. Hier door konnen
ze genoeg vermeenigvuldigd worden ; en dan noch door
hare de grond doorlopende jonge Scheut jens , welke men
op de zelve genoemde tijd, van de oude neemt.
Het Linaria angustifolia flore cccrüleo Smal-ge-
amplo , of fmaUgeb lader d wild Vlaskruyd met een ^jje^jas
groote Heemels-blauwe Bloem, heeft een zeer teedere , kruyd met
korte, bleek-bruyne, Wortel. Geeft uyt de zelve, en cen groote
ook wel eeven boven de aarde , verfcheydenc Scheut-
jens , een voet, wat meer of minder hoog, geheel dun, Bjocm>
doch gantfeh taay en buygzaam, rond , en uyt den
blauwen-groen-verwig: aan welke groeyen veele zeer
fmalle,digt boven malkander gefielde Bladeren, nu uyt Bladeren,
de cene, dan uyt de andere zijde in het ronde voortko-
mende ; een vinger-breed lang, achter digt aan de Steel
gehegt, voor fpits toegaande, uyt den blauwcn-groen:
doch aan zommige Bloemdragende Scheuten wat groo-
ter, gelijk in de bijgaande Figuur te zien is. Van
naturen rtaan ze meer om hoog als neerwaarts gekeerd :
in ’t midden met geen zichtbare Adert jens, maaralleen
met cen kleyn Ruggetje voorzien.
Uyt de bovenfte Hert-punten komen te voorfchijn Gedaante
verfcheydenc bezienswaardige Bloemen , ruftende op <Jer Bloc*
korte zeer dunne Steelt jens ; de een na de ander open- mcn"
gaande. Zijnruym cen halveDucaton ’tin ronde groot,
zich vlak open-doendc : zonder eenige reuk. Beftaan
uyt vijf Zeer fchoone Heemels-blauw-vcrwige Blade-
ren-, onder fmalft, boven breedft , en daar rond toe-
gaande. Na verloop van vierentwintig uuren vallenze
ter aarden neer ; doch ieder dag komen ’s morgens weer
nieuwe te voorfchijn. Deeze laten na ronde, doch als
met eenige Ribbetjens , en boven op met een fcharp
Puntje vercierde Huysjens, gevuld met een langwerpig - Zaad-
rond, bruyn , blinkend Zaadje, dat van het gemeene
Vlaskruyd zeer gelijk. Als dit Zaad zijne vofkomene
rijpheyd heeft bekomen, openen de Huysjens zich bo-
ven, en fcheyden haar in vijf deelen.
Het Linaria Valentina trifolia, of drie-ge- Drie-ge-
bladerd wild Vlaskruyd, groeyd uyt een teedere, wit-
verwige Wortel, (niet onaangenaam van fmaak, doch
op ’t laatfte war fcharp in dc Keel ) , een Maatvoet , Valencicn.
wat meer of minder, hoog. Krijgt uyt dc zelve zom-
tijds veele, zomtijds maar twee of drie Steden ; dun,
rond , bleek-groen , doch onder bij dc aarde een wey-
nig purpurachtig. Waar aan de Bladeren voortkomen Bladeren,
in ’t ronde bij drieën, holen luchtig boven malkander:
alhoewel men ook aan zommige weynige Steelen zom-
tijds niet meer dan twee en twee teegens den anderen
over ziet zitten. Dikachtig zijn ze , en zacht van aart,
gemeenelijk inwendig cen weynig hol gcftcld : een vin-
ger, wat min of meerder, breed; een lid van een vin-
ger, of wat meer lang; voor in een ftomp punt eyndi-
gende; aan de randen effen en flegt; niet glad; bleek-
of wit-groen van verwe ; alleenlijk voorzien met drie
Aderen, niet wel zichtbaar, maar als in de Huyd in-
wendig blijvende, op de wijze van Plantago of Weeg-
bree. In de Mond geknauwt wordende, zijn ze nier on-
aangenaam van fmaak, alhoewel’er een bitterheyd, of
viezigheyd bij gaat.
Uyt de bovenfte Toppen fchieten ayrswijzc boven Aardige
malkander de Bloemen voort , welke zich van onder ocmeo’
de een na de ander openen. Zijn van een wonderlij-
ke gedaante, zeer aardig zittende in ’t midden van vijf
langwerpige groene Bladert jens-, matig van grootte, na
de gedaante van een Leeuwen-muyl , Helms-wijze ge-
field ; wit-verwig , in ’t midden geel : boven welke
twee witte langwerpige Bladert jens , als twee Ez.els -
ooren , haar teegens malkander opftecken. Hebben
Z z onder
1 wmw I— BlMl |
Zaad.
Wild Vlas-
kruyd van
Candia.
Hoe in de
Winter
waar te
neemen.
Bloemen.
Zaad.
en noch
weer an-
der Zaad.
Aanwin-
ning.
Aart.
Durar.tcs
lib. Herb.
Jol. löo.
Dod. 1. 6.
c.16.
Dorfien.
hifi. Plant,
fol. 173.
721 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, ju
onder een purpurachtig fpits punt, op zulks een ma*
nier, als men achter aan de Bloem van Confolida Re -
gults , of Ridderfpooren ziet. Na verloop van eenige
dagen vallenze op de aarde neer , nalatende eenige
langvverpig-ronde en dikke Zaadhuysjens , gefield in ’t
midden van vijf kleyne Bladertjens ; en inwendig ge-
vuld met een zwart-bruyn hoekig Zaadje.
Het Linaria cretica semïne odorato , of
■wild Vlaskruyd van Candicn , met een welriekend Zaad,
zijnde een aangenaam en fchoon Gewas , bemind een
goede zandige aarde, met twee-jarige Pacrdemifl , en
een weynig der verrotte Boombladeren doormengt: een
opene, warme, wel ter Zon flaan de plaats, en matige
vochtighcyd. Word met een waffendeMaan van April
in een Pot, niet boven een Stroobrecd diep , gezayd;
of anderweegen opgekomen zijnde, daar in verplant.
Kan gantfehelijk geen koude Herfft-reegenen , flerke
Winden , Mijl, of Vorft verdragen. Word derhal ven
in het begin van Otlober gefield in een plaats binnens
huys , daar ze de Lucht kan genieten , tot dat de uyt-
wendige koude , of Vorft, door de Venfleren dringen-
de, zulks komt te verbieden. Dan moet menze wel
voor de gedachte Vorft wachten , zonder haar echter de
warmte des vuurs te doen gevoelen, indien het eenig-
zins voorbij gegaan kan zijn 3 vermits ze de zelve on-
geerne verdraagd. Mag ook niet meer als een of twee-
maal, gedurende de gantfche Winter , met een weynig
lauwgemaakt Reegenwater begoten worden van boven.
In ’t begin van April moet men ze met een zoete Lucht
en Rcegen weer buyten brengen : dan noch eevenwel
haar zorgvuldig wachten voor koude rijpende nagten , en
fchrale zoo Oofle- als Noorde-windcn 3 teegens de zelve
haar wel dekkende.
Zij geeft, in decze koude Geweflen, in de eerfle
Zomer blauwe vijf-gebladerde Bloemen , uyt de punten
harer tcedere Takje» voortkomende, welke nauwelijks
een voet hoog opfehieten , ook met kleyne, korte,
fmalle Bladertjens omwallen zijn : doch geen volko-
men Zaad: ’t welk echter in ’t volgende jaar zijne rijp-
heyd verkrijgt; zijnde klcyn, zwart, en welriekend.
Doch de Natuur hiermee zich noch niet voldaan hebben-
de, drijft uyt het midden der Steelcn een ander Zaad
tuflehen de Bladeren uyt ; kleyn , rond , grijs-wit-
verwig , en neerwaarts hangende gelijk een Druyf-
trosje, van een aardige aanfehouwing. Het kan in dec-
ze Landen tot geen volkomentheyd geraken , gelijk
wel veellicht in heeter Geweflen. Echter kan dceze
foort bequaamlijk aangewonnen en vcrmeenigvuldigd
worden door ’t cerfl-gcmeldde rijpgewordene Zaad, op
de voorgedachte tijd en Maan gezayd. Zelden blijven
ze in ons Land langer dan twee jaren in ’t leeven. Zie
hier bij na ’t Hoofdftuk^ van Passerine , welke Plant
een mcede foort van ’t wild Vlas is.
KRACHTEN.
Ild Vlaskruyd , oi'Linaria, is warm en vocht
van aart.
In Wijn gekookt , en daar van ’s mor-
gens nuchteren een Roemertje gedronken, drijft uyt
’t water der Blaas’, de Nageboorte , de Asfaandftonden j
en is goed teegens vergif , ook voor de gebreeken der
Oogcn. Neemt wech de vlekje n des Aant{ez,ichts-. ver-
drijft de Nieren -, Lenden -, en AJoeder-fmerten ; def-
gelijks de verjloptbcyd van de Blaas en Nieren.
Het uytgcparflte Zap der Bladeren en Bloemen is
goed voor de Roos, en teegens de Kanker , daar mee
gewafTchen. Ook 'teegens allerley heete Gezwellen
des Ligchaams.
CCCX HOOFDSTUK.
P AERLEKRUYD.
8^N het Neederlandfch niet alleen dus, Namen;
§|maar ook van zommige Steenzaad
jg genoemd. In ’t Latijn Milium So-
15 lis, of ook Lithospermum: in ’t
M Hoogduytfcb Per lkr aut , in ’t Franfcb
jïGremil, of Herbe aux perles: en
in ’t Italiaanfch Litospermo.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie Drie on-
onderfcheydene foorten, teweeten: derfchey-
I. Lithospermum hortense , gemeen of Hof- ^ cnc loor*
Paerlekruyd. Repens Anchus/e eacie , of kruy-
pend Paerlekruyd met een gedaante van Anchufa. III.
Lithospermum surrectum minimum, of alder-
kjeynfte regt-opftaande Paerlekruyd. Niet alle zijn ze van
de zelve Bouwing en Waarneemmg.
Eevenwel beminnen ze al te zamen een goede , ge- Grond,
meene, zandige, doch luchtige, wel-gcmefltc grond;
een opene, vrije, bequaam ter Zon geleegene plaats ,
en tamelijk veel Reegen. Verdragen Sneeuw , Hagel , Aart.
felle Vorft, en alle andere ongeleegentheeden der Win-
ter, zonder eenige moeylijkheyd. Blijven (doch niet
alle) lange jaren in ’t leeven, en geeven de mecfle tijd
volkomen rijp Zaad: bchalven het Lithospermum Zaad,
repens Anchusa; facie, of kruypend Paerlekruyd
met een gedaante van Anchufa ; ’t welk in decze Lan-
den wel ieder jaar blocyd, maar noyt eenig rijp Zaad
bekomt.
Het Lithospermum subrectum minimum, of A'lier-
alderkleynfle regt-opftaande Paerlekruyd , blijft niet lan-
gcr dan cene Zomer in ’r leeven, en vergaat van zelfs, [bande
als ’t Zaad in den Herfft rijp geworden is. Word der- Paerle-
halven ieder Voorjaar, met een wallende Maan in April, kruX^
op nieuws weer gezayd , niet diep , in een warme plaats.
Hier door kan decze foort , gelijk ook het Litho-
spermum hortense , of Milium solis , gemeen
P arelkruyd , alleenlijk aangewonnen en vermeenigvul-
digd worden.
Het Lithospermum repens Anchus,r facie, Kruypend
of kruypend Paerlekruyd met een gedaante van Anchu- fatrlf
fa, kan men niet anders vermeerderen-, dan door ha- ^
re Scheut jens , welke men in de aarde legt, en alsze
Wortelen gekreegen hebben van de oude afneemt, en
verplant.
KRACHTEN.
Et Zaad van Paerlekruyd , of ALilium Solis, DoJ.l.f.
is verwarmende en verdrogende tot in den twee- c'31'
den graad.
Twee Drachmen van ’t zelve gepulverifeert , en met Diofe. 1. 3.'
Rhijnfche Wijn ingenomen, drijft af het Graveel, en c • ‘*8.
het water der Blaas. Is goed teegens de kpude Pis, en l' 17 *
voor de gcene die van een Druypert gequeld worden; Gal. I. 8.
ook voor de Blaas-fmerten. Met Melk uyt der Vrou- Simf.fat.
wen Borflcn gcbruykt , helpt zonderling de Vrouwen
in arbeyd zittende.
CCCXI HOOFDSTUK.
ZEEVENGETYDEN-
K R U Y D.
f P het Neederlandfch niet alleen dus, Vcrfchey-
? maar ook van veele Lotuskruyd de naracn*
i genoemd: in ’t Latijn Lotus her-
y ba, Lotus sativus, en trifolium
g ODORATUM ; in het Hoogduytfcb Sie-
i BENGEZEYTENKRAUT , of korter
Sie-
7i3 Zeevengetydenkryud. Malloot e. 724
Siebencezeit, om dat het, gelijk zommige meenen,
zeevenmaal op eenen dag zijnebevallijke reuk veranderd.
In ’t Franfch Treffle odoriferant; en in het Ita-
liaanfch Loto Domestico.
Hier van zijn mij in haren aart veel aardige verander-
lijke foorten bekend geworden ; namentlijk :
Veele ver- I. LOTUS SILIQUOSUS QUADRANGULARIS FLORE
anderlijke rubro , of Zeevengctijdenkruyd met vierhoekige Peu-
foorten. en eefj rooje Biocmj 0ok gcheeten Lotus tetra-
GONOLOBUS. II. SlLIQUOSUS QJ/ADRANGÜ LARIS
flore luteo , of Lotuskruyd met een vierhoekige
Peul engcele Bloem. III. Ornithopoides, Jive flo-
re luteo siliqua Ornithopodit , of met een
geels 'Bloem , en Peul als een Vogelvoct. IV. VesiCA-
rius Hispanicus , of Spaanfch Lotuskruyd met
Blaasjens. V. Siliquosus Coronatus Marinus,
of geltroond Zee-Lotuskruyd. VI. Siliqj/osus co-
ronatus palustris Lusitanicus, of Portugal fch
gekroond Lotuskruyd met Peulen , groeyende in Pl'ater-
tot tien in achtige plaatsen. VII. Segetum flore luteo
getal hier globoso , of Lotuskruyd wajfende in ’t Koorn , met
ftekifC' ecn ronde, geele, Knops-wijze Bloem. VIII. Praten-
sis siliquosus, of met Pcultjens, voortkomende in
Gras-velden. IX. Barbarij frutex Dalecham-
pii , of Hecjler achtig Lotuskruyd uyt Barbaryen, ge-
tcckend van Jacouus Dalechampius. X. Lotus
frutex ei.egans INCANUS, of Zcevengctijden Jlru-
vel-kruyd met aardige ruyge Bladeren ; en dan noch
meer andere. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en
Grond.cn
Plaats.
Welke
foorten
maar al-
leen ccne
Zomer
leeven.
Zeeven-
getijden
kruyd in ’t
Koorn
walTende.
Andere,
langer du-
rende
foorten.
Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, zandige,
gemeene, en met twee-jarigc Paerdcmift tamelijk voor-
ziene grond: een openc, warme, wel ter Zon geleege-
ne plaats , en matige vochtighcyd. Geevcn in den
Herfjl gemccnelijk volkomen Zaad.
Het Lotus sativus, of gemeen tam Zeevengctij-
denkruyd : SlLOQUOSUS QUADRANGULARIS FLORE
RURRO , met vierhoekige Peulen en een roode Bloem :
SiLOQiiosus CORONATUS Marinus , o f gekroond Zee-
Lotuskruyd : SiLiQiiA Ornithopodii , met Peulen
van Vogclvoet; Vesicarius Hispanicus, uyt Spaan-
je met Blaasjens ; en Lotus segetum flore luteo
globoso, of in ’t Koorn wajfende Zeevengctijdenkruyd
met een ronde geele , Knops-wijze Bloem , blijven niet
meer dan eene Zomer in ’t leeven. Geeven, bij goe-
de tijden , teegens de TVintcr , rijp Zaad , en ver-
fterven daar meê. Worden derhalven ieder Voorjaar
in April , met een wadende Maan , weer op nieuws
gezayd, niet diep in de aarde, en dcezer wijs vermee-
nigvuldigd.
Het hat(f-gcnocmdc Zeevengctijdenkruyd , in’ t Koorn
wajfende , fchiet zelden meer dan een voet hoogte
boven de aarde op ; verdeeld zich echter in veele bleek-
groene ronde Zijde-takjens ; waar aan veele Bladeren
voortkomen, nu uyt de eene, dan uyt de andere zij-
de , niet hoog boven malkander ; ruftende op korte
Steel tjens , en in drieën gcftcld , op de wijze der
andere foorten. Tuflchen de zelve komen te voor-
fchijn de Bloemtrojfen , tamelijk groot , veel iri ge-
tal , en gevoegd op korte Steelt jens, van een aardige
aanfehouwing.
Het Lotus siliqjjosus quadrangularis flo-
re luteo , Zeevengctijdenkruyd met een geele Bloem
en vierhoekige Peultjcns : Siliquosus coronatus
palustris Lusitanicus, of Por tugaljch Lotuskruyd ,
wajfende in waterachtige plaatz.cn , met een Kroons-
wijze gefielde Bloem en Zaadpeulen : Barbarij fru-
tex Dalechampiï , of Heejlerachtig Lotuskruyd uyt
Barbaryen , befchreeven van den hoog-geleerden Da-
lechampius ; en Lotus frutex elegans incanus ,
of Zeevengetijden flruvelkruyd met zeer fchoone ruyge
Bladeren , vergaan niet zoo haaft , maar blijven cenige
jaren in ’t leeven.
Het Heejlerachtig Lotuskruyd uyt Barbaryen , be-
fchreeven van Dalechampius, groeyd in deeze Landen ac|lt;2 ^
op tot de hoogte van derdehalve, ook wel drie voeten, tuskruyd
Heeft onder al de andere foorten de ftcrkftc en breedfte uyt Barb»-
B lader en, Herrs-wijze gcfteld , voor breed-rond , en r^en‘
onder fmal toegaande ; uyt den groenen blauw -ver-
wig. Krijgt , als de kleyne Bloemt jens vergaan zijn ,
veele korte bij malkander gevoegde Zaad-pculijcns.
Het Zeevengetijden JlruveUtruyd met Jcboone ruyge Zeeven-
Bladeren , bekomt in onze Geweften nauwelijks de getlJJen
hoogte van twee voeten. De Bladeren zitten veel- kmydraet
voudig in getal aan hare Steelt jens. Zijn een weynig ruyge BI*,
blinkende, fmal en langwerpig; voor voorzien met een ‘leren,
kleyn puntje, als een doorntje. Hare Bloemen komen
veel grootcr, als die van de voorgaande, re voorfchijn,
in ’t bovenfte van hare meenigvuldig-verdcelde, ronde
en ruyge Steelt jens, uyt gantfeh ruyge en langwerpige
Knopjens.
Deeze nu gemeldde foorten buytcn ftaande, verdra- Hoedanig
gen ongeerne felle Vorjl , en diergelijke ongeleegent- waar rc.
hceden der Winter. Moeten derhalven , in Potten ge- 2e winter*
plant, en in OEI ober voor veel koude Herfjlreegenen ge-
wagt geweeft zijnde, binnens huys worden gebragt,
op een luchtige plaats, waar in niet als bij harde Vorjl
door een Kagchel word gevuurd. Gedurende dien tijd
moet men ze flegts met een weynig lauw Rcegenwater
van boven begieten , en in ’t begin van April, met een
aangename Lucht en Reegen , weer buyten ftellcn.
Dikmaal geeven ze volkomen Zaad: ’t welk dan, met
een walTende Maan van April of May , de aarde word Aanwin-
aanbevolen , niet boven een ftroobrecd diepte gelegt. ning.
Hier door kan men deeze foort vcrmeenigvuldigen ; en
dan ook noch door langzaam-aangewaflene jongen ; die
men met de gemeldde Aprilfche Maan van de oude
neemt, en verplantt.
Het Lotus quadrangularis , . of tetracO- Zoevenï
nolobus flore luteo, laat zich ook wel door hare getijden-
Scheut jens vcrmeenigvuldigen , als men die met een vol- .[^oeki-
le Maan van May ol Jumus affnijd, in een Pot fteekt, ge Peulen,
zes wecken lang op een donkere plaats ftcld , en zom- en geele
tijds met Reegenwatcr van boven begiet. Want dan Blocmen-
krijgen ze Wortelen , en groeyen voort. Dit heeft mij Aan .
de ervarentheyd geleerd , doe ik niet meer als een kleyn nin,g^ln,,
en Hecht Plantje van deeze foort had over behouden ,
en derhalven door de nood gedwongen wierd , een
proef hier van te neemen.
Het Lotus elkgans frutex incanus is ’t tee- Zecven-
derfte van alle, waarom men’er ook in dcHerfflenWin-
ter zeer nauw acht op moet neemen, zonder daar ontrent kruyd.
iets te verzuymcn.
KRACHTEN.
ZEevcngetijdenkruyd, of Lotus Jativus, is van aalt Galen. 1 7.
tuflchen koud en warm; daar beneevens eenwey- Simp.
nig verdrogende en vertccrende.
De Bladeren en ’t Zaad in Wijn gekookt, en daar Lome. hifi.
van gedronken, doed wateren ; neemt wech de brand
van de Blaas ; de opjltjging van de Moeder, en der
zelver fmerten ; ook van alle andere Leeden. Is goed
voor een eerft beginnende Waterzucht-, de derdedaag-
Jche Koorts , en de beet en der giftige Dieren.
De Bladeren, Bloemen, en ’t Zaad in Edik en Ho-
nig gekookt: dan daar van een Roemertje ingenomen,
word gepreezen teegens vergif.
Het Zap deczer Bladeren met Honig vermengt, ver- VuchJ. lib.
drijft de vlekfen der Oogen ; doed de Vliezen en Wolken c- 2S;-
vergaan, daar in gedaan zijnde, en maakt een helder
Gezicht.
De Oly , waar in de Bloemen en Bladeren geweyktof Camerar.
geinfondeert zijn geweeft, is dienftig voor alle varjfche l-
Wonden ; Breuken of Gefcheurtheyd ; Gezwellen aan ’t
Fondament, en verjluykte Leeden. Verfterkt zonder-
ling de Zeenuwen: verzacht de harde en koude gezwel-
len-, vermits ze verteerd, verzoet, en verdrijft.
Zzi CCCXII
Namen.
Vccle ver-
anderlijke
foorten.
Grond.
Ainwin-
ning.
Gemeene
Malloote.
Aanwin-
ning.
Avtrr. lib,
Simp. cap.
4a.
Cal. lib. 7,
McJ.Simp,
Camerar.
I. 3.C.4I-
Trag. 1. 1.
t.}.
Ded. I. r;j,
(. 10.
Rucll. I. 3.
*-3f-
Diofc.li.
r.48.
Rafis lib.
Simp. cap ,
28.
71J Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 716
CCCXII HOOFDSTUK.
MALLOOTE.
a^een *n het Neederlandfch dus ,
iriaar °°k van vec^e ^ELILOTE gc-
noemd : in het Latijn Melilotus:
'h'h ‘n het Hoogduytfch Grosser Stein-
klee, of Barenklee: in ’t Franfch
Melot; en in het Italiaanfch Me-
LILOTO.
Hier van zijn mij in haren aart deeze veranderlijke
foorten kenbaar geworden.
I. Melilotus officinarum vulgaris flore
luteo , of gemeene Malloote met een gecle Bloem , ge-
bruykclijk in de winkelen der Apotheekeren. II. Flo-
re albo , of met een witte Bloem. III. Italicus
maximus, of aldergrootfie Italiaanfche Alelilote. IV.
Italicus siliquosus , of Peul-dragende Italiaan-
fche Alelilote. V. Annuus odoratissimus Lusi-
tanicus , of neer welriekende Portugalfche Alallotc.
VI. Inodorus supinus Lusitanicus , of leggen-
de Portugalfche Alelilote ronder eenige reuk. VII.
Melilotus sylvestris, of wilde Afallotc; en dan
noch meer andere. Niet alle zijn ze van de zelve Bou-
wing en Waarneeming.
Zij beminnen’ een goede , zandige , wel-gemeftte
grond: een luchtige, vrije, genoegzaam ter Zon ftaan-
de plaats , en matige vochtighcyd. Geeven in den
Herfft volkomen Zaad, en worden dan door een kley-
ne Rijp van ’t leeven beroofd, of vergaan van zelfs;
vermits ze nier langer dan eene Zomer konnen duren.
Worden derhalven ieder Voorjaar , met een wallende
Maan van Aprtl, weer aangewonnen door het gedachte
Zaad , niet meer dan een ftroobreedte diep in de aar-
de gelegt.
Het Melilotus officinarum flore luteo ,
et albo, of geele , en witte Alelilote , in alle Apothec-
ken gebruykelijk , vergaan niet in ’t eerfte jaar, maar
in ’t tweede, na dat ze volkomen rijp Zaad hebben ge-
geeven. Verdragen ook in de Winter fterke Vorjl, en
allerley andere ongeleegentheeden des tijds zonder ee-
nige fchade.
Het Zaad word met de zelve Aprilfche Maan, als
boven, gezayd; en hier door konnen ze alleenlijk ver-
meenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
MAlloote , of Alelilote , is verwarmende en ver-
drogende in den eerften graad ; daarbencevens
een weynig te zamentrekkende, zuy verende,
, fcheydende, vertecrende, en rijp makende van aart.
De Bladeren en Bloemen in Wijn gekookt, en daar
van een Roemertje gedronken, verzacht de fmerte der
Nieren, cn andere inwendige Ligchaams deelen. Drijft
het water der Blaas voort ; ook ’t Graveel ; en maakt
rijp de Fluymen op de Borfi.
Het uytgeparftte Zap in de Oogen gedaan, maakt een
helder Gedicht. Docd ook fchcydcn en verteeren de
Vliez.cn en Schellen der Oogen.
Het zelve Zap vermengt met Edik en Roozen-oly,
verdrijft de Hoofdpijn , daar mcê beflreeken zijnde.
Met zoete Wijn gemengt , cn in de Ooren gedaan ,
neemt’er de pijn van wech.
De gedroogde Bloemen gefloten, dan met Wijn cn
Galnootcn vermengt, geneeft de qttade Schurft heyd des
Hoofds, daar op gefirecken.
De Bloemen met Rozijnen in Wijn gezoden , en op
allerley gezwellen gelegt, inzonderheyd op die der hey-
mehjke Leeden , verzachten de zelve.
Daar van een Planfter gemaakt, en opgelegt , ver-
morwd ook alle hardigheyd.
Deeze geheele Plant gedroogt , en de Paerden te
eet en gegeeven, verllrekt haar tot een aangenaam voed-
zel, en maakt haar vet.
CCCXIII HOOFDSTUK.
K L E Y N
MAANKRUYD.
Bl^feEn kleyn cn aardig Gewas, dus in ’t Verfchejv
Neederlandfch genoemt: in ’t Latijn de namen.
SpC Lunaria, cn Lunaria Botrytis,
om dat het in ’t midden uyt geeft
een kleyn Steeltje , kluchtig vcrcicrd
SËË> met vecle Druyfs-wijz.e Knopjens, ge-
lijk het Botrijskruyd : in het Hoogduytfch Mond-
kraut, of ook Mondraute: in het Franfch Tau-
re , of Lunaire: in het Italiaanfch Lunaria del
Grappolo, of Minore.
Hier van zijn mij in haren aart bekend twee verander- Twee
lijke foorten ; te wceten : foorten.
I. Lunaria Botrytis major ramosa, of groot
getakt Alaankruyd , met veele Druyfs-wijce gejielde
Knopjens. II. Lunaria Botrytis minor, of kleyn
Alaankruyd , ook, met Knopjens, Dr»yfs-wijz.e gcjleld.
Beyde zijn ze van eeven de zelve Botswing cn Waar-
neeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede, zandi- Grond , en
ge, luchtige, meteen weynig twec-jarige, kleyn -ge- plaats,
wreevene , tot aarde gewordene Paerdemift , en het
Mol van verrotte Boombladeren genoegzaam door-
mengde grond : een opene , luchtige , wcl-geleegene
plaats , en niet te veel Reegen. Verdragen in onze
Landen ongcerne veel fcharpc , bijtende , Sneeuwigc
vochtighcyd , en fterke Vorjl. Moeten derhalven , in Hoe waar
een Pot geplant zijnde, in Oiïober binnens huys ae-tence-
bragt worden , op een luchtige bcquame plaats, waar mcn‘
in gantfeh niet , of alleen bij harde Vorjl , word ge-
vuurd : gedurende deeze tijd met zeer weynig Recgcn-
water onderhouden; en in ’t laatfte van Aiaert , of ’t
begin van April, weer buyten gefield zijn.
Krijgen hier noyt eenig rijp Zaad. Worden ech- Aanwin-
ter aangewonnen en vcrmeenigvuldigd door hare jonge ninS-
aangewaflene Vytloopz.elen. Verliezen midden in de
Zomer hare Bladert jens .- op welke tijd zij opgeno-
men , van hare nieuw-aangewaffene Worteltjcns ont-
bloot , maar terflond weer ingezet mogen worden.
Doch dan moet men ze bewaren voor de hitte der
Zon ; en tot in ’t laatft van^«^»/?«jflellen op een don-
kerachtige plaats. Daarenboven moet men haar wagten
voor veele Herfjlreegencn : zoo fchieten ze weer uyt, cn
maken ’t volgende jaar, in ’t laatfte van April, óf het
begin van Alay , nieuw Loof.
Het Lunaria Botrytis major ramosa , of Groot ge-
getakt Alaankruyd met veele Druyfs-wijK.e gefielde taktMaan-
Knopjens , van zommige in het Hoogduytfch ook ge- kru>’d’e
noemd Widerthojj , fchiet zelden hooger op dan Druyfs-6'
een hand lengte. Heeft ontrent een handbreed lange, wijze ge-
cen ftroo dikke , onder fpits toegaande , zwartachri- ftcIdc
ge , van binnen geel-verwige Wortel , beftaande uyt KnüPJcns'
te zamenhangende Veez,clworteltjens ; in de Mond ge-
knauwd wordende, van geen zonderlinge fmaak. Uyt
de zelve fchieten in ’t begin van Alay bezienswaardige
Bladertjens , ruftende op Steelt jens , twee vinger-lee- wortel,
den , wat meer of minder , lang, dikachtig, en vol Steden.
Zap ; gefcheyden in verfcheydene deelen, of Tak jens, Bladeren-
gemeenelijk regt teegens over malkander gefield : welke
al weer verdeeld zijn in veele kleync deelen : aan hare
randen hier cn daar een weynig ingefneeden. De on-
derfte , eerft uyt de Wortel voortkomende , zijn de
grootfte , de bovenfte de klcynfte cn tcederfte. De
verwe is donker-grocn , met eenige bleekhcyd ver-
mengt.
Bloem-
ftcclen
metKnop-
jcns, doch
zonder
-Bloemen.
Mntth.l.i.
e. i3f.
Lobel 1. 1.
fol- 984.
Durantcs
lil/. Herb.
fol. 167.
Camerar.
I. j.c. 103.
Vod. I. ƒ.
(.ii.
Zeld-
zaamhcyd
aan de
Bedien.
Namen.
Grond,
Plaats.
Hoe in d
Winter
waar te
ncemen.
717 Kleyn Maankruyd. Maankruyd der Chymisten. Vygeboon. 728
mengt. Zijn in ’t midden , en van alle punten , met
eenigc teedere Zdcrtjens doorlopen : dikachtig van aart;
inwendig vochtig. De bovenfte teederfte geeven zich
op verre na zoo breed niet uyt als de onderfte; zijn
ook niet zoo grocn-verwig, maar als met een korte blce-
ke ruygheyd omvangen.
In de Maand van Jrnius komen tuflehen de zelve
in ’t midden uyt de Wortel een, twee , of ook wel
zomtijds, na gelecgentheyd van de grootte en fterktc
des Wortels , drie Steelen t’dfcns te voorfchijn , zijnde
zes vingeren breed,' wat meer of minder hoog; ontrent
rond; een ftroo, en wat meerder, dik, inwendig Zap-
pig ; uytwendig bekleed met een aangename groen-
heyd ; en boven verdeeld in verfcheydene bayrach-
tige Zijde-takjens , nuuytdeccne, dan uyt de andere
zijde boven malkander voortkomende : beladen met
vcclc klcyne , ronde , aardige Knopjens , Druyfs-wij-
z.c ; doch zonder eenige andere Bloemen , of Zaad :
welke naderhand verflauwende , in haar zelven ver-
gaan.
KRACHTEN.
KLeyn Maankruyd , of Lunaria Botrytis , is
koud en droog ; ook een weynig te zamentrek-
kendc, zuy verende, en heelende van aart.
Gedroogt , gepulverifeert , en daar van een Drach-
ma met Wijn of ccnig ander Nat ingenomen; of ook
wel in Wijn gekookt, en daar van gedronken, is zeer
goed voor de verfiuykte cn verrukte Lceden ; voor alle
in- en uytwendige Wonden , quadc Zweermgen , en de
Gefcbeurthcyd: voor de Lecv er zuchtige ; voor die Bloed
fpouwen, en voor die een Druypert hebben.
Het zelve Poeder met roodc Wijn te drinken gc-
geeven, is dienftig voor de roode- cn witte Vloeden
der Vrouwen ; defgelijks tcegens de Bloedgang , of
roode Loop.
De Bladeren groen gefloten , en alzoo gclcgt op
Wonden , opene Gaten, en andere Zweeringen, genec-
zen de zelve.
Het Zaad , of de Knopjens deezer Plant , worden
van zommige voor vergiftig gehouden ; zoo dat de
Koeyen en Paerden, daar van eetendc, fierven. Doch
als men haar ftraks daar op de Bladeren te eeten geeft,
zoo word deeze quaadaardigheyd terftond wcchgcno-
men , en de Bceften behouden haar leeven.
CCCXIV HOOFDSTUK.
MAANKRUYD
der CHYMISTEN.
■Ok, gelijk het voorgaande, een kleyn
en aardig Gewas. Word in ’t Nee-
derlandfch dus genoemd. In ’t La-
tijn Lunaria Chymicorum : in ’t
Hoogduytfch Mondkraut von die
Chymisten: in het Franfcb Lunai-
re de Chemistes; en in ’t Italiaanfch Lunaria di
Alchimisti.
Bemind uyt eygener aart een geheel zandige , goede
aarde , met een weynig een-jarige Pacrdemift door-
mengt : een opene , vrije , warme plaats , en matige
vochtigheyd in de Zomertijd. Verdraagt ongccrne
felle Vbrfi in deeze Geweften. Moet derhalvcn , in
een Pot geplant zijnde, in Oiïober binnens huys wor-
den gebragt , op een luchtige plaats , zonder of met
Vuur : gedurende de Winter onderhouden met een
weynig lauwgemaakt Rcegenwater, vermits ze in dien
tijd door een weynig te veel lichtelijk zou aangeftoken
worden , en verrotten. Niet voor half Zprtl mag
men ze weer buytcn de Zonneftralen voorftellen , met
een aangenamenc zachte Rcegen.
In deeze koude Landen word ze aangeovonnen , niet Aanwin-
alleen door haar Zaad, wanneer ’t zijne rijpheyd mogt ninK-
bekomen (’twelk hier zelden gebeurd, ten zij bij hec-
te Voorjaren ) met een waflende Maan van Zprtl in een
Pot gelegt , gevuld met goede zandige aarde, zonder
eenige Mift, ontrent een kleyne vingerbreed diep; maar
ook door eenige weynige jonge Scbeutjens , met lang-
hcyd vah tijd voortkomende. Welke men , als ze
bequaam zijn , niet de gemcldde Zprilfcbe Maan af-
neemt en verplant.
Dit bezienswaardig en teeder Gewas heeft in onze Gedaante
koude Geweften een dikke, ronde, een vinger of daar t‘^r",or"
ontrent lang zijnde Wortel, met eenige kleyne cn wey-
nige hol van malkander gefteldc Veekelen voorzien ;
onder wat dunner toelopende, inwendig wit, van buy-
ten bleck-bruyn van verwe; rondom met veel (zom-
tijds meer als twintig ) kleyne , ronde Knobbelt jens ,
ontrent cevcn verre ordentlijk van den anderen gefield,
begaafd.
Uyt de zelve komen voort, in ’t begin van APay , Waar uyt
of in laatfte van Zpril , niet meer dan twee kleyne"'1' nKcr
Bladertjens, ieder twee vingcrlceden , wat meer of min- kïèync^
der, lang; een halve vinger of wat meer breed, in ’t Bladert-
midden op ’tbrcedfte; voor en onder aan de Wortel jensvoort-
in een verminderend ftomp punt cyndigcnde. Ruften komen’
op geene Steelt jens, maar fpruytcn zonder de zelve als
uyt de Wortel ; doch eeven boven de aarde zich ver-
heffende. Zijn aan de randen niet gezaagd, maar ef-
fen en flegt ; in ’t midden voorzien met een regt-door-
lopende grootc Zder ; waar uyt verfcheydene kleyne, Harege-
tcr zijden uytvloeyende, voortfehieten : boven , na de ftalce‘
Zon gekeerd , begaafd met een zeer bevallijkc uyt den
groenen bleek-blauw blinkende couleur, doch van on-
der bleekcr.
Uyt welker midden opfchict een eenig Steeltje , zoo Blocm-
lang als de middenftc vinger, wat meer of min; on- ftcellic-
der een ftroo dik, doch na boven wat dunner; rond ,
gantfeh ruyg; vercicrd met een fchoone, wat blinken-
de, aangename blcek-purpure verwe. Op des zelven En eenige
bovenfte punt ziet men een eenige Bloem ; niet groot; Noemen,
ook niet aan de ranc! gefneeden , maar zich boven in ’t
ronde openende, geheel hol vanbinnen; niet qualijk
vertoonende de gedaante van een Kopje, of Beekertje j
vercicrd met een verwonderens-waardige , fchoone ,
blinkende , donker-blauwc verwe ; waar onder eenige
als zwart-donker-blauwc fireepen doorlopen. Als zc
zommige dagen open geftaan heeft, vergaat ze in haar
zelven , en valt af ; nalatende een ronde , doch ook
zomtijds wat gehoekte Knop , eerft uyt den bruynen
groenachtig , daar na blinkend bleek-blauw , voorzien
met eenige donker-blauwe fireepen, eeven gelijk de Bloc- Zaad-
men, doch fterkcr ; ontrent op de wijze en na
daantevanhet Herba paris, of M olfs-bez,te. Zom-
tijds is ze met Zaad gevuld.
KRACHTEN.
DEeze aardige Plant , uyt eygener aart groeyen- Gebruyk ,
de op zommige Bergen in Hongaryen en ^o-®m va"
beemen , waar van het Zaad mij uyt Weenen ^7 zjiv"cr
is toegezonden geweeft door den Ed. Heer N. Why- te maken.
derhout , word van eenige curieuze Chymficn in die
Geweften gebruykt , om van Qutk^ilver goed, vafi Zil-
ver te maken ; en heeft ter dier oorzaak de gerneldde
naam bekomen.
Zz 5
cccxv
Namen.
Zesderley
foorten.
Aanmer-
kelijkheyc
van de
Bloemen
dereerfte
loorc.
Grond.
Zaad.
Aanwin-
ning
Gal. lib.
Simp. 6.
JfuUj.
hifi. Vlant.
Diofc. I. x.
Averr.ltb.
Simp. c. 39.
Mn. I. xx.
t.xp.
Irag.l. 1.
C.lf.
Dorfien.
bij}. Simp.
fat. 1 76.
729 Beschryvinc der Kruyden , Boelen en Bloemen , III Boek , 730
CCCXV. HOOFDSTUK.
VYGEBOON.
Us in het Neederlandfch genoemd ,
word in het Latijn gehceten Lu-
la piNUS » en daar van daan ook wel
/as ""in onze Taal Lupinen : in het
Hoogduytfch Feigbohnen : in het
Franfch Lupins ; en in ’t Italiaanfch
Lupino.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden zes
foorten ; namcntlijk :
I. LUPINUS MAJOR LATIFOLIUS CHRULEO FLO-
re et purpureo VARiEGATO , of groote breedbla-
derige Vijgeboon met een blauwe en purpnr-bonte Bloem:
1 welke, eenigc dagen open geftaan hebbende, hare pur-
pur-roode ftreep gantfchclijk verheft , en te eencmaal
veranderd in een aangename witheyd , zonder verder-
ving: zoo dat op eene Steel boven malkander te gelijk
gezien worden met een zonderling vermaak, zoowel
blauw en wit , als blauw en purpnrbonte Bloemen. II.
Latifolius cccruleus medius , of middelbaar
breed-bladcrigc Vijgeboon met een blauwe Bloem. III.
Minor cccruleus angustifolius , of kleyne blau-
we Vijgeboon met fmalle Bladeren ; ook genoemd
Lupinus SYLVESTRis, of Wilde Vijgeboon. IV. Flo-
RE CARNEO purpur ascente , of Vijgeboon met een
donkere lijfverwige couleur. V. Fi.ore albo, of met
een witte Bloem. VI. Lupinus flore luteo odo-
Rato, of Vijgeboon met een gcele welriekende Bloem.
Alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Waarnee-
ming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wey-
nig gemeftte grond ; een openc lucht : een warme ,
wel-geleegene plaats ; en matige vochtigheyd. Blij-
ven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Gee-
ven voor de Winter volkomen rijp Zaad, en vergaan
dan van zelfs.
Moeten derhalven in ieder Voorjaar , met een waf-
fende Maan van Alaert of Hpril , weer op nieuws zijn
gelegt in een varfch-omgefmcetene aarde , niet boven
een halve vinger breed diep. Dcczer wijs konnenze al-
leenlijk vermeenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
DE Vruchten van Vijgeboonen , of Lupinen, zijn
warm en droog in den tweeden graad ; ook
verdeelende, verteerende, dunmakende, en af-
vagende van aart 3 doch onbequaam om ter fpijs te gc-
bruyken, vermits ze zwaar te vertceren Vallen , en grof
bloed veroorzaken.
De Lupinen gefloten , en de kinderen , ’s morgens
noch nuchteren , op de Navel gelegt, of met Honig
ingenomen ; of ook in Wijn gezoden , en nuchteren
daar van gedronken , is een dienftig middel , om de
Wormen te dooden, en uyt te drijven.
Het zelve Poeder , of Aïeel, is goed tcegens d cWrat-
• ten ; ook voor de Specnen of Takken aan ’t Fondament,
daar op geftroyd zijnde. Met Meel van Garftenmout
en Water vermengt, verzacht allerley Gezwellen en A-
pofiematien ; daar opgelegt. Op de pcftilentiale Kar-
bonkelen gedaan , als men ’t met Edik vermengt heeft ,
doed de zelve uytbreeken.
Het zelve Aieel in Water en Edik, of ook met wat
Honig gekookt, en op blauwgeflagene Plekken , Klie-
ren, en andere harde Gezwellen gelegt, doed de zelve
fcheyden , vertceren . en vergaan.
Lupinen in Wijn gezoden, en daar meê dagelijks ge-
waffehen , maakt een fchoon en kjaar -Aangedicht ;
neemt’er alle vlekken , puyflen , en Zomerfproetelen
van wcch : defgelijks van de huyd alle Schurft heyd ,
quade Zeereu, fprenkt Vuur , en diergelijke onreynig-
heeden.
Het Water, gediftilleert van de Bloemen , vermag
eeven ’t zelve.
CCCXVI HOOFDSTUK.
WOU WE.
,An al de ingezeetenen der Needer lan-
den dus genoemd , word in het La-
tijn geheeten Lutum herba; lu-
tea, of luteola : in ’t Hoogduytfch
Streichkraut.
Hier van zijn mij in haren aart be-
kend twee onderfcheydene foorten ; namentlijk :
I. Lutea vulgaris, of gemeene Wouw. II. Lu-
teola Cannabinoides cretica , of geel-verwige
Wouw van Candien , met een gedaante van Hennip.
Beyde zijn ze niet van de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Zij beminnen een gemeene, goede, zandige, ma-
tig , en ook met twee-jarige Paerdemift wel voor-
ziene grond : cen opene lucht ; wclgeleegene warme
plaats , en tamelijk veel Water. Konnen redelijk wel
felle kpude , en alle andere ongelecgenthceden des tijds
uytftaan.
Het Lutum her ba , of gemeene Wouw , blijft
niet meer dan twee Zomers in ’t leeven. Geeft in ’t
tweede jaar rijp Zaad, en vergaat daarmee. Moet
derhalven ieder Voorjaar, of ten minften om ’t twee-
de, door ’t zelve Zaad , niet diep in de aarde gelegt,
weer vernieuwd worden. Dikmaal komt het, door ’t
uytgevallene, genoeg van zelfs op. Alleen hierdoor
kan men ze aanwinnen.
Het Luteola cannabioides Cretica , of geel-
verwige Wouw van Candia , met een gedaante van
Hennip , geeft uyt hare een vinger of duym dikke,
zoo wel in- als uytwendig geel-verwige Wortel (ver-
deeld , rond , fterk , met vecle kleyne knobbeltjcns
voorzien , met een gedachtig Zap begaafd , en zeer
bitter van fmaak ) verfcheydene Steden , vier , ook
wel vijf voeten hoog opfcliictende ; eerft grocn-blin-
kende, maar daar na gedachtig wordende; van een aan-
gename aanfehouwing, gemeenelijk cen vinger dik, en
met veele ftreepen voorzien. Waar aan rondom , op
de wijze van Hennip , veele fchoone Bladeren groeyen;
nu uyt de eene, dan uyt de andere zijde, boven mal-
kander. Zijn een hand , wat meer of minder lang ;
vijf, zes, en zeeven vingeren breed; in zeeven , en
ook neegen deden, diep en aardig gefneeden : waar van
men de onderfte vier tot aan de regt-doorgaande Steel
als van den anderen gefcheyden ziet : zomtijds regt tee-
gens over malkander, doch wel meeft d’ccn cen wey-
nig boven de ander zittende: waar teegens de bovenfte
onder als gevleugeld (op de wijze van hetTHAPsiA
major LATiFOLi a , groot breed-bladerig Thapfia , of
ook van ’tCENTAURTUM MAJUS ALPINUS FLORE LU-
TEO, of groot Berg-Santorie met een geele Bloem ) aan
malkander vaft houden : zijnde niet alle eeven groot ,
maar aan de eene of de andere zijde kleyner; voor al-
tijd in een uytlopende, ’t welk gemccnclijk ’t grootfte
van allen is ; en doorgaans met twee hoeken , ook ce-
nige wel drie of vier, ingefneedeo ; alle echter in een
zeer fpits en langachtig punt eyndigendc ; rondom met
kleyne en groote , ecvenwel fubtyle Tandjens cierlijk
gezaagd : teeder en zacht van aart : boven helder groen-
verwig , lichtelijk geel wordende , en zonder "eenigc
glantfeh, onder veel lichter, en van naturen blinkende.
Ieder deel is begaafd met een -Adertje; niet regt in ’t
midden, maar doorgaans eenzijdig zittende, gelijk men
ziet in het Hclleborus niger trifoliatus , of
zwarte drie-gebladerde Nieswortel: waar uyt zeer vecle
kleyne
Grond , en
plaats.
Gemeene
Wouw.
Geel-rer-
wige
Gedaante
en Helling
der Blade-
Gcflalte
der
Blocmt-
jeni.
Langdu-
righeid.
Aanwin-
ning.
Gcbniyk.
Namen.
Twee
foorten.
Grond, en
Plaats.
Aanwin-
ning.
W o u w e. Hoppe. Pieper.
731
kleyne teedere , geheel boven krom ter zijden uytlo-
pende , voortfchicten. De fmaak deezer 'Bladeren ,
als men ze in dc Mond knauwd, is bitter. Ruften
op heldere , of bleek-blinkende Steelt jens , gemeene-
Jijk opwaarts gekeerd j boven met een kleyn geutje
plat , onder rond , ontrent twee of drie vingerbreed
lang.
Tuffchcn de zelve , in het bovenfte, of de top der
Steelcn, vertoonen zich (op de wijze van Cannabis
of Hennip) vecle korte, Ayrs-wijze te zaam-gevoeg-
de Bloemt jens ( indien men ze dien naam mag geeven),
en tuffchcn de zelve ook fmalle teedere B/adertjens.
Eerft zijn ze groen ; maar worden daar na geel. Beftaan
uyt zeeven, agt, en neegen groene Knopjcns, of Zf-
hangzcltjens , een ftroobreed, wat min of meer , lang;
ontrent vierkant, in ’t midden voorzien met een inwen-
digStreepje. Een lange tijd blijven ze hangen; en eyn-
delijk geel geworden zijnde, vallenze neer, zonder in
deeze Gewcften eenig Zaad na te laten.
Deeze foort vergaat niethaaft, maar blijft vcele ja-
ren in ’t leeven. Wil in dc Winter op hare Wortel
met Run bedekt zijn; vermits ze zomtijds door de Vorft
wel bcfchadigd word. Is derhalven niet quaad , dat
men altijd iets daar van in een Pot binnens huys beware
teegens de aankomft der Wintertijd.
Schoon ze geen Zaad geeft, zoo kan men ze echter
in onze Landen aanwinnen door hare aangegroeyde Wor-
telen ; welke men met een waflende Maan'in Hpril van
de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
WO uw, of Luteola, heeft in de Geneeftkpnft tot
noch toe geen gebruyk of nuttigheyd gehad.
Is alleen dienftig voor de herwen, om aan dc
Wolle , ook Linnc-lakenen , een gcele, Goud-geele ,
ook groene verwe te geeven.
CCCXVII HOOFDSTUK.
O P P E.
i§? Y veelc zoo wel bekend , als gedurig
% gebruykelijk. Word in het Needer-
^ landfeh gemeenelijk dus, of ook Hop-
, pekruyd genoemd. In het Latijn
'i geheeten Lupulus : in het Hoog-
> duytfch Hoppfen : in het Franfcb
Houblon : en in het Italiaanfch Lupolo, of ook
Bruscandola,
Hier van zijn mij in haren aart twee bijzondere foor-
ten bekend, namentlijk:
I. Lupulus sativus of Mas , tamme Hop , of
Hop mannetje. II. Lupulus sylvestris. of rce-
ivuna, wilde Hop , of Hop wijfje : wel van naturen
niet wild; maar alleen dus genoemd , om dat ze voort-
komt zonder ccnige Bouwing , Oefening en Waar-
neeming.
Beminnen een loffe, zandige, en vetgemeftte grond:
een vrije , wel ter Zon gelcegene plaats , en matige
vochtigheyd. Geeven , bij goede tijden , volkomen
rijp Zaad. Blijven veele jaren in 't leeven. Worden
in dc Winter , door fterke Vbrfl , niet lichtelijk be-
fchadigd. Moeten ieder Voorjaar, in dc APaert , van
hare doode ftruykcn gezuyverd, en op nieuws met goe-
de Mift verzorgd zijn.
Konncn aangewonnen en vermecnigvuldigd worden ,
niet alleen door haar Zaad , ’t welk met een afgaande
Maan van Hpril of May niet diep in de aarde word
gclegt; maar ook op noch twee andere wijzen. Eerft,
door hare aangewailene Wortelen. Ten anderen door
eenige afgefneedene nieuwelijks uytgelopene jonge Ran-
ks» > die men met een afgaande Maan van Moert in-
73%
fteekt : waar op ze fpoedig Wortel Vatten ; zoo fterk
als de oude opfehieten , en noch dien zelvcn Zomer
Vruchten dragen.
Wil iemand van deeze Planten goede bequame Hoe mea
Vruchten winnen, die neeme in de Maand Maert wech g°cde
de helft , of wat meer, van hare jonge Scheuten, zoo fonïeko».
worden ze krachtig ; krijgen vecle en groote Bloemen ; maen.
anders
weynige, maar veel Bladeren.
H:
Deeze jonge Scheuten opgezoden , en genuttigd Gebruyjs
voor een Salade, of als adfpergien, bcydc van dc wilde
en tamme , zijn zeer gezond voor een ieder.
Men kan ook deeze Planten gebruyken , om Price- deezer
len , Zomerhuysjens , Bogen , en diergelijke te beklce- plaulcn'
den ; op dat men in heete dagen daar onder een aange-
name fchaduw mogt genieten.
KRACHTEN.
Op , of Lupulus SaltÜarius , is warm en droog Durantti
in den tweeden graad ; ook openende , afva- l!bj Htrb‘
gende, en door haren zwaren reuk het Hoofd Lome. \x.
bezwarende. c. 261.
Word niet alleen gebruykt tot deBierbrouwino, maar r1'”- l- 2,4
ook teegens vcrfcheydenc gebreeken , veroorzaakt door ‘j'Jf i„ytk
melancholijft Bloed. PI. c. *8.
De jonge Scheut jens gegeeten als een Salade, zijn TragusLx.
aangenaam, goed, en gezond , voor alle oude Lieden , ,,
ook voor het gehcele Ingewand. Want ze verwek- c. lf.
ken een zachte Stoelgang, en doen het water der Blaas Lufitan.
fchicten. l- enarr‘.
De zelve Scheut jens in Wijn gezoden , en daar van
gedronken , ftrijd teegens allerley vergif: helpt dc
Waterzuchtige , en de gcene die fchurfttg, of met an-
dere onreynigheeden der Huyd beladen zijn; die een
verft opte Borft , of de Geelzucht hebben. De zelve
gekookte Scheut jens op de Milt gelegt , geneezcn’de
M ilt -gebreeken.
De Bladeren , jonge Scheutjens , en de Bcl-bloemen
in Wijn gekookt, en daar van een Roemertje ’s mor-
gens nuchtcrcn gedronken, opend dc v erft optheyd der
Leever , Milt en Nieren : zuy verd het Bloed , en is
goed voor langdurende Koortzen.
Het uytgcparftte Zap met Zuykcr tot een Syroop Label. 1. 1.
gekookt, is goed teegens de Geelzucht ; hitzig Bloed, fel- 7P*
galachtige, en ook andere Koortzen. Opend de ver-
ft op ping van het Ingewand.
Een halve Drachma van het gepulverifcerde Zaad
met Wijn ingenomen , drijft het water van de Blaas
voort : doed der Vrouwen Maandjlonden voortkomen,
en dood de Wormen.
CCCXVIII HOOFDSTUK.
P E E P E R.
Us genoemd in het Nee der landfeh , Vier on-
ji in het Latijn Piper : waar van in In-
dien vier bijzondere foorten worden ge- ene °°r"
!► vonden; meeft al te zaam vcrfchillen-
de in hare gedaante, en ftelling der Bla-
deren ; te weeten :
I. Piper longum , of lange Peeper ; welke al-
leen aan zijn Steeltje groeyd. II. Piper jEthiopi-
cum , of Peeper uyt Moorenland , welke tros-wijze te
zamen hangd. III. Piper album, of witte Peeper,
gehouden voor de befte van alle. IV. Piper nicrum, Derzdrer
of onze gemeene zwarte Peeper', welkers gedaante in de «amen.
bij gaande Figuur na ’t leeven is afgeteekend. Word
op het Hoogduytfch geheeten PrrrrER ; in het Franfch
PoiVRE : in ’t Italiaanfch Pepe, of Pevere NERO: in’t
-Arabifch Fulfel of Filfil. Van de Malabaren Mo-
langa : van de andere Indianen Lada , Meriche , en
MoRois;doch dc langePeeper PlMPiLuiuof Pepilini.
Zij
733 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 734
Hoe ze Zij waft uyt eygener aart gelijk onze Hop ; zich win-
waft. dende om een ftok of boom, bij welke ze gezayd of
geplant word ; zou anders langs de aarde neer kruypen,
vermits ze zich van zelfs niet kan oprechten. Hoe ze
ouder word, hoe ze meerder Vruchten draagd.
Wortel. Geeft ieder jaar uyt hare bruyn-verwige , korte ,
niet diep in de aarde fchietende Wortel nieuwe Steden ;
zijnde rond, Gras-groen; gemeenelijk wat Knobbelig,
of oneffen 3 van binnen gevuld met een wit Marg
waar uyt ty zijden verfcheydene Zijde-takjens voort-
komen j en aan de zelve fchoone Bladeren , doorgaans
Gedaante drie en drie bij malkander gevoegd. In gedaante zijn ze
en Helling die van onze gemeene Peereboomcn niet zeer ongelijk ;
der ü.ade- jrje en vjer vingerbreed lang; twee en derde halve vin-
gerbreed ; in ’t midden alderbreedft , doch voor in een
kort punt eyndigende : aan de randen effen en flegt ;
hard en ftijf van aart; boven donker-groen-verwig en
blinkende, onder bleeker : in ’t midden voorzien met
een regt-doorgaande groote Ader-, uyt welke veel an-
dere vloeyen , door ’t geheele Blad lopende. Ruften
op korte Steden. In de Mond geknauwd wordende,
vallenze wat bijtende van aart; doch geeven een aange-
name geur van zich.
Vruchten. Uyt de voorfte punten , ook wel ter zijden van de
voornaam fte Steden, ziet men voortfpruyten de Vruch-
ten, of Peepcr-trojfen, zonder Bloemen. Zijn een vin-
ger , wat meer of minder lang ; neerwaarts-hangende;
niet zeer dik ; voor fpits toegaande. Beftaan uyt der-
tig , .veertig , ook wel vijftig ronde Korlcn. Blijven
groen , tot dat ze eyndelijk in haar zelven droogen ; ver-
volgens bruyn , en daar na zwart worden.
Aanwin- Als men dit Zaad op zijnen tijd de aarde beveeld,
«ing. 2jct mcn het binnen weynigc dagen te voorfchijn ko-
men. Alleenlijk hier door kan decze Plant aangewon-
nen ; vermeenigvuldigd , en eeuwigdurend gemaakt
worden.
KRACHTEN.
Aart der Peeper is verwarmende en verdrogende van
Pcepcr, I I aaI-t, tot in ’t Jaatfte van den derden graad; ook
* * doordringende, dunmakende, verdeelende, ope-
nende, en een weynig tot zich trekkende,
en ge- Verdrijft de Winden; droogd op alle vocht igheeden :
bruyktot verwarmd en verfterkt de Maag verwekt eetenslujl
middelen. nccmt wech de duyjterheyd van t Gedicht : eemge da-
en achter malkander ’s morgens nuchteren drie ge-
eele Korlen ingenomen, is goed voor de Waterzuch-
tige ; teegens vergif-, en neemt wech de Tandpijn , als
men ze in Water kookt, en ’t zelve, noch warm, in
de Mond houd.
CCCXIX HOOFDSTUK.
J E N E T T E.
Namen. N het Neederlandfcb niet alleen dus ,
M§piarnaar °°k Christus Ooge genoemd:
paPgl» in het Latijn Lychnis , Oculus
EpSIkCHRiSTi * ^ccli R°sa : in het
Hoogduytfch Frauwen Roselein ,
Htmmp t s Roselein, of ook W 1-
derstosz: inliet Franfch Oeilletes, of Oeille-
TES de Dieu: in ’t Italiaanfch Lichnide.
Verander-! Hier van zijn mij in haren aart vcele fchoone, veran-
lijkc foor. derlijkc foorten bekend geworden ; van welke wij hier
ten. (wijl ze niet alle van de zelve Bouwtng en TVaarnceming
zijn) een weynig in ’t bijzonder zullen fpreeken.
Êerfte I. Lychnis coronaria, of Jenet te, is voortijds
foort, van gebruykt geworden, om daar mee Kranjfen en Kroonen
vijfderley tc verderen. Hier van zijn mij vijf bijzondere foorten
£‘ bekend, namentlijk: I. Lychnis coronaria flore
albo simplici , of Kroon- Jenette met een witte
enkele Bloem. II. Flore rubro simplici , meteen
roode enkele Bloem. III. Flore varieCato sim-
plici, met een bonte enkele Bloem. IV. Flore ru-
bro pleno, met een roode dubbele Bloem. V. Flo-
re albo pleno, of met een witte dubbele Bloem.
Al te zamen beminnenze een goede, gemeene, 'zan- Watvoor
digc aarde , voorzien met een weynige twee-jarige cen aarde
Paerdemift ; en matige vochtigheyd , inzonderheyd „en.
in de Herfft en Wintertijd ; een opene, welgcleegene
plaats. Verdragen tamelijk wel de koude en andere
ongeleegenthecden der Winter. Geeven in ’t tweede
jaar volkomen Zaad-, en blijven zelden langer dan drie
of vier jaren in ’t leeven.
Het Lychnis coronaria flore pleno AL-Kroon-
BO , et rubro , of Kroon-Jcnctte met een witte en Jenette
roode dubbele Bloem , geeven noyt eenig rijp Zaad. mct een
Konncn echter aangewonnen worden door jonge Scheut- met eên^
jens , Wortelen gekreegen hebbende , ’t zij van zelfs , roode
of ’t zij een weynig ingefneeden , gelijk men de Ange- dubbele
lieren doed. Met een waffende Maan van April neemt BIocm‘
men ze voorzichtig van de oude af, en men verplant ze,
of in de aarde , of in Potten , om ’s Winters binnens
huys tc konnen bewaren, op een luchtige plaats, on-
derhouden met weynig vochtigheyd.
Is iemand begeerig, om uyt enkele Bloemen dubbele Hoe men
te winnen , die neeme een een-jarigeP/^r, en fnijde bij uytenkl-‘lc,
tijds daar van af alle uytgcfprotene Scheuten , zoo Bloemen
dat’cr maar eene, uyt het midden van ’t Hert voortko- kan win-
mende, blijve , en daar aan niet meer dan een eenige ucn-
boven uytfteekende Bloem gelaten worde. Hier van
Zaad gewonnen hebbende, zaay hij het zelve niet diep
in een Pot , met een volle Maan van April. Als het
ruym een vingerlid hoog opgefchoten is, verplantte hij
’t opgekomene met een volle Maan in de aarde; en nee-
me daarvan, op devorige wijze, al de Zijdetakfen wech;
zoo zal hij ten langften op ’t vierde jaar zeer fchoone
dubbele Bloemen zien.
II. Lychnis byzantina, anders ook in ’t Latijn Tweedo
Flos Constantinopolitanus , of Hierosoly- f°orten
MITANUS, word in ’t Needcrlandfch geheeten Bloem ^'"dcrlcy
van Constantinopolen ; en in ’t Hoogduytfch Je- g'
RusAiEMS-RLUM. Hier van zijn mij bekend vier
onderfcheydenc foorten ; teweeten: I. Lychnis by-
zantina flore miniato pleno, of dubbele Aienie-
roode Bloem van Confiantinopelen. II. Flore Mi-
niato simplici, met een enkele Afenie-roode Bloem.
III. Flore albo simplici , met een enkele witte
Bloem. IV. Variegato simplici , of met een bonte
enkele Bloem.
Zij beminnen al te zamen een goéde, luchtige, zan- Gron-
dige grond , met twee-jarige Paerdemift genoegzaam
voorzien: een warme, vrije, en wel ter Zon geleegene
plaats. Verdragen veel Reegen, fterke koude, en meer
andere ongeleegenthecden des tijds. Geeven, bij goe-
de drooge Zomers , volkomen rijp Zaad, behalven Zaad.
die met dubbele Bloemen. Blijven lange jaren in ’t lee-
ven ; en worden bcquaamlijk aangewonnen , niet alleen Aanwin-
door het gedachte Zaad, ’t welk met een waffende ni'ng-
Maan van April of May , ter diepte van een ftroo-
breed , in de aarde gelcgt moet zijn; maar ook door
aangegroeyde jonge Scheut jens , die men met een
tocneemende Aprilfche Maan van de oude afneemt en
verplant.
III. Lychnis sylvestris is van zesderley foor- wilde jc-
ten. I. FLORE simplici RUBRO, of wilde Jenette n“te van
met een enkele roode Bloem. II. Flore si mpli ci albo, foorten/
met een enkele witte Bloem. III. Flore simplici Grond.
pallido, meteen enkele bleeke Bloem. IV. Flore
albo pleno, met een witte dubbele Bloem. V. Flo-
re rubro pleno, met een roode dubbele Bloem-, ge-
noemd Lychnis odontitis , of Ocimastrum.
VI. Sylvestris flore albo Lusitanica, of wil-
de Portugalfche Jenette met een witte Bloem.
Dceze beminnen de boven gemelde grond ; de zelve
plaats.
"3J Jenette.
plaats , en niet te veel vochtigheyd. Blijven eenige
jaren lang in ’t leeven, cn geeven volkomen rijp Zaad:
’twclk met een volle Maan van MaertoïZpril, niet diep
gelegt, de aarde moet aanbevolen zijn; want alleen hier
door konnen ze vermeenigvuldigd worden ; behalven
Zaad. die met dubbele Bloemen , welke noyt eenig Zaad
vóórtbrengen. Echter worden ze aangewonnen door
hare jonge, noch geen Bloem gcfchoten hebbende Tak-
Aanwin- ïenS: welke> >r zij aan hare plant gelaten , ten halven
ning. ingefneeden , en met aarde bedekt zijnde ; of in de
Maand May met een volle, of noch wafTendc Maan af-
gebrooken ( niet afgefneeden ) , in een Pot geftoken ;
zes wecken lang buyten de Zon gezet op een donkere
plaats , en met Recgenwater dikmaal begoten , genoeg-
zaam Wortelen bekomen.
Wolachti- IV. Lychnis tomentosa marina , of Wol-
ge Zee. achtige Zce-Jenette , krijgd in deeze Landen noch
Jenette. Bloem noch Zaad. Bemind de gemeldde grond , de
zelve plaats, en niet te veel vochtigheyd. Vcrdraagd
tamelijk-wcl de koude der M'inter. Blijft eenige jaren
m ’t leeven; en word alleenlijk vermecnigvuldigd door
hare aangegroeyde Wortelen.
Nochan- V. Het Lychnis SECUNDA , TERTIA, S EXT A
dcre foor- ET octava CLUSii , of de tweede, derde , zeefde
ten van en agtjlc foort der Jenet ten , befchreevcn op het 289.
' J ’ 290. Blad der rare Planten van de zeer geleerde Heer
Carolus Clusius : defgelijks Ly'chn is pusil-
la Cretica , of kleyne Jenette van Candia : Se-
getum Lusitanica flore rubro pulchro ,
of Portugalfche Jenette in ’t Koorn wajfende met een
fchoone roode Bloem: Lusitanica flore rubel-
lo follicolo rotundo stipato, oï Portugal-
fche Jenette met een roodachtige Bloem , en een rond-
ingedrongene dik^e Zaadknop : Lusitanica flore
cocc INEO ELEGANTissi MO, of Portugalfche Jenet-
te met een tref ij ke fcharlakene Bloem ; en Lychnis
hirsuta minima lobeli i , of kleyne ru)ge Jenette ,
van de beroemde Heer Matthias de Lobel aan-
Grond geteekend, beminnen de zelve aarde, en weynig Wa-
ter. Blijven niet meer dan eene Zomer in ’t leeven.
Geeven, bij goede jaren , teegens de Winter gemeene-
Zaad. lijk rijp Zaad, inzonderheyd als ze warm , of in Potten
gcftcldzijn; en vergaan daar mee. Moeten dcrhal ven
ieder Toorjaar weer op nieuws , niet diep , gezayd
Aanwin- worden. Opgekomen zijnde, mag men ze, ter oor-
ning. zaak van hare teederheyd, niet opneemen, of verplan-
ten. Zie hier bij na de Ploofdftukfcn van Vliegen et,
en Vaccaria.
Struvel- J"*ct Lychnis fruticescens Myrti folia,
Jenette. of Struvel-Jenctte met Bladeren van Aiyrtus , is van
deren^van CCn tcec^cre aarf‘ ^an ^ou^c der Winter niet ver-
Myrtus?111 draöen> Moet derhalven, in een Pot geplant zijn-
de , binnens huys worden gebragt , op een luchtige
plaats, en daar, zoo lang de Winter duurd, droog
gehouden zijn : zou anders lichtelijk befchimmelcn cn
verrotten.
KRACHTEN.
Duwt es T’\r- Bladeren van Jenette , of Lychnis , gefto-
//<. Htrb. I 1 ten , en op de yuetz,uren van Beenen cn Toe-
fol. i j6. AS ten . 0Qk 0p 0HC[C Zweeren gelegt , geneezen
de zelve.
Gal l. 7. T wee Drachmen van ’t geftotene Zaad ( zijnde heet
simp.MtJ. en droog tot in den tweeden graad) met Wijn inge-
Jigm.l.i. nomen, jaagd uyt d <t galachtige vochten ; en geneed dc
Diofc. 1. 3. Scenc> welke van Scorpioenen, of andere giftige Dieren
c. 114. geftoken zijn.
MajORAAN. 73Ó
CCCXX HOOFDSTUK.
majoraan.
SF.n aangename , welriekende , zeer Namen.
begeerde en bekende Plant , word
in het Neederlandfch niet alleen dus*
maar ook Mariolein genoemd;
in het Latijn Majorana : in het
Hoogduytfch Majoran , of ook
Meyran: in het Franjch Marioleine; en in het
Italiaanfch Maggiorana; of ook Amaraco.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf onder- Vijf oo-
fcheydene foorten ; namentlijk: derfchey-
L Majorana nobilis annua , of Eedele dene
Mariolein, maar eene Zomer durende* II. Nobilis tCn"
PERPETUa , of e edele Afariolein , welke eenige jaren
lang infaat blijft. III. Anglica perennis, of
Engel febe Mariolein, altijddurende. IV. Majora-
na arborescens, of firuvellige Alariolein. V. Ma-
jorana or i GANiTis Lusitanica , of Portugal *
fche A/ajoraan , riekende als Orege. Niet alle zijn ze
van de zelve BouwiUg en Waarneeming.
Eevenwel beminnen ze al te zamen een goede, ge- Grond;
meene, zandige, en met twee-jarige Paerdemift wel-
voorziene grond : cenopcne, warme, vrije, bequaam
ter Zon geleegcne plaats, cn tamelijk veel Reegcn.
Het Majorana nobilis annua , of eedele Eedele
ALartolein , ieder jaar vergaande, geeft in deeze Lan- Mar'°'
den noyt cenig rijp Zaad. Is zeer teeder van aart ; een j™at
cn vergaat met de aankomft van de Winter. Moet durende,
derhalven ieder Toorjaar weer aangewonnen worden
door Zaad , uyt heete Geweften overgezonden , en
in de aarde gelegt met een wallende Maan van May. .
De Majorana nobilis Perpetua, of de De Winter
Winter overblijvende eedele Majoraan, wil geerne ge- oveib,'j-
zet zijn op een zeer warme plaats , befchut voor alle joratn.^
koude Oofie- en Noordenwinden. Dus blijft ze op het
langfte drie jaren leevendig ; maar krijgd gantfehelijk
geen Zaad.
Dc Majorana Anglica perennis, of altijd- Altijd du-’
durende Engelfche Mariolein , is hard van aart ■ aller- reru,e En*
ley ongeleegenthecden der Winter zonder eenige fcha- f^olein
de verdragende. Word van naturen zeer oud; en geeft aU°C
bij goede heete Zomers (gelijk die der jaren 1652.
\66y 1 669. zijn geweeft) volkomen rijp Zaad, maar
anders niet in deeze Geweften. Het- zelve moet in de
Maand May , met een waïïcnde Maan , niet boven een
ftroobrecd diep, op een warme plaats worden gezayd.
Hier door kan deeze foort vermecnigvuldigd worden ;
en dan ook noch door hare aangegroeyde jonge Worte-
len ; welke men met een wallende Maan van Maert of
Hpril van de oude afneemt, en verplant.
Dc Majorana Origanitis Lusitanica , Mariolein
of Mariolein uyt Portugal, riekende als Orege, is van “J"1 Por-
cen tcedcre aart. Kan Sneeuw , Torfi , en andere on- Jjendc als"
geleegentheeden der Winter gantfehelijk niet verdra- Orege.3 *
gen. Moet derhalven, in een Pot gcfteld, 's Winters
binnens huys worden gebragt , op een luchtige plaats ,
waar in niet anders als bij vriezend Weer word ge-
vuurd ; en gedurende dien geheelen tijd onderhouden
met flegts een weynig lauw-gemaakt Reegcnwater, van
boven daar op gegoten. Bij tijds, met goede dagen,
moet men ze weer buyten zetten , doch wel dekken
voor koude nagten en fchrale winden.
De Majorana arborescens , of Mariolein Man'oleJo;
opfehietende tot een kleyn Boomt je , ter hoogte van een tende'tö
voet, of wat meer, is, gelijk de vorige , van een ree- een kleyn
dere natuur. Moet ter dier oorzaak , in een Pot ge- Boomtje,
plant, en ’s Winters voor veel Water (gelijk ook in den
iHerffl) gewacht, binnens huys bewaard, en gezet zijn
op een luchtige plaats , waar in niet als bij vriezend
Weer word gevuurd. Niet voor in ’t begin van Hpril ,
Aaa of
737 Beschryving der Kruyden , Bolle?! en Bloemen , III Boek , 738
of wat later j mag men ze weer buyten brengen; maar
dan ook noch haar genoegzaam dekken voor koude nag-
ten en hayrige winden. Zij blijft eenige jarenin ’t keven,
indien men hare Bloemen dikmaal affnijd.
Steden. Geeft uyt hare Wortel , of boven de aarde, verfchey-
dene vierkante licht-bruyne Steelt jens-, welke men moet
Wechnecmen , en niet meer als eene laten blijven, om
dies te bequamcr tot de geftalte van een Boomt je te kon-
Bladert- nen gebragt worden. Waar aan dan voortkomen klev-
jens, ne ronde BladertjenS , twee en twee teegens malkander
Bloemt' over ’ ondcr bekleed met een grijs-witte wolligheid ;
jcnsTzon- doorgaans toegevouwen , en ruftende op korte Steelt-
der Zaad jens. Tuffchen welke uytfpruyten kleyne witte Knop-
L jem> cn *n ’x bovenfte der Takken kleyne witte Bloemt-
an ‘ jens, uyt grijs-witte ruygc Knoppen.
Aanwin- I'n deeze Landen komt’er noyt cenig rijp Zaad van.
ning. Echter kan deeze foort genoegzaam aangewonnen en ver-
meenigvuldigd worden door hare bij dc Wortel of bo-
ven de aarde uytfchietcnde jonge Looten, ingefneeden ,
of van zelfs geworteld zijnde. Met een wadende Maan
van April of May moet men ze van de oude fcheyden , en
in andere Potten verplantten.
KRACHTEN.
De J. I.9. \ JC Ariokin , of Alajorana , is verwarmende en
e.i. jV/l verdrogende van aart tot in den tweeden graad;
^ ook openende, verdunnende, verfterkende, en
fijn van deden; van elk zeer bemind, en in fpijzen ge-
bruykt , weegens de goede geur.
Kafa lil In gekookt » cn daar Van gcdronken» of het
Siinp.c.zi. uytgcparfttc Zap , of ook ’t Poeder der Bladeren , met
Diofc. 1. 3. Wijn ingenomen , verteerd alle koude gebreeken des
c- *7- Hoofds : verwekt de Maandftondcn: jaagd uyt het wa-
s7mp!'cap. ter van ^ Blaas , en alle andere waterachtige vochtig-
*86;' r heeden. Geneed: alle ongclecgenthceden des Ligchaams,
Matth.l.i. veroorzaakt door koude. Is goed voor een eerft aan-
f'*°' gekomenc Waterzucht; de Koudepis ; en voor blauw-
gejlagene of gejlotene plekke» , daar meê geftrecken ;
doed het geronnene Bloed fcheyden : verfterkt het In-
gewand , de Harjfencn , en de Maag : drijft uyt de
Winden, en is dienftig in de vallende Ziekte ; ook voor
de Leevcr en Milt.
Camtrar. Majoraan gedroogd , gepulverifeert, of het uytge-
l. 3.C.41. parftte Zap in deNeus op-gcfnuift,doed niezen; neemt
Jdet 'hMed weck de verflopping des Hoofds , en reynigd de Plarffe-
Zobel. Li. tien van alle (lijmerige vochtighcyd. Op de voorteeten-
fol. ;38. de weeringen gclegt, doed de zelve verminderen. Met
wat Zout en Edik vermengt, dan gclegt op de bectencn
ftcekcn Act giftige Dieren , genccft de zelve.
De Oly, van deeze Plant gcdiftillecrt , met Vet van
ecu Haas, en een weynig Mufcus, de barende Vrouwen
ingegeeven, bevorderd zeer haren arbeyd. Is defgelijks
goed teegens al de genoemde gebreeken.
CCCXXI HOOFDSTUK.
THYMIAEN.
Thymiaen. V. Angustifolius AUREUS , of met
fmalle geele , gelijk, als Goudene Bladeren. VI. Thy-
mus latifolius argenteus, of Thymiaen met
breede en witte gelijk als Zilvere Bladeren. Niet alle
zijn ze van dc zelve Bouwing en Waarneeming.
Al te zamen eevenwel beminnen ze uyt eygeoer aart Gronfl.
een goede , gemeene , zandige aarde , met flegts een
weynig twec-jarige Paerdemift vermengt ; vermits ze
geenzins veel vettigheyd konnen verdragen ; een war-
me, luchtige, wel ter Zon gclccgene plaats , en veel
Water. Blijven eenige jaren in ’t keven. Konnen ta-
melijk wel fterke koude, en alk andere ongeleegenthee-
den der Winter uytftaan. Krijgen ook dikmaal bij goe-
de Zomers volkomen Zaad ; ’t welk met een wadende 7-^;
Maan van Alay een ftnoobreed diep de aarde word aan-
bevolen.
Hier door konnen ze bequamelijk worden vermee- Aanwin- .
nigvuldigd : doch veel beeter , volgens mijn oordeel , n‘n§*
door hare van zelfs Wortel gefchoten hebbende Takjens;
waar ontrent deeze wijze (laat te volgen.
Graaf, t’elkens om het jweede of derde jaar , uwe hoe de
Planten uyt de aarde, met een wadende Maan van£clvel^ft
Maert. Verdeel ze van malkander, na gelecgenthcyd
harer grootte ; en zet ze terftond weer in een varfch-
omgefmeetene grond, met de genoemde Mift een wey-
nig voorzien ; zoo diep , dat’cr alleenlijk de bovenfte
groene toppen komen uyt te fteeken. Dus fchieten ze
veelvoudige Wortelen , en worden overvloedig vermeer-
derd ; want ieder Steeltje krijgt in ’t bijzonder Worte-
len. Het voorgemelddc Zaad komt veeltijds , zonder
gezayd te worden , uyt het neergevallene van zelfs ge-
noeg op.
Het Thymus Creticüs, of Tlrymiaen van Can- Thymiaan
dia, en MaRinus Lusitanicus, of Zee-Thjmiaen v?n
’ , . , „ -t dien: en
uyt Portugal, zijn van een teederder aart. Gecven in Zee-Thy-
deeze koude Gcweften geen volkomen Zaad. Kon- miaan uyc
nen ook, buyten ftaande, de Winter-vorft op gcenerley P°rtugal.
wijze verdragen ; maar worden fchielijk door dc zelve
wcchgenomen. Moeten derhalven , in Potten geplant,
in Ottober binnens huys worden gefteld op een luchti-
ge, geen warme plaats; en gedurende de gehcele Win-
ter met flegts een weynig vochtighcyd van boven voor-
zien zijn. In ’t laatfte van Maert, of begin van April,
na tijds gelcegentheyd , moet men ze met een zach-
te Reegen weer buyten brengen , en zeer warm zet-
ten.
Het Thymus latifolius argenteus, ofBreed-bU-
breed-bladerig verzilverd Thymiaen , cn aNGUSTIFO-
I.IUS AUREUS, of fm al -gebladerd verguld Thymiaen fma|.h|’a.
ziet men met’er tijd zijne fchoonhcyd verliezen, eneyn- derig ver-
dclijk geheel groen worden. Doch lichtelijk kan men guld Tky-
dit voorkomen , wanneer men altijd de fchoonfte en raiaau"
bontfle Takken inlegt ; daar na , Wortelen verkreegen
hebbende, op de alreeds genoemde tijd verplant. Maar
niet in May , gelijk veele doen. Want vermits dan
gemeenelijk drooger Wéér cn grooter hitte is, zoo ziet
men, dat het meefte-deel der zelver gantfehelijk ver-
gaat. Men kan hier bij na zien het Hoofdftukj» waar
in gehandeld word van de wilde Thymus.
jjamen F anders korter van dc Neederlanders
genoemd Thym , word in het La-
^ gchecten Thymus, ofTHY-
zkifisi mum: in het Hoogduytfch Welsch
Quendel , of ook Thymian :
in het Franfch Thym : in het Ita-
liaanfch Thimo.
£cs bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend zes bijzondere
zonderc foorten ; te weeten :
foorteo. j_ Thymus vui. garis latifolius, of gemee-
ne breed-bladerige Thymiaen. II. Vulgaris AN-
GUSTlFOLiUS , of gemeene Thymiaen met fmalle Bla-
deren. III. CretiCA , of Thymiaen uyt Candia.
IV. Marinus Lusitanicus, of Portugalfcbe Zee-
KRACHTEN.
THy miaan , of Thymus , is verdrogende en verwar- GaI- 1. 6.
mende in den derden graad ; ook doorfnijdende S,mf'
en afvagende van aart.
In Wijn gezoden, cn daar van met wat Zuykcr ge- Serap. lib'.
dronken , is goed voor de Engborfligheyd : opend dc s,mï- caP‘
verfloptheyd van het Ingewand: verwekt het water van D'jyCéi 3.
de Blaas, ook de Maandfionden-, zuyverd de inwendi- c. 44.
ge deelen: doed de Vrucht voortkomen : jaagt uyt de Trag.l. i»
Nageboorte ; de Wormen , en alle Jlijmerige vochtig-0' ll'
heeden. Maakt een klaar Gezicht , als men’er dik-
maal de Oogen meê bet. Verfterkt de Maag, en
het geheelc Ingewand. Is dienftig voor de zwaar-
moedige
739 Thymiaen, P
moedige van Geeft. Verdrijft de Winden , en ftrijd
teegens het vergif. Is voor elk , in fpijzeh gcbruykt,
zeer aangenaam.
Durantu Dit Kruyd gedroogd, gcpulverizeert > en daar van
hift. Plant. drie Drachmen met wat Zout en Oxymel ingeno-
fol. 4// ■ men 5 drijft Uyt het Ligchaam alle taye Fluymcn , en
hette , bijtende , Galachtige vochtigheyd ; ook de on-
réynigheyd des Bloedt.
Ternel. 1. 6. Thymiaen in Wijn gekookt , met Garftenmcel ver-
Meth.Med. mengt, en daarvan een plaafter gemaakt , verdrijft de
fmerten van het Sciatica , of de Hcup-jigt-, van de Moe-
der ; end c Buykfrimping , daar op gelegt.
•CCCXXII HOOFDSTUK.
P O L E Y E.
Namen. *n ^et ^ec^rlandfch , maar ook
van zommige Pulbye genoemd, ge-
ook zoo in het Hoogduytfch. In
faS flfjgP het Latijn Pulegium , of Pul-
Sjjr lejum, om dat het, door haren reuk,
de Wlooyen niet alleen verdrijft; maar
bok doodt , volgens ’t bericht van Lobel. In ’t Franfch
Pouliot; en in ’t Italiaanfch Pulegio,
vier on- Hier van zijn mij in haren aart bekend vier onder-
dcrfchey- fcheydene fóorteti ; namentlijk:
tcn. I. Pulegium vülgare, of gemeene Poley-, ook
geheeten regium , of de Koninglijke. II. Cervi-
NUM, of Harten-Poley. III. SYlvestre, of wilde
Poley. IV. Pulegium Lusitanicum, of Portu-
galfche Poley. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en
Waarnecming.
Grond. Zij beminnen echter al te zarhen een goedé , gemee-
ne, zandige, en met twee-jarige Paerdcmift tamelijk
voorziene grond *. bok van naturen veel vochtigheyd ,
of een waterachtige aarde : een opene, vrije, en wcl-
geleegene plaats. Geeven in onze Landen , bij goede ,
Zaad. warme Zomers , zomtijds volkomen rijp Zaad. Ver-
dragen felle Worfl en andere ongclcegcnthecden der Win-
ter zonder groote fchade.
Harten- Het Pulegium cervinum , of Harten-Polcy ,
0 ey' geeft in deeze Geweften noyt eenige 'Bloemen of Zaad.
Portugal- Het Pulegium Lusitanicum, of Portugalfche
fche Po- F olèy , in onze Landen warm gezet , brengt volko-
ey’ men rijp Zaad voort. Is de teederfte foort van alle.
Verdraagt ongeerne veel koude Herfflreegenen , Winden
of eenige harde Worfl. Moet dcrhalven , in een Pot
geplant of gezayd zijnde, in Oftober binnens huys wor-
den gebragt; op een luchtige plaats, zonder eenige vuur-
warmte ( vermits die haar fchadclijker is als de Worfl )
bewaard, en gedurende dien tijd met zeer weynig Ree-
gen water voorzien zijn; anders zouden ze lichtelijk ver-
rotten , en dus ’t leeven verliezen.
Gedaante Deeze foort bréngt bij ons aardige Bladeren voort,
der Blade- die van het Pulegium Regium, of Koninglijke
rcn‘ Poley, zeer gelijk. De grootfte zijn een vinger breed,
en ’t lid cèner vinger lang; doch achter aan hare korte
Steelt jent op ’t breedftc; voor rondachtig-ftomp toe-
gaande. Gemeenelijk ftaan de randen aan beyde de
zijden een weynig teegens malkander Geuts-wijze op.
Zijn wat ruyg van aart ; rondom aan de kanten met
korte Tandjens als gezutagd ; donkcr-groen van verwe;
doch onder bleekcr : in het midden voorzien met een
Steden, regt-doorgaande Ader ; waar uyt verfchcydene andere
kleyne en fmalle ter zijden opwaarts voortfehieten. De
reuk is zeer fterk en krachtig, het Hoofd een weynig be-
zwarende. Zitten aan beyde de zijden van hare ronde,
gemeenelijk na de aarde neerwaarts buygende , onder
groen-verwige, boven purpurc-SVffe/r», en hangen door-
gaans na benceden.
fcnopjens. Tuflfchcn welke, zoo wel onder, en in het midden,
als boven, veel teederder Steelt jens voorfchieten ; niet
OLEYE. O R E G E. 740
wel geheel rond, gelijk de andere, maar ontrent vier-
kant; doch ook ruyg van aart; rondom begaaft met
veele groene Knop jent boven malkander, neemende ha-
ren oorfprong tuifchen de Bladert jens. Iri de Maanden Bloetnfc.
Jtilitts, Auguftus en September komen uyt de zelve de icns-
Bloemtjens te voorfchijn ; zijnde kleyn , bleek-blauw-
verwig : beftaandc uyt vier langwerpige , of ovaalswij-
ze ronde en ruyge Bladert jens-, hebbende in ’t midden
vier opftaande bleek-verwigc draadjens, en daar op vier
rondachtige, kleyne, ontrent purpüre Knop jens. Als ze
vergaan zijn, laten ze in den Herfjl achter (inzonderheyd
op een warme plaats ftaandc) een kleyn, bruyn , en
ontrent rond Zaadje.
Al deeze foorten konnen in deeze Géweften aange- Aanwin-
•wonnen worden , niet alleen door Zaad , ’t welk met ninS-
een waflendc Maan van April niet diep in de aarde moet
gelegt zijn ; maar ook door aangegroeyde en van zelfs
Wortel gevat hebbende jonge voortkruypendc Scheut-
jens ; die men in September of April met de genoemde
Maan afneemt en verplant;
KRACHTEN.
POley , of Pulegium , is warm en droog tot in den tod. 1. 9.
derden graad; ook fijn van deden. r.if.
De Bladeren gedroogt, gepulverifcert , en daar
van met Wijn ingenomen; of groen in Wijn gekookt, • / '
en daar van gedronken , verwekt de A/aandJhnden : zuy- bijl. plant.
verd de 'Borjl van alle Fluymcn ; drijft uyt het water c- »*•
der Blaas , de do o de Wrucht, de Gal , en het Graveel,
Maakt een helder Gedicht : is goed voor de Gefcheurd- Ltmic. I. x.
heyd, de Miltzucht ; helpt de Vrouwen in barensnood*, '• '°}*
des morgens en ’s avonds gcbruykt : zuy verd het Aan-
gedicht, daar mcê gewaffehen ; ook het Bloed. Helpt
de gcene , die van giftige Dieren gedoken of gcbcctcn
zijn. Neemt wech de jeukengheyd des Ligchaams, daar
meê beftreeken zijnde. Is daarenboven dienftig voor
de Geel- en Waterzucht ; defgelijks voor Long- en Lee-
verzuchtige Menfchcn. Zuy verd de oude Zeereu ; ge-
nceft de blaauw-geflagene Leedcn ; ook de krimping en
trekking der Zeenuwen.
Het gedroogde Kruyd gefloten , met Garftenmcel Fuchf.hijfi
vermengt , en op heett gezwellen gelegt , verzacht de c' 16
pijn der zelve, en is goed voor de brand.
Met Wafch vermengt, tot een plaafter gemaakt, en
zoo opgclegt , verdrijft alle Puyflen , Wratten , Over-
getvaffen, en diergelijke ongelcegcntheeden.
CCCXXIII HOOFDSTUK.
O R E G E.
Iet alleen dus in her Neederlandfch , Namen.'
maar ook van zommige Grove Ma-
joraan genoemd. In het Latijn ge-
heeten Origanum : in het Hoog-
duytfch WoLGEMUTH , ofook DoST:
in het Franfch Origan , of Ma-
riolaine Bastarde; en op het Italiaanfch O-
RIGANO.
Hier van zijn mij in haren aart ^///bijzondere foor- Vijf bij-
ten bekend; namentlijk: zondcrc
I. Origanum vf.rum Heracleoticum, five foortca‘
Hispanicum, dat is, Spaanfche , of opregte Orege ,
alderbcft voortkomende bij de Stad Heraclea. II. Yul-
gare album, of gemeene Orege met een witteBloem.
III. Vulgare PuRpureum, of gemeene Orege met
een purpure Bloem. IV, Vulgare flore rubi-
cundo, of gemeene Orege met een bloed-roode 'Bloem;
V. Origanum tuberosum Americanum,- of
Americaanfche Orege mee veele geknobbelde Worte/ens
Op de laatftc foort na zijn ze alle van dc zelve Bouwing
en Waarnecming.
Aaa i Zij
74 1 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 741
Grond. Zij beminnen een goede, gemeene, zoo wel fteeni-
ge, zandige, als andere, gemeftte, en ook ongemeft-
re grond: een opene , wclgeleegenc plaats; vcele en
ook matige vochtigheyd. Konncn felle Vorft , en al-
lerlcy andere ongeleegentheedcn der Winter uytftaan.
Blijven lange jaren in ’t leeven ; en geeven gemeenelijk
Zaad. jaarlijks rijp Zaad; ’t welk met een wafTende Maan van
Maert of April de aarde , niet diep gclegt, bevolen
zijnde, overvloedig voortkomt. Hier door konnen ze
Aanwin- genoeg vermeenigvuldigd worden : en dan ook noch
ninS* door hare aangegrocyde van zelfs wortelende jongen ;
welke men met de genoemde Maan in April van de oude
afneemt en verplant.
AmerI- Het Origanum tuberosum Americanum, of
caanichc Americaanfch Orege met geknobbelde Wortelen , van een
°ekno ™Ct aardige bevallijkc aanfehouwing , hangende bij rond-
bcIJcWor- achtige veelvoudige Knobbelen als Leeden wonderlijk aan
telen. malkander, waar uyt veele Veezelwortcltjens voortfehie-
^ j ten , is teederder van aart dan al d’andere. Bemind een
ron ‘ goede zandige aarde ; met een weynig twee-jarige Paer-
demift, en ’t Mol der van binnen verdorvene Boomen
doormengt : een warme , wel ter Zon geleegene plaatSi
en tamelijk veel vochtigheyd.
Steelen. Blijft lange jaren in ’t leeven. Geeft in ieder Voor-
jaar uyt hare Wortel verfcheydene ronde Steelen, een,
Bladeren. Cn ook wel anderhalve voet hoog; aan welke de Blade-
ren weerzijds teegens malkander voortkomen; zijnde in
grootte die vin de gemeene Orege niet zeer ongelijk ;
bleek-rood van verwe ; rauw of fcharp in ’t aanraken ;
aan hare flcgte randen gemeenelijk een weynig omge-
kruld; en inwendig voorzien met verfcheydene Adcrt-
jens , uvt eene voortkomende.
Bloemen. Uyt de bovenfte Toppen ziet men voortfehieten de
Bloemen , aan roode Steelt yens neerwaarts hangende ,
gelijk Vingerhoeden. Zijn langwerpig, rond, niet zeer
dik. De verwe is als gemengt uyt rood en geel. In-
wendig zijn ze begaaft met eenige roode Veezeltjens.
Als ze eenige dagen open hebben geftaan , vallen ze af,
zonder in onze Geweftcn eenig goed Zaad na te laten.
Hoe in de Deezc foort kan geenzins verdragen eenige koude
waarTe Herfftreegencn , fterke Winden, of felle Vorft. Word
necuien. derhalvcn met een wallende Maan van April in een Pot
gezayd , doch nier voor in het volgende jaar verplant.
In ’t begin van Ottober, wat eerder of later, na tijds
geleegentheyd , binnens huys gezet , op een luchtige
plaats , ontrent het Vcnfter, doch daar geene tochten
of wind-zuy gingen zijn ; om daar de Zon , zoo lang
het de koude van buyten ccnigzins wil toelaten, te mo-
gen genieten. Kan tamelijk wel de warmte des vuurs
verdragen ; doch verre van den Oven. Gedurende
decze tijd moet men ze voorzien met een weynig lauw
Recgenwater , liever van onder als vati boven. Laat
's Winters wel zommige Steelen en Bladeren vallen ;
maar behoud echter eenige groenheyd, met een aange-
name roodheyd uyt den geelen aardig vermengt. Als
de Vorjl voorbij is, laat men haar de Lucht genieten ge-
lijk te voren : en word met een zachte Rcegen in ’t be-
gin of ten halvcn van April weer buyten gebragt ,
doch wel gedekt en gewagt voor Sneeuwachtige voch-
tigheyd , koude nagten , hayrige en fchrale Oojle- of
Noordcwinden.
Aanwin- Zij word in deeze Geweftcn alleenlijk aangewonnen
ning. door hare aangegroeyde Wortel, met vcele knobbelen
C gelijk alreeds gezegt is ) leedens-wijze wonderlijk aan
malkander gcfchakeld. Decze word, met een waden-
de Maan in April, voorzichtig van de oude afgefchcy-
den , en in een Pot verplant.
KRACHTEN.
Galen. lib. f~\ J °f Origanum, is verwarmende en ver-
s imf.Med. 1 B drogende tot in den derden graad ; ook dopr-
8' fnijdende en dunmakendc van aart. In fpijzen
gedaan , is aangenaam en gezond voor ieder.
In Wijn gekookt, en daar Van gedronken, of de ge- Rafts ^
droogde Bladeren gepulverifcert, en met Wijn ingeno- PU. 17/
men, maakt eet en stuft ; verfterkt de Maag-, verdrijft
de Winden , ftrijd teegens alle vergif ; helpt ook de Durnotes
geene, welke vergif in ’t Ligchaam hebben gekreegen; lf0[
of van eenig giftig Dier geftoken of gebeeten zijn.
Doed gemakkelijk Wateren ; de Alaandftonden voort- Diofc. I 3.
komen; drijft uyt de zwaarmoedige , galachtige Vocb- c,31*
ten ; is dienftig voor de Waterzuchtige , en Schurftige.
Met Zuyker of Honig gebruykt, zuyverd de Longe,
de Borft, en genceft de Hoeft, dikmaal genuttigt: de
inwendige Breuken, of Gefcheurtheyd-, ook de verkrom -
pene of verft uy kt e Leeden.
Het uytgeparftte Zap van Orege is goed voor de v*chf.hift.
Huyg, zwelling der Amandelen, en alle inwendige rLc‘
zweer ingen van Mond en Keel. Het zelve door de simp ', cao.
Neusgaten opgetrokken , zuyverd het Hoofd van alle 300.
catharreuze Zinkingen, en ftuymige vochtigheyd. Doed Fer,‘d.l.6.
de geelheyd der Oogen , en Geelzucht vergaan. Met M“hMe*
Melk in de Ooren gegoten, verzacht de fmerten, ook
het zuyzen en tuyten der zelve.
Orege verjaagt, door zijnen reuk, de Mieren. Het Camerar.
Poeder der Bladeren met Pek vermengt, en daar van een l' 18,
plaafter gemaakt, opend, en doed rijpen de zweer ene n
Bloedvinnen.
Een Drachma van het Zaad gepulverifeert , en ’s mor-
gens , eenige dagen achter malkander , met Wijn inge-
nomen , zuyverd de Moeder , en maakt de Vrouwen
vruchtbaari
De Wortel van het Amf.ricaansche Orege is van Krachtea
naturen koud, te zamentrekkende, en een weynig bit- van
ter van fmaak.
Zes Drachmen daar van in een weynig Water ge- de Wortel
kookt, en ingenomen, neemt wech de hitzigheyd van der Ame-
de Maag, en verfterkt de zelve. Is goed voor aller- ricaan^ck«
ley Gezwellen. Helpt en verfterkt de geene, welke met °iegc‘
de Teering zijn beladen. Een once daar van rauw ge-
bruykt, genccft alle foorten van Buykc en Bloedloop,
CCCXXIY HOOFDSTUK.
B O K-O R E G E.
BEn aardig en kleyn Gewas , word Namcn.
metdeezen, en, mijns weetens, gce-
nen anderen naam in ’t Ncederlandfch
genoemd. In het Latijn geheeten
Tragoriganumj en in ’t Italiaan fch
Hier van zijn mij in haren aart bekend drie verander- Drie ver-
lijkc foorten; teweeten: anderlijke
I. TraGORIGANUM CrETICUM LATIFOLIUM,offo0rten‘
Boktor ege met breede Bladeren van Candia. II. Tra-
GORIGANUM HlSPANICUM ANGUSTIFOLIUM , of
Spaan fche Bok- orege met fmalle Bladeren. III. Tra-
GOR1GANUM PERFORATUM CCGRULEUM , of door-
geboorde Bol^orege met een blauwe Bloem. Alle zijn ze
van de zelve Bouwing en Waarnecming.
Zij beminnen een zandige , goede , gemeene aarde, Grond,
met een weynig twee-jarige klcyn-gcwrecvenc Paerdc-
mift en ’t Mol van verrotte Boombladeren doormengt :
een opene, vrije Lucht, een zeer warme plaats, en niet
te veel vochtigheyd. Geeven in deeze koude Gewc-
ften Bloemen , maar geen volkomen rijp Zaad. Zijn Bloemen,
teeder van aart, en blijven eenige jaren lang in ’t lee-
ven uyt eygener Natuur; doch in deeze Landen zel-
den langer dan eene Zomer, vermits ze de ongelecgent-
heyd der Her fftree genen , koude der Winter, en de on-
natuurlijkc hitte des vuurs ( binnens huys ftaande )
gantfeh niet verdragen konncn. Wat vlijt men ook
aanwend, om haar voor dit alles te bewaren, zoo blij-
ven ze echter zeer zelden over. Konnen derhalven niet Aanvvi
aangewonnen worden , als alleenlijk door nieuwe uyt ningT
warme
Doorge-
boorde
Bokorege
met blau-
we Bloe-
men.
Bladeren.
Bloemen.
Zaad.
J&gin. I. 7.
‘-1-
Diofc. I. 3,
e.3f.
Durantes
lib. Hcrb.
fol. 461.
Namen.
Vcrfchey-
dene aar-
dige en
beziens-
waardige
fborten;
743 Bok-örege. Vederik. Dul- of DolAppel. GoudenAppel. 744
warme Landen ontfangen Zaad ; ’t welk men met een
waftende Maan van May niet diep in een Pot zayd,
zonder ’t opgekomenc te verzetten.
Het TraGORIOANUM PERFORATUM CCBRULEUM,
of doorgeboorde Bol^orege met blauwe Bloemen , fchiet
uyt zijn teeder, bruyn Worteltje in decze Landen ruym
een hand hoogte opwaarts , zich verdcelende in vcele
tcedere , ronde , ruyge en bruyn^verwige Takjens , ge-
lijk de Thymiaen : aan welke de Blader tjens, ruftende
op korte dunne Steelt jens , op de wijze van Acacia ■,
Scerpioides , en diergelijke , voortkomen , zeeven , nee-
gen , of meerder in getal ; altijd twee en twee regt tee-
gens over malkander geftcld, en voor in een eyndigen-
dc. Zijnfcharp, welriekende, als Thym. Geknauwd
wordende , geevenze van zich een geur gelijk de Kum
Zijn een weynig langwerpig, ruyg, bleck-groen van
verwe: in ’t midden voorzien met een kleyn Ruggetjej en
met veele ronde als doorgeboorde gaat jens , zeer aardig
vcrcierd. Aan de randen zijn ze liegt ; echter begaaft met
zulk een hayrige ruygheyd , dat ze gelijk als gekarteld
fchijnen. Ookwordenaan de Steeltjens noch meerandere
gezien, niet zoo als deeze, maar als zonder St eelt jens daar
uyt voortkomende; in ’t ronde, vier, zes, of agtdigt op
malkander te zaam gevoegd : daar na eenigc langwer-
pige, blcek-groene Blaas jens, of Huysjens, aan het bo-
ven ftc der Steeltjens, gelijk men aan het Clinopodium ,
of wilde Bajilicom , vind. Uyt welke voortfehieten
fchoonc , blauwe , vicrbladerigè Bloemt jens. Deeze
vergaan zijnde , laten , doch alleen in heete Zomers ,
een kleyn Zaad na, dat van de Major aan in verwe en
gedaante niet ongelijk.
KRACHTEN.
BOl^orege, of Tragoriganum , is verdrogende en Ver-
warmende tot in den derden graad ; ook een wey-
nig te zamentrekkendc van aart.
In YVijn gezoden, en daar van ’s morgens nuchte-
ren gedronken, doed de Gal verminderen. Drijft uyt
het water der 'Blaas, verfterkt de Maag, en verwekt
eetenslufl. Strijd teegens het vergif-, doed der Vrou-
wen Maandflonden voortkomen , en is zeer dienftig
voor de Milt- en Longzuchtige : defgelijks voor de
Engborfiigc , en voor den Hoef, met wat Zuyker ver-
mengt zijnde.
Met Garftenmeel gemengt, én op koude gezwellen
gelegt, maakt de zelve week , en doed ze verteeren.
CCCXXV HOOFDSTUK.
VEDERIK.
■Ocrd deezen naam in ’t Neederlandfch,
of ook gezegt Wederik. In ’t La-
tijn gcheeten Lysimachia, na den
Koning Lysimachus, Zoon van A-
gathocles; welke men zegt de eer-
fte uytvinder van de krachten deezer
Plant te zijn geweeft : in het Hoogduytfch Weyde-
rich : in het Franfch Soucy d’eau , Pellebos-
se , en Corneille : in het Italiaanfih Lisima-
chi a.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
verfchcydene aardige en bezienswaardige lborten; na-
mentlijk :
I. Lysimachia cccrulea major spicata , of
groote Vederikj, met een blauwe geayrde Bloem. II. Mi-
nor spicata ccerulea , of kjejne Vcderikj, met een
blauwe geayrde Bloem. III. Lutea major véra ,
of opregte groote Vederik, met een gecle Bloem ; 00'k
Salicaria genoemd. IV. Lutea minor, of kley-
ne Federik^mct een geele Bloem. V. Lutea r r o k e
globose , of met een geele ronde Bloem. VI. Ga-
leri culata , of Vederik^ met een blauwe gehelm-
de Bloem-, ook Herba Judaica, of Jod enkr uyd,
geheeten. VII. Siliquosa folio salicis, of Ve-
der il^, met Peulen en Bladeren van Willigeboomen-, van
zommige voor het Cha malnerium van Conradus
Gesnerus gehouden. VIII. Siliquosa Sylvestris h'cr vodé-
major , of groote wilde gepeulde Veder ik. IX. Me-
dia SYLVÈSTRis siuquosa , of middelbare wilde gCU|i
Vederil^ met Peulen. X. Siliquosa minor sylves-
tris , of kleyne gepeulde Vederik. XI. Purpurea
spicata major , of groote Vederik^met een purpure
geayrde Bloem. XII. Minör spicata pürpurea,
of kleyne Vederil^met een geayrde purpure Bloem. XIII;
Flore albo, of Vederik, met een witte Bloem. XIV.
Lysimachia Americana repens , of kruypende
Americaanfche Vederikj, ook wel genoemd Lysima-
chia siliquosa hirsuta magno flore, dat is,
ruyge Vederik^mct Peulen en groote Bloemen. Niet alle
zijn ze van de zelve Bouwing én Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een gemeene, zan- Grond,
digc, wclgemcftte grond : een vrije, luchtige, bc-
quaam-gelcegene plaats, en veel Water. Blijven mceft
lange jaren in 't leeven. Gecven dikmaal , inzonder-
heyd bij goede Zomers , volkomen rijp Zaad. Kon- Zaad.
ncn, zonder eenige fchade, Hagel , Sneeuw, fcWcVorfl,
en alle andere ongeleegentheeden der Winter verdra-
gen. Worden aangewonnen , en vermeenigvuldiad , niet Aanwiri*
alleen door Zaad, ’t welk met een waftende Maan van n*nS
Maert, niet diep , in de aarde moet gelegt zijn; maar
ook door hare aangegroeyde Wortelen , op de ge-
noemde tijd , of in April i van de oude afgénomen ,
én verplant.
Het LysImachia siliquosa Major, mïdia , Zaad eti
minor, of groote , middelmatige , en kjeyne Vederif™.™1^ ~
met Zaad-peulen ; ook Americana repens, of kruj- fötmCIfr
pende Americaanfche Vederik l, blijven niet langer dan die maar
een jaar in ’t leeven. Geeven teegens de Winter volko- jaar
men rijp Zaad, en vergaan daar mee. E)oor het neer-
gevallene komen ze dikmaal van zelfs genoeg op. An- Vea.
ders word het Zaad met een waftende Maan van Sep-
tember of Maert in ieder jaar de aarde, niet diep daar
in gelegt, weer aanbevolen; en hier door deeze Planten
t’clkens weer vernieuwd.
KRACHTEN.
VEderif, of Ljflmachia , is koud en droog , ook Galen. I. 7.
te zamentrekkende van aart. MeJ.Stmp.
Het Kruyd zelfs , of de Wortelen , in roode Tabtrn.lt.
Wijn gekookt, en daar van gedronken ; of het uyt- 0134.
geparftte Zap ; of ook het Poeder der gedroogde Bla- ^-nill.l.%.
deren , met de gemclddc Wijn ingenomen , ftild de cfljen /
onnatuurlijke Vloeden der Vrouwen ; de Bloedgang ; c. 31. '
het Bloed-fpouwcn ; verfterkt de Maag ; verwekt ec-
tenslufi ; is goed teegens de Pefl, en meer andere hit-
zige Ziekten. Verkoeld ook een heete Leever en
Longe.
De Bladeren van Veder ik,, groen of gedroogd, op tragi l.t{
Honden gelegt, of in de Neusgaten geftoken, doed het e. S9-
bloeden van de een en de andere ophouden.
Dit Kruyd gebrand, dood en verjaagt door de rook Diofc. /•<.
en reuk de Muggen en Vliegen : verdrijft de Slangen c- }•
en Adderen.
De Bloemen van geele Vederik. of Lyflmachia flore Tim. I. tt:
Ittteo , in Loog gekookt , en ’t Hoofd dikmaal daar c- lS-
meê gewaftchen , maakt blinkend en fchoón Hayr.
Doodt ook de Luyzen en Vloojen: verfterkt daaren-
boven het Hoofd.
CCCXXV I
745 BeSCHRYVING DER KrUYDEN ,
CCCXXVI HOOFDSTUK.
DUL- of DOLAPPEL.
Namen. Us in het Neederlandfch genoemd ,
rS word in het Latijn geheeten Ma-
I li LUM INSANUM : in het Hoogduytfcb
m i-pklfflïl ÜMelantzan , of Doll-appel : in
Franfch Verangenes, of Pom-
mes d’amour ; en in ’t Italiaanfcb
Melanzane, of ook Petranciane.
Twee bij- Hier van zÜn m>j >n haren aart bekend geworden
zondcre twee veranderlijke foorten ; als:
foorten. I. Malum insanum FOLIO SPINOSO, o £ Dolappel
met doornige Bladeren. TL Malum insanum fo-
lio non SPINOSO , oi Dolappel met geen doornige Bla-
deren. Beyde zijn ze van de zelve Bouwing en IVaar-
neeming.
Grond. Zij beminnen een goede zandige aarde, met genoeg-
zame twee-jarige Paerdemift , het Mol van verrotte
Boombladeren , en een-jarige Hoenderdrek door mal-
kander gemengt: een opene, warme, wel ter Zon ge-
leegene plaats, bevrijd voor alle koude Oofe-en Noorde-
winden. Zijn van naturen teedcr, en konnen niet lan-
Teeder- ger als eene Zomer in ’t leeven blijven. Worden der-
heyd, en halven met een waflende Maan van Maert of Apnlmtt
hoe waar boven een ftroobreed diep in een Pot gezayd, en dik-
mcn. maal begoten met Reegenwater , in de warmte der Zon
lauwgemaakt; ook gedurig vochtig gehouden door een
druypend lapje, met ’t eene eynd uyt een Pot vol van
het gemelddc Water hangende, en in deeze Pot drup-
pelende. In of teegens den Herjji moet men ze voorzich-
tig wachten voor koude Reegenen en f er ke Winden , ver-
mitsze daar door zeer gekrenkt worden.
Zaying. In eene Pot mag niet meer als eene Plant flaan , of
ten hoogden twee, na de gcleegentheyd harer grootte,
ontrent in ’t midden ; en daar in moet men ze ongerept
Bloemen, laten. Dus geeven ze in deeze koude Landen niet al-
y nichten- leen Bloemen , maar ook, bij zeer hecte en drooge Zo-
mers , groote en volkomene Vruchten ; anders noyt.
Waar na zij verderven , of door een kleyne Rijp van ’t
leeven worden beroofd. Moeten derhalven in elk
Voorjaar , op de gemeldde tijd en plaats, door Zaad
weer op nieuws aangewonnen en vermeenigvuldigd
worden.
Bollen en Bloemen , lil Boek , 74 6
Hier van zijn mij in haren aart bekend vier bijzon- Vjer yj^
dere foorten; namentlijk : zondcre
I. Pomum Amoris rubrum majus , of groote foorten.
-Appel der Liefde. II. Rubrum minus, of kleyne roode
Coudenappel. III. Fructu luteo majore , of
groote Goudenappel met een geele Vrucht. IV. Pomum
Amoris fructu luteo minore, of -Appel der Lief-
de met een kleyne Vrucht. Alle zijn ze van eeven de zel-
ve Bonwing en ÏVaarnccming.
Zij beminnen een goede , gemeenc , zandige , of Grond,
andere luchtige , doch met veel twee-jarige Pacrdcmid
doormengde grond : een opene , luchtige, warme,
vrije , wel ter Zon gelcegcne plaats * en veel Water,
wanneer ze beginnen groot te worden. Blijven niet lan- vruchten
ger dan eencZo/werin’t ieeven. Geeven teegens de Win-
ter volkomene rijpe Vruchten , en worden dan door een
kleyne Vorfl van ’t leeven beroofd.
Worden derhalven ieder Voorjaar , met een waden- Aanwia-
de, of aangaande Maan van April , weer op nieuws , ninS-
niet diep , gezayd ; en hier door kan men ze eeuwig-
durend maken. Zoo gantfeh weelderig groeyen ze
in hare Steelen en Bladeren, dat men een of tweemaal
de voornaamde Scheuten der zelve moet affnijden, in-
zonderheyd als de Vrucht zich gezet heeft. Want
hier door bekomt ze dies te meer Lucht en Zon ;
derhalven ook dies te vroeger en beetcr hare rijp-
heyd.
KRACHTEN.
G Oudenappel , of Pomum Amoris , is zeef ver- DtJ. I. 14,
koelende en verdrogende van aart; ook onbe-f,3°*
quaam om gegeeten te worden ; want zij geeft
aan ’t Ligchaam een ongezond en waterig voedzcl.
Het Zap , uyt de Bladeren gepard, en de O ogen Lobel. LA.
daar mee gebet, dild het loopen , en de brand der AfoLiji.
zelve
De Vruchten of Appelen zelfs in Oly gekookt, en Camerar.
eenige dagen in de Zon gedcld, daar na gepulverifcert, ^ 4* <■ 74-
en gelcgt op de Krauwagie, of Schurftheyd, ook Op ’c
Sprcnktvuur, verdrijft deeze qualcn.
CCCXXVIII HOOFDSTUK.
NAGTSCHADE.
KRACHTEN.
DOlappel, of Alalum in fan urn , is koud en voch-
tig van aart : ondiendig om gegeeten , or in de
Genecskond gcbruykt te worden. Want zij
xw. /. «4- valt zwaar te vertecren, en heeft eenige quaadaardig-
clmcrar heyd bij zich. Geeft daarenboven aan ’t Ligchaam
£4. c. 74. wcynig voedzel ; verwekt veele vochten ; verdoptheyd
der inwendige deden, Hoofdpijn-, vwaarmocdigheyd ,
cn ook dikmaal Koortx.cn.
CCCXXVII HOOFDSTUK.
GOUDENAPPEL.
w M de fchoonheyd en vermaaklijk-
^latnen' hcyd harer verwe in ’t Neederlandfch
dus, en ook wel Appel Der Lief-
isÊÊIÉr/Sw DE gcnocrnc^ 1° andere talen heeft
ze namen van de zelve beteekening :
yr-inr in het Latijn word ze geheeten
Pomum Amoris, of Aurea Mala: in het Hoog-
duytfch Goltapffel : in het Franfch Pommes d’o-
rees, of Pommes d’amour : in’ t Itahaanfch Pomo
d’oro, of Pomi d’amore.
Ord in ’t Neederlandfch, mijns wee- Namen-
tens, met geenen anderen naam als dee-
zen genoemd ; behalvcn dat zommige
zeggen NasChade, en Naschaje.
In het Latijn SöLanum , of Sola-
trüm : ih het Hoogduytfcb Nacht-
schade: in ’t Franfch Morelle : in ’t Italiaanfcb
Solatro, en ook Morella.
Hier van zijn mij in haren aart veele veranderlijke Veele ver-
foorten bekend; namentlijk: anderlijke
I. SOLANUM HORTENSE OFFICINARUM , of Hof 1 fo0rten'
Nagtfchade , in der Apothcekeren winkelen gebruyke-
lijk- IE Vesicarium , of Nagtfchade met Zaad-
blaasjens ; ook genoemd Alkekenci, of Joden-kerjfc.
III. Vesicarium Indicum , of Indiaanfche Nagt-
fchade met Zaadblaasjens. IV. Vesicarium ni-
grum , of xrwarte Nagtfchade , ook met Blaasjens ;
welke van veele word genoemd Pisum cordatum ,
dat is , een Hert -gelijkende Erweete. V. Spinosum
Indicum , of Indiaanfche Nagtfchade met Doornen.
VI. SoMNiFERUM , of faapv erw ekfende Nagtfchade.
VII. Lethale , of Somntferum majus, groote van wc|kc
faapverwekfende , of doodlijke Nagtfchade. VIII. Po- hier der-
miferum, of Appeldragende Nagtfchade. IX. Po-ticninÊc‘
MIFERUM xEthiopicum spinosum, of doornige Ap- nl vvorden
peldragende Nagtfchade uyt Moorer.land. X. Pomi- dragen'
FERUM ZEtHIOPICUM NON SPINOSUM , of Appel-
dra-
747 N a g r s
dragende Nagtfchade ttyt Moorenland ronder Doornen.
XI. SOLANUM SPINOSISSIMUM ARBORESCENS JE-
THIopicum , of Boom-vJordende Nagtfchade uyt Aloo-
renland met veelvoudige fchrikltjke Doornen. XII. La-
NUGINOSUM SPINOSUM ARBORESCENS ./EtHIOPI-
cum , of wollige en doornige Boom-Nagtfchade uyt
Moorenland. XIII. Solanum tuberosum escu-
LENTUM FLORE ALBO ET CCeRULEO, of Nagtfchade
met eetbare, gezonde Bollet jent , ook geheeten Papas
Peruanorum , of Papajfen van Peru ; zoo met een
witte , als blauwachtige Bloem ; behalven noch meer
andere. Niet alle zijn ze van de zei veBouwing en VI 'aar-
neeming.
Grond. Eevenwel beminnen ze al te zamen een goede , ge-
meene , zandige , met twee-jarige Koeye- en Paerde-
mid ( van elk eeven veel ) genoegzaam voorziene
grond: een opene, vrije Lucht, een warme welgeleege-
ne plaats, en tamelijk veel Water. Geeven volkomen
rijp Zaad.
Gcbruyke- Het SOLANUM OFFICINARUM , of gebruykelijf
lijke Hof- Hof-Nagtfchade , blijft uyt eygener aart niet langer dan
Nagtfcha- cene Zomer in ’t leeven. Word ieder P'oorjaar , met
een waffende Maan van Moert , weer op nieuws gezayd.
Of komt anders uyt ’t neergevallene van zelfs genoeg te
voorfchijn. Hier door kan deeze foort aangewonnen ,
en altijd-durende gemaakt worden.
Indiaan- Het SOLANUM VESICARIUM InDICUM , of /#-
^hj.cn. diaanfche Nagtfchade met Blaasjcns : Spinosum In-
fche'loor- DICUM > of Indiaanfche Nagtfchade met doornen:
ten van Vesicarium nIgrum , of zwarte Nagtfchade met
Nagtfcha- Blaasjcns : Pomiferum Avthiopicum , of Appel -
dc' dragende Nagtfchade uyt Moorenland ; Pomiferum
jEthiopicum spinosum, of Moorenlandfche Appel-
dragende Nagtfchade met Doornen , en Solanum po-
miferum ALthiopicum non spinosum, of Appel-
dragende Nagtfchade uyt Moorenland ronder Doornen ,
blijven ook niet langer dan een jaar in ’t leeven. Wor-
den derhalven ieder Voorjaar in April met de gemeld-
dc Maan weer op nieuws , niet diep , in Potten gezayd,
en gedeld in een heete, wel ter Zon gelecgene plaats ;
ook onderhouden met matige vochtigheyd: zoo krij-
gen ze , bij goede Zomers , volkomen rijp Zaad, en
vergaan daar meê. Men moet’er niet meer als een , of
ten hoogden twee , in eene Pot laten , ter oorzaak van
de veelhcyd der Wortelen , die ze maken.
Slaapvcr- Het SOLANUM VESICARIUM , of AlkEKENGI ,
wekkende Nagtfchade met Za.id-blaasjens ; Solanum somni-
lijkeNagt- FERUM > faapverwekhmde Nagtfchade , en Solanum
fchadc , lethale , doodlijke Nagtfchade , vergaan niet zoo
haaft, maar blijven eenigc jaren in ’t leeven. Konnen ta-
melijk wel de Winter-koude verdragen, en geeven jaar-
lijks rijp Zaad : ’t welk men op de voorgenoemde tijd
cn Maan de aarde moet aanbeveelen. Hier door wor-
den ze bequamelijk vermeerderd ; en dan ook noch
door hare voortlopende Wortelen. Echter blijft het
Solanum somniferum niet altijd over; maar word
wel lichtelijk door een harde Vorft wechgcnomen.
Sterft ook gemeenelijk in deeze Gewcden met het
tweede jaar, cn geeft zeer qualijk volkomen Zaad.
Eetbare Het Solanum TUBEROSUM ESCULENTUM, of eet-
Nagtfcha- bare Nagtfchade, met bruyne, ook met eenige kleyne
ge ,.mct hoHigheedcn , of gaatjens ( waar uyt de Veezelwortclcn
J ’fpruyten) voorziene, oneffene, doch rondachtige, en
om te eeten bequame Bollet jens, vergaat niet zoo haad,
en begeerd een zeer vette grond , ook veel Water.
Geeft in onze Landen zelden rijp Zaad: verdraagt
ook ongeeme de derke koude der Winter. Word ech-
ter jaarlijks genoegzaam aangewonnen door hare veel-
voudige jonge Bolletjens : welke men met een volle
Maan van Oftober uyt de aarde op neemt ; in droog
Zand bewaard , om ’s Winters tot fpijze te konnen ge-
bruykt worden; en eenige daar van in Maert of
April , met de zelve Maan , weer inzet, in een al-
tijd nieuwlijks-omgefmeetene , wel-gemedte grond.
C H A D E» 748
Waar toe men gemeenelijk de befte efl grootfte Bof
len uytkied.
Het Solanum pomiferum Althiopicu-m , 0fAppdJra*
Appeldragende Nagtfchade uyt Moorenland : krijgt ityt NagtEcha-
een veelvoudige bruyn-verwige Wortel een tamelijk dik- de uyt
ke, ronde Steef in onze Gcweden ter hoogte van an- Moorco*
derhalve of twee voeten opfehietende, van buytcn een an
weynig blinkende, van binnen wit, en zich boven ver-
deelende in vcele Zijdetakjcns ; aan welke voortkomen,
nu uyt de cene, dan uyt de andere zijde, veele onor-
dcntlijk boven malkander gedelde Bladeren , meer han-
gende als opdaande. Zijn ongelijk van grootte , cn die Gedaante
van het Solanum hortenfe , of der gemeene Nagtfchade der BlaóÉ*
niet zeer ongelijk; doch de onderfte wel zoo groot, en ren‘
meerder met punten ingefneeden : de bovende in tee-
gendeel (bloeyende) kleyner ; een weynig of niet
blinkende ; donker-groen van verwe ; dun en teedcr
van aart; lichtelijk na ’t geel trekkende, en neervallen-
de : in ’t midden voorzien met een regt-doorgaande
groote Ader , waar uyt veele andere vloeyen ; en ruden
op korte Steelt jens.
TufTchen deeze worden voortgebragt twee, drie , Gertalttf
of vier Bloemt jens bij malkander, hangende aan korte der Blo*»
Steeltjens. Bedaan uyt vijf witte en voor fpits-toc- mcn‘
loopende Bladert jens ; inwendig gevuld met eenige
korte , kleyne geele Nopjens. Als ze zommige dagen
open gedaan hebben , vergaan ze in hdar zelven , en
laten dan na een groote, beziens waardige, eerd groene,
daar na fchoon-rood blinkende Vrucht , die van het Vrucht.;
Pomum Amoris , of Gottdenappel, niet ongelijk. De ge-
daante is plat-rond, vercierd met veele inwaarts gaande
hollighceden ( welk men ook ziet in het Pomum Amoris
fruElu luteo, of geel-verwige Gottdenappel) , delgelijks
boven, regt in ’t midden , met een kleyne Kroon. Is Zaad.
inwendig gevuld met een rond , plat , geel-verwig
Zaadje , zeer overeenkomende met dat van het Capfi-
cttm Braz,ilianum , oï Braziliaan fche Peep er. Als het
zijne volkomene rijpheyd heeft gekreegen, verderft de
gcheele Plant.
Defgelijks doed het Solanum pomiferum JE- Doornige
THiopicuM spinosum , of Doornige Appeldragende ^PP^ra*
Nagtfchade uyt Moorenland. De Bladeren deezer foort fjagtfcha-
zijn wat grooter : ook de Steelen met een grijs-witte de uyt
ruygheyd, cn eenige korte bleeke Doomt jens aardig be- thiopien.
kleed. Doch de zelve ziet men aan de Bladeren regt in
’t midden op de regt-doorgaande groote Ader alleenlijk
zitten. De Vrucht is rond , en flegt , wat kleyner als
die van de voorige foort.
Het Solanum spinOsissïmüm arborescens JE- Booni-
thiopicum , of een Boom-wordende Nagtfchade uyt wordend»
Moorenland , met veelvoudige fchnklijke Doornen , is
een bezienswaardig Gewas , in onze Geweden gemee- Mooren-
nelijk opfehietende ter hoogte van twee voeten. Ver- land, met
gaat niet zoo haad, maar blijft eenige jaren lang in 't VgCl^u^"
leeven. Als men ’topfnocyd, krijgt het de gedaante ^jkcdooN
van een aardig Boomt je ; en metter tijd uyt een geel- nen.
achtige en derk-riekende Wortel een houtachtige Steel ,
zich vcrdeelende in verfcheydene Zijde-takjens , zoo
wel na onder als boven. Is rond; zoo dik als een vin-
ger; in ’t eerde donker-groen en blinkende, maar na-
derhand Kadanien-bruyn wordende , inzonderheyd
boven-waarts : aan alle kanten voorzien met veele
kleyne, witte, wollige Nopjens, en meenigvuldige,
derke, onder bleek-witte, boven geele Doornen ; ook
inwendig met een wit Pit of Marg.
Aan deeze Steelen rondom komen voort veele fchoo^ Gedaante;
ne Bladeren, rudende op dikke en matig-lange doorni- 'jn won-
ge Steelen. Zijn vijf vingcrcnbreedte , wat meer of eygèn-6
minder, buyten de Steel lang ; vier, en ook drie vin- fchap def
geren breed ; zich al te zamen half rond neerwaarts buy- Bladeren,
gende. Als menze met de hand aanraakt, geeven ze
een onaangename en zware reuk van zich. De onder-
de zijn niet zoo zeer als de bovende in zeer veele groo-
tc en kleyne, doch alle domp of rond toegaande deden
gefneederl
749 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 750
gefnceden: in ’t midden voorzien met een fterke , uyt
den bruynen groene, van onder bleek-witte, en aldaar
zeer uytfteekende Ader , of Rugge , uyt welke vcele
andere ter zijden voortkomen in al de gefneedcnc^«/c».
Boven zijn ze een weynig blinkende , donker-groen ;
doch eyndelijk na het geel trekkende; maar onder veel
bleeker; en zoo wel onder als boven met meenigvuldige
witte, gantfeh fterke Doornen wonderlijk begaaft. Uyt-
wendig hebben ze weynig of geen reuk ; ook in de
Mond geknauwd wordende, geen fmaak; doch zijn
een weynig te zamentrekkende ; en daar na met eenige
fcharpheyd de Mond en Tong bijtende of fteekende,
op de wijze van het Ar urn , of Kalfsvoet , doch niet
zoo fterk.
Bloem- Tuflchen de zelve, aan de voornaamfte Steel, groei-
noppen. jen Zijdetakjens : maar de Bloemknoppen , tamelijk
dik en wat langwerpig , komen te voorfchijn regt uyt
de Steel zelfs (en niet, gelijk men in andere Gewajfen
ziet, tuflchen de Bladeren ) aan ronde, uyt den groe-
nen bruyne Steeltjens, een lid eener vinger lang , en
met kleyne Doomt jens bezet. Als dceze haar de een na
de ander openen , vertoonen zich uyt den bruynen
loemen. purpurc Bloemen-, in vijf punten ten halven , en niet
Zoo diep als de Borrago , of gemeene Bernagie, inge-
fneeden , doch van de zelve grootte. Hebben in het
midden een lang , dik , en fchoon geel-verwig, met
verfcheydene Ruggen vercierd zijnde Knopje. Alsze
agt, tien of twaalf dagen hebben opengeftaan, vallenze
op de aarde neer , nalatende een fchoonc blinkende ,
cerft groen en wit gemarmerde, daarna, zijn volko-
Vruchten. mentheyd krijgende , geel-wordendc Vrucht ; zijnde
rond; zoo groot als die van het Pomum Amoris fruttu
rubro , of roode Appelen der Liefde-, gevuld met veel-
voudig, plat, ontrent rond, eerft geel-verwig daarna
Zaad. na het bleek-bruyn trekkend Zaad, niet ongelijk dat
van het Capjicum Brajilianum , of Braziliaanfche
Peeper.
Aanwin- Zelden bekomt dit Zaad in onze Gewcften zijne
nmg. volkomene rijpheyd , ten zij met zeer warme Zomers.
Dan word het met een wallende Maan van April gezayd
in een Pot, gevuld met goede zandige aarde; en tot in
■May toe gezet in warme Paerdemift. Opgekomen zijn-
de, moet men dc Pot ’s Winters binnens huys ftellen,
op een luchtige plaats, waar in niet, als bij vriezend
Weer gevuurd word.
Wollige Het SoLANUM LANUCINOSUM SPINOSUM ARBO-
cn Door- rescens ^EthioPicum, of wollige en doornige Nagt-
fchade u)‘ Moorenland, zijnde een mccdc-foort van de
Moorcn- voorgaande , en eeven defgelijks eenige jaren in ’t lee-
landj ven blijvende, groeyd uyt eygener aart niet boven de
anderhalve voet hoogte. Heeft ook veel kleyner en
minder Doornen. De Bladeren zijn niet zoo lang, maar
wel zoo breed ; noch zoo veelvoudig en diep, maaral-
leen een weynig , en niet zoo veel als de alder-onderfte
van de voorgaande foort, ingefneeden ; doch hangen op
een mee- de zelve wijze neerwaarts gebogen. Zomtijds zijn ze aan
van°dcC ran<^en cen weynig gelijk alsgcfronft ; in zich gantfeh
voorgaan- kprthayrig-ruyg van aart ; van fubftantie dikker ; ook
de, en bleeker en grijzer van couleur; doch van geen bijzon-
waar m dere fmaak, noch zoo zeer bijtende, of, met de hand
lende * * §ewreevcn wordende , zoo zwaar van reuk. Echter is
deeze foort de voorgaande zeer gelijk in depurpure ver-
we aan ’t bovenfte der Steden (zijnde ’t onderfte en ’t
middenfte groen, met een vale of bleek-gcelc ruygheyd
overtogen), defgelijks in de ftelling, verwe en gedaan-
te der Bloemen-, de flegte rondheyd , en het inwendig
Zaad der Vruchten , behalven in de couleur van deeze ,
welke fchoon-rood is.
Aanwin- De Zaying , Bouwing en Waarneeming komt over
ning. een met die der voorige, wanneer bij goede Zomers
( anders niet) ’t Zaad zijne rijpheyd heeft verkreegen ;
’twelk eerft gefchied in ’t tweede jaar na dat het gezayd
is geworden.
krachten.
NAgtfchade , of Solanum hortenfe ojftcinarum , is Galen. I. 8.
verkoelende van aart tot in den tweeden graad, Mtd.simp.
en zeer te zamentrekkende. Moet dcrhalven
geenzins inwendig gebruykt worden ; ook niet uytwen-
dig , anders als met groote voorzichtigheyd.
Eevenwel, de groene Bladeren gefloten met Meel Luftt. 1. 4.
van Garftenmout, kan met groot nut gelegt worden op enarr-74-
de Roos , de Kanker , de voortectende Zweeringen , l' 4'
Klteren , en ’t Sprcnktvuur.
Het uytgeparftre Zap vermengt met Wittebrood, -Dorften.
en op hitsige Oogen gedaan , neemt’er de brand van W-Aant-
wech. fol- 173*
De Vruchten van Nagtfchade met Zaadblaasjens , Diofc. 1. 4.
of Solanum Veftcarium , raauw gegeeten , of in Wijn C-TL-
gekookt, en daar van gedronken, neemt wech 6e Geel-
zucht-, drijft voort het water van de Blaas-, defteender
Nieren, en is goed voor de Lcever.
Het Solanum Somniferum , of flaapverwelfende Fuchf.hijl.
Nagtfchade ; is , inwendig ingenomen , zeer gevaar- c. ibp.
lijk, ja doodelijk. Drie Drachmen van de gedroogde
Wortel met cenig nat een menfeh ingegeeven, maakt c‘*7‘
hem onzinning, of dol; maar vier Drachmen veroor-
zaakt hem de doodt.
De rondeWortelen van het Solanum VuberofttmEfcu- Laurenb.
lentum , of Papas Peruanorum ; Nagtfchade met eetbare /• 2- ^Pf-
Bolwortelen , ter fpijze gebruykt met een goede faus, gelijk Fl' c’
men over de Articiokfcn doed , zijn zeer gezond voor
elk, inzonderheyd voor oude Afansperfoonen. Verfter-
ken de Aiaag , en ’t gcheele Ligchaam ; maken goed
Bloed, en verwekken/»// tot 't echte werk.
CCCXXIX HOOFDSTUK.
MANDRAGORA.
■Yt eygener aart een laag Gewas-, waar Namen,
van de Wortel ten deele de gedaante
van een Aïenfch vertoond , word in
het Neederlandfch , Latijn , Franfch
en Italiaan fch met geenen anderen naam
«- genoemd ; behalven dat zommige
Franfoifcn Mandegloire zeggen; de Hoogduytfchcn
Alraun.
Hier van zijn mij in haren aart twee bij zondere foor- Twee bij-
ten bekend geworden , als : zondere
I. Mandragora mas, o? Mandragora mannetje. loorten-
II. Mandragora fccmina , of Mandragora Wijf-
je. Beyde zijn ze van de zelve Bouwing en Waarnee-
ming. ’t Mannetje geeft ronde , het wijfje Peerswijze
V 'uchten.
Zij beminnen een goede, luchtige, zandige, en met Grond.'
twee-jarige Paerdemift tamelijk voorziene grond : een
warme, opene, wel ter Zon geleegcne plaats, genoeg
bewaard voor koude O ofte- en Noordewinden, ook ree-
delijk veel Water.
Konnen de koude der W 'int er vrij wel verdragen, als Vruchten,
men ze in November dik genoeg overdekt met Stroo ; en .Zaad.
Turfmul, of Run , en in de Alaert weer ontdekt.
Krijgen ook dan in de Zomer dikmaal volkomene Vruch-
ten : welker Zaad met een waflende Maan van April
niet boven een ftroodbreedte diep moet gelegt worden
in de aarde cens Pots. Hier door konnen ze alleenlijk
worden aangewonnen.
KRACHTEN.
DE Baft , of Schors , der Wortel van Mandra- Galm. 1. 7.
gora , welke meeft word gebruykt , is koud simp.fac.
en droog tot het laatfte van den derden, of
het begin van den vierden graad ; daarenboven verdo-
vende
f- '
fcl.J Sx.
7j i Mandragora. Bêrg-slangenkrüyd. MaruM.
Mn. I. if.
€.13
Diofc. I. 4.
c.76.
Durantes
hift. riant
fol. 174.
Cluf. lil.
Ilant.j.
c.3.
Irag.l. 1,
(> 11 6.
vende en flaap-verwckkcnde van aart. De Vrucht ech-
ter is niet zoo zeer verkoelend.
Eevenwel is ongeraadzaam, ’t een of ’t ander inwen-
dig te gcbruyken , ter oorzaak van hare quaadaardig*
heyd, ja doodlijkheyd.
• -^c groene Bladeren , of Wortelen , met Meel van
Garftenmout vermengt, gefloten, en dan gclegt op al-
lerley heetc Gezwellen , ontftcekingen , of verhitting
gen , doen de zelve fcheyden , en de brand verdwij-
nen.
De zelve gefloten , dan met Honig en Oly ver-
mengt » geneezen de Jleeken en beeten der giftige Die-
De Wortelen, of de Baft der zelve, in Wijn geweykt,
of in Wijn gekookt, en dan een weynig daar van ge-
dronken, verwekt (laap , en doed alle imerten verdo-
ven. Word derhalven te drinken gegeeven de geene ,
welke men eenig lid wil afzetten , of branden.
75*
Namen.
Gedaante
der Blade-
CCCXXX HOOFDSTUK.
berg-slangen-
K R u Y D.
: En aardig en ongemeen Gewas , in
gedaante uytwendig gefteld gelijk de
Mandragora , doch boven alle andere
Gewajfen van eeryverwonderenswaar-
dige aanfehouwing , word in ’t Nee-
- - — landfeh dus genoemd : in het Latijn
Serpentaria mirabilis Montana; of ook wel
SiDEREON , ter oorzaak van de fchoone gedaante der
Bloemen , zich vergelijkende bij zeer bevallijke roode
Starren : in het Hoogduytfch Berg-Schlanghn-
kraut.
Wortel. Pceze plant groeyd van naturen niet hoog'; nöch
fchiet met hare Wortel diep in de aarde; welke van buy-
ten uyt den grijzen donker-paarfch , van binnen wit ; on-
trent een duym, wat meer of min, dik, rond, en ge-
mcenelijk in drie deelen gefcheyden is , waar uyt ver-
fchcydenc dunne Vecz,elwortelen voortkomen.
Uyt de zelve ziet men in ’t laatfte van Maert, of
begin van April, alleenlijk vier Bladeren voortfehieten ;
een weynig, op de wijze van Mandragora, boven de
aarde verheeven. Hebben ook zeer kleync St celen, op
welke ze ruften. Staan niet regt om hoog, maar leg-
gen vlak op de aarde neer. Zijn ontrent de middenfte
vinger van eens menfehen hand lang; een vingerlid , of
ook wel een weynig meerder, breed; voor fpits toe-
gaande; omtrent de Wortel alderbreedft : niet zeer dik
in t aanraken ; ook niet ingezaagd, maar aan de randen
gahtfeh liegt : boven uyt den groenen bleek-blauw-
ycidzaam verw^ > ,zcer duchtig; onder bleeker : in ’t midden
heyd vati wo?derlljk voorzien met een dikke A der (uyt welke
de daar in ccnige andere kleyne ter zijden uytloopen) ; zijnde een
pronte leggefd\ slang feer wel gelijk-vormig , wiens Mond
ten Slang §C 1J, , S OPcn ftaat> met cen grijs, of bleck-wit Hoofd,
eygentlijk d°ch 1 ovenge is donker-blauw. ’t Hoofd, daar ze
gelijk alderdikft is, ftaat na de punt der Bladeren ; de Staart,
zijn e - het dunfte, na de Wortel gekeerd; regt anders als in alle
andere Gewajfen. Dit Hoofd des Aders eyndigd ook
metin de fpits ze punt des Blads, maar blijft’er noch
cen goed gedeelte van af; en uyt de Mond loopt
noch een kleyn Adertje , zich uytftrekkende tot in ’tee-
meldde Blad-punt. &
Eeneeni- _ 'n ’t midden der vier genoemde Bladeren komt
Irie-dub- m 1 hiatfte van May (zomtijds wel wat eerder of later)
hele Star °fn eenige Bloem voort , zeer fchoon , en van een verwon-
gelijk derens-waardige aanfehouwing, gelijk een driedubbele
SC S!Arrec afdlp °P malkander gefteld ; en gelijk als zon-
zeer bel dcr Steel geboren uyt ’t Hert der Wortel ; ook verhee-
yen een weynig boven de Bladeren , welke maar eeven
boven de grond ftaan , ja gelijk als daar op hifleh. lil ziens*-
t midden zijn ze elk als rond ; doch ten halvcn gefnee- waardig )
den in veele kleyne Bladeren , voor gantfeh fpits, eeven
gelijk d cfiralen van een Star , toegaande. Het getal i
waar uyt ze te zamen beftaan , is vierentwintig ; ieder
orde van agt. Zijn vcrcicrd met cen zeer behagelijke
en een weynig blinkend hoog-rood , zoo veel de bo-
venfte agt betreft, welke de kleynfte en fmalfte van al-
len , ook met een verheevene rondheyd in ’t midden
voorzien zijn. De middelfte agt vallen wat goud-gee-
Jer. De onderfte agt, vermits ze niet zoo veel lucht
konnen genieten, ziet men niet verder als ten halvcn
van hare voorfte punten fchoon donker-rood : welker
middenfte blad , regt tuflehen de twee laagfte bladeren
der Plant , onder aan de punt is vercierd met een ron- d°ch i&
/iirrbpv/i i-i'inrror»r4« .1. 1.1 rs~ 1 1 onze Lan-
en zon
derlingi
1 ij vLi1.1t.1u mei ten ron-
digheyd , hangende als een kleyn Knopje, van de zelve °fzc
couleur, zeer bevallijk. Dceze zonderlinge en wel be- der Zaad*
zienswaardige Bloem blijft eenige weynigc dagen ge-
heel open ftaan. Verdort dan met’er tijd in zich
zelven, en vergaat, zonder in deeze Gewcften eenig
Zaad voort te brengen , gelijk de ervarentheyd ons
gelccrt heeft.
Dit Berg-Slangenkruyd bemind uyt eygener aart Hoedanig
een gantfeh luchtige en zandige grond, met twee-jari- tTlcn.lieeze
ge Paerdemift , een weynig een-jarige Hoenderdrek , pi^ge
en het Mol der van binnen verdorvene Boomen ge- aiU
noegzaam doormengt: een openc, warme, vrije, wel
ter Zon geleegcne plaats, gantfehelijk befchut voor alle
koude Oofte- en Noor de-winden ; ook een matige voch-
tigheyd. Verdraagt ongeernc fterke V ind, felle Korf
m de Winter j Sneeuw of Hagel. Moet derhalven ,
met een wadende Maan van April in een Pot gefteld
zijnde, in ’t laatfte van September , eer de nagt-rijp aan-
komt, binnens huys gebragt worden op een goede plaats,
daar ze de Lucht mag genieten door de Venftcrcn , tot
dat het begint te vncz.cn.
Gedurende deeze tijd moet men de Plant, met flegts ftaat in agt
een weynig lauwgemaakt Reegenwater van boven be- te nec'
gieten; ook , zoo ’t mogelijk is , haar bewaren zon- raen‘
der haar veel of langdurige warmte des vuurs te de en
gevoelen. Ontrent half April , of wat later , na dat
het Weer zich aanfteld, moet menze buyten de Zon-
ne-ftraalen wederom voorftellen, met een zachte Lucht
en aangename Reegcn ; doch ook dan noch haar voor-
zichtig wachten , en ’s avonds dekken voor Sneeuw -
achtige vochrigheyd , koude nagten , hayrige en fchrale
Oojle- en Noorde-winden.
Kan in deeze koude Neederlanden op geen andere Aanwin-
wijze, en dat noch zoberlijk, aangewonnen en vermce- ninS door
nigvuldigd worden , als door haar uyt Stiermark of Honta1^
Hongaryen ( daar deeze Plant in Bergachtige plaatzen ryenT "
van naturen voortkomt) varfch overgezonden Zaad;
het welk met een wadende Maan van Maert of A 1
pril een kleyne vinger diep de aarde in een Pot
word aanbevolen, enzomtijds met nier te veel Rce^en-
water, lauwgemaakt, van boven befprengt.
Eevenwel kan de aanwinning, ofliever opvokfin<r , En bij den
noch op een andere wijs gefchieden, waar van ik zélfs Awhcur
de ervarentheyd heb.
In tjaar 1645. wierd de Wortel deezer Plant, zon- door een
der Bladeren , in Mos gewonden , mij over Neurcn- hcm foc-
berg toegezonden. Met een bijzondere yver leyde idb"d,cne
ik de zelve , na den aanvang van September , eerft
m een gemcene ongemeftte aarde ; doch wou niet
wel voort. In het volgende jaar , met een wadende
Maan m de zelve Maand , nam ik ze weer op , en
ltcldeze in de voorheenen gemeldde goede, welbe-
reydde Zand-grond. Doe fchootze vroeg in ’t Hoor- welke
jaar krachtig uyt , en kreeg de verhaalde wonderlijke zccvren ja-
Bloem ; ook volmaakte aanmerkenswaardige Bladeren; [en 'anS
welke ze ieder jaar, tot zeeven achter malkander ( dus gétfeyd
lang, en niet langer, ïsze in mijnen Thuyn, met op- heeft,
merking van een groot getal liefhebbers, gezien ge-
worden ) weer liet vallen , in ’t midden van de Zo*
Bbb
mer
753 Beschioting der. Krutoen , Bollen en Bloemen , III Boek, 754
mer allcnxen verdorrende. In September nam ik de
Wortel weer op , en verzette ze ; het welk ik door
ervarentheyd heb bevonden de bcquaamfte tijd te
zij».
KRACHTEN.
Krachten T\E Bladeren deezer Plant , en de Schors der
deezer I 1 Wortel , een weynig gekneuft, en op de bce-
Plant, XS- ten der Slangen, adderen, Scorpionen , en an-
derer giftige Dieren gelegt, trekken zeer krachtig het
vergif uyt. Staan ook het inwendige gif teegen , in
Wijn gekookt , en zoo gebruykt. Bewaren al de in-
wendige deden des Ligchaams voor zulk een ongelee-
gentheyd, inzonderheyd’t Hert , zoo dat het daar van
gcenzins kan befchadigd worden,
en ge- Van de zelve Wijn ’s morgens nuchteren ’t vier-
bruykiin dedeel van een pintje gedronken , of ook van het
konftneCS" Water , daar deeze Bladeren , of de Wortel alleen ,
een kleyn half uur in gezoden zijn , is zeer goed
voor de Peft , ejuade Lucht , en allerley hitsige
Koortsen.
Dit alles vermag defgelijks de Wortel , gedroogd ,
en daar van een Drachma ’s morgens met goede Fran-
fche Wijn en een weynig Theriac ingenomen.
CCCXXXI HOOFDSTUK.
M A R U M.
Naam. TL n kleyne, doch welriekende Plant,
Kpj mijns weetens tot noch toe in gee-
ne taal met een andere naam ge-
Twee on- Hier van zijn mij in haren aart
derfchey- twee onderfcheydene foorten bekend;
“r-tc wectcn:
I. Marum verum, of Commune Hispanicum,
cpregte , of gerneene Spaanfche Marum. II. Ma-
rum Creticum arborescens, of boomachtig Ma-
rum van Candien , ’t welk van breeder en grootcr
Bladeren is. Beyde zijn ze van de zelve Bouwing en
Waarneeming.
Grond. Zij beminnen, uyt een natuurlijke eygenfehap, een
goede, gerneene, zandige aarde, met een weynig twee-
jarige kleyn-gewreevene Paerdemift en het Mol van
verrotte Boombladeren voorzien : een warme , vrije,
wel ter Zon geleegene plaats , voor alle koude winden
befchut; en weynig Water.
Hoe waar Konnen geenzins eenige koude nagten, Herfflreege-
te nee- nm } Sneeuw , Hagel , of Tor ft verdragen. Moeten
mcn' derhalven , in Potten gezet , in ’t laatfte van September
of begin van Oüober binnens huys op een luchtige
plaats , waar in niet gevuurd word , gefteld ; met flegts
een weynig lauwgemaakt Reegenwatcr een- of twee-
maal , gedurende de gcheele Winter, van boven be-
fprengt ; in ’t begin van April , met een aangename
Lucht en Reegen, weer buyten gebragt ; maar ook dan
noch voor koude nagten en hayrige Winden wel en voor-
zichtig gedekt zijn.
Tecdcren Zij vallen van naturen teeder van aart. Vergaan
w. niet haaftj maar blijven eenige jaren in ’t leeven. Het
Marum verum, of opregte Marum, geeft ieder jaar
Bloemen (welke men tijdelijk moet afïhijden, of an-
ders zou de Plant in groot gevaar van te verderven
ftaan ; kan ook in deeze Geweften bezwaarlijk in de
Winter bij ’t leeven behouden worden), doch noyt bij
ons eenig rijp Zaad.
Aanwin* Als men het zelve bekomt , uyt warmer Landen
uing. overgezonden , moet men ’t met een wadende Maan
van April of May in Potten zayen. Opgekomen zijn-
de , mag men de jonge Planten niet verzetten» ten
ware om harer veelheyd wil. Alleenlijk hier door kan
men ze aanwinnen en vermeenigvuldigen.
Het Marum Creticum arborescens , ofBoonwch-
boomachtig Marum van Candia , geeft , mijns wee-
tens , in deeze Landen noyt eenige Bloem. Word dia,
echter aangewonnen door hare afgefheedene Takjens ;
welke men met een walTende Maan in April of Au-
gujlus in Potten fteekt; op een fchaduw achtige plaats,
en zomtijds met Reegen water een weynig begiet : waar
op ze Wortelen krijgen.
Het Marum verum, of opregte Mar nm, in dee- Opregte
ze Neederlandfche Geweften een aardige en teedere Marum>
Plant , van een ieder zeer bemind , weegens de aan-
gename geur, groeyd van naturen Struvelachtig. Kan
ook, met langheyd van tijd, opgequeekt worden tot een
teeder Boomt je , een voet of anderhalf hoog , en een
kleyne vinger dik.
Krijgt uyt een veelvoudige , bleek-bruyne , fterk Wortel
geurige , en , in de Mond geknauwd wordende , met
eenige bitterheyd vermengde Wortel , een houtachtige
fubftantie , grauw van verwe : uyt welke groeyen vee-
le teedere, uyt den groenen witachtige Takjens , een Takjcm.
halve hand , of wat meerder lang. Aan de zelve fpruy-
ten veele Bladert jens , die van de Thymus latifolius ,
of breed-b lader ige Thymiaen , in Helling , gedaante , en
grootte, niet zeer ongelijk; te weeten, een ftroobreed, Bladeren,
wat meer of minder, lang, achter aan de Steel op het
breedftc , ook aldaar zomtijds gelijk als twee-hoekig
gefteld; voor in een ftomp punt eyndigende, en twee
en twee op dunne Steelt jens ruftende, altijd regt teegen
over malkander aan de Steel zittende ; hol en luchtig de
eene boven de andere : boven na de Zon gekeerd groen»
en blinkend , doch onder witachtig ; zacht in ’t aanra-
ken , van een aangename reuk , en krachtige geur ;
in de Mond geknauwd, bitter van fmaak. In ’t mid-
den ziet men een regt-doorgaande Ruggetje of Ader ;
waar uyt eenige weynige andere ter zijden voort-
vloeyen ; doch alleen van onder , niet van boven ,
zichtbaar.
De Bloemt jens komen voort uyt zeer wollige, vijf- Bloemen,
puntige , en uyt den groenen-rofiche Huys jens, op
de bovenfte punten , of Hertjcheuten der Takjens ,
ayrs-wijze boven malkander , op de manier van Hyf-
fopus , of Tfop , gefteld ; purpur-verwig ; van een aan-
gename reuk; beftaande uyt twee Bladert jens, in de
gedaante van een geopende Lccuwen-mond. Als ze eeni-
ge dagen open geftaan hebben , vergaan ze in haar zel-
ven, en vallen eyndelijk ter aarden neer, zonder in onze
Geweften eenig Zaad na te laten.
KRACHTEN.
MArum , een zeer aardige welriekende Plant , Aart , en
is fcharp en bitter van fmaak ; verwarmende en gebruyk.
een weynig te zamentrekkende van aart. Door
hare lieflijke geur verfterktze de Herjfenen-, neemt de
Hoofdpijn wech , en doed Nieren.
Groen, of droog, geftoten, en op de voorteetende niofc.l. j.
Zweer ingen, ook andere koude Gezwellen gelegt, doed c. 49.
de zelve verminderen.
In Wijn gezoden , en daar van ’s morgens nuchteren Cntmrar.
een Roemertje gedronken, verfterkt het Herf, ver-^3-f,41‘
warmt de Maag ; jaagd uyt de Winden ; opend de
verjloptheyd der Leever; ftrijd teegen het vergif', ver-
wekt der Vrouwen A-faandJlonden; is ook zeer dien-
ftig voor de Ceel- en Waterzuchtige.
CCCXXXII
755
Malröve. Moederkruyd. PaerdsbloeM.
CCCXXXII HOOFDSTUK.
M A L R o V E.
IJamea. Iet alleen dus in het Neederlandfch ,
SnhNttllIl* maar ook van veclc witte Andoorn
genoemd. In het Latijn Marru-
bium > of Prassium.- in het Hoog-
dujtfch WEISZ Andorn , en Ma-
^ 11 robel: in het Franfch Marrubin,
of Marrochemin ; en in ’t Italiaanfch Marrobio.
ZeeYcn Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden zee-
verander- ven veranderlijke foorten, namentlijk:
ten.0 00r" Marrubium nigrum , Jive Ballotte , of
zwarte Andoorn i anders IBallotte. II. Album vut.
gare j of gcmcene witte Malrove. III, AquaIt-
cum, Water , of in vochtige plaatsen groeiende An-
doorn. IV. Creticum , of Malrove uyt Candia.
V. Hispanicum , of Spaanfche Andoorn. VI. Ro-
tondifolium Montis Libani , of Malrove van
den Berg Libanus met ronde Bladeren. VII. Mar-
rubium MAJUS LANUGINOSUM , Jive ToMENTO-
SUM, of groot e Andoorn, met ruyge, of zeer wollige
Bladeren. Alle zijn ze vaa eeven de zelve Bouwing en
Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een goede gemeene, zoo wel zandige
als andere, doch luchtige en welgemeftte grond : een
opene, warme, genoegzaam ter Zon geleegene plaats,
en tamelijk veel Rcegcn. Blijven zelden langer als drie,
of ten hoogften vier jaren in ’t leeven. Verdragen ,
buyten ftaande, de koude der Winter ; en geeven op
Aanwin- ’t tweede jaar volkomen rijp Zaad. ’t Welk met een
■ing. wadende Maan van April of Maert de aarde, niet diep,
wederom bevolen word. ’t Neergevallene komt ook
dikmaal genoeg van zelfs op. Door dit middel kon-
nen ze alleen aangewonnen worden.
£°"d-f Het Marrubium rotundifolium montis Li-
Malrove ®ANI> of r°»d-geb lader de Malrove van den Berg Li-
vanden banus , vroeg opgekomen zijnde, geeft niet alleen in
Berg Li- ’t tweede, maar ook meed den tijd in ’t eerde jaar een
banus. bequaam rijp Zaad.
Groeyd in deeze Gewedcn weynig hooger als een
Maatduym. Vermits ze van naturen kleyn is en blijft*
zoo geelt ze ook zelden meer als eene regt-opfehie-
tendc Steel , zijnde vierkant, en met een witte wollig-
heid bekleed. Aan de zelve waden kleyne, rondach-
tige Bladertjens , twee en twee altijd regt teegens over
malkander gedeld; hebbende de verwe en gedaante van
’t gemeene witte Malrove ; ook diergelijke Bloemen en
Zaad , doch wat kleyner.
Groote Het Marrubium majus tomentosum, of hoo-
rnet zeer tC -A>tdoorn met **eer mollige Bladeren , krijgt uyt een
wollige" [ccdcre> bleek-bruyne Wortel verfcheydenc in de rugge
Bladeren, leggende, echter twee, derdehalve, ook wel zomtïjds
de grootdc en middendc drie geheele Maatvoeten hoog
opfchictendc Steden , helder en aangenaam-groen , met
eenigc wolligheyd bekleed : uyt welke veele kleyne
Zijdetakiens voorfpruyten , waar aan fchoone zeer
niyge Bladeren groeyen, zittende teegens over malkan-
der , vertonende de gedaante van een Hert ; ongelijk
van grootte; de grootfte ruftende op geheel ruyge en
Gedaante matig-lange Steeltjens. Zijn een kleyne vinger lang;
der zelve, achter twee vingerlceden breed, voor allenxcn fmaller
wordende, en in een ftomp fpits punt cyndigende: aan
de randen met ronde tanden, niet diep, maar eeven-
gehjk ingezaagd, meteen ruyge bleel^witte wollioheyd
bekleed : boven donker-groen , lichtelijk na het gcele
trekkende, doch onder veel bleeker : zacht in ’t aanra-
ken ; bitter van fmaak ; inwendig met een regt-door-
lopende Ader, en dan noch met verfcheydene andere,
van onder regt opgaande, vercierd ; waar uyt ontelbare
kleyne diep-mgedrukte,en door ’tgamfche Blad lopen-
de Adertjens voortfpruyten.
Tuftchen welke Bladeren rondom de Steel Voort- knoppen,
komen veele digt bij een geftelde, langwerpige, groe-
ne , ruyge Knopjens , op de wijze van de andere foor-
ten: waar uyt , in de Maand Julius , aardige, doch
geen groote Bloemt jens 2ich laten zien, in de geftalre Bloemen,
van een fmallc opgefpalkte Leewcn-mond. Het onder-
fte gedeelte is wit, met groote purpure Jlreepen enjfip-
pelen geteekend; maar het bovenfte gantfeh wit en zeer
ruyg : teegens ’t welk van binnen tongs-wijze vier pur-
pure draadjens, boven begaafd met geelc, ronde, kley-
ne Knopjens, ftijf opftaan. Als ze zich drie of vier da- Zaad,
gen open hebben vertoond, vergaan ze in haar zelven ,
en laten cyndelijk na een kleyn, langwerpig, en als drie-
hoekig bleek-bruyn-verwig Zaadje.
KRACHTEN.
MAlrove, of Marrubium , is warm rn den twee- JEgin. 1. 7.
den , en droog in den derden graad ; daarenbo- c‘ 3 ’
yen verteerende en purgeerende van aart.
In Wijn gezoden, en daar van ’s morgens nuchteren Trag.l.i.
eenigc dagen na den anderen gedronken , een matig f-a-
Roemertje : anders twee of drie leepelcn vol van ’t uyt- D<f' ^
geparftte Zap met Wijn en Zuyker ingenomen, rey- ‘iutth. 1. 2,
nigt de Longe en 'Borjl van alle taye (lijmerige vochten: c. ioi.
iS goed voor de uytteerendc mpnjchen , en de Hoeft -
opend de verjloptheyd van de Lcever, Milt, en Moe-
der: verwekt de Maandjlonden : drijft uyt Nage-
boorte : ftrijd teegens ’t vergif. Gcneeft de beeten en
fleeken der Slangen, Spinnen, en Adderen: maakt ceri
helder Gezicht : dood de Wormen: is goed voor de
Geelzucht, pijn der Zijden', en voor de Brouwen welke
niet wel verlojfen konnen.
Het zelve Zap, of Wijn, gcftrecken op Schurft- aluL hifi,
heyd , voorteetende Krauwagie ; ook met Honig ge- Pl-c. 45- .
mengt, op vuyle Zeer en en onreyne Zwccringen geftrcc-Gi,^/,d‘
ken, genceft de zelve. In de Óoren gedaan , verdrijft
de Oor-fmerten. Is ook dienftig, ora te verzachten de
hardigheyd in der Vrouwen Borjl en.
CCCXXXIII HOOFDSTUK.
MOEDERKRUYD.
het Necdcrlandfch niet alleen dus, Namen.
ffHnj °°k gcmccnclijk Mater gc-
noemt , word in het Latijn gehectcn
B§P|| Matricarïa, Parthenium, Ama-
te^ffilji^SlBjfëRAcus Galeni , en Leucanthe-
mum: in het Hoogduytfch Muttf.r-
kraut, of ook Mfidblumen: in het Franfch Ma-
Rone : in het Italiaanfch Partenio , of ook Ama-
RELLA,
Hier van zijn mij in haren aart bekend zes verfchey- Zc,
denc foorten; namentlijk: fcheydcnc
I. Matricarïa florè simplici , of Moeder- foonen-
krttyd met een enkele Bloem. II. Flore albo ple-
NO MEDIO luteo , of Mater met een dubbele wit-
te , en van binnen gee/e Bloem. III. Matricarïa
FLORE TOTO ALBO PLENISSIMO , of Moedcrkruyd
met een gantfeh witte zeer dubbele groote Bloem.
IV. Matricarïa minor flore albo pleno , of
kleyn Moederl<ruyd met een dubbele witte Bloem. V.
.Matricarïa flore albo pleno fistuloso , of
Moedcrkruyd met een dubbele witte Bloem, vol Pijp -
jens. VI. Matricarïa nudo Capite, of Mater
met bloote Hoofdjens. Niet alle zijn ze vdn de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze al te 2amen een goede, frC. Grond,
meene, zoo wel zandige als andere gemeftte grond : een
opene, vrije, of ook fchaduwachtigc plaats; veel Wa-
ter, en ook matige vochtigheyd. Blijven zelden lan-
ger dan twee of drie jaren in ’t leeven, Verdragen
Bbb 1 fterke
757 Beschry ving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 758
fterke koude , cn alle andere ongeleegentheeden der
Winter geduldiglijk. Bloeyen in ’t tweede jaar, en gee-
Aanwin- ven volkomen rijp Zaad: ’t welk met een wallende Maan
ning. van Maert niet diep in de aarde word gelegt. Komen
ook anders van ’t neergevallene genoeg van zelfs voort.
Hier door konnenze overvloedig aangewonnen en wr*
meenigvuldigd worden.
Mater met Het MaTRICARIA FLORE TOTO ALBO PLENISSI-
v/iue'zeer MO’ °f Mater met een geheel witte z,eer dubbele groo-
dubbele te Bloem, geeft in deezc Landen noyt eenig rijp Zaad:
groote word echter genoegzaam vermeerderd door hare ten
Bloem, kalven ingefheedene , of van zelfs Wortel gefchoten
hebbende Takjens. Of ook , de zelve afgefneeden ;
geftokcn in een fchaduwachtige plaats, daar ze van de
Zon niet konnen worden bcfchcenen , en dikmaal met
Water begooten. Als ze dan Wortelen hebben beko-
men, verplant men ze op een luchtige plaats.
KRACHTEN.
Durantn Tk JT Oederkruyd , of Matricaria , is heet in den
UI Vil nt' J\/l derden > en droog in den tweeden Graad ;
-L ▼ -*-daarbeneevens openende , zuy verende , en af-
vagende van aart.
Trag. I. 1. Met de Bloemen in Wijn, en wat Mufcaat, of alleen
CR°il l 8ez°den > en ^aar van een Roemertje ’s morgens ge-
dT üat. ? dronken, verwekt de Maandftonden-, verwarmd en ver-
ftirp. c. óp. zacht de Bloeder ; neemt wech de opfiijging der zelve :
dood de Wormen: jaagd uyt de doodc Vrucht, de Na-
geboorte , en ’t Graveel der Nieren.
Diofc.l. 3. De Bladeren en Bloemen gedroogt, gepulverifeert ;
c- >ƒƒ• dan met Wijn en Zuyker ingenomen, reynigt het Lig-
chaam doen- de Stoelgang van alle zwarte Gal , en Jlijme -
rige vochtigheid.
Tlin.l. 11. De zelve Bladeren en Bloemen gedroogd, of ook
e.30. groen gefloten, en gelegt op de Roos , het Sprenkt-
vuur , of andere hitsige Gezwellen , verteerd de zel-
ve.
Een kleyne leepel vol van het uytgeparfttc Zap dee-
Zer Plant ’s morgens nuchteren met Zuyker ingenomen,
doed ook de Wormen flerven.
CCCXXXIV HOOFDSTUK.
PAERDSBLOEM.
Namen.
Twee bij-
zondere
foorten.
Grond.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Us genoemd in het Neederlandfch :
in het Latijn Melampyrum , of
i^Triticuai vaccinum; in ’t Hoog-
MVduytfch Kuhweitzen , of ook
#^|«Braun fleisch-blumen.
Hier van zijn mij in haren aart be-
kend geworden twee bijzondere foor-
ten ; te weeten :
I. Melampyrum flore purpureo, of purpure
Paerdsblocm. II. Melampyrum flore luteo, of
geele Paerdsbloem. Beyde zijn ze van cevcn de zelve
Eouwing en U 'aarnetming.
Zij beminnen een gemcene, luchtige, zandige, zoo
wel ongemefhe als gemeflte Grond : liever een matig-
warme , en fchaduwachtige, als een hcete, of opene
luchtige plaats; ook niet te veel vochtigheyd. Blij-
ven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Gceven
in den Herffl volkomen Zaad, en vergaan daar mee.
Moeten derhalven ieder Voorjaar , met een wallende
Maan van Maert, weer op nieuws, niet diep, gezayd
zijn. Het uytgevallene Zaad, na dat het een ge-
heel jaar in de aarde geleegen heeft, flaat ook wel
van zelfs op , en hier door konnen ze genoegzaam ver-
meenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
PZerdsbloem , of Melampyrum , is verwarmende ^art.
van aart. Het Zaad, of de Bladeren gedroogd ,
gepulverifeert, en met Wijn , ofin cenige fpijzen in-
genomen , ontfteld het Hoofd ; bedwelmt de Harjfenen ;
verwekt Hoofdpijn, en maakt dronken.
Is derhalven dienfliger voor OJfen, Paerden , Koeyen, Renealm'.
en diergelijke Beeflen, als voor de Menfchen. Want Bijl. Plant.
aan de genoemde Dieren geeft deeze Plant een goed t0^ 8l*
voedzel, en doed haarvet worden.
CCCXXXV HOOFDSTUK.
N I G E L L E.
git teeder cn aardig Gewas voerd dee- Namen,
zen naam in ’t Neederlandfch. Word
in ’t Latijn geheeten Melanthium,
nigella, cn Nardus: in ’t Hoog-
duytfch Sant Catharinen-blumen:
in het Franfch Nielle ; en in het
Italiaanfch Mplantio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden Vecle ver-
tien veranderlijke foorten ; te weeten : anderlijke
I. Melanthium sativum , of titmme Nigellc. foorten*
II. Citrinum, of Nigelle met gecouleurde Bloemen ,
Zaad en Bladeren van Citroen. III. Nigella Ci-
trina FLORE cccRULEo , of Nigelle met een Citroen-
verwig Zaad, en een blauwe fchoone Bloem ; ook met
Citrocn-geel-verwtge Bladeren, de breedfte van al de an-
dere foorten. IV. Melanthium sylvestre , of
wilde Nigelle. V. Corniculatum majus Hispa-
nicum , of groote Spaanfche Nigelle met een gehoorn-
de Zaadknop. VI. Damascenum flore simplici,
of Nigelle van Damafco met een enkele Bloem. VII.
Damascenum flore pleno albo, of Nigelle van
Damafco met een dubbele witte Bloem. VIII. Me- van welke
LANTHiUM Damascenum flore pleno folioso, ofhicrtien-
Nigelle van Damafco met een dubbele b/adcrige Bloem ; ^'r^n
zijnde uytwendig groen; daar na wit, en geheel van aange-
binnen blauw-verwig ; beflaande uyt veele ronde op weezeiu
malkander gepakte Bladertjens, gantfehelijk niet verto-
nende een gedaante van andere Bloemen , maar als
van loof-fchietende Bladeren , breeder als de Bladeren
welke aan de Steden voortkomen ; ook korter en digt
aan malkander gevoegd , doch in verfcheydene voor
fpits toegaande deden, op de wijze der zelve, eyndi-
gende; aardig voor ’t gezicht : welke niet , gelijk an-
dere Bloemen , op de aarde neervallen , maar zoo lang
duren , tot dat haar Zaad in een dikke , vijf-hoekig-
ronde, en boven met vijf tamelijk-lange, ook een wey-
nig gekromde Hoornen vercierd zijnde Knop , in ’t
midden voortkomende , zijne volle zwartheyd heeft
verkreegen. Dan vergaan ze eerfl te zamen met de ge-
heele Plant. IX. Melanthum Damascenum flo-
re pleno PROLiFERO , of Nigelle van Damafco met
een dubbele bladerige Bloem uyt Bloem. X. Melan-
thium Damascenum flore pleno pallido cce-
R u L EO , of Nigelle van Damafco met een dubbele bleeks
blauwe Bloem. Alle zijn ze van de zelve Bouwing en
hl aarneeming.
Zij beminnen van naturen een goede, zandige , luch- Grond,
tige, welgemeflte, en in elk Voorjaar op nieuws ge-
repte grond: een warme, vrije, genoeg ter Zon gelee-
gene plaats: veel, en ook matige Rcegcn. Blijven niet
meer dan eene Zomer in ’t leeven. Geeven in den Aanwin-
Herffi rijp Zaad, en vergaan daar mee. Moeten der- ning
halven in ieder Voorjaar, met een wafTende Maan van
Maert weer op nieuws door haar Zaad aangewonnen ,
en dus eeuwigdurend gemaakt wordeu. Door ’t uytge-
Yillcne. komen ze dikmaal van zelfs genoeg op.
KRACH*
Doi.l. J o.
1.8.
JEgin- 1. 7.
«• 3-
Ditfc. I. J .
c.9j.
Durantts
lib. Herb.
fol.it
Galen ■ l. 7.
Simp.Med.
Seraf, de
Temp.
Simp. cap.
3>8.
Namen.
Grond.
Aanwin-
ning.
Tuchf.hift.
P/.C-44-
Trag.l.x.
c. 80.
Matth.l.z.
*•77-
Durantes
bijl. Plant.
feil 10.
Namen.
Bingelkruyd. Melisse.
760
Drie on-
derlchey-
dene ioor-
Aanwin*
ning.
Berg-Bin-
gelkruyd
geayrde
Bloem.
Aanwin*
ning.
het Franfch Mercuriale : in het Italiaanfch Mer-
CORELLA.
Hier van zijn mij in haren aart drie verfchcydene
foorten bekend geworden ; te weeten:
I. Mercurialïs mas, of Testiculata , dat is,
Bingelkruyd mannetje-, anders , met Idioot jent- of Bal-
letjens-Zaad. II. FccminA, ofsPiCATA, Bingelkruyd
wijfje , of met een Zaad , gevormd op de wijze van
eenayr. III. Mercurialïs sylvestris , of spi-
cata montana, wild Bingelkruyd , of Berg-Bingel-
kruyd met een geayrde Bloem. Niet alle zijn ze van de
zelve Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze alle een goede, gemeene, varfch
omgefmeetene , en welgemedte grond ; immers zoo
zeer een donkere, als een vrije, luchtige, bequaam-ge-
leegene plaats; en veel Reegcn. Blijven niet meer dan
eene Zomer in ’t leeven. Geeven in den Herffl rijp
Zaad , en verderven door een kleyne Rijp , of van
zelfs. Worden zelden in ’t Voorjaar gezayd, vermits ze
van zelfs, daar ze eens gedaan hebben, overvloedig ge-
noeg opflaan.
Het Mercurialïs spicata montana, of Bin-
gelkruyd met een geayrde Bloem, groeyende op Berg-
achtige plaatsen , vergaat niet zoo haad , maar blijft
lange jaren in ’t leeven. Verdraagt derke koude, en
alle ongelecgentheeden der Winter , zonder fchade.
Krijgt in deeze Landen jaarlijks Bloemen , maar noyt ee-
nig rijp Zaad. Kan echter genoegzaam aangewonnen
worden door hare ter zijden uytlopende jonge Scheuten,
welke men met een wadende Maan van Maert oizprtl
van de oude afneemt , en verplant.
KRACHTEN.
Ingelkruyd , of Mercurialïs , is warm en droog Tuchf.ht
in den eerden graad; ook afvagende en vertccren- A/. c. 1;
de van aart.
In Wijn gekookt, en daar van gedronken ; of met Diofc. I
andere Moeskruyden gegeeten; of ’t uytgepardte Zap
met Wijn ingenomen , verwekt een open Ligchaxm •
drijft uyt de /lijmerige en Galachtige vochten : is goed u2
voor de Leever, en voor de Waterzuchtige t reynigd
de Maag; doed gemakkelijk wateren ; verdrijft de kou-
de Pis : verwekt de Maandjlonden ; doed do Nage-
boorte voortkomen , en bevorderd de Vrouwen tot
zwanger-wording, Geneed de Geelzucht, en reynigd
de Borft. 1 ö
Ecvcn ’t zelve verrigt ooit 't Zaai. geftoten, en met
bpaanlchc Wijn of Malvaley gcbruykt.
Het Zap doed ook de Wratten vergaan. Met Azijn Ruell.l. 1
vermengt, en dan gedreeken op het Sprenkfvuur, ofc-H<5- '
andere Zeengheyd, geneed de zelve. Verdrijft ook
de Crauwagie.
Met dit Zap , vermengt met het Zap van Porcellam Camra,
en witte Malve, of Althaea, de handen gewajfchen , zoo c • '3
zou men daar mee zonder eenig letzel gefmolten Lood
mogen aanraken.
Het Kruyd zelfs is zeer noodwendig tot Clyfierien , Lufit. I.
en word met groot voordeel in de zelve gebruykt tee- er>arr. 18
gens de krimping, pijn, en hardigheyd des Buyks ; ook
teegens de Nieren-fteen. /g.
B
7J9 Nigelle. Kctorkeoos.
KRACHTEN.
HEt Zaad van Nigelle, of Melanthium , ’twelk
alleen in deGcneeskond gebruykt word, is ver-
warmende en verdrogende in den derden graad ;
ook fijn van dof, en dun van deden.
Een Drachma daar van gedoten , en met Wijn ingc-
nomen , drijft uyt de Winden, en het water der Blaas:
dood de Wormen , en doed de Maandjlonden voortko-
men. Is goed voor de Engborftige ; wijl het de Borft
en Longe zuyverd; voor die van Spinnen en diergelijke
gedierten zijn gedoken. Vermeerderd de Melk, *n der
Vrouwen Borft en. Is zeer diendig voorde geene, die
door een val of verrekking van binnen gctjuetft zijn : en
nut tot alle gebreeken , waar in vcrdccling , dunma-
king , afvaging , verdrooging , of verwarming van
nooden is. Doch men moet het matig, en niet al te
dikmaal gebruyken ; want anders zou ’t het Ligchaam
befchadigen.
Een weynig van de uytgepardte Oly des Zaads
met Wijn ingenomen, doed de barende Vrouwen ge-
makfelijk, verlojfen. Geneed ook de Gezwellen en de
hardigheyd der Milt.
CCCXXXVI HOOFDSTUK.
KOORNROOS
alleen dus in het Neederlandfch ,
maar ook van veele Gith genoemd,
word in het Latijn geheeten Nigel-
LASTRUM, ofPsEUDO-MELANTHIUM:
9% in ’t Hoogduytfch Raden , en Korn-
rosé : in het Franfch Yvraye , of
OokNiELLE DES Bleds: in het Italiaanfch Nigel-
lastro, Melanthio falso , Gittone, en Ruo-
SOLA.
Zij bemind een goede, gemeene, zandige, zoowel
gemedte als ongemedte grond : een vrije , bequaam
ter Zon geleegcne , doch zoo veel de Wortel aangaat,
liefd een fchaduwachtigc plaats , en matige vochtig-
heyd. Blijft van naturen niet meer dan eene Zomer
in ’t leeven. Geeft in den Herfft rijp Zaad, en gaat
dan van zelfs te niet. Derhalvcn word dit Zaad in ie-
der Voorjaar, met een vvafTende Maan van Maert of
April , wederom , niet diep , de aarde aanbevolen.
Komt ook dikmaal , door ’t neergevallene , van zelfs
genoeg op; en hier door word deeze Plant genoegzaam
vcrmeenigvuldigd.
KRACHTEN.
DE Bladeren van Koornroos , of Nigellaftrum ,
gedroogd , gepulvcrifeert , en gelegt op het
Sprenktyuur , Fiftelen, Wonden, en Schurft heyd,
geneezen de zelve.
Het Zaad , heet en droog tot in ’t laatde van den
tweeden graad, gedoten, en met Wijn gedronken , is
goed voor de Geelzucht : dood de Wormen ; verwekt
der Vrouwen Maandjlonden; doed gemakkelijk wate-
ren: opend ook, en neemt wech alle Gezwellen, en de
verdoptheyd der zelve.
CCCXXXVII HOOFDSTUK.
BINGELKRUYD.
SP het Neederlandfch dus genoemd, word
in het Latijn geheeten Mercurialïs ,
na de eerde vinder Mercurius: in het
Hoogduytfch Bingelkraut , Kuh-
wurtz , cn Mercurius-kraut j in
cccxxxvnr hoofdstuk.
melisse.
wel bekende, en wecgens hare Namen.
j||| ■©ïllilP’ deugden zeer veel gebruykt worden-
dc Plant* word in ’t Neederlandfch
n| niet alleen dus , maar ook Confi-
lie genoemd. In het Latijn Me-
■ — lissa, Mflissophyllum , Apia-
strum, enCiTRAGo, om dat de Bladeren , gewreeven
Ebb 5 wor-
y6 1 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , j6z
wordende, een aangename Citroen-geur van zich gee-
ven: in het Hoogduytfch , Franfch en Itahaanfch Me-
lisse; maar in de laatfl-gemelde taal ook Cedronel-
la en Aranciata.
Agt bij- Hier van zijn mij in haren aart bekender bijzondere
aondere, bezienswaardige foorten ; teweeten:
zjens. I. Melissa vulgaris , of gemeene Mcltjje. II.
waardige Maculosa vulgaris , fve folio variegato , of
foorten. gemeene Melijfe met fchoone geel- en groen-bonte Bla-
deren. III. Melissophyllum verum Fuchsii ,
of opregte Conjilie , van Leonardus Fuchsius be-
fchreeven. IV. Melissophyllum Turcicum flo-
re albo , of Turkfche Melijfe met een witte Bloem.
V. Flore purpureo , of met een purpure Bloem.
VI. Flore cccruleo , of met een blauwe Bloem.
VIL Melissa molucana odorata , anders Mo-
LUCA L/EVIS, of AFoluckifche Melijfe ; of Moluckemet
flegte Bladeren , van geen onaangename reuk. VIII.
Melissa Molucana spinosa , of Melijfe uyt de
Moluckjfche Ey landen met Doornen. Niet alle zijn ze van
de zelve Bouwing cn Waarnceming.
Grond. Zij beminnen echter al te zameti een goede, zan-
dige, gemeene grond, met twee-jarige Paerdemifl , en
het Mol van verrotte Boombladeren genoegzaam door-
mengt.
Gemeene De Melissa vulgaris, of gemeene Conjilie : fo-
Confilic. LIO Maculoso, of met bonte Bladeren , en Melis-
SOPHYLLUM VERUM Fuchsii, of opregte Adelijfe van
Bladeren'6 ^ ‘ FHCkfiHS* z'jn van naturen lang-lccvcnde. Beminnen
zoo wel een fchaduwachtige, als een opene, vrije plaats,
Opregte en veel Water. Verdragen alle ongel eegentheeden des
Meliflc. tijds. Geevcn gemcenclijk ieder jaar volkomen rijp
Zaad-, ’t welk met een waffende Maan van Maert of
Hpril de aarde, niet diep, weer aanbevoolen , en dik-
maal met Water begoten moet worden ; zoo komt het,
na een geheel jaar tijds, eerfl te voorfchijn. Hierdoor
Aanwin- worden ze aangewonnen en vcrmeenigvuldigd. Maar dan
nIng- ook noch door hare aangcgrocyde Wortelen , op de ge-
melde tijd van de oude afgenomen en verplant.
Turkfche Het Melissophyllum Turcicum , of Turk?
Melifle. Jcbe Afelijfc , zoo met een witte , purpure , als blauwe
Bloem-, Melissa Molucana L^evis, of MoluckJ-
fche^Co'n- fi^e Conjilie ponder Doornen-, cn Moluca spinosa,
filie met , Moluckjfche Melijfe met Doornen , blijven niet meer
en zonder Jan cene Zomer in ’t leeven. Beminnen een zeer war-
Doornen. me ^ ]uchtige , en wel ter Zon geleegene plaats. De
beyde Moluckjfche Melijfen willen ook , weegens ha-
re teederheyd, geerne in Potten gefield, en voor alle
koude Noorde-winden gewagt zijn. Konnen matige
vochtigheyd verdragen. Gecven dikmaal bij goede ja-
ren in deeze Geweften volkomen rij p Zaad , en vergaan
Waarnee- van zelfs, of door een kleyne Rijp. Moeten dcrhalven
m>ng- ieder Zoor jaar, met een wallende Maan van April, op
nieuws weer in Potten gezayd ; voor koude nagten ,
niet minder voor veel Water, wijl het Zaad daar door
lichtelijk en haaft verrot, wel gedekt en bewaard, ook
een wijl tijds in warme Paerdcmifl gefield zijn. Hier
Aanwin- door konnen deeze fchoone , bezienswaardige Planten ,
n'nü- alleenlijk vernieuwd en vermecnigvuldigd worden.
Molucki- De Melissa Molucana lalvis odorata , of
fche rie- Moluckjfche riekende Melijfe met flegte Bladeren, krijgt
kende Mc- Uyt een vjn„er dikke, niet zeer lange, houtachtige,
grijs-witte , met veele tecdcre Vcezelingen omvangene
Wortel gemeenelijk maar alleen een cenige Steel , ver-
deeld in twee of drie Zijde-takjens , opfehietende ter
hoogte van twee of ook drie voeten ; rond , zoo dik
als een Schrijfpen , wat min of meer ; van binnen
hol ; van buyten bekleed met een aangename groen-
heyd.
Gedaante Aan de zelve komen Bladeren voort , zoo wel neer-
der Blade- waarts hangende , als opwaarts gekeerd flaande ; altijd
twee en twee regt teegens malkander over ; een duym
breed of wat meer boven den anderen gefield. Zijn
rond van aart , doch aan de Steelen plat ; ingefneeden
met verfcheydene , meell rond-toegaande , onordent-
lijke Kerven. De onderftc en grootfle hebben de leng-
te van twee vinger-lecdcn ; de breedte van ruym de
helft der lengte : doch de opperfle zijn veel kleyncr :
boven vcrcierd met een aangenaam groen, en vijf groo-
te, donker-groene-4(&re« in ’t midden, waar uyt vee-
lc kleyne voortvloeyen ; doch onder bleeker , cn de
Zderen zeer aardig geheel wit. Tecdcr en dun zijn ze
van fubflantic j van een aangename reuk ; een wey-
nig bitter van fmaak , en rullen op Steelt jent , een
vingerlid lang.
Tufichen de zelve ziet men in ’t rond van de regt Bloem-
opfehietende Steel vijf, zes , zeeven of agt Huysjens , Buysjcns.
onder omvangeri met cenige kleyne , bleck-groene
Doorntjens. Onder zijn ze eng en fpits, maar voor zeer
breed open, gevende de gedaante van een Zee-ton-, hard
en flecvig van aart ; aan de randen met eenige kleyne
Doorntjens vcrcierd ; van buyten bleek , van binnen
donker-groen-verwig ; en met ontelbare kleyne, witte,
bezienswaardige Zdertjens doorlopen.
In ’t midden der zelve ziet men fchoone, groote, lijf- Bloemen,
verwige Bloemen-, inwendig voorzien met eenige geel-
cn rood- verwige Nopjens , en vertonende de gedaante van
dove Neetelen. Drie of vier dagen lang liaan ze open.
Als ze afgevallen zijn, laten ze in elk Hnysje een Knop-
je na , voor breed en rond , onder fpits toegaande :
eerfl groen , daar na bleek wordende : dan zich fchey-
dende kruys-wijze in vier drie-hoekige dcclen , inwen- Zaad.
dig gevuld met een kleyn , langwerpig, bleek-blaauw,
blinkend Zaad. Hier meè vergaat deeze Plant.
De Moluca spinosa, of Adoluchjfcbe Conjilie met Molucki-
Doornen, groeyd op de wijze der voorgaande, en is de
Zelve niet zeer ongelijk ; doch de Bladeren zijn niet Doornen,
zoo rond , maar wat langer ; dieper ingefneeden , cn
veel donkerder groen. Hebben ook bruyner Steelen-,
en de Bloem-huysjens zijn voorzien met veele groote
en zeer fcharpe Doornen ; waarom ook deeze foort de
naam van Spinofa, of gedoomde, heeft bekomen.
Beyde wafienze van naturen in Syrien , Perz,ien, en’1 Zaai*
de Moluckjfche Ey landen, geleegen in Oejl-Jndtcn, van I^i-agt6
waar het Zaad eerfl in Europa is gebragt.
KRACHTEN.
MEUJfe is verwarmende en verdrogende in den A-uicen.
tweeden graad. Ub.de Med.
In Wijn gediflillcert , cn daar van gedron- ^erapiolib.
ken, verquikt en verflerkt het Hert, het Hoofd, cn simp. Tem.
de Geheugenis : verbeeterd een koude Maag: bevorderd c- *?•
de verteering der fpijzen ; flrijd teegens ’t vergif , en l'*'
de beeten der dolle Honden : verwekt de Maandflonden ; furantet
is goed voor de Kort-ademige ; voor de opflijging der Ub.Herb.
Moeder, cn de Peft. Verdrijft de Hert-klopping-, zet-M
aan de lufl tot ’t echte werk.’, neemt wech de Hikj en
doed het braken ophouden.
Het uytgeparflte Zap in Wonden gedaan , of andc- Rafs lib.
re Ouetz-uuren , gcneefl de zelve. Defgclijks de fee- s'JnP- cat-
ken der Byen. 1 ‘
Dit Kruyd bij de Bykprven gelcgt , of de zelve daar Aanmer-
meê beflreeken , doed de Byen, wijl haar ’t zelve zeer kingop de
aangenaam is, niet alleen bij hare Korven blijven; maar Byen-
ook worden de vreemde daar toe gelokt. In tcegcndcel,
deeze Korven met Mater beflreeken , doed al de Byen
hare woonplaats verlaten.
Beyde de foorten der Moluckjfche Melijfe zijn ver- Deugden
warmende, openende, en dunmakende van aart. Weer-dcr
liaan ’t vergif. Openen de verjlopthejd der inwendi-
ge deden ; verheugen ’t Hert , en verflcrkcn de Harf-
fenen.
,De Bladeren gefloten , cn op uytwendige Gezwel- Motucki-
len gelegt, vertecren de zelve. Het daar uytgeparflte Lhc Me-
Zap word met groote baat en voorfpoed gcbruykt in
veelcrlcy Hoofd-wonden.
CCCXXXIX
Twee on-
derfchey-
dene foor-
Grond. i
plaats.
Hoe waar
tc neemen
in de Win-
Langlee-
ventheyd
in deeze
Gcweften.
Opregte
tamme
Mcchoa-
Wortel.
Steden.
7<?3 M E C H O A C A N. BêE
CCCXXXIX HOOFDSTUK.
MECHOACAN.
Oo in het Nccdcrlandfch , en in het
Latijn Mechoacanna genoemd , na
de Americaanfche Provintie Mechoa-
can , daar ze van naturen voortkomt ,
en uyt dit Wcrelds-deel eerft in onze
Landen is gebragt. Van de Italianen
word ze geheeten Reubarbaro Indiano. In ’t
jaar 1651. is deeze Plant bij mij van Zaad geluk-
kig opgekomen , en door vlijtige zorge voorfpoedig
aangegroeyd.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
ondcrfcheydcne foorten , als :
I. Mechoacanna vera sativa, of opregte tam-
me Mechoacan , dus genoemd , om dat anderhalve
Drachma van de Wortel met Wijn ingenomen alle
quade vochten uyt ’s menfehen Ligchaam door de Dar-
men genoegzaam uytdnjft. II. Mechoacanna syl-
vestris , of wilde Mechoacan ; zoo geheeten , om
dat hare Wortel niet zoo krachtig purgeert, alleenlijk
het Water' uyt de Blaas jaagt , en de zelve afdroo-
gende verfterkt, als men’er anderhalve Drachma van
gebruykt.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede , gemec-
ne, zandige aarde, met een weynig twee-jarige kleyn-
gewreevenc Paerdemift; ’t Mol der van binnen ver-
dorvene Boomcn , of in plaats van ’t zelve ’t Mol der
verrotte Boombladeren , en een-jarige Hoenderdrek
genoegzaam doormengt: een warme, vrije, wel ter
Zon geleegene plaats, bevrijd voor alle koude Oojle en
Noorde-winden ; en matige vochtigheyd.
Zijn teeder van Natuur. Konncn geen fterke Win-
den, koele Herfjl-rccgenen , Rijp , of de Vbrft deezer
Landen verdragen. Moeten derhalvcn, droog zijnde,
in ’t laatfte van September binnens huys gebragt wor-
den , op een warme plaats , waar in door de geheele
Winter word gevuurd ; wel gewagt voor een doordrin-
gende Vbrjl : gedurende deeze tijd alleen van boven
befprengt met flegts een weynig lauw Reegenwater;
en niet weer buyten gezet voor in ’t begin van April,
met een zoete Reegen , en aangename Lucht : dan
noch voorzichtig gedekt en wel gewagt voor koele Ree-
genen en koude nagten.
Dus waargenomen , blijvenzein deeze onze koude
Gcweften vcele jaren in ’t lcevcn. Verliezen teegens de
Winter al haar Loof, gelijk de 'Brionte ; doch brengen
ieder voorjaar in May , ceven gelijk de gemeldde, uyt
hare dikke Wortel (welke de verrotting zeer onderwor-
pen is ) weer nieuwe Scheuten voort.
De Wortel van Mechoacanna vera sativa , of
opregte tamme Mechoacan , is groot, dik, en lang;
onder alleen eenige weynige dradige of vee belacht ige
Wortelt jens hebbende , op de wijze van Brionie. Is
bleek-wit van verwe, en heeft inwendig een wit Zap.
Uyt de zelve komen voort veele ronde Steden-, zich
lichtelijk windende om een ftok , en aan deeze Steelen
fchoone Bladeren , nu aan de eene , dan aan de andere
zijde, boven malkander ; zeer gelijk zijnde die van het
Convolvulus Indicus , of Indiaanfche Winde , hebben-
de de gedaante van ten Hert. Zijn vier duy men breedte,
wat min of meer, lang; ontrent drie breed : uyt den
blauwen donker-groen boven, maar onder bleeker; tee-
der van aart ; achter alderbreedft ; en aldaar aan beyde
de zijden des Steels met twee rond-toegaande punten
toelopende , doch voor in een fpits cyndigende : in
het midden voorzien met een regt-doorlopende groo-
te Ader, waar uyt veele kleyne, ter zijden uytgaan-
de, ontftaan.
Tuflchen de zelve fchieten At Bloemen op, gefteld
op korte Steelt jens. Deeze zijn purpur-verwig; in ge-
RWOKTÏl. G E Ë R S. 7Ó4
daante , grootte en ftelling die van de genoemde ƒ«-*
diaanfche Winde niet ongclijk. Als ze haaftig vergaan
zijn, laten ze een kluchtige Vrucht na, hebbende de
geftalte van een kleyne Concommer ; een hand lang;
drie duymen, wat meer of min, in ’t ronde dik; voor
cyndigende in een fpitsze rondigheyd , en aldaar, ge-
lijk onder, dunner ; van buyten met een geelachtige
witte ruygheyd bekleed; en van binnen gevuld met
een plat , dun en bleek-wit Zaad ; waar aan zich vaft
houd een aardige Zilvcr-vcrwige wolligheyd , gelijk als
men ziet in de Vrucht van Apocynum.
De Mechoacanna sylvestris, of wilde Mechoa-
can, geeft uyt een ook fterke Wortel , doch niet zoo
dik , in teegendcel in veel meer Talken en Veekelen ver-
deeld, hare blcek-roode Steelt jens-, niet rond en flegt,
gelijk de andere, maar als uyt veele Lcedekens aan mal-
kander gezet : en winden zich ook om ’t geen bij
haar geftoken word. Aan de zelve groeyen de Blade-
ren , in gedaante en op de wijze van Apocynum ; ook
twee en twee regt teegens over malkander gefteld ; veel
ronder als van de voorgedachte; gemeenelijk twee duy-
men breed , en wel zoo lang.
TufTchen deeze worden voortgebragt groote witte
Bloemen , de voorgemeldde niet ongelijk. Afgevallen
zijnde , ziet men een ovaals-wijze ronde Vrucht , veel
kleyncr als die van de andere foort ; vier duymen , wat
min of meer, lang, ruym twee duymen dik; voor wat
ftomp-fpits ; donker-groen van verwe ; een weynig als
geftippeld , en van binnen gevuld met een geel Zaad ,
waar aan veele witte Draadjcns hangen.
Kluchtige
Vrucht.
Wilde Me*
choacan.
Bloemen*
Vrucht*
KRACHTEN.
D
E Wortel van Mechoacan is verwarmende en
verdrogende tot in den derden graad; daarbe-
neevens een weynig te zamentrekkende van
Twee Drachmen van de zelve gedroogd en gepulve-
rifcert voor een oud perfoon , doch voor een jongeling
maareen, vooreen kind een halve Drachma, met Wijn
ingegeeven : of ook de gemeldde Wortel in Wijn ge-
weykt , en daar van een Roemertje ’s morgens nuchte-
ren gedronken , jaagt door Stoelgang uyt alle quaadaar-
dige , taye , dikke , waterige en galachtige Vochten.
Neemt wech de verjlopping der Leever , Milt, en an-
derer deelen des Ligchaams. Verbeeterd de gebreeken
van de Alaag. Is goed teegens de Winden ; voor de
Mater- en Geelzucht ; Hoofdpijn; Nierenfmerten; val-
lende Ziekt; ’t Colijkj de gebreeken der Moeder , ver-
oorzaakt door koude. Verfterkt de Harjfenen, de Zcc-
nuwen, en alle andere inwendige deelen. Doed ophou-
den en vertecren de koude Zinkingen. Is dienftig voor
een verouderde Hoejl ; voor de gebreeken der Borjl ,
Koortsen , en de Spaanfche Pokken.
Rech. I. f.
rer. Med.
Nov. hifpt
‘■3 8-
Dod. 1. 1 3.'
e. 8.
Durantes
hifi. Riant,
fol. 178.
AI onar d.
hifi. Simp.
Nov. hifp.
C.fl.
CCCXL HOOFDSTUK.
BEERWORTEL.
P het Neederlandfch dus genoemd , Namen,
word in het Latijn geheeten Meum,
of ook Fccniculum porcinum :
in het Hoogduytfch B^ehr- of Beer-
wurtz: in ’t Italiaanfch Meo, Im-
pfratrice, en Finochiella.
Hier van zijn mij in haren aart bekend ^«verander- Twee ver-
lijke foorten ; namentlijk: foorten^*
I. Meum athamantiCum , of Beerwortef wel-
ke van naturen groeyd ontrent den Berg At harnas, ge-
leegen in Thejfalien; na wienze deeze naam heeft ont-
fangen. II. Meum spurium , of bafierd Beer -
wortel. Beyde zijn ze van de zelve Bouwing en Waar-
ncemtng.
Zij
7<$5 Beschryving der. Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , y66
Grond. Zij beminnen meer een zandige als een andere, doch
met twee-jarige Paerdemift wel voorziene grond : een
vrije, bequaam ter Zon geleegene plaats, en veel Wa-
ter. Blijven lange jaren in ’t leeven. Verdragen fter-
ke koude , en alle andere ongelcegenthceden der Winter.
Geeven ook gemeenelijk bij goede Zomers volkomen
Zaad. rijp Zaad. ’t Welk met een wadende Maan van Oüo-
ber in een Pot, of van de Maert (om dat het langzaam
opkomt) in de aarde word gezayd, ruym twee ftroo-
Aanwin- brccdtc diep. Hier door konnenze aangewonnen en
®in°’ vermeenigvuldigd worden. Maar dan ook noch door
hare aangewaflene jonge Wortelen ; welke men met de
gemcldde Maan in Maert of April wan de oude afneemt,
cn vcrplantt.
KRACHTEN.
Galen- 1. 7. \E Wortelen deezer Plant, welke alleenlijk in de
Simp.Me d. I j Genceskon ft worden gebruykt, zijn droog in
jac. den tweeden , en warm in den derden graad; ook
dun van dcelen, en fijn van ftof.
DoJ. 1. 10. Deeze Wortelen in Wijn gezoden, cn daar van een
TUn. 1. 10. Roemertje ’s morgens nuchteren gedronken , openen de
c. 13. verjloptheyd der inwendige dcelen ; zuy veren de Blaas,
Mat tb. l.i. en Nieren van ’t Graveel: doen gemakkelijk wateren :
c' verdrijven d c koude Pis, At Winden, de pijn of krim-
ping des 'Buyks , ook allcrley Leeden-fmerten , en de
Jigt, of Flereftjn. Verfterkcn de Maag. Doen der
Vrouwen Maandjlonden voortkomen; en gencezen de
beet en of Jleeken der gifiige Dieren.
Diofc. 1. 1. De Wortelen gedroogt, gepulverifeert ; met Zuyker,
c'3’ of Honig vermengt, en daar van zomtijds een wcynig
genomen , is goed voor d t Hoeft , reynigd de Borjl, en
doed de daar op vallende Zinkingen verteeren.
Opgekomen zijnde, mag men deeze jonge Planten Hoe te
niet verzetten ; ook niet meer dan een , of ten hooften handelen
twee, na geleegenthcyd harer grootte, in cene Pot la- °ntrc”t dc
ten blijven. Zij 'beminnen groote hitte, en een wel ter <^-cc lns'
Zon geleegene plaats , befchut voor alle koude zoo Oojle-
als Noorde-winden ; en matige vochtighcyd. Geeven
volkomene Bloemen , maar noyt eenig vaft-blijvend
Zaad. Konnen de W inter-kpude gantfehelijk niet uyt-
ftaan , maar vergaan van zelfs binnens huys, ’t zij dat
men ze wel gewagt heeft of niet. Moeten derhalven Aanwia-
t’elkens weer aangewonnen worden door Zaad, uythee- nin^’
te Landen overgezonden.
KRACHTEN.
GEers , Heers, Hirs, Gierft, of Mi Hum , is ver- Galen. Uil
koelende in den eerften , verdrogende in den simp. 7.
tweeden graad, ook fijn van ftof.
In Melk gekookt tot een Brij , cn daar van gegee- Averrots
ten , is aangenaam voor de Maag , doch geeft aan het lib • simp.
Ligchaam wcynig voedzel. Een Pap van Geers-meel cJ^k t -
gemaakt, verjlopt het Ligchaam, en doed wateren. c. 119.
Geers heer gemaakt, in een zakje gedaan, en op den Lufit. l.r.
Buyk gelegt , doed de Buykfrimping ophouden; ook e,larr-9l-
de pijn der Leeden en Zcenuwen vergaan. Op ’t Hoofd
gedaan verflcrkt en verdroogt de Harffenen.
Rhabarbar , Mechoacan , Citroenen , Limoenen , Mattb.l.i.
Oranje-appelen , zelfs ook Vleefch , in Geers gelegt , «-9°.
bewaart de zelve een tijd lang voor verderving, ver-
mits’er noyt Wormen in groeyen.
Meel van Geers vermengt met Tarwenmeel , dan DoJ- l- '6.
gelegt op de beeten of Jleeken der Adderen en Slan- c' 2^‘
gen , genceft de zelve.
CCCXLI HOOFDSTUK.
GEERS.
Drie ver-
fcheydene
foorten.
Witte, cn
geele
Gambai-
fcheGeers.
Iet alleen in ’t Neederlandfch dus , maar
ook van veele Heers , Hirs , ge-
meenelijker Gierst genoemt. In ’t
Latijn Milium, Quasi Millium ,
om dat ze door hare Vruchtbaarheyd
duyzend koomen in plaats van een of
honderd voortbrengt. In ’t Hoogduytfch Hirse, Hir-
sen, ofHiRST: in ’t Franfch Millet, ofMiL: in
’t Italiaanfch Miglio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend drie verfchey-
dene foorten; namentlijk.
I. Milium seminf albo, of witte Geers. II. Se-
mine flavo, o f geele Geers. III. Milium Gambai-
cum SEMiNE NIGRO , of Gambaifche Geers met een
fchoon zwartblinkend Zaad. In hare Bouwing en M ’aar-
neeming verfchillen ze maar weynig.
De twee eerft-genoemde foorten beminnen een goe-
de , gemeene , zandige aarde , matig met twee-jarige
Paerde- cn Koeyemift voorzien ; een luchtige genoeg
ter Zon geleegene plaats , en veel Water. Blijven niet
langer dan eene Zomer in ’t leeven. Geeven teegens de
Winter rijp Zaad, en vergaan dan van zelfs. Moeten
derhalven ieder Voorjaar , met een walfendc Maan van
uipril , weer op nieuws , niet diep , gezayd zijn. Al-
leen hier door konnen ze vermeenigvuldigd wor-
den.
Het Milium Gambaicum, of Gambaifche Geers,
is veel teederder van aart ; doch grooter en fterker van
Bladeren. Blijft in deeze Landen niet meer dan eeneZo-
mer over. Word met een wafTende Maan van April
of May niet boven een ftroobreed diep gezayd in een
Pot, gevuld met goede luchtige aarde, vermengt met
een weynig twee-jarige Paerdemift, ’t Mol der verrotte
Boomen, een-jarige Hoenderdrek.
CCCXLII HOOFDSTUK.
DUYZENDBLAD.
■ Y de Neederlanders niet alleen met Namen.'
deezen naam , maar ook met dien van
Gerwe bekend , word in het Latijn
geheeten Millefolium , of ook
Achillea : in ’t Hoogduytfch Gar-
BEN , ScHAFGRASZ , en TaUSENT-
blat : in ’t Franfch Millefueille : in ’t Italiaanfch
Millefoglio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend eenige veran- Verfchey-
derlijke foorten , namentlijk : dene ver-
I. Millefolium majus album, of groote witte f^tr^ke
Gerwe (anders Duyz^endblad). II. Majus purpu-
reum , of groot purpur Duyz.endblad. III. Majus
flore purpureo HOLOSERico, of groote Gerwe met
een purpur-fluweele Bloem. IV. Minus odoratum,
of kjtyn Duy^endblad met welriekende Bloemen. V. Mi-
nus flore luteo , of kfcyne Gerwe met een geele
Bloem. VI. Millefolium aquaticum, of water-
Duyz,endblad. VII. Aquaticum fcentculaceum,
of water-Gerwe met teedere Bladeren als Venkel. VIII.
Palustre minus, of kleyne water-Gerwe. IX. Mil-
lefolium aqjiaticum cornutum , of Duyzend-
blad , groeyende in waterachtige plaat zen, met een ge-
hoornd Zaad. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing
cn Waarneeming.
Degeene, welke op drooge plaat zen groeyen, be- Grond,
minnen alle een goede, gemeene, zandige, liever ge-
meftte als ongemeftte grond : een opene welgeleegene
plaats; veel reegen, en ook matige vochtighcyd. Blij-
ven eenige jaren in ’t leeven. Verdragen fterke Vorfl ,
en meer andere ongelcegentheeden des tijds. Geeven Zaad.
ook dikmaal volkomen Zaad bij goede Zomers , het
welke men met een wafTende Maan van Maert de aarde
weer kan aanbeveelen. Deezer wijs konnenze aange- Aanwin-
wormen worden i maar dan ook noch door hare voort- nins-
lopende
7 <*7
R uyters-kru yd. D
R. I E B L A B.
loopende jonge Scheutjens , gemeenlijk van zelfs worte-
lende; welke men met een wallende Maan m April van
d 'oude afneemd, en verplantte
Water- Het Millefolium AQUATICUM * of Mater*
Duyzend- Duizendblad , wil zeer qualijk in eenige Hoven groei-
hóe waar ïen • tcn z'ï ‘n vochtige, fehaduwachtige plaatzen,
tc nemen. om ^en andcren, of ook ieder dag, met water begoo-
ten wordende. Duurd dan wel eenige jaren. Brengd
ook Bloemen voort, maar nooit volkomen Zaad. Moet
derhalven alleenlijk aangewonnen worden door hare
voortkruypende en van zelfs wortelstmendcScheutjens :
welke , als men ze niet genoeg in agt neemd , haafl
weer vergaan. Zie hier bij na ’t Hoofdftuk van Duy-
ZENDBLAD MET BLADEREN VAN DUIZEND-
BLAD»
76$
KRACHTEN.
Galen.
Med.Simf
TA?7'
imf. I Iden
* * t'i'
Uyzendblad , of Millefolium , is verkoelende in
den eerflcn graad ; ook een weynig afvagendeen
t’zamentrekkende van aart.
Dorften. 1° Wijn gediftill eert , en daar van ’s morgens nugte-
lib. Pl.fol. ren eenige dagen achter malkander gedronken , of het
W- uytgcparftte Zap met Wijn ingenomen ; of ook ’t Poe-
der der gedroogde Bladeren met ’t zelve nat gebruykt,
dood de Wormen ; flopt de witte Voeden der Vrou-
wen ; verdrijft de koude Pu, en is goed voor de geene
welke bloed fpouwen. In roode Wijn gekookt , flild
de Bloed en Buykjoop.
JEfm. 1. 7. De Bladeren en Bloemen gcflooten , dan op varjfche
‘iuirantes Wonden gclcgt , doen het bloeden der zelve ophouden ,
htft. Pl. cn gencefenze. De zelve Bladeren gekneufd , en in de
fol. 193. Neusgaten geftooken , flempt het bloeden uyt de zelve.
CCCXLIII HOOFDSTUK.
RUYTERSKRUYD.
Ok wel in ’t Necderlandfch genoemd
Krabbenklauw , word in ’t La-
tijn geheeten Militaris Aquati-
ca , Aloë palustris , sedum
AQuATicuM, en Militaris ai-
soides.
Grocyd van naturen in flaande Wateren , of loopen-
de Riviertjens. Noyt ziet men haar in eenige andere
foort van grond voortkoomen. Konnen derhalven op
geenerley wijze in Thuyn of Bloemhoven , levendig ge-
houden worden , wat voor moeyte en vlijt men ook
daar toe moet aanwenden , gelijk d’ervarentheyd mij
dikmaal heeft getoond.
Doch als men een Gr agt, of Sloot graaft , met Wa-
ter vóórziet , en dan dit Ruyters-kruyd met een wallen-
de Maan van Mey daar in plant , zoo beklijft het niet
alleen , maar geeft ook Bloemen. De Bladeren verdor-
ren in de Winter. Schieten echter ieder Voorjaar , in
&et Maymaand, uyt d’ oudeMortel op nieuws weer voort.
Hier door werdenze vermetnigvuldigd ; gelijk ook door
haar Zaad , in ’t water neerzakkende , aangewonnen ,
zonder eenige menfehelijke hulp.
KRACHTEN.
DoJ. /. io. "| ) ZJyterskruyd , of Militaris Aquatica , is droog en
e^9- i jCkoud van aart.
Wijn gefooden , en daar van gedronken,
Pl. 1. 24. geneefl alle inwendige quetfueren , de /welling der Nie-
e. 18. ren , en doed het Bloedfpouwen ophouden.
De Bladeren geflooten , en op varfche Wonden ge-
Iegt, bewaren de felve voor alle heeteSweeringen. Met
edik vermengd , geneefen ’t Sprenkt vuur , Gewonden,
en de Roos.
Kan in
geen Ho-
ven leven-
dig gchou
den wor-
den ;
in Slootcn
of Grag-
CCCXLIV HOOFDSTUK.
DRIEBLAD.
Enoeg bij elk bekend; word in’tAfox Naméd.
derlandfch niet alleen dus , maar ook
gemeenlijk Klaver genoemd. In ’t
Latijn Trifolium : in ’t Hoogduytfch
Klee en W iesenklee :in’t
Franfch Treffle, cn in ’t Ita-
liaanfch Trifoglio.
Hier van zijn mij in haren aart zeer vécle beziens-
waardige foörten bekend geworden ; te weten :
I. Trifolium Bituminosum j ot Swaar-ric-Vecte be-
kend Drieblad-. II. AMERICANUM SP1CATUM FLO- ziens*.
RE PURPURASCENTE, of geayrd Amcricaanfch Drie- ^randcN-
blad met een Purpurachtige Bloem. III. Cornicula- lijke foor-
TUM Majus, et, IV. Minus; of groot, enkleyntcai
Drieblad, met een gehoornd Zaad. V. Stellatum
HIRSUTUM SUBTERRANEUM LUSITANICUM , of
Ruyggebladerd Portugalfch Drieblad, met een ronde als
vol Starren gevormde Zaadknop , op de aarde leggende.
VI. ArboresceNS LUSitanicum, of Bootnachtig
Portugalfch Drieblad. VII. Acetosum flore li-
teo , of Zuure Drieblad met een gcele Bloem. VIII.
Acetosum flore magno coeruleo, of Zuure
Drieblad met een groote blauwe Bloem. IX. Aceto-
sum flore albo magno , of Zuur Drieblad met
een groote witte Bloem. X. Stellatum hirsutum
Humifusum , of Ruyg geflarnd Drieblad , op d' aarde
kruypende. XI. CanadeNSe flore puRPUreo
SPicato, of Drieblad van Canada met een purpure
geayrde Bloem. XII. Fragiferum PERENNE , of
langduerend Drieblad , met een Vrugt als een Aerdbefe.
XIII. Fragiferum hirsutum, of Drieblad met Yan Ve,Icé
ruygc Bladeren , en een Aerdbefe gelijkende Vrugt. v-er-
XIV. Fragiferum cornutum, of met eengehoorn- worden"8
de Vrugt als een Aerdbcjic. XV. Fragiferum vesti- opgetcld.
vum ra RUM , of een raar, aardig Aerdbefien dragend
Drieblad , in de Somer bloeijende en rijp Zaad gevende.
XVI. Fra giferum VEST 1 VUM minimum, o f alder-
kjeynjl Aerdbefien dragend Somcr-drieblad. XVII.
jEstivum capitulo turbinato, of Somer-Drie*
blad met een fcharpe k»op. XVIII. FaLCATUm , of
Drieblad met een Zaad-peul gelijk_ een Zikfel. XIX.
CaPITE HIRSUTO ANNUUM LUSITANICUM, of
eenjarig Portugalfch Drieblad met een ruyge knop. XX.
Capite echinato lusitanicum, of Portugalfch
Drieblad met een doornige knop. XXI. Vesicarium
IND'CUM , of Indiaanfch Drieblad met B laas jen s.
XXII. SiLIQUOSUM, of Drieblad met Peultjens »
XXIII. Siliquosum lusitanicum, of Portugalfch
Drieblad met Peultjens. XXIV. Siliquosum afri-
caNum , of Africaanfch Drieblad met Peultjens , van
fommige genoemd Mosambos d’ Angola , met wel-
ken naam het mij ook voor deezen is toegezonden ge-
weeft ; cn dan noch veel meer andere , onnoodig hier
alle verhaald te worden. Niet alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze al t’zamen een zandige, goede, Groncl’
of ook wel een andere gemeene , zoo wel met tweeja-
rige Paardemifl, als met gantfeh geen vettigheyd voor-
ziene grond : een openc , warme , genoeg ter Zon ge-
leegenc plaats, en taamlijk veel Water. Geven gemeen-
lijk , inzonderheyd by heete , drooge Zomers, vol-
komen rijp Zaad, en vergaan tegens den Winter , of
blijven ook lang in ’t leven ; gelijk als het
Trifolium Americanum spicatum, of Drie- Welke'
blad uyt America met een geayrde purpurachtige Bloem:
Curnutum majus et MINUS , groot en kjeynDrie- leven blij-*
blad met een gehoornde Vrugt : Stellatum hirsu- ven.
tum subterraneum lusitanicum, ruyg Portu-
galfch Drieblad , met een op d' aarde leggende Zaadknop ,
Ccc
ge-
760 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 770
gelijk als met Starren voorzien. Acetosum flore
LUTEO , MAGNO CCERULEO , ET MAGNO ALBO ,
z,uure Drieblad, met een gede , groot e blauwe , en groo-
te witte Bloem ; in het Ncederlandfcb ook genoemd
Koek- zuure Klaver, en Koekkoeksbrood; in ’t Latijn
koeks- Oxys, Panis Cuculi, en Alleluja; in ’t Hoog-
brood‘ duytfch Sawr-klee, Buchampffer, en Buchbrot:
in 't Franfch Pain de Cocu : en dan Fragiferum
perenne , of overblijvend Drieblad met een P'rucht
op de wijz,e van een Aardbezie. Welke niet alleen ce-
nige jaren lang in leeven blijven , maar ook , buyten
ftaandc, de koude en alle andere ongeleegenthceden der
Aanwin- # ’interfchc dagen tamelijk wel verdragen konnen. Wor-
ning. den vermeenigvuldigd , beyde door haar Zaad, ’t welk
met een wafTende Maan van April in de aarde eens Pots,
niet boven een ftroobreedte diep, moet gelcgt zijn, en
door hare adngewajfene jongen , welke men op de zelve
tijd van de oude afneemt, en verplant.
Drieblad Het Trifolium Americanum spicatum , of
r/a^met Drieblad uyt America met een geayrde purpurachtige
een geayr- Bloem, krijgt uyt een lange doch niet zeer dikke, taye,
de purpur- blcek-bruyn-vcrwige, en, in de Mond geknauwd wor-
achcige dende, niet onaangenaam van fmaak zijnde Wortel, ver-
°era. fcheydene Steden , in deeze Geweftcn twee, derdehalve,
ja ook drie voeten hoog opfehietende. Deeze zijn ree-
delijk dik, rond, blcek-groen , met veele bruyn-roo-
de ftreepen voorzien, en van binnen gevuld meteen
Bladeren, wit Pit. Aan welke groeyen veele Bladeren, een duym
breed, wat meer of minder, boven malkander; nu uyt
deeene,dan uyt de andere zijde voortkomende, ruftende
op regt-opftaande ruygachtige Steelt jens , en beftaande
uyt driedcelen, waarvan ’tvoorftc het grootftc; ontrent
een vinger lang, en ruym een duym in ’t midden breed
is; de andere twee, regt tecgens over malkander gcfteld,
zijn wat kleyner, doch cyndigen alle drie voor in een
ftomp punt. Zijn aan de randen effen en ftegt; boven
donker-grocn , onder veel bleeker; ook aldaar in ’t aan-
raken een weynig fcharp-ruyg; zoetachtig van fmaak,
en ook te zamentrekkende. In ’t midden zijn ze voor-
zien met een regt-doorlopende groote Ader ; waar
uyt veel andere kleyner, opwaarts gekeerd , ter zijden
uytvloeyen.
Bloemen. Uyt de bovenfte punten ziet men vier, vijf en zes
vingerbreed hoog, Ayrs-wijz.e bij malkander gevoegde
Bloemen groeyen. Deeze zijn purpur-verwig, zonder
eenigc reuk; beftaande uyt een bovenfte opftaande rond-
achtig Blaadje , in ’t midden vcrcierd als met twee aan
malkander zittende Oogjens, en daar onder eenigc wcynige
langwerpige kleyne, aan malkander gevoegd. Hebben
inwendig gelijk als een bleek-wit, uytfteekend Hoornt-
je ; waar uyt eenige korte witte Draadjens, voorzien
met kleyne gccle Knop jens, in ’t ligt worden gebragt.
Zaad. Weynige dagen open geftaan hebbende, vallenze af,
en laten na verfcheydene korte , matig breede , platte,
bruyn-verwige Peultjens, zeer kleevende of vaft hou-
dende van aart ; inwendig gevuld met twee, drie, of
vier onderfcheydene, vaal-bruyne, platachtig en ontrent
rond zijnde Zaad jens.
Welke Al de andere voorheenen genoemde foorten blijven
foorten niet meer dan eene Zomer in ’t leeven. Want ’t zij
maar eene j t j- >t - jatze „een volkomen Zaad hebben
Zomer ,
duren. voortgebragt, zij vergaan dooreen kleyne ongclccgent-
heyd , of verfterven van zelfs. Moeten derhalven ie-
der Zoor j aar, met een waflende Maan van April, weer
op nieuws, niet diep, in Potten worden gezayd. Men
mag ze niet verplanten : ook niet te veel opgekomene
jongen in eene Pot laten. Zouden anders te zeer ver-
achteren; en daar door dies te minder rijpZ^^konnen
vóórtbrengen; ’t welk alleenlijk ’t middel harer vermee-
nigvuldiging is.
Drieblad Het Trifolium siliquosum LusitAnicum , of
uyt Por ui- Drieblad uyt Portugal met Peultjens, opfehietende uyt
fe^r cen recc*cr> en> in de monc* geknauwd > Witter van fmaak
Jens' zijnde Worteltje , een of anderhalve maatvoet hoog ,
krijgt een regte Steel , of ook wel verfcheydene an-
dere, uyt de zelve voortkomende: rond, teeder van
aart, bleek-groen van verwe, blinkende, en met een
kleevende korte bleek-wittc ruyghcyd bekleed : aan
welke in het beneedenfte gedeelte de Bladert jens uyt-
fpruyten, ruftende op teedere dunne Steelt jens. Zijn Gedaante
ongclijk van grootte; boven donker, of zwart-groen der BlaJe-
van verwe , doch onder bleeker, en daar ruygachtig; ren-
niet blinkende , zagt in ’t aanraken , fterkachtig van
reuk, bitter van fmaak; beftaande uyt drie bij mal-
kander gevoegde dcclen , waar van het middelfte het
langfte is , doch alle zeer fmal , voor ftompachtig-fpits
toelopende , en in het midden voorzien met een regt-
doorlopende Ader. De andere, welke in ’t bovenfte
gedeelte groeyen, komen boven malkander voort, nu
uyt de eene, dan uyt de andere zijde der Steelen ; niet
in drieën , maar eeniglijk alleen. Zijn ook doorgaans
langer en breeder als de andere dric-dcelige ; echter zel-
den breeder als een ftroo.
Tuflchen welke aardige en kleyne Bloemt jens te voor- Bloemen,
fchijn komen ; te weeten, tuflchen ieder Blad een ; be-
ftaande uyt vier uytgefpannene Bladert jens als Kleiige lt-
jens ; van welke de twee onderfte de grootftc en rond-
fte zijn ; donker-bmyn-rood van verwe ; inwendig
geteekend met veele kleyne Stip jens ; de twee boven-
fte, tuflchen de twee andere regt-opftaande, veel fmal-
ler : voor ftomp-rond toegaande , en voor ’t meefte
deel gantfeh geel. Hebben inwendig drie kleyne, blin-
kende gccle Knopjens , als Oogjens, van welke ’t mid-
delfte ’t kleynfte is: waar onder zes afhangende, voQr
aan zich een weynig opkrommende Draadjens zitten,
houdende daar een kleyn bruyn-rood Knopje: waar on-
der noch een ander grooter, van verwe groener, ook
voor opftaande, en aldaar als met een plat, breed Knop-
je vercierd , aardig een Elephants-fnuyt verbeeldende ,
in ’t licht gebragt word.
Als deeze Bloemen vier , vijf of zes dagen open Vruchten,
geftaan hebben, vergaan ze in haar zei ven, en worden
gevolgd van Peultjens, twee vingerlceden lang, dun,
rond, ruyg, groen, voor fpits toegaande; van bin-
nen gevuld met veel zeer kleyn , rond Zaad, eerft Zaad.
groen , doch daar na zwart- of ook blauwachtig wor-
dende.
Het Trifolium arborescens Lusitanicum , Boomach-
of boomachtig Drieblad uyt Portugal, blijft eenige ja- ^dD"ec'
ren lang in ’t leeven , doch is teeder van aart. Kan op Portugal,
geenerlcy wijze de Winterkoude deezer Geweftcn ver-
dragen. Moet derhalven, met een waflende Maan van
April in een Pot ’tzij gezayd ’t zij geplant zijnde, voor
veel koude Herfftreegenen worden bewaard ; in ’t begin
van Otlober binnens huys gebragt ; op een luchtige ,
maar geen warme, plaats gezet; gedurende de Win-
ter met weynig lauwgemaakt Reegenwater voorzien ;
voor de Korft wel gewagt , en niet voor in ’t begin van
April , met een aangename Lucht en Reegen , weer
buyten gefteld zijn.
Dit boomachtig Drieblad kan alleenlijk aangewonnen Aanwin-
worden door zijn Zaad ; ’t welk in deeze Landen zei- ning-
den zijne volkomene rijpheyd verkrijgt.
Het Trifolium Africanum siliqj/osum , of Drieblad
Drieblad met Peulen uyt Africa, anders genoemd Mo- Pcu-
sambos d’Angola , is het teederfte van alle; en van AfVicau*1
een aangename aanfehouwing. Bemind groote hitte,
en matige vochtigheyd. Kan noch fterkefT/We»,noch
eenige koude verdragen. Brengt in hare Peultjens geen
rijp Zaad voort, maar verfterft fchielijk in den Hcrfft
door een kleyne ongelecgentheyd , zoo dat deeze foort
hier niet wil overblijven.
Het Trifolium palustre, of w at er -Drieblad , water-
blijft uyt eygener aart zeer lang in ’t leeven, in ftil ftaan- Drieblad,
de Wateren , of vlietende Riviertjens waflende. Ver-
draagt allerley ongelcegentheeden der Winter. Geeft
een verwonderlijk-fchoone Bloem , en ook in zommi- schoone
ge jaren volkomen rijp Zaad ; ’t welk in het Water Bloem.
vallende
Wil in
geen Ho-
ven waf-
fcu.
Durant.
hifi. Plant,
fol. 463.
Diofc. I. 3.
f.U3.
Ruell. I. 3.
'-S9-
Lu fit. I. 4.
tnarr. 1 1 1.
Matth.l.%.
c. 10 6.
Trag. I. i .
c. 173.
D»J. 1. 19.
4. !ƒ.
Diofc. 1. 4.
c. ïai.
Lot el. I. 2.
fol. 40.
Namen.
Grond.
Bloemen.
Zaad.
Aanwin-
ning.
771 Drieblad.Bruyn-rood Vierblad.Aardbezien.Mosch.ofMos. 771
vallende , weer voortkomt , en zich alzoo vermce-
nigvuldigd. Kan ook aangewonnen worden door ha-
re aangegroeyde jonge voortfehietende Wortelen.
In de Hoven gezayd of geplant zijnde , wil het niet
voortwalïen. Doch gefield in een gegravene Water-
kuyl, beklijft het zomtijds wel, doch blijft zelden lan-
ger dan twee jaren in ’t leeven.
KRACHTEN.
HEt zwaar-riekend Drieblad, of Trifolium Bitu-
minofum, is warm en droog tot in den derden
graad.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken; of een
lood der gedroogde Bladeren, Bloemen, of drie drach-
men var. het Zaad gepulverizeert , en met Wijn inge-
nomen , verwekt der Vrouwen Maandftonden-, doed
wel Water lojfen ; de Vrucht , en de Nageboorte voort-
komen. Is goed teegens de Zijdepijn , de Koudepis ;
een beginnende Waterzucht ; de opjlijging der A'Iocder ;
de Kramp ; en voor de geene , die van giftige Dieren
gefloken of gebecten zijn.
Het zuttre Drieblad , of Trifolium Acetofum , is
koud en droogd van aart, ook dun van deelen. In ee-
nig Nat gekookt, of ook rauw gegeeten, flild de Dorfl,
verkoeld en verflerkt een hitzige Maag , de Leever en
het Hert : verwekt eetenslujl : weerhoud het braken
is goed teegens de Koortzen ; voor die gebrooken of
gefcheurd zijn : ook voor de zweeringen des Monds.
De Bladeren gefloten; en op de Roos ; ook andere
verhittingen gelegt , doen veel goed.
Water-Drieblad, of Trifolium Aqttaticum , is warm
er. droog van aart.
In Wijn gezoden , en daar van ’s morgens nuchte-
ren een Roemertje gedronken, is goed teegens de Scheur-
bttjkj anders genoemd de Ëlaauwfchuyt.
Het Zaad (zijnde afvagendc, doorfnijdende , ver-
deelende , en ook een wcynig te zamentrekkende van
aart ) , gefloten , en met Honig-water gedronken , ge-
neefl de Hoejly de pijn van de Borfl ,dt geene die Bloed
opgeeven, en gebrek aan de Leever hebben.
De jonge Bladeren van ddKruyddc Schapen te eeten
gegeeven, doed haar haaflig vet worden.
CCCXLV HOOFDSTUK.
BRUYN-ROOD
V I E R B L A D.
Oo genoemd in het Neederlandfch ,
om dat deeze kruypende Plant meefl
vier, minfl drie en vijf Bladeren, ver-
cierd met een aangename brttyn-roode
couleur , te voorfchijn brengt. Word
in ’t Latijn geheeten Quadrifolium
phccum , of Trieolium fuscum : in het Franfch
Quatre fueillebrun.
Zij bemind een goede, gemeene, zandige, luchtige
aarde, met een weynig twee-jarige Pacrdemifl voorzien:
een welgcleegene , en gantfeh niet belommerde plaats ;
ook veel Water.
Geeft in de Maanden van Junius en Julius Bloemen,
ook voor de Winter volkomen rijp Zaad. Verdraagd
ftcrVc koude , en alle andere ongeleegentheeden des tijds,
zonder fchade. Word vermeenigvuldigd en aangewon-
nen, niet alleen door het gemeldde haar Zaad, ’t welk
met een wadende Maan van ALaert of April, niet diep,
in de aarde moet gelegt zijn ; maar ook door hare bij
de grond voortkruy pende, en zonder eenige moeyelijk-
heyd van zelfs wortelvattende jonqe Scheutjens ; welke
men op de genoemde tijd, of in de zelve Zomer , van
de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
HEt bruynrood Tier blad, of Quadrifolium Phctum, Gebruyk
is koud en droog van aart. deezer
In Wijn gezoden , en daar van ’s morgens Planc‘
nuchtcren gedronken , flild de onnatuurlijke witte en
roode Tloeden der Vrouwen. Is goed teegens ’t Colijk ,
en de krimping der Darmen-, de zweeringen van de Lan-
ge-, de Waterzucht , de Roodeloop : en word met voor-
deel gedaan bij de dingen, welke men gcbruykt teegens
de gebreeken der Oogen.
V erfchey-
denc ver-
anderlijke
foorten.
CCCXLVI HOOFDSTUK.
AARDBEZIE.
Edcr genoeg bekend ; zoo wel weegens
haar aangename fmaak , als om hare
deugdzame en verkoelende kracht, ook
van elk begeerd. Voerd deezen naam
in het Neederlandfch. Word in het
Latijn geheeten Fr aga ; de Plant zelfs
Fragaria : in het Hoogduytfch Erdbeeren , en
Ekdbeerenkraut : in het Franfch Fraises : en in
het Italiaanfch Fragolaria, le Fraghe, en Fra-
gole.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden ee-
nige kluchtige veranderlijke foórtcn ; namentlijk :
I. Fragaria fructu rubro major , of groot
Aardbezienkruyd , met een roode Trucht. II. Minor
fructu rubro, of kfeyn Aardbeziënkruyd , met een
roode Trucht. III. FrucTu albo, o £ met een witte
Trucht. IV. Fructu kirsuto, of met een gantfeh
ruyge Trucht. V. Fragaria flore pleno , of
Aardbeziënkruyd met een dubbele bezienswaardige
Bloem. Al te zamen zijn ze van ecven de zelve Bonwinv
en Waarneeming.
Zij beminnen een gemeene , goede , luchtige , en
wclgemcflte grond : immers zoo zeer een opene, vrije,
bequaam ter Zon geleegenc, als een donkere of fcha-
duwachtige plaats; en veel Water. Geeven een fma-
kelijke Trucht , welke door giftige Dieren niet lichtelijk
befmet of befchadigd word. Verdragen felle koude ,
en alle andere ongeleegentheeden der Winter , zonder
groot nadeel. Worden ook gemcenelijk aangewonnen
en vermeenigvuldigd door hare aangewaflene , of van
zelfs voortgekomene jongen.
Wil iemand hier van jaarlijks zeer goede , groote ,
zonderling-wdfmakende Trachten genieten , die moet
al de jonge Scheutjens gedurig wechneemen , haar van
het onkruyd genoegzaam zuyvcr houden; in drooj?e
dagen met Reegenwater begieten; en om ’r derde, of
ten langflen om 't vierde jaar met een wallende Maan
van Zugujlus , of in Maert , verplanten, in de hier
boven befchreevene grond, niet diep, en ontrent een
voet wijdte van malkander. Hier door konnenze over-
vloedig vermeerderd worden. De bequaamfte tijd dee-
zer verplanting is de Maand Zugufius, want als ’t dan
gefchied, zullen ze in ’t volgende jaar Trachten dragen,
en de oude hebben in dit jaar hare Trucht gegeeven.
KRACHTEN.
DE Bladeren en Wortelen van Zclbczienkruyd , DoJ. 1. 13.
of Fragaria, ook de onrijpe Trucht en zelfs, c- 10-
zijn verkoelende in den eerflen , en verdroo-
gende in den tweeden graad ; ook te zamentrekkende
van aart. Doch de rijpe Aardbeziën zijn verkoelende
cn vochtig van natuur.
De Bladeren gefloten , en op varjfche Wonden gelegt,
verkoelen en geneezen de zelve.
De Wortelen en Bladeren in Wijn gekookt , en daar l‘*
Ccc a van 3
Aanwin-
ning.
Om groo-
te , wel-
fimkeude
Vruchten
krijgen.
Verplan-
ting.
UHi
773 Beschryving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 774
van ’s morgens, eenige dagen achter malkander, een Roe-
mer gedronken , helpt de Geelzuchtige : is goed voor
die het Pleuris hebben. Stopt de witte Vloeden der
Vrouwen; de roode - en andere Loop. Verwekt ook de
Maandftonden , en neemt wech de brand van de Lee-
vcr.
tourantis Dc Bladeren in Water gezoden , en zich dikmaal
/af' 191 ' ^aar me^ gewaflehen , is goed voor een zweeterige
Dorftcn. Huyd : verfterkt het Tandvleefch , maakt de Tanden
hifi. Plant, vair, en verdrijft het zwellen der Amandelen , de Keel
fol. iii. (jaar me£ gegorgeld.
Trag. l.u De Vruchten, of Aardbeziën zelfs, gegecten, zijn
r. 170. niet onaangenaam voor. de Maag : geeven echter aan
Med!'1 * het Ligchaam een ^CB£ en ongezond voedzel. Doch
liej.’ met Wijn en Zuyker genuttigd, zijn ze veel beeter:
verdaan de Dorfl, verdrijven de brand van de Maag en
van al de inwendige deden. Zijn dienftig voorde Galach-
tige menfehen : zuy veren dc Nieren , de Blaas, endoen
gemakkelijk water lojfen.
De zelve in Brandewijn gedaan, en daar van ’s mor-
gens twee of drie leepclen vol gedronken , is dienftig
teegens ’t Graveel.
Het uytgeparftte Zap , of ’t gediftilleerdc Water
4Ö- deezer Vruchten, verdrijft de roode plekken en puyften
des Aangezicht s, veroorzaakt door een heete Leever ;
de Roos , roode Oogen; witte Schilderen , Sproetelen,
en andere onzuyverhccden der Huyd, daar mee gewaf-
Tuch/.hift. fchen. Is daarenboven ook dienftig in de gebreeken der
Tl.e. 319. Milt tri Borft: teegens ’t Graveel der Nieren , en het
Zand van de Blaas. Verfterkt het Hert, en reynigt
het Bloed , zomtijds een Roemertje daar van ge-
dronken.
Camerar.
1. 4-
CCCXLVII HOOFDSTUK.
MOSCH, of MOS.
|Et deezen naam in ’t Neederlandfch
\ bekend, word in het Latijn geheeten
, Muscus; in ’t Hoogduytfch Mosz :
' in het Franfch du Mousch, of la
Mousse: in ’t Italiaanfch Mosco, of
la Muffa.
Van het Hier van zijn mij in haren aart veele kluchtige, ver-
Mofchop anderlijke, bezienswaardigc foorten bekend geworden;
Takken*6 wc^er cen'gc °P cn aan de Talken der Boomen, zonder
der Boo- eenige menfehelijke hulp, behandeling , bouwing en
men word waarneeming deelachtig of onderworpen te zijn , van
hiehr n’eC. , zich zelfs , door de almachtige hand des grootften
s ‘ Wcrk-meefters, konftig voortkomen. Doch van deeze
zullen wij hier niet fpreeken; maar alleen van die, welke
in der aarde groeyen ; en welker Culture ons niet in al-
les onbekent is; te weeten :
Soorten I. MuSCUS TERRESTRIS DENTATUS , of Aard-
van Aard - Mojch met Tandjens. II. Terrestris clavatus ,
Mok ï. Gf Aard-Mofch met kleyne Scheuten als Kolfjens. III.
Terrestris minor, o ( kjeyn Aard-Mofch. IV. Co-
RALLOiDES , of Mofch , groeyende Koraals-wijze. V.
Muscus AQUATicus minor, of kjeyn Water-Mofch.
Behalven deeze laatfte foort zijn ze al te zamen van ee-
nerley Bouwing en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een gemeene, flegte, zandige aarde ;
een vrije , opene , luchtige en vochtige plaats ; ook
veel Water. Konnen de koude cn allerley andere on-
geleegentheeden der Winter tamelijk wel verdragen.
Geeven , mijns weetens , noyt Zaad ; maar worden
alleenlijk door hare aangewafTene jonge Scheut jens aan-
Aanwin- gewonnen en vermeenigvuldigd. Welke , van de oude
ning. afgenomen, en in een goede grond gezet zijnde, niet
meer dan twee , of ten hoogften drie jaren daar in
leevendig blijven. Want vermitze de zelve niet ver-
dragen mogen , zoo vergaan ze quijnende daar in.
Water- Het Muscus aq.uaticus minor , of Water-
Mofih , groeyd op geen andere plaatzen, als alleen in Mofch.
hare haar natuurlijke vochtigheyd.
KRACHTEN.
AL de foorten van Mofch , ofMufcus, zijn ver- Tr/tg.l. 1.
koelende en verftoppende van aart. c‘
Het Mujcus Terrcjlris , of Aard-Mofch , in
Wijn gekookt) en daar van gedronken , verbeeterd de
zwellende Nieren: is goed teegens ’t Graveel , en doed
gemakkelijk water lojfen.
Het zelve Mofch gefloten j in Wijn gezoden , en Matth.l. t.
op alle Inflammatien of ontfteekjngen gelegt , is zeer c- 2°-
dienftig. Ook op de voeten gedaan , verzacht dè
fmerten der Jigt, ’t Flcrcfjn, en ’t Podagra. Ten Drach-
ma gepulverifecrt , cn met roode Wijn ingenomen , ftild
de Roodeloop.
In een Wijnvat gehangen , bewaard dc Wijn voor Durantts
verderving. fol- 3 ° « •
CCCXLVIII HOOFDSTUK.
S C A R I.
ïüV^Eeze eedelc Bolplant, weegens de aan- Namen,
kgename, wclriekendegeur, die ze van
^zich geeft, en hare kluchtige, druyfs-
f wijze te zaamgevoegdc Bloemt word
4 in verfcheydene talen niet alleen dus ;
| maar ook van zommige Ticadi cn
Dipcadi geheeten. De Italianen
zeggen Muscatella, of Müschio Greco.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie Driever-
verfcheydene foorten ; namentlijk : fcheydenc
I. Muscari flore obsoleto , of Mufcari met foorten*
een verouderde onaangename couleur. II. Flore al-
bido, of met een witachtige Bloem. III. FlöRE lu-
teo , of met een gecle Bloem. Alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, zandige, gemeene grond. Grond,
voorzien met twee-jarige Pacrde- en Koeyemift : een
opene, wel ter Zon gcleegene plaats , en matige voch-
tigheyd. Konnen fterkc koude en alle andere onge-
leègentheeden der Winter zonder eenige fchade uyr-
ftaan. Bloeyen ieder jaar, maar geeven niet altijd vol-
komen rijp Zaad.
De Bol, om ’t derde jaar, in ’t begin of op de helft Aanwin-
van fulius, uyt de aarde opgenomen , cn in een drooge ninS'
plaats gelegt zijnde, word in September teegens de vol-
le Maan t’elkens weer gezet in een nieuwlijks omge-
fmeetene en gemeftte grond. V eel bcquamer worden ze
aangewonnen door hare aangegrocyde jonge Bolletjens ,
die men bij de opneeming van de oude afdoed, als door
haar Zaad ; ’twelk, als men ’t met een volle Maan van
September de aarde heeft aanbevolen, niet voor na agt
of neegen jaren de eerftemaal Bloemen geeft.
K R A C II T E N.
DE Bloemen van Alufcari verfterken , door hare Gebruyk.
zeer aangename geur, ’t Hert ; het Hoofd ; de
Gcheugenis : en verquikken alle Geeft en desmen-
fchelijkcn Ligchaams. Beven ’t zelve doen ze ook, in
Wijn gekookt, en dan daar van gedronken.
CCCXLIX HOOFDSTUK.
C A M E L I N E.
JjP’t Neederlandfch dus genoemd, word in ’t Namen.'
Latijn geheeten Camelina , of ook Mya-
grum : in 't Hoogduytfch FLACHS-ofLEiN-
n dotter: ia ’t Franfch Caiueline.
Hier
I
Vijf bij-
zondere
foorten.
Grond.
Aanwin-
ning.
Aart.
Hoi. I. i ;
e.23.
Dlofc. I. 4
117.
Kuell. I.
c.116.
Namen.
Twee bij-
zondere
foorten.
Grond.
Aanwin-
ning.
775 Muscari. Cameline. Kraeckebezien. Pennïngskruyd. 776
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf bijzon-
dere foorten, namentlijk:
I. Myagrum vulgare , of gemeene Cameline ,
anders Myagrum. II. Monospermum , of Alyagrum
met een alleen in haar huysje zittend Zaad.. III. Mo-
nospermum folio VARiEGATO , of Myagrum met
geel- en groen bonte 'Bladeren , en alleen een Zaad tn
haar huysje. IV. Thlaspios facie , of Cameline
met een gedaante van Thlafpi. V. Myagrum rotun-
dum , of rond Myagrum. Al te zamen zijn ze van
eenerley Bouwing en M aarneeming.
Zij beminnen een gemeene , goede, zandige, wel-
gemeftte grond: een vrije, bequaam ter Zon gcleegene
plaats, en tamelijk veel Water. Blijven niet langer dan
eene Zomer in ’t leeven ; geeven in den Herfft volko-
men rijp Zaad , en vergaan dan van zelfs.
Moeten derhalvcn in ieder Voorjaar, met een waflen-
de Maan van April of Maert , weer op nieuws , niet
diep, gezayd worden. Komen ook dikmaal uyt ’t neer-
gevallene Zaad van haar zelven voort; en konneil hier
door genoegzaam vermcenigvuldigen.
KRACHTEN.
DE Vruchten van Kr aekbezien , of My rtilltts, zijn DoJ.I. 17,
verkoelende tot in 'tlaatft van den tweeden graad; c’ 7‘
ook te zamentrekkende, verflerkende , en een
weynig drogende van aart.
Met Wijn en Zuyker gegeeten, {lillen de Dorfi : Durantes
verkoelen een hitzige Maag: floppen de Buykloop ; ook hifi- Plant.
de Bloedgang : doen ’t Braken ophouden , en neemen ' 1 ' l5<5‘
wech de brand der Koortzen.
Het uytgeparflte Zap deezer Vruchten met Zuyker Polei. I. tl
tot een Syroop of Rob gekookt, doed eeven ’t zelve lLw .
teegens de genoemde gebreeken , doch veel bcquamer. '
Is daarenboven goed voor de geene die Bloed fpouwen ,
voor alle onnatuurlijke hitte der Leever ; en ’t gcheele
Ingewand. Neemt wech de Dorfi in hitzige Koortzen,
als men ’t in de mond houd, of inneemt. Verkoeld
ook de brand van de Gal.
KRACHTEN.
CAmeline , of Myagrum vulgare , is verwarmende
en te zamentrekkende van aart; weegens de bit-
terheyd onaangenaam te gebruyken in de Ge-
neeskonfl, en voor de Alaag. Want het geeft wey-
nig voedzel ; verwekt Dorfi ; en mag niet inwendig
ingenomen worden zonder groote voorzichtigheyd.
Het uytgeparflte Zap der Bladeren op de zeeren des
Alonds , en op de Schurftheyd des Ligchaams gelcgt ,
’ geneeft de zelve.
De Oly , uyt het Zaad geparft, word van veele tot
branding in de lampen gebruykt.
CCCL HOOFDSTUK.
KRAECKEBEZIEN.
^Iet alleen dus in het Neederlandfch
‘f maar ook van veele Poste lbez ie f
> genoemd. De oorlprong des naams is
jj om datze, gegeeten wordende, eei
j» kraeckend geluyd van zich geeven. Ir
* het Latijn Myrtillus, cn Vacci-
nia : in het Hoogduytfch Heydelbeeren : in he
Franfch Airelle , of Avuelle : in het Italiaanfcl
Myrtillo, Calavezza, en Vigna d’Orso , o:
Uva Orsa.
Hier van zijn mij in haren aart bekend twee bijzon,
dere foorten, namentlijk:
I. Myrtillus fructu nigro, of zwarte Kraal^
bezie. II. Myrtillus fructu rubro , of roo-
de Krackbezie , die niet zoo zeer als de andere begeerc
word. Bcyde zijn ze van de zdve Bouwing en Maar-
Zij beminnen van naturen een gemeene, zandige,
magere of dorre , doch luchtige grond. In een goe-
de aarde geplant zijnde, geeven ze weynige of gantfeh
geene Vruchten. Konnen echter veel Reegen , fterke
Winter-koude , en andere ongelecgenthecden des tijds
uytflaan. Worden uyt eygener aart zeer oud. Verlie-
zen laat in den Herfft hare Bladeren ; welke zich vrocCT
in ’t Voorjaar weer vernieuwen.
Konnen door geen ander midde] vermecnigvuldigd
worden, als door hare aangewaflenè jonge Scheut jens ;
welke men, M ortel gekreegen hebbende , in Ollober ,
of Maert, met een afgaande Maan , van de oude af-
neemt , cn verplant.
CCCLI HOOFDSTUK.
PENNÏNGSKRUYD.
Us in het Neederlandfch genoemd , Namen.
'',eeSens de overeenkoming in gedaan-
te : 'n ^ct Latijn geheeten Nummu-
m I 1 ARTA j cn Centimorbia .• in het
Hoogduytfch Egilkraut, cn PrF.N-
ningkraut : in het Franfch Herbe
Monnoyere : in het Italiaanfch Dineraria , en
Nummolaria.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie Drie ver-
veranderlijke foorten, teweeten: anderlijke
I. Nummuiaria Ft ore luteo, of Pennïngskruyd loortcn*
met een ,gcele Bloem. II. Flore purpureo, of met
een purpure Bloem. III. Nummularta America-
na, of Ameriqaanfch Penningskruyd. Niet alle zijn ze
van de zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een luchtige, goede, Grond,
gemeene , zandige , zóo welgemefttc als ongemeftte
grond: meereen donkere dan een opene, wel ter Zon
geleegenc plaats, en veel Water. Verdragen felle kou-
de, en alle andere ongelcegentheeden der IVintcr , zon-
der fchadc. Geeven gemccnclijk ieder jaar in den Herffi
rijp Zaad;" t welk met een waflende Maan van Alaert,
met diep, weer in de aarde gelegt word. Komen ook,
door ’t neergevallene, dikmaal van zelfs genoeg voort.
Doch niet alleen hier door worden ze aangewonnen en Aanwin-
vermeenigvuldigd ; maar ook door hare bij de grond ning.
kruypende jonge Scheutjens , welke gemeenelijk van
zelfs Wortel vatten. Door de geheele Zomer mag
men ze met een waflende Maan afftceken en verplan-
ten ; maar terftond moet men ze met Water be-
gieten.
De Nummularia Americana, of het Pennings- Amerj-
kruyd uyt America, is een zeer fchoon en aardig Ge- caanfch
was. Geeft van naturen teedere , ronde, en zich om- Pcnning*-
windende, of ook op de aarde neerleggende Steden, ^1Uid‘
anderhalve voet, of daar ontrent lang*; vercicrd met
ronde , doch voor een weynig puntige , cn fchoone
kleyne Bladeren , van een aangename groente , veel Bladeren,
klcyner als die van de gemeene Nummularia , of
Penningskruyd ; inwendig voorzien met teedere Adcrt-
jens; en twee en twee teegens malkander over aan hare
Steel voortkomende.
Bemind een goede, zandige aarde, met een wrey- Grond,
nig twee-jarige Paerdcmift , een-jarigc Hoenderdrek ,
en het Mol der van binnen verdorvene Boomen door-
mengt ; een opene , warme , wel ter Zon gelce^ene
plaats , en matige vochtigheyd. Blijft eenige jaren
lang in ’t leeven. Kruypt niet , gelijk de andere, bij
der aarde; maar de Takjens, aan "een bij geftelde iVc^Takjenj.
Ccc 5 eerft
777 BeSCHRYVING DER KrUYDEN , BoLLEN EN BlOEMEN , III BoEK , 778
eerft vaftgebonden zijnde, winden zich daar na van zelfs
Wortel, om. Neemen haren oorfprong uyt een tamelijk lange,
uyt den bruynen grauw-verwige , onder en boven on-
trent eeven dikke , van binnen met veel Melkachtig
aankleevend Zap , en met eenige weynigeVeezclcn voor-
ziene Wortel.
Hoe waar Geeft in dceze koude Geweften noch 'Bloem noch
te nee- Zaad. Verdraagt ongeerne koude Herfftreegenen, fter-
mcn- ke Winden , Sneeuw, mijlige Dampen, of felle Vorft.
Moet derhalven, met een wafïcnde Maan van April of
May , niet boven een ftroobreedte diep in een Pot ge-
zayd, ook in ’t cerfte en tweede jaar niet gerept zijn-
de, in ’t begin van OÜober binnens huys worden ge-
field op een luchtige plaats, (waar in niet word ge-
vuurd als met vriezend Wéér) , niet verre van een
Venfter, doch zonder eenige tochten: gedurende de
gehcele Winter met flegts een weynig lauwgemaakt
Reegenwater van boven begoten , en niet voor in ’t be-
gin van April , met een aangename Lucht en Reegen ,
weer buyten gebragt ; dan noch voor Sneeuwachtige
vochtigheid, koude nachten, fchralc winden wel gewagt
en gedekt zijn.
Aanwin- Zij word in dceze Landen zoberlijk aangewon;: -» door
ninS- hare teedere Takken, welke, in de aarde gebogen zijn-
de, eyndelijk Wortel vatten.
KRACHTEN.
Durantes T ~\Enfiingskruyd, of Nummularia, is verdrogende,
hifi. Plant. heelende , en te zamentrekkende van aart. In
fol-w. X. wijn gezoden , of gediftilleert , en daar van
Camerar ’s morgens nuchteren gedronken, ftild de Roodeloop,
l. 4. c. 3 8." ook andere onnatuurlijke Vloeden des Ligchaams, in-
zonderheyd vermengt met geftaald W ater : geneeft de
Tuchf.hifi. Gefcheurtheyd ; en de gebreeken van de Keel, daar mcê
Fl.c. 1/2. gegorgeld; alle inwendige Wonden en verkeringen, def-
gclijks allerley zeerigheeden , daar mee gewaflenen zijn-
de : verfterkt het Ingewand: helpt de geene die Bloed
opwerpen ; dc Engborftige, en de zulke, die met den
Hoeft zijn gequeld ; want het brengt weer te regt de
gebreeken van de Longe.
Dod.l. 10. De Bloemen en Bladeren gefloten, of’ t Zap, uyt
24- de zelve geparfl, gelegt op Monde» en Zeer en, gence-
zen die.
Ameri- De Wortel van Nummularia Americana , of
caanfch Penningskruyd uyt America, of het Zap uyt de zelve,
Pennings- gOC£j tcegens hitzigheyd der Koon zen, een weynig
uy ' daar van ingenomen , vermits ze droog en eenigzins
Recch. 1. 6. koud van aart is. Stopt allerley onnat uurlijke Buykc
o- ƒ8. loop • drijft het Water af: geneed de Wonden , de
zwellingen des Monds , en maakt alle opgekrompene
Zeenuwcn weer flap.
CCCLII HOOFDSTUK.
NARCISSE.
Namen. Evde. om hare fchoonheyd, en om
2*1 hare behaaglijke welriekendheyd, van
een ieder zeer bemind , word in ’t
-IVeederlandfch niet alleen dus, maar
jfr ook van veele Spaansche Jenet-
te , en Jonquillen genoemd : in
het Latijn Narcissus : in het Hoogduytftch Nar-
ciszroslein, of Mertsblumen; en in’t Jtaliaanfth
Narciso.
Drie-en- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
tnegentig drie-en-tnegentig fborten; doch onnodig, om hier al te
foorten. zamen Qp te tellen, vermits ze doch meed van eeven de
zelve Bouwing en Waarneeming zijn.
Wat voor Zeer gcernc hebben ze een goede, gemeene , zan-
een grond dige grond, met een weynig Veenaardc , twee-jarige
'ncn.min~ Paerdc- en Koeyemid wel voorzien: een vrije, war-
me, genoeg ter Zon gelecgene plaats, en matige voch-
tigheyd. Verdragen tamelijk wel de koude der Winter.
Gecven jaarlijks gemeenelijk volkomen Zaad, inzon- zaacj.
derheyd bij goede Zomers, doch de geene, welke met
dubbele Bloemen te voorfchijn komen , noyt. Wor-
den, om ’t derde jaar, uyt de aarde opgenomen , te
weeten , de flegtde ; maar de bede van veele elke Zo-
mer, in ’t begin of ten halven van jfulius , als een tijd Opnee-
hier toe zeer gevoeglijk; op een drooge bequame plaats min?.en
gelegt; en in September, met of teegens de volle Maan, zetting1*
in een vaifch-omgefmeetene, en op de bovén-gcdachte der Bollen,
wijze gemedte aarde tamelijk diep weer ingezet ; zoo
nochtans, dat de 'Bol zelfs gantfehelijk niet aan de Mijl
kome te raken, maar alleenlijk de Vazelwortel daar in
kan fpeelcn ; anders zou ze lichtelijk de verrotting on-
derworpen gemaakt worden. Ook moet men voor de
inzetting de Bol wel zuyveren van haar oude Vazel-
wortelen. Gemeenclijk worden ze aangewonnen door
de twee volgende wijzen.
Eerft, door hare aangegroeyd e jonge Bollet jens; wel- Aanwin-
ke men bij de opneeming zeer gevoeglijk van de oude mn£
afneemt, en met de zelve weer inzet.
Ten anderen door haar Zaad-, ’t welk met een volle °P twec-
Maan van September of Auguftus , een kleyne vinger de.1ley
diep, moet gezayd zijn in een Pot, in de aarde gefield. Wljzen*
Dan komt het in 't volgende Voorjaar op ; doch geeft
zelden , voor ’t zeftde of zeevende jaar daar na , voor
dc eerftemaal Bloemen. Waar in dan dikmaal aardige
veranderingen , zoo in gedaante als in couleur en worden
gevonden.
De Narcissus Vircinianus elore liliacfo virgfni-
albo extra rubello , of Virginiaanfche Narcijfe
met een inwendige witte maar uytwendig roode Lelie-
bloem , bloeyd in dceze onze Geweften uyt eygener
aart zeer wel. Krijgt uyt een kleyne bruyn-verwige
ZWverfcheydene Bladeren, gras-groen van verwe; een Bladeren,
ftroo of wat meer breed, ruym een voet lang; blin-
kende, teeder van aart , en gemeenclijk neerwaarts ter
aarden hellende. Uyt welker middenftc ieder jaar in de Bloemen',
Maand 'Junius een voet hoogte, wat min of meer, op- hoedanig
fchiet eene maar weynig reuk hebbende Bloem, op een geteld,
aan de grond bruyne doch boven gras-groene en ruym
een ftroo dikke Steel eeniglijk alleen ruftende. Is echter
tamelijk groot , op de manier van een Lelie regt op-
ftaande gefield. Beftaat uyt zes lange Bladeren, ontrent
een kleyne vinger breed, voor in een punt eyndigende;
van binnen gantfeh wit ; van buyten bruyn-rood ge-
ftreept ; doch de bovenfte drie meerder als de inwen-
digfte. Heeft van binnen zeeven lange witte opftaan-
de draaden-, van welke men eene veel langer ziet als de
andere; ook aan de punt in drie witte dcelen gelijk als
gefcheyden : doch de overige zes zijn begaafd met een
langwerpig geelverwig Afhangzeltje.
De rubeus Indicus, of roode Indiaanjche Nar- Verfchey-
cijfe: Marinus, of Zee-Narcijfe , die ook Scïlla , an-^
Pancratium Marinum , en Hemerocallis va- tcn van
LENTiNA word gehectcn : Liliaceus rubeus In- Narciflcn,
Dicus, anders ook Narcissus Jacobei , of Capi- die de
Tis Bon^e spei genoemd, zijnde een Indiaanjche Nar-
cis, met een Bloem op de wijze van een Lelie : Ter- deezer
TIUS ET quartus Matthioli, of de derde en vier- Landen
de foort van P. Andr. Matthiolus bcfchreeven. "lec vcr_
Bifolius Capitis Bon/E spei , of twee-gebladerde bonnen.
Narcis van de Caap, of ’t Hoofd der Goede hoop : Cal-
cedonius, of Narcis uyt Calcedonien ; en veel ande-
re , uyt eygener aart in warme Landen voortkomende,
en van overgezonden Zaad of Bollen hier aangequeekt,
zijn al te zamen teeder van aart. Konnen , buyten
ftaande, dc koude Lucht deezer Landen niet verdragen.
Moeten derhalven, in een Zonnebal i_, of in Potten ge-Hoemen
zet , binnens huys op een luchtige plaats worden be- haar kan
waard, en met zeer weynig vochtigheyd onderhouden. £.oen
Men mag haar ook gantfeh geen vette aarde geeven , *
want door d« weelderigheyd dragen ze dan zeer zelden
Bloemen ;
Narcisse. Plompe. Veldsalade.
Soorten ,
welke de
Winter-
koude
deezer
Landen»
buyten
ftaande ,
verdragen
konnen.
Hoe men
deeze en
andere
Bollen na
verre Lan-
den kan
overzen-
den.
779
Bloemen ; maar een flegte, gemcene, zeer zandige, ma-
gere, alleenlijk met flegts een wcynig vettigheydsdoor-
mengde grond, in welke ze, gelijk als armoede lijden-
de, dikmaal tot bloeyen gedwongen worden , met ge-
noegzame fchoonheyd in deeze koude Gcweften , an-
ders zelden of noyt. Inzonderheyd zalmcn’er Bloemen
aan zien, als ze zijn geplant in een Pot, met zandige aar-
de , en meer als de helft Mol der van binnen verdorve-
ne Boomen, wel door een gemengt, gevuld, en dan
in de geheele Maand van April van de eene warme Paer-
demift in de andere gefield.
Narcissus juncifolius flore luteo sim-
PLici, ofjonquillen met een geele enkele Bloem. Flo-
RE luteo pleno majore , of met een groote , gee-
le , dubbele Bloem. Flore luteo pleno minore,
of met een kleyne dubbele geele Bloem. Flore albo,
of y onejutllcn met een witte Bloem. Narcissus jun-
cifolius FLORE CCeRULEO ET PURPUREO PLENO,
of Jonquillen met een blauw- en purpurbonte Bloem , en
Narcissus juncifolius pyrenveus flore rubro
pleno , of yonquillcn uyt de Pyrenaifthe gebergten ,
met een roode dubbele Bloem , al te zamen zeer welrie-
kend , konnen , buyten in de aarde gezet op een war-
me plaats, de koude der Winter in deeze Landen ver-
dragen. Moeren echter dan drie of vier vingerenbreed
hoogte met Turfmul of Run wel bedekt zijn.
Wil iemand deeze, of ook andere Bollen , overzenden na
vreemde Landen , verre of na bij , die legge de zelve in
Afofch, niet van dat, ’t welk aan de Boomen , maar uyt
de aarde groeyd. Want hierin blijven ze veel beeter
goed , als in cenige andere dingen : vermits de Afofch
haar in drooge dagen bewaard voor al te veel uyt-
drooging : en in rcegenachtig Weer , door een aan-
geborene aart een weynig vochtigheyd aan zich trek-
kende, de Bollen iets daar van mccdeeld. Zoo dat de
zelve, of ze fchoon in zeer heete dagen op een langdu-
rige wech een weynig quamen te verdrogen, eevenwcl
door dit middel konnen goed blijven.
/8o
CCCLIII HOOFDSTUK.
PLOMPE.
Ord, mijns weetens , in het Needer- Namen.
landfeh met geenen anderen dan dec-
zen naam genoemd. In ’t Latijn ge-
hecten Nymph»ea: in ’t Hoogduytfch
Wassermon, Zeeblumen, en Har-
wurïz: in ’t Franfch Blanc d’eau
in ’t Italiaanfch Ninfea, of Nenufari.
Hier van zijn mij in haren aart vier onderfcheydene vier on-
foorten bekend , te wceten : derfchcy-
I. NrMPHiEA MAJOR ALBA, of gTOOtC witte Blom- 1°or*
pe. II. Minor flore albo, of kleyne witte Plompe.
III. Major lutea , of groote Plompe met een geele
Bloem. IV. Nymphzea minor flore luteo, of
kleyne geele Plompe. Al te zamen zijn ze van eeven de
zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen van naturen een gedurige vochtig- Grond,
heyd. Groeyen ter dier oorzaak gcernc in ftaande Wa-
teren en lopende Riviertjens of Slooten ; maar niet in
eenige andere grond. Geeven ieder Zomer niet alleen
Bloemen , maar ook gemecnclijk volkomen rijp Zaad; Bloemen,
’t welk neervallende, in ’t volgende Voorjaar opfchict,
en de Bladeren plat of vlak op 't Water legt. Niet al-
leen hier door worden ze vermeenigvuldigd, maar ook Aanwin-
door hare aangegroeyde jonge Scheuten, van zelfs Wor- ning-
tel vattende.
Indien iemand deeze Plompen gcerne in zijnen Thuyn Om re in
wou hebben , die grave een langwerpige Groef , ofziincn
Slootje, gedurig met Water voorzien , en plant ze dan^j1^6
in de grond, in een luchtige vette aarde, met een waf-
fende Maan van Hpril , zoo zullen ze niet alleen be-
klijven ; maar ook Bloemen voortbrengen. Eevenwcl
eyndelijk weer vergaan , gelijk mij tot tweemalen toe
gebeurd is.
KRACHTEN.
JEfm. l.-j. 'TArciffe , of Narciffus , is warm en droog in
c ’3* I den tweeden graad ; daar beneevens afvagende,
te zamentrekkende , verteerende, en heelende
van aart.
jipulej.lib. De Bloemen, of ld or telen , in Wijn gediftilleert, of
Hcr£. cap gekookt, en daar van gedronken, is goed teegens de
vallende Ziekte-, ook teegens de Popelzy, of Beroer d-
heyd. Helpt de geene , die de Teering hebben ; die met
fmerten of krimping des Ligchaams zijn beladen; die van
den Hoeft worden gequeld. Word met voordeel ge-
bruykt teegens de weeringen der Nieren en Blaas 3 ook
teegens de inwendige Gefcheurtheyd.
De Wortelen gefloten, en daar van een Papje gemaakt,
dan op t Flereuijn gelcgt , verzacht wonderlijk de fmer-
ten van deeze qualcn.
Cal. 1. 8. De zelve met Oly en Meel vermengt ; dus op
Simp Me J. zware Wonden , Gezwellen , geejuetfte Zeenuwen , en
verftuykte Leeden gedaan , geneert deeze gebreeken.
Knel. I. j . Gefloten zijnde, met Honing vermengt, is goed
n'ofc’ l ± V0°r gebrandheyd. De zelve Wortel met andere fpij-
r. 161'. ’ +'zcn genut«gd, doed Braken.
Laurenb. De Oly gediftilleert van deeze Wortelen , of de Bloe -
stpp.pl. men, op alle varjfche Monden gedaan, geneert ze haa-
ftelijk. Met Wijn ingenomen, of van buyten gefmeert,
verdrijft het Colijk.
KRACHTEN.
DE Mortelen van Plompe, of Nymphaa, inzon- Gal. I. S.
derheyd van die met witte Bloemen , welke meert
gepreezen word 5 defgelijks ook ’t Zaad, is ver-
drogende , dan ook afvagende van aart.
De zelve gedroogd , gepulverifeert , en met roode Dioft. 1. 3.
Wijn ingenomen , ftild een onnatuurlijke Buykloop ; c‘ '+8-
ook de Roodeloop , en doed ophouden der Vrouwen
Afaandftonden.
Met witte Wijn gebruykt, geneezen de hitz.igheyd Mn. l.ió.
van de Blaas en Nieren. Beletten ook het onmatig IO'
vloeycn des Zaads. .
De Bladeren gedroogd , tot ftof gewreeven , en Tbeophr'.
°p varjfche Wonden gclegt , ftempen het Bloeden der ls’e’ '3‘
zelve.
Het gediftilleerde Water der Bloemen is goed in Vorfte».
heete Koortz.cn, voor de Peft, voor onmatige Dorft , ff’ plant‘
een droogen Hoeft , teegens de ontfteeking en fmerten q1,100‘
der Lcever en Af Ut, ook voor de geene, welke begin-
nen uyt te teeren.
Een Conferve van deeze Bloemen gemaakt, vermag Vutantes
eeven het zelve. Doed daarenboven gcruftelijk fla-
pen. fel. 3 1 o.
De Oly , waar in de Bloemen teegens de Zon hebben Lufitan.
geftaan , is goed voor al de genoemde gebreeken. Bluft l‘ 3- emrTt
ook de brand der peftilentiale Koortz.en.
De witte Bloemen in Wijn gediftilleert, en éaax^od.l.to,
mee gcwafTchcn , zuyverd het Hangczicht van alle c'
plekken.
De geheele Plant, met Wortelen, Bladeren, en Bloe-
men , in een Bedfteede gehangen , op welke iemand
flaapt, die dikmaal van de Kramp word geplaagt , of
een Bloem , of Blad gelegt op de plaats daar men de
Kramp voeld , bevrijd en vcrloft de Lijder van deeze
quaal;
Namen.
Grond.
Zaying
Om inde
Winter te
gcbruy-
Zaad.
Gebruyk.
Namen.
Veelerley
beziens-
waardige
foortcu.
Tot ve
tien ia
781 Blschkyving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 781
quaal; cn brengt te weeg, dat ze gemeenelijk noyt weer
komr.
De Wortel van gcele Plompen gepulverifcert en inge-
nomen , helpt de gcene , die haar gevoeg willen doen ,
doch niet konnen. Het zelve Poeder op voortlopende
Zccren geftroyd , geneert ze.
CCCLIV HOOFDSTUK.
VELDSALADE.
het Neederlandfch niet alleen dus,
maar ook van veele Vettekoes , Vet-
TEKOus, Winter sa lade, van ande-
re WiTMOES en Yeldkroppen ge-
n°cnid. In het Latijn geheeten Olus
album , en Valeriana campe-
stris: in ’t Hoogduytfch Schaffmauler, ofWEis-
MUZS.
Bemind een goede gemeene, nieuwclijks omgefmee-
tene, liever gemeftte als ongemeftte grond; een vrije,
welgelcegene plaats, en veel vochtighcyd. Blijft niet
meer dan cene Zomer in ’t leeven, in het Voorjaar ge-
zayd zijnde. Want zij geeft voor de Winter volko-
men rijp Zaad , en verfterft dan van zelfs. Doch ver-
mitsze in de Wsnter van veele voor Salade word ge-
bruykt, zoo word dit Zaad (hoe ouder hoe beeter
gehouden ) met een afgaande Maan van Augufius of
September., niet diep, digt of niet digt , na clks gelie-
ven , in de aarde gelegt.
Vcrdraagd dan felle koude , en allerley andere on-
geleegenthecden des tijds zeer geduldig. Blijft dus
ook de gehcele M'inter door, tot aan April toe, be-
quaam om gegeeten te konnen worden. Schiet daar
na een Bloem ; en geeft in ’t begin of ten halven
van Junius rijp Zaad: ’twelk fchielijk op de aarde neer-
valt. Derhalven men het zelve wel in agt neemen ,
en iets daar onder leggen moet: gaat anders, als’er Rce-
gen op valt , lichtelijk verloren.
KRACHTEN.
Eldfalade, of O hu Album, is een weynig ver-
koelende , en vochtig van aart.
Word in den Herfft , en door de geheele
Winter, met Oly en Edik gegeeren voor een aangena-
me Salade.
CCCLV HOOFDSTUK.
VALERIAEN.
Iet alleen in het Neederlandfch dus ,
maar ook van veele gehoemd speen-
kruyd , en Sint Joriskruyd : in
het Latijn Valeriana , Phu , cn
Nardus rustica , of Boeren-
* 5 Nardus: in ’tHoogduytfchBALDRiAN;
en in ’t Franfch Valeriane.
Hier van zijn mij in haren aart veele veranderlijke,
beziens-waardige foorten bekend, als:
I. Valeriana major vera , of groote opregte
Valeriaen. II. Major sylvestris, of groote wilde
Valeriaen. III. Minor sylvestris, of kjeyn e wil-
de Valeriaen. IV. Gr^ca flore albo, of Grieks
fche Valeriaen met een witte Bloem. V. Gralca
flore cccruleo, of Griekfche met een blauwe Bloem.
VI. Cretica odorata , of welriekende Valcriaen
uyt Candia. VII. VIII. Indica multiflora al-
ba ; et rubra , of Indiaanfchc Valeriaen , zoo met
een witte als roode veelvoudige Bloem. IX. Indica
"annua flore rubro ; X. ET flore albo, of
Jndiaanfche Valeriaen , maar eene Zomer durende, met getal hier
roode, en met een witte Bloem. XI. Folio scrophu» voorge-
LARiyE major, o £ groote Valer iaën met Bladeren van ^c^-
groot Speenkruid. XII. Annua folio scrophu-
LARi/E , of met Bladeren van groot Speenkruid , ieder
jaar vergaande. XIII. Valerianella umiiellata
Lusitanica, of kleyne Valeriaen, anders Valer ianelle
uyt Portugal , met veele Bloemen bij malkander. XIV.
Valerianella capitata Lusitanica, of kleynPor-
tugalfche Valeriaen, met Bloemen, knops-wijze te za-
men gevoegd. Dceze beyde krijgen Bladeren eeven ge- Befchrij-
lijk het Olus Album, of de Veldfalade, doch wel zoo vin£ ^
groot , en veel meer aan de kanten getakt. Groeyen g^nocra
ook op de zelve wijze, doch niet zoo leggende, maar de.
veel hooger en regter, zomtijds wel anderhalve voet
opftaandc. De eené bekomt kroonswijze bij malkan-
der gefielde kleyne witte Bloemen. De andere in vee-
le ronde, twee en twee te zamen gevoegde, en bo-
ven uyt twee teegens malkander over gefielde Bladert-
jens voortfehietende , op korre Steelt jens ruftende ,
met zeer grootc Knoppen, de zelve Bloemtjens. Welke
vergaan zijnde, ook een Zaad, dat van de Veldfala-
de in alles gelijk-vormig , te voorfchijn brengen.
Niet alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Waar -
neeming.
Eevenwèl beminnen ze al te zamen een goede, zan-We^c
dige, luchtige, gemeene, welgemefttc grond: een be-foorte"
quaam ter Zon geleegene plaats, cn veel Water. Ver-renêin ‘c~
dragen tamelijk wel de koude der Winter en andere leeven
ongeleegentheeden des tijds; als: Valeriana major bllJv,cn-
vera, opregte groote Valeriaen major sylvestris,
groote wilde: minor sylvestris, kleynewilde: Gr;-e-
CA FLORE ALBO, et cceruleo, Griekfche, meteen
witte, en met een blauwe Bloem: Indica flore al-
bo , ET rubro , Jndiaanfche , met een roode en ook^
met een witte Bloem ; en Valeriana folio scro-
phulari/e , Valeriaen met Bladeren van groot Speen-
kruyd: welke niet haart vergaan, maar lange jaren in ’t
leeven blijven. Geeven gemeenelijk jaarlijks volko-
men rijp Zaad-, ’t welk met een waffende Maan van
April, niet boven een ftroobreedte diep, de aarde word
aanbevolen. Hier door worden ze genoeg vermeenig- Aanwin-
vuldigd: en dan ook noch door hare aangegroeyde_/0»-ning-
ge Wortelen ; welke men op de zelve genoemde tijd van
de oude afneemt, en verplant.
Al de andere foorten duren niet langer dan cene Welke
Zomer. Brengen teegens de Winter een rijp Zaad™ffT aI’
voort, en vergaan dan van zelfs, of door een kley-j“"j'r"n
ne Vorft. Moeten derhalvcn ieder Voorjaar , met een
waffende Maan van Maert of April , na gelecgent-
heyd of ongeleegentheyd des tijds, op nieuws weer in
Potten worden gezayd , niet diep ; en niet verplant :
met matige vochtigheyd onderhouden , en in een ope-
ne, vrije, zeer warme plaats gefield zijn. Alleen Aanwia-
door dit middel van zaying konnen deeze foorten ning‘
aangewonnen , vernieuwd en altijd-durend gemaakt
worden.
De Valeriana Cretica odorata, of welrie- Wdrie-
kende Valeriaen uyt Candien , is de teederfte van al deinde
andere foorten. Bemind een goede , zandige aarde , uyC Qn_
met een weynig twee-jarige Pacrdc- en Koeyemiftdia.
wel door een gemengt: een opene, warme, wel ter
Zon geleegene plaats, entamelijk veel Water. Geeft
ieder Zomer welriekende Bloemen ; doch noyt in
deeze Geweften eenig volkomen Zaad. Vcrdraagd
ook, buyten ftaande, ongeerne flerke Winterkoude.
Moet derhalven , met een wafTende Maan van A-Hoe waar
pril in een Pot, ’t zij eezayd ’tzij geplant zijnde, in ’tlc "e^.cn
I ■ r L- 6 l j ïndeWin-
begin van Ottober binnens huys worden gezet op eentcr.
luchtige plaats, waar in niet anders word gevuurd als
bij felle Vorfl, op dat de zelve niet mogt komen door
te dringen ; vermits ze deeze warmte, welke haar niet
natuurlijk is , niet wel kan lijden , inzonderheyd als
ze een tijd lang zou aanhouden. Het zou derhalvcn
'
.
783 Vaieuaen.
veel gcvoeglijker zijn, indien men haar voor de fterke
Vorft bequamelijk kon bewaren in een verwelfde Kel-
der zonder vuur. Wil ook , gedurende deeze tijd ,
met alleenlijk een weynig lauwgemaakt Reegcnwater
van boven zijn voorzien. In ’t laatfte van Aiaert, of
'c begin van April, moet men ze weer buyten brengen,
met een aangename Lucht, en zoete Reegcn. Dan noch
eevenwel haar dekken voor koude nagten , Sneeuwachti-
ge vochtigheid, en hayrige Winden.
Aanwin- Word alleen in onze Landen aangewonnen en vermee-
nin2- nigvuldigd door hare aangegroeyde Wortelen , zeer wel-
riekend, en zwart-verwig. In April neemt men ze van
de oude af, en men verzet ze met de bovengenoemde
Maan in Potten , of in de aarde.
Valcriaen De ValERIANA FOLIO SCROPHULARIvE , of Va-
metBladc- kriaen met Bladeren die van het groot Speenkruyd in
crootan gcdaante niet zeer ongelijk, doch in grootte veel ver-
Speen-j fchillende, heeft een teedere , blcck-bruyne , of wit-
kruyd. achtige Vcezelwortel. In de Mond geknauwd, valt ze
een weynig bitterachtig; doch is anders krachtig en
aromaticq, of welriekende, op de wijze van Angelica;
echter naderhand op de Tong een weynig bijtende.
Wortel. Uyt de zelve fchieten Steden op, ontrent vier maat-
Sicclen. voctcn hoog; rond, onder bruynachtig van verwe,
boven groen ; een weynig blinkende , matig dik ; van
binnen groen, doch inwendig voorzien met een gantfeh
wit Pit.
Gedaante Aan deeze Steelen komen voort bezienswaardige
der Blade- 'BUderen, ruftende op Steelt jens, ontrent twee vin-
rtn> gerbreed lang; boven bruyn-verwig, beneedenwaarts
groen. Zijn ongelijk van grootte; zes en zeeven vin-
geren breedte lang ; achter ruym vier vingeren breed ,
cn daar op ’t breedfte; onder rond toegaande, en voor
allenxen in een fpits punt toelopende ; aan de randen
fpits getand, op de wijze van ’t groot Neetelkruyd ; bo-
ven uyt den blceken donker-groen ; onder veel blec-
ker; aldaar na voren gcmcenelijk een weynig rosachtig,
en blinkende ; in ’t midden aardig begaaft met een regt
doorlopende groote Ader ; waar uyt van onderen , als
ook in ’t midden ; eenigc andere wat kleyner ter zij-
den uyttoopen ; en uyt die noch ontelbare andere zeer
kleyne, doch volkomen zichtbare, van een bevallij-
ke aanfehouwing , voortvloeyen. In de Mond ge-
knauwd wordende, zijn ze zeer krachtig, gelijk ge-
droogde Angelica-wortel, en in ’t eerfte wat bitter van
fmaak; doch daar na fcharp; de Tong bijtende en ftee-
kende. Twee en twee zitten altijd regt teegens over
malkander aan de Steel.
Knoppen. Tuflchen welke, gemeenelijk in ’t boven fte gedeel-
te , jonge Scheuten voortkomen , houdende op hare
bovenfte punten veele Tros-wijze bij een gevoegde,
ontrent langwerpige, ronde en hoekige groene Knop-
jens: van welke ieder, na malkander open gaande, in-
wendig bewaren twee-, vier- of zesentwintig kleyne,
Snceuw-witte 'Bloemt jens , haren oorfprong neemende
uyt dunne, lang-werpige , blcck-groene en boven ruyg
Bloemen, zijnde Knopjens. Geen zonderlinge reuk hebben ze.
Bcftaan uyt vijf Stars-wijze gefielde Bladert jens: van
binnen vercierd met twee lang-uytfchietende, teedere,
ronde Draadjens , voortfpruytendc uyt een bruyn-
achtig zeer kleyn Knopje. Eyndelijk vergaan ze in haar
zelven , en vallen af, zonder in deeze koude Geweften
eenig goed Zaad na te laten.
Aanwin- Echter kan deeze fbort ook aangewonnen worden
■iog‘ door hare aangegroeyde jonge Scheuten , op de voor ver-
haalde manier; en deezer wijs kan men ze genoeg ver -
meenigvuldigen.
KRACHTEN.
Lltpt i , T—'vE drooge Wortelen van de groote Valer iaën , of
tnlrr. 10. I J Valer iana major vera, zijn warm in den eerften,
en droog in den tweeden graad; ook openende,
dunmakende, en verteerende.
YzERKRUYD. 784
In Wijn gekookt, en daar van eth Rocrtiertje ge»G<j/./8.
dronken, doed gemakkelijk Waterlojfen; verwekt det
Vrouwen Maandjlonde» ; verzacht de Zijdefmert in ’t Di°fc' ^
Pleuris: is goed teegens Vergif, de Peft , de Takfen C' °‘
of Spcenen aan ’t Fondament, en andere Zeereu. Groen,
of varfch , gefloten , en tuffehen twee doeken op de
O ogen gelegt, neemt’er de brand van wech, en maakt
een helder Gedicht.
De Wortel van wilde Valeriaen , of Valerianit major Durentei
fylveftris, verwarmd en verdroogt fterker. hJfi-
In Wijn gezoden, ftrijd teegens ’t vergif. Is goed jtmÏlu
voor de Geelzucht : maakt een klaar Gezwicht-, dood de c. 19.
dor men : genceft de Monden, ook de z weeringen dei
Alonds, daarmee gewaffehen zijnde; en de beeten of
fleektn der giftige Dieren.
De Wortel der kleyne Valeriaen , of Valer iana mi- DoJ. Lui
nor, vermag eeven het zelve; doch valt in haree-*f*
werking een weynig zachter , als die van de andere
foorten.
CCCLVI HOOFDSTUK.
YZERKRUYD.
in het Neederlandfch, maar ook Namen.
ji^Vtvan veele Yz er hart genoemd; word
S^ilVin het Latijn geheeten Verbena, of
'J lf Verbenaca: in het Hoogduytfch Ei-
~|5/^Msenkraut, of ook Eisenhart: in
•rf&m het Franfch Vervaine : in het Ita-
liaanfch Verminacula Berbena ,
of Berbena-ca.
Hier van zijn mij in haren aart bekend zeeven bijzon- Zeeven
dere foorten , te wecten : foo urn”*
I. Verbena communis, of gemeen Yzerhart. II.
Verbenaca supina , of achter-over-lcggend Tzer*
kruyd. III. Supina nodosa, of leggende Yzerhart
met knobbelen. IV. Maxima urticjE folio spi-
cata , of aldergroorfie Yzcrkruyd met Bladeren van
Neetelen, en een Ayrs-wijze gefielde Bloem. V. Bo-
TRYOIDES URTICZE EFFIG1E MAJOR CANADENSIS,
of groot Yzerhart van Canada, met een Druyfs-wijze
gefielde Bloem , en gedaante van Neetelen ; ’t welk ,
mijns oordeels, ook wel Urtica major Ameri-
cana , of groot Americaanfch Neetelkruyd mogt ge-
noemd worden, wccgens de groote gelijkheyd. VI.
Verbena Americana radice grumosa, ofYzer-
kruyd uyt America met geknobbelde Mortelen. VII.
Verbena caudata Americana flore pallido
cccruleo, of Americaanfch Yzcrkruyd met een lange
ft aart , en bleekblauwe Bloemen. Niet alle zijn ze
van de zelve Bouwing en Waarnceming.
Zij beminnen van naturen een goede , luchtige , Grond,
zandige , en met twee-jarige Paerdemift genoegzaam
voorziene grond : een vrije, warme, weftcr Zon ge-
leegene plaats, en tamelijk veel vochtigheyd. Gee-
ven ieder jaar Bloemen , en zommige foorten volko-
men rijp Zaad.
De Verbena communis, 't gemeen Yzerkruyd : Langlce-
Maxima urTic/é FOLIO sPicata , aldergrootfte vcndc
Tzer kruyd met Bladeren als Neetelen ; en Verbena ^ Yzer-
BotRYOIDES MAJOR URTICiE EFFIGIE CANADENSIS, kruyd.
groot Yzerkruyd uyt Canada met een gedaante van Nee-
telen en Druyfswijze gefielde Bloemen , vergaan van
naturen niet haaft, maar blijven cenige jaren lang in ’t
leeven. Geeven gcmcenelijk, bijgoede, drooge Zo-
mers, volkomen rijp Zaad. Konnen veel Water, fter-
ke Vorft, en alle andere ongeleegenthecdcn der Winter
verdragen. Worden aangewonnen en vermeeni^vul - Aanwin*
digd, zoo wel door Zaad, ’t Y'dk met een wallende ninS*
Maan van April niet diep in de aarde moet gelegt
zijn ; als door hare bij de Wortel uytgelopene jonge
Scheut jens-, welke men, op de genoemde tijd, van dc
Ddd OHdt
78 * Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 7 86
°ude neemt, en verplant. Slaan ook veeltijds van zelfs
genoeg op door ’t uytgevallene Zaad.
L zend Het Verbena supina , of leggend T^erkruyd ,
Yzer- word uyt eygener aari; niet zoo oud , maar blijft zelden
kruyd. langer dan ccne Zomer in ’t leeven. Bemind veel Wa-
ter : doch houd zich ook te vreeden met matige voch-
tigheyd. Geeft in den Herfjl volkomen Zaad: ’twelk
ieder Voorjaar, met de gcmeldde Maan in Maert , op
nieuws moet gezayd zijn. Komt ook door het neer-
gevallene wel van zelfs voort. Op deeze wijze kan
deezc foort alleenlijk vermenigvuldigd worden.
Leggend Het Verbena supina fJoDOSA, o( leggend Tzer-
metKnob ^art met Knobbelen, is de téederfte foort van al de an-
belcn, de dere. Word gemeenclijk met een walfende Maan van
tcederfte April in een Pot gezayd; niet verplant; voor veel kou-
foort van Je Herfflreegenen bewaard , in ’t begin van O SI ober op
a c’ een goede luchtige plaats binnens huys, niet verre van
een Venfter, doch zonder eenige tochten en z,uy gingen,
gefteld , voor de warmte des vuurs ( zoo veel moge-
lijk is); voor harde Vorfl, en te veel Water in de Winter-
tijd gewagt , vermits ze door de zelve , aan hare Wor-
tel lichtelijk verdervende, al langzaam vergaat. Mag
ook niet voor in ’t laatft van Maert , met goede dagen,
of in ’t begin van April, met een aangename Reegen
weer in de Lucht gebragt , dan noch voor koude nag-
ten , Sneeuwachtige vochtigheid, hayrige en fchrale win-
den wel gedekt en bewaard worden. Dus waargeno-
men blijft ze zomtijds over, ’t welk echter zelden in
deezc koude Geweften gebeurd , weegens hare teeder-
hcyd. Geeft dan ook wel volkomen rijp Zaad, en ver-
fterft daar mee.
Ameri- De Verbena Americana radice grumosa,
«anlch of Americaanfch T&erkruyd, met een geknobbelde Wor-
kruyd met te^> beeft ze^ve gefcheyden in drie , of ook in vier
een gc- korte , dikke deelen , onder eyndigende in een fpits
knobbelde punt, bruynachtig van verwe : uyt welke voortfehie-
Wortcl. tcn ecnjge Weynige Steden, of ook eene alleen , doch
boven verfpreyd in zommige Zijde-takjens , van onder
Bladeren, tot boven aan de Bloemen voorzien met Bladeren , op
geene Steelt jens ruftende ; zijnde ingefneeden in drie
deelen, gelijk de Verbena communis, of’t gemeen
Tzerkruyd ; van welke ’t middenfte ’t grootfte en lang-
fte is , doch al te zamen gantfeh flegt , en aan de ran-
den ongekerft; ook voor eyndigende in een punt; aan-
genaam groen van verwe ; altijd twee en twee regt tee-
gens over malkander zittende , inwendig begaaft met
genoegzaam zichtbare aderen.
Crond. Bemind een zandige , goede aarde , met een wey-
nig twec-jarigc, kleyn-gewreevene Paerdemift, eenja-
rige Hoenderdrek, en eeven zoo veel van ’t Mul of Mol
der verrotte Boombladeren genoegzaam doormengt : een
opene, warme, wel ter Zon gelcegene plaats, en mati-
ge vochtigheyd.
Bloemen ; Is van naturen teeder. Vergaat niet haaft, maar blijft
zonder eenige jaren in ’t leeven. Geeft ieder Zomer Bloemen,
L»en.nateuyt bovenfte punten der Takjens voortkomende,
en ruftende op korte Steeltjens. Zijn tamelijk groot,
gemeenclijk twee en twee bij malkander gefteld. Be-
ftaan uyt zes rond-toegaande Bladeren , niet qualijk
gelijkende die van de Ranunculus, of Boterbloem ; ver-
eierd met een fchoone roodc verwe : in wiens midden
gezien word een aangename geel-verwige Ring, van een
boven maten bevallijke aanfehouwing. Zij verderven
op hare Struyk> en vallen ter neer , zonder in deeze
Geweften eenig Zaad na te laten.
Hoe op te Het Zaad, uyt America overgezonden , moet met
tjucekcn, een WalTende Maan van April of May in een Pot gezayd
uyt Ame' en geplant; voor veel koude Herfflreegenen, Sneeuw,
rica Rijp en Vorfl gewagt ; en, boven droog geworden , in
overge- het begin van OSlober binnens huys op een luchtige
on cn' plaats gefteld zijn , in welke niet anders , als geduren-
de de Vorfl , word gevuurd. En vermits ze in deeze
tijd verheft hare Steel en Bladeren ( welke in April
weer te voorfchijn komen) zoo moet de Wortel, zoo
lang de Winter duurd, niet meer als een- of ten hoog-
ften tweemaal van boven begoten worden met een wcy-
nig lauw-gemaakt Reegenwater. Meerder vochtigheyd
kan ze, zonder te verrotten , niet verdragen. Mag ook
niet voor half April, wat eerder of later, na geleegent-
heyd van de bequaamheyd of onbequaamheyd des
Weêrs , met een aangename Lucht cn Reegen weer
buyten gebragt; dan noch cevenwel voor koude nag-
ten en hayrige winden wel gedekt, en voorzichtig be-
waard zijn.
De Verbena caudata Americana elore pal- Ameri-
LIDO cceruleo , of T^erkrujd uyt America met ftaar- caanfch
ten , en een bleekblauwe Bloem , blijft niet meer dan (fryeijmct;
eene Zomer in ’t leeven. Geeft in deeze Geweften noyt ïtaarten.
eenig rijp Zaad ; en vergaat van zelfs teegens de Win-
ter. Kan derhalven niet anders aangewonnen worden, Aanwin-
als door op nieuws uyt America bekomen Zaad ; ning.
’t welk met een waffendc Maan van Adaert wórd gezayd
in een Pot, gevuld met een zandige grond , doormengt
met twee-jarige Paerdemift, en een weynig een-jarige
Hoenderdrek : voorts gefteld in een Zonnebal f, en ge-
durig in warme Paerdemift.
Het Verbena major Botrtoides urtiCjE ef- Groot
FiGiE Canadensis , of groot Tz,erhart van Canada ,
met een Druyfs-wijz^e gefielde 'Bloem , en een gedaante
van Nee telen, is een aardig Gnvas. Heeft een teede-
re , veezclige ; van buyten bruyn-verwige , van bin-
nen witte, digte Wortel , vol Zap, en in de Mond Wortel,
geknauwd wordende, zeer te zamentrekkende. Krijgt
uyt de zelve veele St celen, tv/ee, en derdehalve voet, steden,
wat meerder of minder, hoog; regt opftaande, fterk,
en tamelijk dik; donker-groen-verwig, rond, en met
eenige weynige hayrige fcharpheyd luchtig omvangen.
Aan deeze Steden komen voort de 'Bladeren, ruym Bladeren ;
twee vingerenbreedte boven malkander, nu uyt de ee- en derzel-
ne , dan uyt de andere zijde ; een weynig hangende.
Zijn vijf en zes vingerenbreed lang ; wat meer als drie
vingeren breed ;Ey-wijze rond, doch zomtijds wat ron-
der; donker-groen-verwig, met eenige geelheyd ver-
mengt; onder bleeker , ook aldaar wat fcharp , cn ge-
lijk de Neetelcn brandende, of fteekende (waarom dit
Gewas ook de naam Urtica major Canadensis of
groot Neetelenkruyd van Canada , mijns oordeels met
goed regt mag voeren ) hardachtig en ftcevig van aart;
met eenige verheevene hoogten tuffehen de opwaarts
gaande Aderen als gefronfl ; rondom aan de randen
z,aags-wijz,e zeer net, doch niet diep, getand , achter
rond toegaande, doch voor in een puntje eyndigende.
In de Mond geknauwd, word men’er geen zonderlin-
ge fmaak aan gewaar; vallen echter een weynig te za-
mentrekkende. Zijn van binnen vercierd met verfchey-
dene fchoone , van onderen ruyge en half-rond na bo-
ven toelopende Aderen, voortkomende van eene in ’t
midden. Ruften op Steeltjens, ontrent twee vingeren-
brecd lang; ook aan de regt-opgaande groote Steel uyt
een ronde, donker-purpure Ring haren oorfprong nee-
mende.
Tuflchen welke, van het midden der Steden tot op Bloem-
twee of drie na de aldcrbovenftc Bladeren, eenige Bloem- troffen*
troffen ( op de wijze der Bloemknoppen van Felix Flori-
da, of 'Urtica major vulgaris , dat is. Bloemdragende
Varen, of gemeen groot Nectelkruyd , ook in ’t cerft de
zelve niet qualijk gelijkende , doch tuflchen elk Blad
maar eene Tros) Druyfs-wijz^e groeyen. De onderfte
zijn wel zoo groot, als die van ’t gemelde Nectelkruyd ;
doch de bovenfte kleyner , en zich meer onder de Bla-
deren verfchuylende. Beftaan uyt zeer veele bleek-
groene kleyne Knopjcns, zich als in Takjens verfprey-
dende : ook inwendig twee of drie zeer kleyne witte
Knop jens houdende ; welke haar, daar na verminderen-
de , hol van malkander verfpreydén , en zonder eenig
Zaad te geeven op de aarde neervallen.
Eevenwel komen daar na tuflchen de alderhoogfte, docl1 ^aar
cn op een, en op twee na de alderhoogfte Bladeren an- mV'Z.aTcf
dcre
/
Yzerkruyd. Stalkruyd. HanekaMMetjens.
Alder-
?-ootfte
zer-
kruyd met
Bladeren
van Neete-
len.
Wortel.
Steden.
Cal. I. 8.
hled.Simp.
fac.
JEtiusl. i.
Serm. i.
Jtpulej.
htft. Plant,
r. 3.
Ilin. I. ló.
t. 7.
Trag.l. ï.
t. óp.
JEgin. 1. 7-
Camerar.
L4. c.61.
'Fucbf.hift.
ïl.c.nó.
Diofc. I. 4.
Doé. I. f.
*•34:
787
dere regt-opftaande Steelt jens voort, veel dikker als de
voorgemelde, boven wat bruyn-verwig; niet onder de
Bladeren blijvende, maar boven de zelve haar verhef-
fende : aan welke Druyfs-wij z.e groeyen zeer kleyne
groene Knop jens, voorzien met witte opftaande Draad-
jens: welke niet neervallen, maar blijven; ook grooter
worden, en in een korte tijd nalaten veele , wat meer
als halfmaans-wijze ronde, neerwaarts hangende, plat-
te of dunne, eerft bleek-grocn zijnde, daar na bruyn,
dan ook een weynig dikker wordende Zaadjens , veel-
tijds hare volkomene rijpheyd verkrijgende.
De Verbena urticje folio maxima, of het
aldergrootfie T&erkruyd met Bladeren van Neetelen ,
groeyd in deeze Gewcften ter hoogte van vier en vijf
voeten. Krijgt uyt een teedere, wit of bleek-bruyn-
verwige , bittere , en een weynig te zamentrekkende
Veezelwortel , een of meerder Steelen , zich verdeelen-
dc in veele Zijde-takjjen : zijnde ontrent vierkant, don*
ker-groen; blinkende, en in ’t midden met een holle
ftreep voorzien : aan welke groote Bladeren voortko-
men, altijd twee en twee regt teegens malkander over
zittende. De grootftc zijn ontrent een hand lang en
breed, ruftende op matig-lange Steelen; donker-grocn-
verwig, doch onder bleeker; begaaft met zeer fchoo-
ne veelvoudige diepe Zderen , fpruytende uyt eene in
’t midden; aan de randen gelijk als een Zaag getand;
voor in een kleyn punt eyndigendc; van onder in het
aanraken rauw ; ook bitter van fmaak , en een weynig
te zamentrekkende.
Uyt de bovenfte Hert-punten ziet men bij malkan-
der voortkomen veele ui tyrs-wijze geftelde , teedere
Scheut jens , met kleyne groene Knop jens voorzien , dee-
ze de eene na de andere open gaande , vertonen zeer
kleyne, fpier-witte, vijf-bladerige Bloemtjens , die van
het gemeene Tzerbart zeer gelijk , doch kleyner. Zel-
den blijven ze langer dan vier of vijf dagen goed.
Daar na vergaande, laten ze achter een kleyn langwer-
pig en groenachtig Zaadje , altijd drie aan den anderen
gevoegd.
KRACHTEN.
YZerkruyd, of Verbena , beyde het regt-opftaan-
fte , en het achter-over leggende, als van de zel-
ve krachten zijnde, is verdrogende van aart; een
weynig te zamentrekkende , afdroogendc , en verkoe-
lende.
In Wijn gekookt, en daar van een Roemertje Tel-
kens gedronken , of het uvtgeparftte Zap met Wijn
ingenomen ; of twee Drachmen van ’t Poeder der ge*
droogde Bladeren in Wijn gebruykt , is goed voor de
Heup-jigt , het Voet-euvel , of Podagra; Vergif; de
Pefi; de beet en en fleeken der giftige Dieren; de Geel-
zucht, ’t Graveel, en alle andere inwendige gebrecken
des Ligchaams. Docd gemakkelijk Wateren. Opend
de verft optbcyd der Longe , Nieren, Leever , Milt , en
Galblaas. Neemt wech de pijn van de Maag ; de hit-
zigheyd der Gezwellen ; Zeeren en Zweeren der hey-
melijke of andere Leeden; van alle wonden , inzonder-
heyd van de Beenen : maakt een glad, en zuyver Vel,
daar van wech drijvende allerley Schurftheyd en andere
onreynigheyd ; dit quaad daar mee gewaflehen zijnde.
Verbeetcrd de voorteetende zeerigheyd van de Mond ,
cn maakt de lojfe Tanden vafl , daar mee gegorgeld.
In de Oogen gedaan , verfterkt niet alleen het Ge-
zicht, maar neemt’cr ook de donkerheyd van wech, en
maakt het helder . Belet daarenboven de uytvalling des
Hayrs.
Het Poeder der gedroogde Bladeren met Edik ver*
mengt> gelegt op de Roos , Roodgrond , en voort kruy-
pende Zweer ingen , doed veel goeds.
Het zelve Poeder met Honig, of Boter gemengt,
geneeft alle varjfche Wonden, en oude Zeeren.
Dit Kruyd word zeer begeerig van de Duyven gc-
geeten. Houd ook de zelve ; ontrent haaf Slag of
Neften opgehangen , bij malkander, en lokt de vreem-
de- derwaarts.
cccLvii Hoofdstuk.
STALKRUYD.
Ord in het Neederlandfch niet alleen Vcrfchey-
dus , maar ook van veele Prangh- deflamcdi
wortel genoemd: in het Latijn O-
NONis, Anonis , Arrest a bovis ;
en Natrtx Plinii : in het Hoog-
duytfch OcHSENBRECH » OCHSEN-
KRAUT, en Stalkraot: in het Franfch Arreste
Beuf , Bugrandes, Burgrunder , Bugraves :
en in het Italiaanfch Anonide, Bonaga; en Resta
Bove.
Hier van zijn mij in haren aart veele veranderlijke foor- VeeJc ver-
ten bekend geworden ; namentlijk : anderlijke
I. Ononis spinosa flore purpureo, of fee- foorcen*
kend Stalkruyd met een purpure Bloem. II. Spino-
sa flore albo, of Prangwortel met Doornen , en
een witte Bloem. III. Non spinosa flore pur-
PUKEO, of Stalkruyd zonder Doornen , met een pur-
purc Bloem. IV. Non spinosa flore luteo, of
met een gecle Bloem en geen Doornen. V. Non spi-
nosa purpurascens Cretica, of purpur Stalkruyd
houder Doornen njt Cnndi.i. VI. Non sptNOSA flo- Mt elf j4
RE rubello major Hispanica, of groot Spaanfch getal hier
Stalkruyd met een ronde Bloem en geen Doornen. VII. voorge-
Non spinosa spicata flore rubello minor , ftcld‘
of kleyne Prangwortel zonder Doornen met een gcayr-
de roode Bloem. VIII. Non spinosa luteo odo-
RATA ANNUA major, of groot geel welriekend Stal-
kruyd zonder Doornen , met langer als een jaar durem-
de. IX. Non spinosa odorata lutea annua
minor , of kleyn geel welriekend Stalkruyd ronder
Doornen , maar eene Zomer in ’t leeven blijvende. X.
Lutea non spinosa Montis Libani , of geele
Prangwortel zonder Doornen van de Berg Libanus.
XI. Ononis arporescens, of tot een Boomtje opwaf-
fend Stalkruyd. Niet alle zijn ze van ceven-gelijke Bou-
wing en Waarnecming.
Zij beminnen echter al te zamen een goede, zandige Grond,
aarde, met twee-jarige Paerdemift tamelijk voorzien :
een vrije , warme , wel ter Zon geleegenc plaats , eri
matige vochtigheyd. Geeven in goede ^Zomers dikmaal
volkomen rijp Zaad , en blijven lange jarèn in het
leeven.
Het Ononis spinosa flore albo, flore pur- Langlee»
PUREO, ET NON SPINOSA FLOpE PURPUREO, doorn- Y "dc
achtig Stalkruyd met witte, met paar fche , en zonder dlewd*
Doornen met paerfche Bloemen , zijn wat hard van aart.
Konnen, buyten ftaande , felle koude , en alle ande*
re ongelecgentheyd der Winter zonder fchadc verdra-
gen. Blijven echter niet altijd groen , maar laten in
den Herfjl hare Bladeren vallen : welke, te zamen met
hare Steelen , ieder Voorjaar weer uyt hare Wortel woon -
komen.
Men kan haar aamvinnen en vermeenigvuldigen doof de Winter,
haar Zaad: ’t welk met een wafTende Maan van Zprit koude ver-
niet diep in de aarde word gelegt. AI de andere foor- dra8en
ten , mcede cenige jaren durende , worden op de zelve konncn•
wijze behandeld, doch konnen gantfehelijk geen fter-
ke koude verdragen. Moeten derhalven, in Potten. ge-
plant, in OElober binnens huys gebragt, luchtig gefield,
met weynig vochtigheyd onderhouden , bewaard , en
met voor in ’t begin van April , met een aangename
Reegcn weer buyten gezet worden.
Het Ononis non spinosa lutea odoratA
annua MAJOR et MINOR, of groot en kjeyn geel Cn 1
welriekend Stalkruyd zonder Doornen , niet meer als wdrie-CC
Ddd i
een
o
789 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 790
zonder
Doornen.
Boomach-
peultjens.
Zaad.
Hoe waar
te nee-
mcn.
kend Stal- een j aar durende , worden ook, met dc gemelde Maan, J
kruyd in een Pot de aarde aanbevolen. 'Bloeyen aardig , en
vergaan teegcns de Winter van zelfs, na dat ze, bij goe-
de, warme Zomers, rijp Zaad hebben gegeeven. Het
welk ieder jaar in April weer gezayd moet worden.
Want alleenlijk hier door kan men ze aanwinnen en ver-
meenigvuldigen.
Het Ononis arborescens flore rubf.llo, of
tig Stal- boomachtig Stalkruyd , met een fchoone roodachtige Bloem,
kruyd. js een aar£jjg> zeer bevallijk Gewas-, van naturen Jlru-
velachtig ; voorzien met veelc bij de zwarte en tccdere
Wortel uytfchictende Looten, of Takjens, een weynig
blinkende van aart, bleek-bruyn van verwe, en nauw-
lijks meer als een voet hoog oprijzende. Deezc alle moet
men wechneemen, en alleenlijk eene in ’t midden laten,
indien mcn’er een aardig hoorntje van begeert te win-
Bloemen. nen. Uy t de punten der Takjens ziet men fpruyten de
Bloemen , tamelijk groot , ruftende op teedere Steelt jens,
hol en luchtig, doch Tros-wijz,e veel bij malkander en
aardig gefteld. Van onder af gaan ze eerft open. Alsze
eenige dagen hebben geftaan, vallenze neer; nalaten-
de ronde , korte , dikachtige , ruyge , bleek-groene
Peultjens, voorzien met een Doorns-wijze fpits Knop-
je, neerwaarts hangende; waar in gevonden word een
platachtig Zaad, van een halfmaans-wijze vorm, als
het rijp word groenachtig graauw van verwe , doch
niet groot.
Deeze foort blijft , wanneer men’er goede acht op
neemt, lange jaren in ’t leeven. Word ook (wijl ze
door fterke Vorft en andere ongclecgcnthceden der Win-
ter lichtelijk kan worden wechgenomen) in een Pot
geplant zijnde, in Oiïobcr binnens huys gebragt, op
een luchtige plaats , waar in niet als bij vriezend Weer
word gevuurd ; met ftegts een weynig lauw Reegen- •
water van boven begoten, en niet voor in April, met
een donkere Lucht en zachte Reegen, weer buyten
gezet.
Geftalte Zij behoud hare groenheyd tot in Ottobcroï Novem-
<ier Blade- ber toe ; maar laat dan hare bezienswaardige teedere , en
reu' rondom aardig-getandde Bladert jens vallen. Deezc zijn
langwerpig ; van naturen ftijf ftaande ; voor alder-
breedft; ook daar rondachtig toegaande; onder fmal toe-
lopende; gemeenelijk in drieën bij malkander gefteld ;
waar van het middelfte het grootfte , eevenwel nauwe-
lijks een vingerbreedte lang is; de breedte kan die van
een ftroo niet ophalen. De twee andere zijn veel (mal-
ler ; doch alle onder aan malkander vaft : en in ’t mid-
den voorzien met een regt-doorgaande adder , waar uyt
andere kleyner voortfpruyten. Zijn vercierd met een
aangename bleeke groenheyd , zoo wel onder als bo-
ven.
Door drift der Natuur vernieuwt deeze Plant in
Maert hare Bladeren weer. Geeft , niet altijd , maar
alleen in goede Zomers , in deeze Landen dikmaal vol-
komen rijp Zaad: ’t welk met een wadende Maan van
April niet boven een ftroobreedte diep in een Pot word
gclegt. Niet alleen hier door word ze vermeemgvul-
digd , maar ook door hare bij dc Wortel uytlopende
jonge Looten , die men met een Pennemes voorzichtig
ten halven infnijd, op de wijze der Angclieren , en met
aarde overdekt. Als ze dan Wortelen hebben bekomen,
worden ze op de genoemde tijd van de oude afgeno-
men, en verplant.
KRACHTEN.
STalkruyd, of Ononis , is warm en droog tot in den
derden graad; ook dunmakende en doorfnijdende
van aart.
Het Poeder van de gedroogde Wortelen , of de Bajl
der zelve , met Wijn ingenomen ; of de Wortelen in
Wijn gekookt, of in Wijn gediftillcert , en daar van
Diofc. I 3. ccn Roemertje gedronken; of, ’t geen noch bccter is,
e. ai. anderhalve haud vol van de Wortelen in ftukjens gefnee-
Eaad.
Aanwin-
ning.
Simp.MeJ.
den, en in anderhalve Kan, of zes ponden Rhijnfche Durantet
Wijn, tot op de helft gekookt, en daar van ’s morgens lib. Plant.
drie Oneen nuchteren gcbruykt , drijft uyt het Gra-follz-
veel, en breekt de Jleen der Nieren doed wel Hater Matth.l.j.
lojfen ; geneeft de K lecfch-breuken , als men ’t eenige
weeken achter malkander ieder dag nuttigd : ook de
TakJjen of Speenen aan ’t Fondament. Doed de A/aand-
fionden voortkomen. Opend dc verftoptheyd van Milt
en Leever.
De Wortelen in Water gekookt, en ’t zelve d ePaer- Lufit. 1. 3.
den te drinken gegeeven , doed haar , als haar Water cnarr- '9-
word opgehouden , ’t zelve loflen.
Eeven deeze Wortel met Honig en Edik tot op de helft Tim. Lij.
gezoden, en daar van gedronken, is een dienftigmid- e'*‘
del teegens de vallende Ziekte.
De eerft uytkomende jonge Scheut jens deczer Plant Dod. 1. 16.
als een Salade, gelijk Afpergies, gegeeten, zijn goedc,3‘
teegens al de nu genoemde gebreeken.
CCCLVIII HOOFDSTUK.
HANEKAMMETJENS.
Oerd deeze naam in ’t Neederlandfch , Verfcbey-
om dat het Zaad deezer Plant zeer dc “amen.
aardig de gedaante der Hannekammen
vertoond. Word in het Latijn gehee-
ten Onobrychis; caput Gallina-
CFUM BELGARUM,Cn PoLYGALA VE-
ra Dalechampii. In ’t Hoogduytfch Kerstwurt-
zel. In ’t Franfch Sainct Foin ; en in ’t Jtaliaanfch
Uppuparia del maghi.
Hier van zijn mij in haren aart drie bijzondere foor- Drjc ver_
ten bekend geworden ; tewecten: anderlijke
I. De gemelde Onobrychis. II. Onobrychis f°orten*
Belgarum altera , of tweede foort van Hane-
kammetjens der Needcrlanderen ; ook genoemd Viola
pentagonia, of Wiole met een vijfhoekig Zaadhuysje;
anders Specucum veneris , dat is, Pcnus Spiegel ,
weegens hare zonderlinge fchoonheyd. III. Onobry-
chis perfoliata , of H.mekammetjcns met doorgc-
wajfene Bladeren, zeer aardig te zien.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, nicu- Grond,
welijks omgefmeetene , meer een gemeftte als onge-
meftte aarde; ruym zoo zeer een zomtijds fchaduwach-
tige , als een vrije wel ter Zon geleegenc plaats , en ta-
melijk veel Reegen.
Blijven niet langer dan eene Zomer in het leeven. Zaad.
Geeven teegens de Winter rijp Zaad, en vergaan dan
van zelfs. Moeten derhalven ieder Voorjaar, met een ^anwin-
waffende Maan van Maert, niet diep, weer in de aar- ning.
de worden gezayd : waar door ze rijkelijk konnen aan-
gewonnen en vermcenigvuldigd worden. Komen anders
ook dikmaal van zelfs genoeg te voorfchijn, door het
uytgevallene Zaad.
KRACHTEN.
HAnekammetjens, of Onobrychis , is verwarmende cal. 1.2.
en verdrogende van aart , daarenboven dunma- Simp.MeJ.
kende, en verteerende.
Dc Bladeren gedroogd , gepulverifecrt , en met /. l4.
Wijn ingenomen , doen gemakkelijk Water lojfen ; c. 16.
ftillen de loop des Buyks , en zijn goed voor de kou-
de Pis.
De groene Bladeren gefloten, en Paps- of Plaafters- niofc. I. 3.
wijze gelegt op allerley Gezwellen, en Klieren, vertec- c- Ho-
ren de zelve, en doen ze vergaan.
CCCLIX
Namen.
Vier on-
derfchey-
dene foor-
ten.
Lobel. P. 1.
fol. 91.
Cluf.R.P.
l.ó.fol.i 30.
Grond.
Roemen.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Gebruyk
Zaad*
deezer
Plant.
Namen.
Grond.
791 Groote Krok. Aardangel.
CCCLIX HOOFDSTUK.
GROOTE KROK.
GE genoemd in’t Neederlandfch ; word
' &in het Latijn geheeten Orobus , of
l-ookARACus latifolius ; en in het
I* Italiaanfch Orobo.
j Hier van zijn mij in haren aart vier
ondcrfcheydene foorten bekend gewor-
den ; namentlijk:
I. Orobus venetus, of groote Krol^, groeyende
ontrent Venetien. II. Pannonicus tenuiori fo-
lio ; o f groote Krok^ uyt Pannonien , met t ceder e Bla-
deren; ook genoemd Orobus secundus Clusii,
of de tweede groote Krok^v an Carolus Clusius : wel-
ke van Matthias de Lobel word geheeten Astra-
Galoides. III. Quartus Clusii, of vierde foort
van Carolus Clusius. IV. Orobus Pannoni-
cus primus Clusius, of eerjle groote Krol^ van Ca-
rolus Clusius. Alle zijn ze van de zelve Bonwing en
JVaarneeming.
Zij beminnen een goede , gemeene , zandige , en
welgcmeftte aarde: een vrije, genoeg ter Zon gelec-
gene plaats ; en veel Water. Blijven vcelc jaren in ’t
keven , en verdragen allcrley ongcleegentheeden der
Winter zonder eenige fchade.
Geeven vroeg in ’t Voorjaar fchoone Bloemen ; en
gemcenclijk in ieder jaar, inzonderheyd bij goede droo-
ge Zomers , volkomen rijp Zaad. ’t Welk met een
wadende Maan van September of Maert , niet boven
een ftroobreedte diep , de aarde weer aanbevolen word.
Ook flaat het neergevallene Zaad dikmaal van zelfs ge-
noeg op. Niet alleen hier door kan men haar vermee-
nigvnldigen , maar ook aanwinnen door hare jonge aan-
gegrocydc Wortelen, welke men met de gemelde waf-
fende Maan, in Maert of April, van de oude afneemt,
en verplant.
KRACHTEN.
HEt Zaad van groote Krok > of Orobus latifo-
litts , is afvagende en te zamentrekkende van
aart ; zwaar om te verteeren , en maakt grof,
zeer liegt Bloed.
Gedroogd, geftoten, en met Melk gekookt, is ’t
dienftig, om de loop des Buyks te floppen. Doed ook
het Braken ophouden , en neemt wech' de oprifping van
de Maag.
Het Afeel van dit Zaad met Wijn vermengt, en
Plaaflcrs-wijze gclegt op de beet en der dolle Adenfchcn ,
Honden, en, andere razende Dieren, is zeer dienftig,
en van goed gebruyk.
Dit Zaad aan Hoenderen , Dujven , of andere Vo-
gelen gegeeven , doed haar in wcynig tijds zeer vet
worden.
CCCLX HOOFDSTUK.
AARDANGEL.
Et deeze naam in het Neederlandfch
PSVp? bekend , word in het Latijn gehee-
iïSjilf' tcn Trirulus terrestris: inliet
pp'ljjl Hoogduytfch Burseldorn; en in het
Zij bemind van naturen een goede
zandige aarde , met een wcynig twee-jarige Paerdcmift,
en ’t Mol der verrotte Boombladeren doormengt : een
warme , wel ter Zon geleegene plaats , en matige voch-
tigheyd.
Blijft niet langer dan eene Zomer in ’t keven. Geeft
Waternooten. SpëerkruYd. 791
in deeze onze Gcweftcn, bij goede jaren volkomen rijp
Zaad , en vergaat dan van zelfs. Moet dcrhalven ie-
der Voorjaar , met een walfende Maan van April , niet
boven een ftroobreedte diep, weer op nieuws inde aar-
de eens Pots gezayd zijn; maar niet verplant. Ook Aanwin-
mag men niet meer dan twee opgekomene jongen in nlllg'
eene Pot laten , ontrent in ’t midden der zelve; ver-
mitsze zich op de aarde neerleggen, en door de mee-
nigte harer Takjens de Pot aan alk kanten vervul-
len.
KRACHTEN.
A Ar dangel, of 7 ‘ribulns Terrejlris, is koud, aard- Ga/. /#• 3.
achtig, en te zamentrekkend van aart. De Vrucht MeJ-s‘mPi
ook is dun van deelen , en fijn van ftof.
De zelve gedroogd , geftoten , en daar van een Diofc‘ l- 4*
Dracbma met Wijn ingenomen , breekt de J leen der C ' ***
Nieren: geneert: de beet en der Adderen en Slangen : ftrijd
tcegens allerky vergif.
De zelve Vrucht in Water gekookt , en daar tncê Duramei
de Tedjleede of het Leedekant befprengt, dood de daar
in zijnde Vlooyen. ■'0'4 *’
CCCLXI HOOFDSTUK.
WATERNOOT.
Iet alleen in het Neederlandfch dus , Verfchey-
maar ook van veele Minkysers ge- de namen,
hceten. In het Latijn genoemt Tri-
BULUS AQUATTCUS , of Ook , WeC-
gens hare lieffelijke fmaak , Casta-
nea PALUsTRis, zoo veel als Water-
Caftanien: inliet Hoogduytfch Wassernusz, of ook
Spitsnusz: in het Franfch Escarbots, Sai tgotz,
en Chastaignes d’eau: in het Jtaliaanfch Tribo-
LO AQJ7ATICO.
Zij bemind, uyt een aangeborene cygenfchap, een Wat voor
flijmcrige, mocrafligc, vochtige grond , in een opene, ce.n S^nd
vrije , Lucht : of ook wel een klaar en helder Water Wlllen'
zelfs, waar in ze al dikmaal gevonden word. Kan
dcrhalven qualijk in de Hoven worden opgevokt ; ten
ware men daarin een Sloot, of groote Kujl groef, en
in ’t Voorjaar haar plantte in den grond der zelve ; dan
zal ze wel beklijven, en voortgroeyen.
Word niet lichtelijk befchadigd door een fterke Win- Uloemcn/
ter-vorft. Geeft niet altijd, maar bij goede hecre Zo-
mers, Bloemen: zelden, ofwel noyr, in deeze Gcwc- Zcld-
ften een rijpe Vrucht, of volkomen Zaad: zijnde van *aan?'
een aardige aanfehouwing; vertoonende het hoofd Van hC^‘*
een Os met zijne Hoornen. Verheft ieder Winter ha-
re Bladeren ; welke t’elkens teegens de May zich
weer vernieuwen , en boven ’t Water uytftckcnde ge-
zien worden.
Kan door geen ander middel worden aangewonnen , yjoc mcn
als alleen door bekomen rijp en goed Zaad. Ontrent haar
deeze aanteeling kan men te werk gaan op de volgende
wijze, gelijk van mij gedaan is in ’t jaar 1657.
Neem een Pot : maak’cr onder een groot gat in. jn een Hof
Vul dan de zelve met een zeer luchtige, zandige aarde, kan doen
genoegzaam doormengt met oude Paardcmift. Lcg’cr grot7ca<
dan het Zaad in met een waftende Maan van April ,
ontrent een kleyne vingerbreedte diep. Zet ze ver-
volgens op een warme en matig-luchtige plaats, ge-
durig die nat houdende ; zoo komt het uyt de aar-
de op. Laat dan de Pot zinken in de gemaakte Sloot ,
of groote Kuyl, tot op dc grond toe; zoo zal deeze
Plant, lange Wortelen gcfchootcn hebbende, tor bo-
ven ’t Water opgroeyen : eevenwel niet veele jaren in ‘t
keven blijven.
Zaad.
Ddd 3
KRACH-
793 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 794
KRACHTEN.
Gal 1.8. ~\\T]-dtcrnoot , of Trtbulus Aquaticus , is voch-
simpMeJ. \\j tig , verkoelende , en een weynig te zamen-
* * trekkende van aart.
De Bladeren, hetzij geheel, of gefloten, en Plaa-
fters-wijze gelegt op allerley vuurtgheyd , bitsige ge-
zwellen, en zweer en , doed veel goeds tot der zei ver
geneezing.
Diofc. 1 4. Het uytgeparftte Zap der 'Bladeren is dienfHg tee-
c. 79- gens de verhitting des Monds , het vervuilen van het
Tandvlee/ch, de zwelling der Amandelen, de Sprottw,
Huyg , en Keel-gebreeken , daar mee gewaflehen , of
gegorgeld.
Durantes De Vruchten, of Noot en zelfs, worden, in plaats
jf4f- van Cajlanien, vooreen Banquet gegeeten. Ook maakt
Lufitan. men’cr brood van ; doch ’t geeft weynig voedzel , en
l. 4. enarr. verftopt het Ligchaam.
< Camerar De ze^ve ^riiC^ten » tot gegoten , en dan met
l.+.e.is. Wijn gcbruykt, zijn zeer dienftig tecgens de beeten der
Slangen-, teegens ’t Graveel-, voor de geene die Bloed
/po uwen, en Bloed pijfen ; ook voor zulke, die van de
Buylloop worden gequeld.
CCCLXII HOOFDSTUK.
SPEERKRUYD.
Verfchey- n kleyn en aardig Gewas ; word in
tic namen. het Nccdcrlandfch niet alleenlijk dus,
^ maar ook Adderstong, ofNATER-
fcffi tong geheeten: in ’t Latijn Ophio-
Pf? glossum, Lancea Christi, LtN-
gua SerpenTina , Lunaria, en
Henophyllum : in het Hoogduytfch Naterzung-
lein: in ’t Fran/ch Langue de Serpent, of ook
Herbe Sans Cousture : in ’t Italiaan/ch Ophio-
ci.osso , en Herba Senza Costa , of ook Lingua
di Serpente.
Grond. Decze Plant bemind uyt eygencr aart een goede, ge-
mcene, zandige, zoo wel gemeftte als ongemeft te aar-
de; ruym zoo zeer een donkere, fchaduwachtige plaats,
als een ruyme Lucht ; en veel vochtigheyd.
Kluchtige Verdraagd allerley ongelecgentheeden des tijds zon-
Vrucht. der fchade. Geeft noch Bloem noch Zaad ; maar
wel een kluchtige, zeldzame Vrucht uyt haar een ee-
nigfte Blaadje, gelijk zijnde ecnklcync Lans, of Speere.
In het laatfte van Junius vergaan ze te zamen, en ko-
men niet weer te voorfchijn , voor in de Maand
Aanwin- Zdaert des volgenden jaars. Konnen echter genoegzaam
ning. aangewonnen en vermeenigvuldigd worden door hare
aangewaflene jonge Worteltjens ; welke men met een
wallende Maan in de Maand Augujhts van de oude af-
neemt , en verplant.
KRACHTEN.
Label. hifi. C'Peerkruyd, of Ophioglojftm, van naturen een tref-
Ilant.fol. ^ lijke Wondkrn-jd, is koud in den cerften, en droog
j in den tweeden graad.
c.°ii. * In Wijn gekookt, en daar van een tijd lang achter
malkander ’s morgens nuchteren een Roemertje gedron-
ken ; of het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn ;
of met het gediftilleerdc Water van Equi/etum, anders
Durantes Paerdejlacrt gezegt, ingenomen , geneert alle inwendi-
hifi. Plant, ge en uytwendige Osset zuren ; de Breuken , of Ge-
fit- 3IQ. /cheurtheyd ; de ontjleekin^ van de Leever, en andere
t °i'c 8y2' imvend‘ge brand. Is goed voor de lopende of tranende
Camerar. O ogen , daar mee gewaflehen ; voor hitzige Koortzen ;
l.x.e. 101. voor de verzeering der Darmen-, voor de geene die
Bloed opgeeven ; en voor die van de Pejl zijn aangetaft ,
een Drachma van ’t Poeder met Wijn en Edik gcbruykt.
Het zelve Poeder met het gediftilleerdc Water van Matth.h.
Eyke bladeren ingenomen, ftfld de witte Vloeden der c.161.
V rouwen . pT^i
Eeven dit Poeder met Varkens-reuzel vermengd , Tragd.u
is goed teegens de gebrandheyd, alle heete Gezwellen c. 106.
en Apojlematien ; ook het Sprenktyuur. Belet daaren-
boven de Kanker ; en verhinderd dat het Huur in de
zweer ing zou komen.
D tOly, waar in de Bladeren een lange tijd in de Zon
geweykt zijn , met een weynig Oly van Denneboomen
vermengt, zuyvcrd en geneert alle varjfche Wonden-, al-
lerley vuyle zweeringen.
CCCLXIII HOOFDSTUK.
WINTERGROEN.
Yns weetens met geenen anderen als Vcrfchey-
deezen naam in het Neederlandfch denamea.
bekend, word in het Latijn geheeten
Pyrola, of ook Tintinnabulum
terRjE : in het Hoogduytfch Win-
■ ■■■-•■ tergrunn , Kuchenschelle , of
Holtzmangolt : in ’t Fran/ch Limoire . en Bete
Sauvace: in ’t Italiaan/ch Pirola.
Hier van zijn mij in haren aart^r/everanderlijkcfoor- Drie ver-
ten bekend geworden ; te weeten : anderlijke
I. Pyrola officinarum vulgarts , o ( gcmeeniooTKn'
gebruykelijk_ Wintergroen. II. Folio dentato , of
Tl intergroen met getandde Bladeren. III. Pyrola
Americana , of V intergroen uyt America. Niet
alle zijn ze van eenerlcy Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen, uyt eygener aart, een goede, gemee- Grond,
nc aarde , met zeer veel Zce-zand , maar geen mirt of
andere vettigheyd doormengt ; zoo wel een fchaduw-
achtige als een luchtige plaats, en veel Water. Blijven Uytncc-
’t geheele jaar door groen. Gecven in de Maanden Ju- rTend. l«f-
nius en Julius Bloemen ; begaafd met zulk een aange-
name, verquikkendc reuk_, datze in lieflijkheyd de Bloemen.
ALaybloemtjens , of Lilittm convallium , ook meert al de
andere Kruyden, daar in te boven gaan.
Niet haart verderven ze, maar blijven eenige jaren Zaad.
lang in ’t leeven. Brengen bij goede Zomers volkomen
rijp Zaad voort ; en konnen allerley ongeleegentheeden
der Winter uytftaan. Worden aangewonnen, niet al- Aanwin-
lecnlijk door dit haar Zaad, ’t welk met een wadende n‘ng*
Maan van Adaert of April , niet boven een ftroobrecd-
te diep , in een Pot , met de voorgedachte aarde ge-
vuld , gezayd moet zijn ; maar ook door hare aange-
grocyde en langzaam voortkomende jonge Scheut jens,
welke men op de zelve tijd van de oude afneemt, en
verplant.
Het Pyrola Americana , of Wintergroen uyt Amerï-
Amcrica, wart met hare ronde en tcedere regt-opftaan- caanfch
de Steelt jens ter hoogte van anderhalve voet. Aan 'Vmter"
der zelver beyde zijden , niet teegens over malkander, 8
maar onordentlijk gefield, komen de Bladeren voort. Bladeren,
ruftende op kleyne Steeltjens. Zijn een weynig hard
van aart ; donker-grocn-verwig ; in grootte niet veel
verfchillende van die van ons gemeen Wintergroen ; ech-
ter niet zoo geheel , maar een weynig langwerpig-rond;
ook inwendig niet voorzien met zoodanig gefielde A-
deren.
Bemind een zandige grond, meteen weynig twee- Grond,
jarige Paerdemift, een-jarige Hoenderdrek , en ’t Mol
der van binnen verdorvenc Boomen, of in der zelver
plaats ’t Mol der verrotte Boombladeren doormengt :
een openc , warme, luchtige en vrije plaats; ook ma-
tige vochtigheyd. Blijft van naturen veele jaren in ’t
leeven. Geeft in drooge , warme Zomers een gecle Bloemen-
Bloem, met een lange Kelk, of Hals-, gemcenelijk niet
meer als twee bij malkander op tamehjk-lange Steeltjens
gefield j
■■Hü
795 W IKTtR.GR.OEN . VeLDAJUYN. VOGELVOET. RyS. PanIKKOORN. 796
gefield ; maar noyt in deeze koude Landen eenig vol-
komen rijp Zaad.
Zaying. Is teeder van aart. Kan weynig koude Herffi-reege-
nen, Sneeuw , Rijp , of Vorfi verdragen. Moet der-
halven , als men ’t Zaad uyt heete Geweften heeft ont-
fangen, met een waflende Maan van April of May in
een Pot beyde gezayd en geplant zijn; gedurig in war-
Hoe waar me Paerdcmifl gezet. In ’t begin van Ottober , wat
»■«« ceder of later, na geleegentheyd dat het Weer zich
ter. C m' aan^c^ > moet mcn ze binnens huys zetten , op een
zeer luchtige plaats, waar in niet als bij vriezend Weer
word gevuurd door een yzere Oven. Gedurende de
gantfche Winter moet men ze niet meer als eens , of
ten hoogflen tweemaal , met een weynig lauw Reegen-
water van boven begieten : ook niet voor in ’t begin ,
of ten halvcn van April , met een zachte Lucht, en
aangename zoete Reegen , weer buytcn brengen : dan
noch eevenwel haar zorgvuldig wagten, en wel dekken
voor koude nachten , Sneeuwachtige vochtigheyd , hay-
rige en fchrale winden.
Aanwin- Zij verheft ’s Winters al de Steden en Bladeren , wel-
ning in ke gebloeyd hebben. Houd’er echter eenige bij hare
dcn.C Lin" tortel groen ; die in ’t volgende Voorjaar weer opfehie-
ten, en Bloemen voortbrengen. In onze Landen kan ze
door geen ander middel aangewonnen en vermeenig-
vuldtgd worden, dan alleenlijk door hare fterke en ta-
melijk dikke Wortel ; waar van men , met een waflende
Maan in April, voorzichtig een deel affnijd; ’t zelve
in een Pot verplant , en een tijd lang wel vlijtig voor
veel Water wacht.
KRACHTEN.
Wintergroen , of Pyrola , is koud in den twee-
den, en droog in den derden graad; ook te za-
mentrekkende van aart.
Groen gefloten , of ’t Poeder der gedroogde Blade-
ren op de gebrandheyd gelegt , verkoeld en geneeft de
zelve.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken , heelden
zuy verd alle inwendige- en uytwendige wonden , lopende
gaten , qttade x, weeringen , en de ontftokene Nieren.
Eeven het zelve doed het uytgeparftte Zap der Blade-
ren : of ook de Wijn daarze in gekookt zijn geweeft,
de qualen daar mee gewaflehen zijnde.
Twee Drachmen van het geftotene Zaad met Wijn
ingenomen , flild cn geneeft de Buykloop , de Bloed-
gang , het Bloed-Jpouwcn , en de onnatuurlijke Vloe-
den der Vrouwen.
CCCLXIV HOOFDSTUK.
Lobel. I.
fol. 362.
Lonic. I. 2.
f. 13^.
Camerar.
I.4. c. 11.
Do.t. I. f.
Dorfien.
Uift.el.fol.
Nament
D A J U Y N.
&,Us, en, mijns weetens, met geenen
anderen naam in het Neederlandfch ge-
£ noemd. Word in het Latijn geheeten
? Ornithogalum, en Bulbus li-u-
£ canthemus : in ’t Hoogduytfch Vo-
— r celmich, Feld, of Ackerzwibel:
in ’t Itahaanfch Ornitogalo.
Dertien Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
H Te" foor *erticn verancklijke foorten ; te weten :
un.C °°r" I* Ornithogalum Arabicum, of Veldajuyn uyt
Arabien. II. Neapolitanum majus, III. et mi-
nus, of groote en kleyne Veldajuyn van Napels. IV.
Lacteum maximum, of x.eer groote witte Veldajuyn.
V. Luteum , of Veldajuyn met geels Bloemen. VI.
Umbellatum flore albo , of met groote, breede
witte Bloemen. VII. Spicatum flore pallido ,
of met een bleek^geayrde Bloem. VIII. Spicatum
flore albo odorato, of met een wit -ge ayr de wel-
riekende Bloem. IX. Spicatum Narbonense , of
van Narbona , met een geayrde Bloem. X. Panno-
nicum FLORE viRESCENTE , of uyt P annonien , met
een groenachtige Bloem. XI. Minus flore albo,
of kleyne Veldajuyn met een witte Bloem. XII. Ma-
jus Aïthiopicum flore albo Capitis BON.B
Spei, o{ groote Veldajuyn uyt Moorenland, groeyende
aan Cup o de bona Efperanx.a , of het Hoofd der goede
Hoop, met een fchoone witte Bloem , welke ik voorde
eerftemaal gezien heb bij mijn Heer en goede Vriend
Johan van Velzen, Klerk van hare Ld. Groot-
mogende, de Staten van Holland. XIII. Ornitho-
galum jEthiopicum parvum Capitis bonas
Spei, of kleyne Veldajuyn uyt Aloorenland , voortko-
mende ontrent de Caap. Niet alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, zandi- Grond,
ge, luchtige, en met twee-jarige Paerdcmifl wel door-
mengde grond : een opene , vrije , bequaam ter Zon
gelecgene plaats, en niet te veel vochtigheyd. Verdra-
gen geduldig allerley ongeleegentheeden der Winter.
Geeven ook, doch niet alle, ook niet ieder jaar , vol-
komen rijp Zaad : ’t welk met een volle Maan Van Zaad.
September , een kleyne vinger diep , de aarde moet
aanbevolen zijn; dan komt het in ’t volgende Voorjaar
te voorfchijn; doch draagd niet voor ’t achtflc of nee-
gende jaar daar na de eerfle Bloemen .- onder welke
men gemeenelijk eenige veranderlijke couleuren gewaar
word.
Hare Bollen worden ieder jaar, of (’t welk ik oor- Bollen,
deele beft te zijn) om de derde Zomer, in ’t laatfte
van Julius, uyt de aarde opgenomen ; op een drooge
plaats gelegt ; daar na , de grond weer gemeft op de bo-
ven-verhaalde wijze , de Bollen van haar oude, doodc,
en onzuyvere Vaz.elwortclen geïuy verd zijnde, daar weer
ingezet, tamelijk diep, met een volle of waflende Maan
van September.
Worden dus niet alleen door haar Zaad, ’t welk Aanwin-,
langzaam toegaat ; maar ook , en veel bequamer , n*n2’
door hare jonge aangewaflene Bolletjens aangewonnen
en vermeenigvuldigd : welke men , bij de opneeming
uyt de aarde, van de oude affeheyd, en verplant.
Het Ornithogalum Arabicum , of Veldajuyn Veldajuyn
uyt Arabien, en Ornithogalum majus et minus tienden
Aythiopicum Capitis bon,e Spei, of x.00 groot Uyc Moo-
als kfeyn Veldajuyn uyt Moorenland, groeyende bij de reuland.
Caap , zijn niet zoo hard van aart als de andere foorten.
Konnen de fterke M interkpude en Vorjl deczer Landen
niet wel verdragen. Moeten derhalven, in Potten ge-
field, en in de W intertijd binnens huysgebragt; daar
ook, zonder eenige vochtigheyd op een luchtige plaats,
of anders buytens huys in een Zonnebal^, zorgvuldig
bewaard worden.
KRACHTEN.
DE Bolwortel van Veldajuyn, of Ornithogalum, Gcbruyfc.
gefloten, en op varffche Wonden gelegt, geneeft
de zelve.
Rauw gegeeten, of in Water gekookt , of gezoden Diofe ■ l- *•
zijnde, is ze zoet, en aangenaam van fmaak , als een °£lpa„us.
Caftanie. Word derhalven van de Boeren , en an- d „ram a.
dere gemeene of geringe Lieden voor een bcquame
fpijs gebruykt.
CCCLXV HOOFDSTUK.
VOGELVOET.
feN ’t Neederlandfch dus genoemd, om dat Namca.
Ygf hare te zaamgevoegde Zaad-peultjens een
kromme Vogelvoet, of de gef o t ene Klauwt -
? jens der kleyne Vogelt jens niet ongelijk
zijn. Word in het Latijn geheeten Prs
AVIS,
' J'|i
i SB'
—w—
797 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen , III Boek, 798
avis, of Ornithopodium: in ’t Hoogduytfch Vo-
celfusz: in ’t Franfch Piud d’oiseau.
Drie ver. Hier van zijn mij in haren aart drie veranderlijke foor-
andcrlijke ten bekend; namentlijk:
fooi ten. Ornithopodium majus, of groot Vogelvoet,
ook genoemd Scorpioides leguminosa, of Scor-
pioenkruyd met Zaadpeultjens. II. Majus Creti-
cum , of groet Vogelvoet van Candien. III. Orni-
thopodium minus, of kjeyn Vogelvoet. Meed zijn
ze van eenerley Bouwing en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen uyt eygener aart een goede, gemce-
ne, zandige , en weynig gemedte grond : een opene,
vrije , welgclcegene plaats , en niet te veel Reegen.
Blijven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven : gee-
ven in den Herfjl volkomen rijp Zaad , en vergaan dan
Aanwin- van zelfs, of door een klcync Rijp. Moeten dcrhalven
ning. ieder Voorjaar weer op nieuws , met een wallende Maan
van Maert , niet boven een droodbreedte diep gezayd
zijn. Alleenlijk hier door konnenze aangewonnen en
vermeentgvuldigd worden.
Groot Vo- Het Ornithopodium majus, of groot Vogelvoet,
gclvoet, en MAjUS Creticum , of groot Vogelvoet van Can-
Vogelvoct dien, gezayd zijnde, komen dikmaal eerd laat te voor-
vanCan- fchijn ; waar door ze , verachtereude , veeltijds geen
«iien. goed Zaad konnen krijgen. Moeten derhalven , in ’t
begin van Maert , of in ’t laatlle van Februarius , met
een wallende Maan , niet boven twee droobreedte diep,
de aarde worden aanbevolen.
KleynVo- Ook blijft dan het Ornithopodium minus, of
gelvocc. jleyn Vogelvoet , laat opkomende, en 's Winters buyten
daandc , meerendeel zonder ongclcegentheyd in ’t leeven.
Naderhand een rijpe Vrucht gegeeven hebbende, ver-
derft het de tweede Zomer.
KRACHTEN.
Gcbruyk. "1T TOgelvoet, of Ornithopodium, word tot gcenc ge-
\/ breeken der Menfchen gebruykt. Verftrekt on-
’ dertulfchen de Schapen, Koeycn, Ojfen en P aer-
den tot een aangenaam en gezond V ledzeL
In Melk tot een Brij gekookt, of ook ’t Meel van Gal. 1. 8.
Rijs met zoete Melk , Z-uyker , Amandelen en een Smp.Mtd.
weynig Caneel gezoden , is aangenaam van fmaak ; geeft ' 3"
aan ’t Ligchaam een goed voedzel; ftild de Roodeloop , nod. 1. 16.
en flopt de Buykloop. f • *8.
Rauw gegcetcn, is ze zwaar te verteeren, en geeft
grof voedzel.
CCCLXVII HOOFDSTUK.
PANIKKOORN.
aUs in het Necdcrlandfch genoemd , Namen,
word in het Latijn geheeten Pani-
cum, ofMELiNE: in ’t Hoogduytfch
Heydelpfennig, of Pfennig : in’t
Franfch Panic; en in het Italiaan fch
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden /j^Twee ver-
veranderlijke foorten ; als : foorten^
I. Panicum vulgare , of gemeen Panikfoorn.
II. Panicum Indicum , of Indiaanfch P anikjoorn.
Beyde zijn ze van eenerley Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede , gemeene , zandige , en Grond,
weynig gemedte aarde : een vrije, warme, welgelee-
gene plaats , en niet te veel vochtigheyd. Blijven
maar alleen eene Zomer in ’t leeven. Gceven teegens Aanwin-
de Winter volkomene rijpe Vrucht , of Zaad , en ver- nInS-
gaan dan van zelfs. Moeten derhalven ieder Voorjaar ,
met een afgaande Maan van alpril , weer in de aar-
de, niet diep, gezayd zijn. Waar door ze t’clkens
vernieuwd , en op geen andere wijze aangewonnen kon-
nen worden.
Het Panicum Indicum , of Indiaanfch Panik^ Indiaanfch
koorn , als van een teederder aart, en meerder hitte be-£“^~
geerende, als onze Wereld-dreck kan geeven , komt
niet , als bij zeer goede warme Zomers , laat in den
Herfjl tot genoegzame rijpheyd , en vergaat dikmaal
door een kleyne koude.
KRACHTEN.
CCCLXVI HOOFDSTUK.
R Y S.
Namen. j^j^i^^gild/.Eder genoeg bekend , vermits ze zeer
veel gebruykt word tot een aangena-
me fpijs voor de Menfchen. Word,
mijns wectcns , in het Necdcrlandfch
iPrvr met geencn anderen als deezen naam
genoemd. In het Latijn Oriza : in
het Hoogduytfch Reisz : in het Italiaanfch Riso , of
Grano Riso.
Grond. Zij groeyd van naturen gelijk alle Koorn. Bemind
een goede, gemeene, Zandige aarde, met twcc-jarige
Paerdemid matig voorzien : een opene, warme, vrije,
wel ter Zon geleegcne plaats, voor alle koude Winden
befchut, en veel vochtigheyd, bijzonderlijk in heete
dagen. Blijft niet langer dan eene Zomer in ’t leeven.
Geeft in Geeft in deeze koude Landen noch Bloem noch
onze Lan -Vruchr, en vergaat, wecgens hare reederheyd, haadig
vTuchT*1 *n ^en Herfftt d°or ecn weynig koude. Niemand be-
noch hoefd dit vreemd voor te komen ; vermits ze in hec-
Bloem. te Geweden met een afgaande Maan van Hpril , of
wat eerder, een kleyne vingerbreed diep in de aar-
de gezayd zijnde , niet voor laat in den Herfjl hare
rijpheyd bekomt.
KRACHTEN.
Diofc. I z. T) Z>, of Oriza , is verwarmende in den eerden , en
e. 117. verdrogende in den tweeden graad ; daar benee-
vens verdoppende Yan aart.
"\-Anikjoorn , of Panicum , is verkoelende, verdro- Aart.'
-Ogende, en te zamentrekkende van aart.
In Melk gezoden ; en zoo tweemaal ieder dag
gebruykt, dopt de Buyl^ en Roodeloop. fj. ytx. '
Het brood , van dit Koorn gemaakt, is onaangenaam Galen. 1. 1.
voor de Maag, ook zeer droog; en geeft aan het Lig-^? Mlm.
chaam weynig of geen voedzel. Word ter dier oorzaak
alleen van arme menfchen, enkelijk uyt nood, gegeeten, nirnp.Ued.
als ze niet anders bekomen konnen.
CCCLXVIII HOOFDSTUK.
P E O N I E.
Ord in ’t Neederlandfch dus genoemt: Namen,
in het Latijn Pcconia , na de oude
Geneesmecder Pceon, die hare krach-
ten cer^- uytgcvonden, en bekent ge-
maakt heeft. In het Hoogduytfch Peo-
Ui NIEN-BLUMCN , GlCHTWURTZ , en
Konigblum : in het Franfch Pivoine : in het Ita-
liaanfch Peonia.
Hier van zijn mij in haren aart bekend tien verander- Tien ver-
lijke foorten; namentlijk: "S"
I. PceoNiA flore albo pleno, of witte dubbele
Peonie. II. Flore pleno incarnato durabilis-
simo, of met een langdurige dubbele incarnate Bloem ;
welke , als ze veertien dagen of noch langer gedaan
heeft , geheel wit word ; echter in de grond noch
iets behoudende van hare voorigc bcvallijke couleur.
IIIt Hi-
799 Peonie,
III.Hispanica pumila flore parvo purpu-
REO, of kleyne Spaanfche Peonte , met een kjeyne purpure
Bloem. IV. Mas latifolia flore mjbho, of
Peonte mannetje , met breede Bladeren , en een roode
Bloem. V. Mas rotundifolia flore ruben-
te , of Peonie mannetje met rondachtige Bladeren en
roode Bloemen. VI. Mas angustifoli a flore
pleno , of Peonie mannetje met fma/le Bladeren en
dubbele Bloem. VIL FoeviiNA FLORE aLBO siM-
PLICI, of Peonie "wijfje met een enkele witte Bloem.
VIII. Fccmina flore rubro MMPLici, o (Peo-
nie wijfje met een enkele roode Bloem. IX. PceoMA
FCEMINA FLORF. RUBRO PLENO, of Peonie wijfje
met een dubbele roode 'Bloem. X. Pcconia Byza n -
tina, of Peonie van Confiantinopel. Al te zamcn zijn
ze van de zelve Louwing en Waarnecmmg.
Grond. Zij beminnen een goede, gemeene, zoo wel zandi-
ge als andere, doch genoegzaam gemeftte grond: een
vrije, luchtige, bequaam ter Zon geleegene , of ook
een fchaduwachtigc plaats ; en veel Water. Blijven
Zaad. lange jaren in ’t leeven. Verdragen allerley ongelee-
gentheeden der Minter, zonder een ige fchade. Geeven
ieder jaar in den Herffi een volkomen zwartblinkend
Zaad-, waar onder zich gemeenclijk zeer aardig verto-
nen cenige roode gelijk als onrijpe Korlen, van een be-
vallijke aanfehouwing.
Aanwin- Dit Zaad moet met een waflende Maan van aapril
ning. in de aarde, of in September in een Pot, een halve vin-
gerbreedte diep gezayd zijn; vermits het lange, ja wel
een geheel jaar tijds blijft leggen , eer het opkomt.
Geeft ook niet voor de vijfde of zefde volgende Zo-
mer de cerfte Bloemen. Deezer wijs dan kan men ze
aanwinnen en vermeenigvuldigen ; doch veel bequamer
cn fpoediger door hare aangegroeyde jonge Wortelen ,
kleyn of groot, geheel of in Bukken gebroken : welke
men met een volle Maan in Augujlus of September van
de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
Vod. 1.6. W \E Wortel van Peonie mannetje met een enkele
f-3* 1 *- I j roode Bloem (gemeenelijk om des Zaads wil
Coral-Peonie genoemd), of Pceonia Mas flore
rubro Jtmplici , welke meeft gebruykt , cn van al de
andere foorten voor de befte geacht word , is warm in
den eerften , droog in den tweeden graad ; ook te
zamentrekkendc van aart, met eenige zoctigheyd daar
bij gevoegd.
Matth.l. 3. Gcdroogt , geftoten, en daar van een half once rnet
Ijitrc! ingenomen ; °f de Wortel in Wijn gekookt , en
c.,/j. 3 'ieder morgen daar van een Roemertje gedronken ; of
Terntl. l.j. ook , ’t zij rauw , ’t zij gezoden, dikmaal gegecten ,
Meth. verwekt der Vrouwen Maandflonden. Is goed reegens
Ajid. hift. dc beet en en fleeken der giftige Dieren ; voor alle zwa-
H. c- 64. re Droomen , voor die van Popelcy of Beroerdheid zijn
Cal. 1.6. geraakt; voor ’t Graveel van oude en jonge Perfonen ;
SnAi. V00r dc Geelz"ucht> Buykpijn ; Nier- en Blaas-fmer-
t. 3 de ’ ten ; de gebreeken des verjlands, en dc vallende Ziekte-,
Mir.Nat. inzonderheyd een weynig Alaarentaflkcn , of Vtfcum,
daar bij gedaan wordende. Voor welk laatft-genoemd
Euvel men ook de Wortel, met een vólle Maan uyt
de aarde genomen , gedurig aan den hals moet hangen.
Verfterkt daarenboven het hoofd der Maanzuchtige:
opend de verftoptheyd der Leever en Nieren. Doet alle
Zinkingen ophouden , alle neerdalende vochtighecden
der HarlTenen verteeren.
Trag.l.i. Twaalf van de roode , of onrijpe, Zaadkorlen ge-
Eurantes ^oren’ cn met roode Wijn ingenomen doen ophou-
hifl. Plant. den der Vrouwen veelvoudige, onmatige roode Kloed,
fol. 341. Gegecten , of in een gemeene drank van dè Kinderen in-
genomen , verdrijven het begintel van de Steen en het
Graveel : het Braken en opgeeven van de Maag. Nee-
men ook wech de vuurigheyd en de zj veeringen des
P A N A X. 800
Zeftien der zwarte Korlen , of van f opregte rijp Camerah
Zaad, geftoten en met Wijn gebruykt, vjrftcrken het l- i\c- ,09-
Hoofd : zijn goed voor de J htypen-, voor dc duyzeling l^‘
en ontroering der Harjfenen ; dc beroerdheyd der ZeC-
nuwen ; de fmerten en opftijging der Moeder ; de bce-
ten der Slangen, zware Droomen , en ook de vallende
Ziekte ; inzonderheyd vermengt zijnde met Oxjmcl
ScyHiticum, en Syroop van Stcechar.
CCCLXIX hoofdstuk.
PANAX.
BEyde in het Duytfch en Latijn met Namen.
deczen , en mijns wcetens met geenen
anderen naam genoemd; Dc Italianen
Hier van zijn mij in haren aart vijf Vijf on-
onderfcheydene foorten bekend gewor^ Jerichey-
den; teweeten: foor;
I. P.anax her acleum, ofPanax, voortkomende
bij de Stad Heraclea : ook wel Panax Herculei m
LATiFOLiuw, of Spondilium Cyrenaicum ge-
hceten. II. Panax Leptophyllum ,five angusti-
folium , of Panax met fmalle Bladeren ; daarom
ook van zommige Panax Ferulaceum , of Pa-
nax met Bladeren van Ferula genoemd. III. PanaX
SyriAcum , of Panax uyt Syrien. IV. Chiro-
n IUM LU te HM , of Panax Chironium met een geele
Bloem. V. Panax Chironium album, of Panax
Chironium met een witte Bloem. Niet alle zijn ze van
eenerley Bouwing en Waarntcming.
Eevenwel beminnen ze al tezamen een goede , ge-Grondi
mcenc, zandige aarde, genoegzaam vermengt met twee-
jarige Paerdemift : een opene , wel ter Zon geleegene
plaats, entamelijk veel Water. Vergaan niet haaft,maar
blijven eenige jaren lang in ’t leeven. Konnen zelfs felle
koude en allerley andere ongcleegenthceden der Winter
uytftaan zonder groote fchade. Geeven ook in deeze Zaad.
Geweften volkomen rijp Zaad-, ’twelk met een waden- Aanwin*
dc Maan van September of Maert de aarde in een Pot, ning'
ruym een ftroobreedte diep , moet aanbevolen zijn :
want alleenlijk hier door konnen ze aangewonnen en ver*
meenigvuldigd worden.
HetPANAXFERULACEUMCHlRONIUM LUTEUMj Panax met
en Chironium album , of Panax met Bladeren B,adcren
van Ferula-, Panax Chironium met een geele, en met "panax*
een witte Bloem , zijn niet wel zoo hard van aart. Mo- Chiro-
gen, ’s Winters buyten blijvende, de koude en Vorji "'u™
zelden langer dan een of twee jaren verdragen ; vermits een
ze door dc zelve afneemen , cn eyndelijk vergaan; ge- wiuc ^
lijk de daaglijkze ervarentheyd genoegzaam 'beveiligd. Ulocm.
Moeten dcrhalven , in Porten geplant^ ’s Winters bin-
nens huys bewaard worden , op een luchtige plaats ;
waar in niet als bij vriezend Weer word gevuurd 5
met matig Reegen water, lauw gemaakt, van boven voor-
zien en onderhouden : ook niet voor in ’t laatfte van
Maert of April , met goed Weer, wederom buyten
gebragt; dan noch voor alle Nagtrijpen cn fchrale win-
den genoegzaam gewagt zijn.
Het Panax Chironium luteum , et At-Aanwin-
bum , of geel en wit Panax Chironium , word niet ninS‘
alleen aangewonnen en vermeenigvuldigd door haar
Zaad-, met een walTcndc Maan van April gezayd : maar
ook door hare teedere , en altijd met groene Bladeren
vercierd blijvende Takjens : welke men een weynig ,
op de wijze der Angelieren , infnijd, of ook wel zonder
dat in dc aarde buygd. Als ze dan eyndelijk Wortelen ge-
kreegen hebben , van’ de oude afneemt, en met een
Aprilfche waflende Maan in Potten verplant.
E ft e
KRACH-
8oi Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 802
en veel Water; ook matige vochtigheyd. Blijft niet
meer dan eene Zomtr in ’t leeven. Geeft ieder jaar
volkomen rijp Zaad, en vergaat dan van zelfs. Moet
derhalven altijd met een volle Maan van Alaert weer op
KRACHTEN.
D
Averroes
lib. Simp.
E Wortel van Panax Heracleum , of Pattax , bij
de ftad Heraclea voortkomende, is verdrogen-
de, verwarmende, en afvagende van aart.
D»d. 1. 10. Dezelve, of de Schors daar van , gedroogt, gcpul-
c. ii. verifeert, en , met Honig vermengd, op alle Wonden en
oude Zeeren gelegt, geneeft ze, en doed op de ontblootte
Beenderen weer nieuw vleefch groeyen.
Diofc. 1. 3. Het Zaad geftoten, en met Wijn ingenomen , ver-
c-T9- drijft de opfiijging van de Aloeder.
Gal- Het Zap, of de Gom deezer Plant , genoemd Opo-
Simp e‘’ ponax^ js droog in den tweeden, en warm in den der-
den graad ; daarenboven verzachtende en verteercnde
van aart.
Geftoten , en daar van twee Drachmen met Wijn ge-
t 4 bruykt, drijft, door de Stoelgang , uyt ’t geheele Lig-
chaam alle taye Fluymen en J lijmerige vochtigheede».
Word ter dier oorzaak ook gepreezen teegens allcrley
koude gebreeken der Harjfenen , Zeen uwen , Lammig-
heyd, en de Kramp. Zuyverd de Borfl : is goed voor
een verouderde Hoeft ; de Kortademhcyd ; Koortz.cn , en
Mefues lib. p,jn Zijde. Geneeft de gebreeken der Ad Ut ; en
fo’r golven. cer^ aangekomen e Waterzucht •, alle inwendige cjuetzu-
c\ ii. ren. Breuken, en de koude Pis, met Honigwater ge-
JEgin. 1. 7. bruykt. Doed der Vrouwen Stonden voortkomen:
Kaks lib drijft uyf de doode Vrucht (maar andere zwangere Vrou-
simp.c. 30. wen moeten’er zich nauw voor wachten) , en de VI in-
den. Helpt de Adoederfmerten , en verzacht de har-
digheyd der zelver, van onder gebruykt als een Pef-
faris.
Seraf. lib. Op de B loedzweeren , Klapooren , Klieren, ook al-
Snnp. cap. lcr]ey kleyne of groot e, zelfs pejltlcntiale Gezwellen gelegt,
doedze rijp worden, en uytbreeken.
Diofc. /. 3. Net Poeder der gedroogde Bladeren van Panax Chi-
c.f 7. ronium met Wijn ingenomen, of de zelve in Wijn ge-
zoden , en daar van gedronken , is goed teegens vergif;
de beeten der Slangen en anderer giftige Dieren: voor
de roode Loop : voor de geene die Bloed opgeeven ; de
Tim. I. iy. zeeren van de Adond , en der heymelijke Lesden. Stild
*•4’ de vloeden der Vrouwen. Kortelijk , is zeer dienftig in
allerley gebreeken ; inzonderheyd in zulke , waar bij
ftilling, heeling, en verfterking nodig is.
De bovenfte topjens der Steden en Bladeren gefto-
ten, dan op varffche wonden gedaan, ftild het Bloeden
der zelve , en geneeft ze haaftelijk.
HOOFDSTUK.
N K O P.
Iet alleen met deezen naam , maar
ook met dien van Eul of Heul,
en van Slaapkruyd, in het Needer-
landfch bekend. Zommige zeggen
wel in plaats van Mankop, Mane-
kop. Word in het Latijn geheeten
Papaver : in het Hoogduytfch Wagsamen , Mohn
en Olmag : in het Franfcb Pavot ; en in het Ita-
liaanfch Papavero.
Hier van zijn mij in haren aarteenige fchoonc, veran-
derlijke , en bezienswaardige foorten bekend; bij veele
zeer aangenaam en begeert , vermits ze een gantfehen
Hof konnen vercieren. Zullen derhalven van zommi-
ge in ’t algemeen, van eenige een weynig in bijzonder
fpreeken , wijl deeze meerder opzicht cn waarneeming
van nooden hebben.
Het Papaver sativum , of tamme Heul, zoo wel
Heul. met met enkele , als met dubbele bonte, of ook een-verwige
dubbele n Sloeme” > bemind uyt cygener aart een gemeene , zan-
Bloemen. dige, omgefmeetene , liever gemeftte als ongc-
meft te grond: een vrije, luchtige, wclgcleegene plaats;
Namen.
nieuws, hol en luchtig, niet diep, gezaydzijn: doch
komen ook door ’t neergevallene Zaad overvloedig ge-
noeg van zelfs voort, en konnen deezer wijs met mee-
Veelerley
foorten.
Tamme
mgten
vermeerderd worden.
Wil iemand van deeze dubbele foort zeer groote en Om uyt
uytfteekende Bloemen winnen, van wat voor een couleur
de zelve ook mogten zijn , die verkieze een Plant met gr0ote
een dubbele Bloem. Snijde bij tijds daar van af al de Bloemen
zijdetakjens, zoo dat maar alleenlijk de middenfle , en «winnen,
daar aan niet meer als alleen een eenige Hcrtknop blij-
ve. Winne daar van ’t Zaad met een volle Maan ; en
zaye ’t zelve weer met volle Maan in Alaert ; zoo zal
hij niet alleen fchoone couleuren , maar ook meeft alle
groote en dubbele Bloemen daar uyt bekomen.
Het Papaver rhceas , of Erraticum , in hetKoor°-
Neederlandfch gezegt Koornroose; flore pleno van ver_
rubro OBSCURO , of met een donkp'e roode dubbele fcheydene
Bloem’. Florb RUBRO pallescfnte pleno, of met couleuren.
een bleek^roode dubbele Bloem : Flore pleno phcc-
NICEO, of met een dubbele bruyn-roode brandende Bloem:
Flore pleno fimbriato; of met een dubbele Bi oem
met witte kanten; en Flore pleno Incarnato,
of met een dubbele fchoone lijf-verwige Bloem , moeten
(voor zoo veel mcn’er Zaad af wil vergaderen) op de
gemeldde wijze opgefnoeyd en behandeld worden; doch
ten minften drie Hertbloemen ( of meer , indien men
begeert ) daar aan behouden ; vermits men deeze niet
zoo wel als de voorgaande kan cultivceren , zoo om
hare teederheyds wil, als om de veelheyd der uytfchie-
tende Takjens. Moeten ook, met een volle Maan van Hoedanig
Alaert , op een gantfeh warme plaats gezayd , en de aan te
, ’ f r .r. .P J , winnen,
knoppen , als de Bloemen afgevallen zijn , wel nauw
voor den Reegen gewagt worden ; wijl ze daar door
lichtelijk komen te verderven , zoo dat men dikmaal
geen goed Zaad daar van kan winnen.
Het Papaver rhccas simplici , of Koornroors met Koorn-
een enkele Bloem , heeft geen opzicht of waarneeming
van noode , wijl ze haar Zaad laat vallen , en in elk u|oem.
Voor j aar, ter plaats daar ze geftaan heeft, van zelfs ruym
genoeg weer opflaat.
Het Papaver spinosum flore luteo sïmpli- Mankop
Cl, of Adankop met Doornen, cn een enkele geele Bloem, ^ °°r'
een zeer aardig Gewas, en het Papaver cornicu- ecn enkele
LATUM MINUS flore rubro , of kleyne Alankpp geele
met een roode Bloem en gehoornd Zaadhuysje; ook Cor- ^°^.
niculatum minus flore violaceo , of k/eyne kop met
Heul met een paerjfche Bloem en gehoornd Zaadhuysje , gchoorn-
worden met een waffende Maan in Alaert defgelijks j“e Zaad-
op een warme plaats gezayd. Geeven ook in den J
Herfft volkomen rijp Zaad , en vergaan gelijk de an-
dere , vermits ze niet langer dan eene Zomer in ’t lee-
ven konnen blijven.
Het Zaad van deeze foorten, inzonderheyd van de Zcldfaam-
Alankpp met Doornen en een geele Bloem, is van zulk van *
een aart, dat het, gezayd zijnde, noyt al te zaam in ’t u
eerft jaar zal opkomen, maar ook in ’t tweede, derde,
vierde, vijfde, zefde, ja dikmaal in ’t tiende jaar daar
na ; als maar de aarde weer komt omgewtorpen te wor-
den , in welke het verborgen legt.
Het Papaver corniculatum majus flore Groote
PHCCNICEO, ET FLORE LUTEO, of grOOte Mankop ,
zoo wel met een roode brandende, als geele Bloem , en gCh0orn.
gehoornde Zaadpeul, worden ook op de gemeldde tijd de 7.aad-
en plaats gezayd. Zijn harder van aart dan al de ande- PcuI-
re, ook langer leevende. Verdragen geduldig de fter-
ke koude der Winter, cn allerley andere ongeleegcnt-
heeden des tijds. Geeven , van Zaad voortgekomen
zijnde , in de tweede Zomer Bloemen, en voorts ieder
jaar, zoo lang alsze in ’t leeven blijven (’t welk men
zelden langer als drie j aren ziet gebeuren ) volkomen
rijp
Gal. L 7.
Stmp.MeJ.
Dod.l. 14.
c,i 6.
Diofc. I. 4.
e. 6f.
Opium
uyt Man-
kop.
Tuchf hifi.
II. c. 196.
Itrntl. 1. 6.
Meth.
MeJ.
Meco-
nium, wat
Lufit. I. 4.
eaarr. 68.
Tragus 1. 1 .
Zon' l 1
Durant.
hifi. Plant,
fol 33f.
Camer. 1. 4.
e. 66.
Namen.
anderlijke
foortcn.
803 Mankop. Passeiune, GusKttiVB. 804
rijp Zaad: waar door ze alleenlijk aangewonnen en ver-
meerderd konnen worden. Ter plaats daar ze geflaan
hebben , . komen ze dikmaal genoeg van zelfs voort ,
door het neergevallene.
KRACHTEN.
AL de foorten der tamme Mankop , of Papaver
fativum, zijn vaneen verkoelende aart, tot in
den vierden graad.
De ronde Hoofdjens in Wijn gekookt > en daar
van gedronken , of ’t Zaad der zelve droog gegeeten ,
verwekt de Slaap. Stild , en bedwingd allerley dunne
en fcharpt neerbukkende vochtigheeden op de Borft.
Verzacht alle fmerten : is zeer goed teegens den Hoeft.
flopt de Buykjoop; defgelijks ook de onmatige bloeden
der Vrouwen.
De Bladeren van tamme Mankop in Edik gekookt ,
met Garffenmout vermengt, en dan gelegt op ’t fprenkt
Puur-, ook op allerley heete Gezwellen, geneezen dee-
ze qualen.
Het Zap, dooreen infnijding vloeyende uyt deeze
ronde Hoofdjens , inzonderheyd uyt die met witte
en roode enkele Bloemen , word van ieder genoemd
Opium. Is van een zeer gevaarlijken aart , en mag
niet zonder groote voorzichtigheyd gcbruykt worden.
Want maar alleen een weynig te veel daar van ingeno-
men, of ook dikmaal van buyten aangclegt, verwekt
een zware flaap, ontroering des verftands, razernij des
Hoofds; lammigheyd en onmagtigheyd der Lceden :
krenkt het vernuft zeer fchadclijk, en leeverdeyndelijk
den menfeh aan de dood over. Eevenwel word dit
Zap in veelc Medicinale Compofttien gedaan met goed
voordeel en nut.
Het Meconium, zijnde niet anders als het Zap ,
geparff uyt de Bladeren en Stoelen van Mankop , is niet
zoo flerk van aart, als ’t gedagte Opium.
De Koornroos , of Papaver Rhoeas , is de nu ge-
noemde foorten in krachten gelijk ; daarenboven ook
dikmakende, verteerendc, en fubtyl van deelen , waar
door ze ook de vergaderingen op de Borft zich lichte-
lijk doed fcheyden, in een Syroop ingenomen zijnde.
Het Zap deezer Bloemen gediffillecrt , matigd de
hitte van alle inwendige deelen des menfehelijken Lig-
chaams. Ook de Keel daar mee gegorgeld , of de
Mond daar meê gefpoeld , neemt’cr de ontfteekjng
van wech.
Het Papaver Corniculatum , of Mankop met een
gehoornde Zaadpeul , is doorfnijdende en afvagende van
aart ; ook verwarmende en verdroogendc tot in den
derden graad. Heeft daarenboven al de deugden ,
welke wij van de voorgenoemde hebben aangeweezen.
De ’ Kartelen , een uur lang in Wijn gekookt, en daar
van gedronken , is goed voor de gebreeken en verftopt-
heyd der Leever , de pijn der Lendenen ; en doed in ge-
noegzame veelheyd Water lojfen.
Een Leepel vol van het Zaad met Wijn ingenomen,
verwekt een zachte Stoelgang.
CCCLXXI HOOFDSTUK.
PASSERINE.
teeder en aardig Gewas , meedc-
>rt van Linaria , of wild Vlas.
ord , mijns weetens , met geenen
leren dan doezen naam genoemt.
Hier van zijn mij in haren aart
e onderfchcydene foorten bekend
geworden , als :
I. PasseRina umbellata ; Pajferine met een ge-
hoornde , of in het ronde , M 'aeyers-wijze , zittende
Bloem. II. Ramosa, of Pajferine met Takjens. III.
Passerina globosa Lusitanica , of Pajferine uyt
Portugal , met ronde Hoofdjens. Alle zijn ze van ceven
de zelve Bouwing en Waameeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige aarde-, Grond,
met een weynig twec-jarige Pacrdemifl vermengd: een
opene, luchtige, vrije* warme, wel ter Zon geleege-
ne plaats, en tamelijk veel Reegen. Blijven niet lan-
ger dan eene Zomer in ’t loeven. Geeven teeqens de
Winter volkomen rijp Zaad ; en verfferven dan door
een kleyne Vorft.
Worden derhalven , met een waflende Maan van i\anw!n*
APaert of Zpril , ieder Voorjaar weer op nieuws , niet n,n“‘
diep, in een Pot, of op een andere plaats gezayd. Hier-
door konnen ze alleenlijk aangewonnen en vermeemgvul-
digd worden.
KRACHTEN.
PZJferine is verwarmende en verdrogende tot in den Gebrüyk:
tweeden graad ; ook openende van aart.
In Wijn gekookt, en daar van door den dag van dit
gedronken, is goed voor de Geel- en Waterzucht 1 ook Gewasv
voor de Koudcpis. Opcnd de verftoptheyd van Lee-
ver m APilt; doed gemakkelijk water lojfen: drijft uyt
de Nageboorte-, verwekt der Vrouwen APaandftonden ,
en doed het geronnene Bloed zich fcheyden.
CCCLXXII HOOFDSTUK.
GLASKRUYD.
Ord in het Neederlandfch niet alleen Namen en
dus, maar ook wel Parietarie ge- waarom
noemd : in het Latijn Vitraria noenfd.'
(om dat het Glas , met dit Kruyd ge-
wreeven , door des zelven fcharpheyd
zuyver en zeer klaar word gemaakt),
Helxine , en Parietaria , vermits het over al zeer
geerne aan de Steen enAPuuren groeyd. Gelijk dan ook
voortijds de Romeyncn de Keyzer Trajanus plee-
gen te noemen Parietaria, om dat men zijn naam
veeler weegen vond gefchreeven en uytgehouwen in
Marmor-fleenen en Muuren : In ’t Hoogduytfch Tag
und Nachtkraut,Sant Peterskraut, en Maur-
kraut : in het Franfch Parietaire .- in het Ita-
liaanfch Vetriola, ParietAria, en Heriia Mu-
rale.
Hier van zijn mij in haren aart bekend gewordeh vier
vier bijzondere foorten ; namentlijk: bijzondere
I. Parietaria major , of groot Glaskruyd. II. foortcn-
Minor ocymi folio, of kjeyn Glaskruyd , met
Bladeren van Baftlicum. III. Palustris, of IVater-
Glaskruyd. IV. Parietaria latifolia trimestris
Lusitanica, of breed-bladerig Glaskruyd uyt Portu-
gal, ruym drie Maanden in ’t leeven blijvende. Niet
alle zijn ze van de Zelve Bouwing en Waameeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een gemeene, goe- Grond,
de, zandige, welgemeftte grond : een opene, warme,
wel ter Zon geleegene plaats : matige vochtigheyd , en
ook veel reegen. Blijven eenige jaren in ’t leeven, en
verdragen allerley ongeleegenthceden der Winter. Van
Zaad opgekomen zijnde, bloeyenze de tweede Zomer ,
en geeven wederom volkomen rijp Zaad', ’t welk met
een waflende Maan van Maert of 'November de aarde,
niet diep gelegt, bevolen moet zijn. Hier door wor- Aanwin-
den ze aangewonnen cn vcrmeenigvuldigd , veel bequa- ni[’g-
mcr als door hare aangewaflenc Wortelen die men ieder
Voorjaar met een waflende Maan in Hpril van de oude
afneemt, en verplant.
Het Parietaria palustris , of Water-Glas-^ ater-'
kruyd, moet gefield zijn op een vochtige plaats, of glaskruyd.
geplant in een Pot , en dan dikmaal met Water vöof-
zien worden.
E cei
öcczc
8os Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 806
Wortel. Deczc Plant groeyt uyt een teedere , veelvoudige ,
langdurende , dunne Veezelwortcl , met verfcheydene
hol-geftelde Leedjcns, en donker-bruyn-verwig , een
hand lengte , of daar ontrent , opwaarts. Uyt hare
Steden, ronde Steel (met veele Leedjcns, digt op malkander
komende , vercierd ) komen beneeden andere kleyne
Scheut jens voort, met breede , voor puntig toegaande
Bladeren. Bladeren, een vingerlid, of wat minder lang , die van
de Pariet aria minor , of ’t klcyn Glaskruyd, in gedaan-
te gelijk : ruftende op korte bleek-bruyne Steeltjens ,
altijd twee en twee aan hare Steel regt tecgens over mal-
kander geftcld , uyt den groenen donker-bruyn-ver-
wig ; een wcynig ruyg ; dun van fubftantie , met
flegte kanten , en een groote regt-doorlopende Ader
begaaft , waar uyt veele kleyne ter zijden uytfchieten.
Bloemen. TulTchen de bovenfte deezer Bladeren , aan de
Steel, fpruyten uyt eenige , weynig.bij malkander ge-
fielde , Bloemen , beftaande uyt vier Bladeren. Dc
Zaad, verwe is uyt den paerffehen geel. Dceze afvallende,
komen kleyne ronde Knopjcns te voorfchijn , boven
aardig in vier puntjens verdeeld , gelijk dc Nagelen ,
en gevuld met een kleyn , zwartachtig-bruyn Zaad.
Breed-bla- Het Parietaria latifolia trimestris Lusi-
x anïc; A , of breed-bladcrig Portugalfch Glaskruyd,
Glaskruyd. n*et we^ dc r'jd van v*er Maanden durende, word met
een wallende Maan van April in een Pot gezayd, warm
gefteldjen met matige vochtigheyd onderhouden. Dus
gehandeld , geeft het dikmaal volkomen rijp Zaad, en
vergaat dan van zelfs.
Kleyn Het Parietarta minor OcYMOiDEs,_/Jï/f Ocymi
Glaskruyd folio, of kleyn Glaskruyd met Bladeren van Bafilicum,
ren' van C" 8rocy^ uyt een teedcr , bruyn-verwig , vcezelig , en
Baiilicum. in dc Mond geknauwd wordende bitter van fmaak zijn-
de IVorteltje , een hand lang opwaarts; zich verdcelen-
Wortel. de jn verfcheydene teedere , ronde , uyt den bleelc-
Bladercn. ^ruynen roodachtige, heldere (of klare) en een wcynig
blinkende Steeltjens, onder meer als boven. Aan welke
de Bladertjens niet regt teegens malkander over, maar
een vingerbreed de eene boven de ander , nu uyt de
eene, dan uyt de andere zijde , voortkomen; ruftende
op bleek-rood-verwige Steeltjens, nauwelijks de breedte
van een vinger lang. Met de zelve hebben ze de lengte
van een kleyne vinger, wat meer of minder; en zijn
ontrent een vingerlid breed; wat ruygachtig van aart ,
uyt den geelcn aangenaam-groen van couleur , wat
blinkende : in ’t'tniddcn op het breedfte , na beneeden
fmal ; ook voor in een fpits punt uytlopendc ; zacht
in ’t aanraken ; echter onder een weynig fcharp ; ook een
weynig bitterachtig van fmaak, en te zamentrekken-
de : in ’t midden begaaft met een regt-doorlopend
Adertje , waar uyt vier andere opwaarts gekeerd , en
uyt deeze meer andere Adert jens , zeer veel in getal ,
voortvloeyen.
Geftalte TulTchen de zelve, aan de Steeltjens, groeyen zeer
derBloe- Veele kleyne, digt aan malkander gefielde , drie-blade-
men’ rige , toegefiotene groene Bloemt jens, hebbende inwen-
dig eerft een rond, en voor fpits Knopje, waar op men
ziet ruften een ander zeer kleyn Knopje, ruyg van aart,
zeer feboon purpur-rood-verwig. Het zelve vergaan
zijnde, doen dc Bladertjens zich geheel open ; en dan
word men in ’t midden gewaar vier bleeke draadjens ,
vlak als een kruys zich neerleggende, en boven op voor-
zien met vier gantfeh witte Knopjens. Deeze Bloem-
Zaad. bladertjens vallen niet af, maar blijven. Vervolgens
word haar inwendig Knopje grooter : eerft roodachtig
zijnde, maar daar na vaal wordende, en binnen in zich
bewarende een zeer kleyn, fchoon -blinkend Pek zwart,
ovaals-wijze rond Zaadje.
Aanwin- Het ze^ve °P de genoemde tijd in de aarde ge-
ning. legt, en voortgekomen zijnde, geeft in de eerfte en in
de volgende Zomer weer Bloemt jens , en volkomen rijp
Zaad , waar door deeze Plant altijd-durend word ge-
maakt.
KRACHTEN.
GLaskruyd , of Parietaria, heeft een afvagende , Gal. Ui.
een weynig te zamentrekkende, en verkoelende simp. 6.
kracht.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken; of drie DoJ.1. 4.
oneen van ’t uytgeparftte Zap der Bladeren met Wijn c • »8-
ingenomen , verdrijft de Koudepis ; doed gemakkelijk
water lojfen : is goed voor een verouderde Hoeft , voor
’t Graveel ; de verftoptheyd der Leever , Nieren , en
Milt-, ook teegens de gebrecken der Blaas-, de beeten
der Slangen , en anderer giftige Dieren.
De 'Bladeren in Boomoly , of Oly van Olijven , Trag. 1. 1.
Boonenmeel , Zemel en Malva gekookt ; dan op een af- e' 6 3‘
gefneedene Zeenuw gelegt, doed veel goeds. Dezelve
groen gefloten, met een weynig Wittebrood, Oly van
Camillen en van Lelien; dan plaafters-wijze gelegt op
de gezwollene Borften der Vrouwen , ook op andere
zweer en, verzacht de zelve, en verteerd het quaad.
Dc gemelde Bladeren alleen gefloten , en zoo op- Matth. 1. 4.
gelegt, geneeft de Wonden , de Schurftheyd, en ande-^-8'-
re Zeerigheyd ; Puyften , Fiftelen , ’t Sprenktyuur , de ^
Boos , en allerley hitsige , voortloopende Zweeringen.
Eeven het zelve verricht ook het Zap ; vermengt met
Ceruys.
Dit Zap met Schapcn-vet , of Ceratum Cyprinum, plin.l.ii.
gemengt, verzacht de fmerten van ’t Podagra, ’t Zelve '7-
vermag ook het Kruyd , in Water gezoden , en daar
mee dc voeten geftoofd.
Het gediftilleerde Water deezer Planten maakt, (daar L"ftt. 1 4.
meê gewaffehen wordende) een z,uyvcr , klaar vel.lnan’** l‘
Men gebruykt ook de Bladeren, om daar meé allerley
Glazen te reynigen, en helder te maken.
Dc Bladeren van het Wattr-Glaskruyd , of Parietaria Krachten
paluftris, in Water, of in Wijn een weynig opgekookt, ^Glaf*"
en dan daar van gedronken , is een zeer bcquaam mid- kxuyd.
del, om de Hoeft en Steen te verdrijven. Helpt ook
de geene , die zeer bezwaarlijk, haar Water kannen
maken.
CCCLXXIII HOOFDSTUK.
PARONYCHIA.
■Us in het Neederlandfch , Latijn en Namen,
Italtaanfch , ook mijns weetens met
geenen anderen naam , genoemd.
ï . Hier van zijn mij in haren aart be- Drie ver-
kend geworden drie onderfchevdene andcrliJkc
foorte», als: fooIten'
I. Paronychia alsine foeia ,
of Paronychia met Bladeren van Muur. II. Aetfra
Matthioli, of tweede Paronychia van Pet. Andr.
Matthiolus; van zommige ook Centum Grana,
of Honderdknop geheeten. III. Paronychia fo-
lio Crenato , of Paronychia met gekerfde Blade-
ren. Al te zaraen zijn ze van de zelve Bouwing en
Waarnecming.
Zij beminnen een gemeene , zandige , flegte , zoo Grond,
wel ongemeftte als gemeftte grond : een vrije, luchtige,
wel ter Zon geleegene plaats, en veel Recgen ; ook ma-
tige vochtigheyd.
Blijven niet meer dan eene Zomer in ’t leeven. Gee- Aanwin-
ven in ’t begin van den Herfft volkomen rijp Zaad, ning.
en vergaan daar meê. Moeten derhalven ieder Voor-
jaar , met een waffende Maan van Maert of April ,
weer op nieuws, niet diep, gezayd zijn, en dus ver-
meenigvuldigd worden. Komen ook dikmaal van zelfs
genoeg op , ter plaats daar ze geftaan hebben, door het
uytgevallene Zaad.
KRACH-
8o7
Paronychia. Vyfvincerkruyd.
808
KRACHTEN.
Aan. T ~\Aronychia is dun en fijn van deden ; ook verdro-
l-'gende van aart.
Gal. li/>. 2. Gefloten , of in Water gekookt, en dus op de
Simf'Mcd. zwellende of zweerende Vingeren of Nagelen gelegt,
genceft de zelve, en doed weer nieuwe Nagelen aan-
groeyen.
Dumntes In Rhijnfche Wijn gezoden, en daar van ’s mor-
33Ó. gens een Roemertje gedronken, breekt, en drijft af
dc Jleen der Nieren.
CCCLXXIV HOOFDSTUK.
VYFVINGERKRUYD.
Eeft dien naam in het Neederlandfch
bekomen. Word in het Lattjn ge-
heeten Quinqjjefolium , of Pen-
taphyi.lum : in het Hoogduytfch
Funffingerkraut , of ook Funf-
blatt: in’t Franfch Quinte fueil-
le : in het Iiahaanfch Pentafillo, of Cinqjje-
FOGT.10.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden tien
onderfcheydene foorten ; als :
I. Pentaphyllum repfns vulgare flore lu-
teo , of gemeen kruypend Vijfvingerkruyd met een getle
Bloem. II. Palustre, of Water-Vijfvingcrkruyd ,
groeyende in waterachtige plaatzen. III. Luteum
erectum, of opjlaande Vijfvingerkruyd met een gee le
IV. Alpinum, of Berg-Vijfvingerkruyd.
Tien ver-
anderlijke
Poorten.
Aanwin-
ning.
Soorten ,
welke
maar al
leen cene
Zomer in
’t leeven.
blijven.
Bloem.
V. Minus ai genteum flore herbido muscoso,
of kleyn Vijfvingerkruyd met Zilvere Bladeren , en
groene mojjige Bloemen. VI. Candidum majus, of
groot Vijfvingerkruyd , met witte Zilverige Bladeren
van onder. VII. Supinum tormintillte facie,
°f leggend Vijfvingerkruyd , met een geda.-.nte van
TormentU. VIII. Fragiferum latifolium ma-
jus , of groot Vijfvingerkruyd met breede Bladeren,
en Vruchten als Aardbeziën. IX. Fragiferum an-
gustifolium Misus , of kleyn fmal-bladerig Vijf-
vingerkruyd , met Vruchten gehjf Zardbezicn. X. Pen-
taphyllum siliquosum Syriacum , of Vijfvin-
gerkruyd uyt Syricn, met Zaadpatlen. Niet alle zijn ze
van ceven de zelve Bouwing en Waarneemmg.
Zij beminnen echter meert al te zamen een zan-
dige , goede , holle , welgemertte grond : een opene
genoegzaam ter Zon geleegene plaats , en ook een
fchaduwachtige ; neevens veel Water. Vergaan niet
haart, maar blijven eenige jaren lang in ’t leeven. Ver-
dragen felle koude , en andere ongeleegenthceden der
JVmter. Geeven meert altijd ’s Zomers volkomen rijp
Zaad: ’t welk met een wadende Maan van Maert of
April, niet boven een rtxoobreedtc diep, de aarde moet
aanbevolen zijn, niet alleen hier door worden ze ver-
meent gvuldigd, maar ook bequamelijk aangewonnen door
hare aangegroeyde jonge Wortelen , welke men op de
zelve tijd van de oude afneemt , en verplant. Dikmaal
flaanze ook, ter plaats daar ze ftaan, van zelfs genoeg
op , door ’t uytgevallenc Zaad.
Het Pentaphyllum supinum Tormfntill./E
facie, of acht er -over leggend Vijfvingerkruyd, met
een gedaante van TormentU : Fragiferum latifo-
lium , of groot breedbladerig Vijfvingerkruyd-, en Fra-
giferum angustifolium , of met fmallc Bladeren,
beyde met Vruchten als Aardbeziën, vroeg in ’t Voor-
jaar gezayd zijnde met een wadende Maan , of an-
ders ook van zelfs uyt 't neergevallene Zaad veort-
gekomen , bloeyen niet alleenlijk noch dien zelven Zo-
mer , maar geeven ook voor de Winter volwadcne
Vrucht en Zaad. Daar meé dan verderven ze , vermits ze
niet langer konnen leeven. Doch in Afay, of noch
later te voorfchijn komen Je , blijven ze gemeenclijk
de Wmter over, en geeven dan in ’t volgende jaar vol-
komen rijp Zaad.
Het gemeldde Pentaphyllum fragiferum la- Groot
TiFOLiUM , of groot breedbladerig Vijfvingerkruyd met breed- bla-
Vruchten als Aardbeziën , krijgt uyt een bruynachti- dFr'gVijf-
ge, teedere, regr-neerfchietendc , veezelige Wortel , kruyd^'met
verfcheydene ronde, bleek-groene, en ruyge Steelen ; Vruchten
welke zich zoo wel op de aarde neerleggen , als bo- als *ard-
ven de zelve zich een weynig verheffen. Waar aan beziea’
de Bladeren , nu uyt de eene, dan uyt de andere zijde,
boven malkander voortkomen. In het begin zijn’cr Bladeren,
wel een of twee in vijf deelen gcfcheyden , doch
doorgaans anders alle in drieën verdeeld ; waar van ’t
middenrte het grootfte ; twee vinger-leeden lang , een
goede vinger breed , ovaals-wijze rond , doch onder
fmaller als boven toelopende is. De andere twee zijn
veel kleyner , doch alle aangenaam groenverwig; niet
blinkende; wat ruyg van aart, aan de randen rondom
aardig gerand, en in ’t midden vercierd met een regt-
doorgaande Adertje ; waar uyt veel andere teedere ter
zijden opwaarts vloeven.
Tuffchen welke de Bloemt jens eenig en alleen , ook Bloemen,
op geen lange Steelt jens ruftende, te voorfchijn wor-
den gebragt , beftaande uyt vijf kleyne , geele , een
Hert gelijk zijnde, hol gefielde Bladert jens-, waar on-
der verfcheydene groene , voor fpits toelopende Bla-
dert jens in ’t ronde gefield zijn; houdende in ’t mid-
den een kleyne, geele, ruyge Knop. Als ze neerge- Vruchten,
vallen zijn, worden ze gevolgd van kleyne, plat-ronde, Zaad<
noppigc Vruchten, zich niet qualijk met een Aardbezie
vergelijkende; waar in zich bevind een kleyn, platach-
tig rond en wit Zaad.
Het Pentaphyllum fragiferum angustifo- Kleyn
LIUM minus , of kleyn fmal-bladerig Vijfvinger- inial-bla-
kruyd , met Vruchten gelijk, ‘ds Aardbeziën , krijgt
uyt een regt-ncerfchietende , bleek-bruyne , veezcli- kruf d?mee
ge Wortel , ronde , kruypendc , en boven een wey- Vruchten
nig rood zijnde Steelt jens ; aan welke vervolgens uyt- ?,s *.ard~
fpruytcn vcele teedere Bladeren , gemeenelijk gefchey- czien’
den in vijf, zeeven, ook wel meerder deden : doch
al te zamen rondom ingezaagd , op de wijze van Gedaante
Pimpinel ; welke ook de eerfte en onderftc Blade- der Blade.
ren in Helling en gedaante niet zeer ongelijk zijn : aan- ren>
genaam groen-verwig , niet blinkende, gantfehelijk.
niet zoo ruyg als de voorgaande. Ook "heeft ieder
Blad onder aan haar Steeltje , de groote Steel gelijk als
omvattende , twee boven fpits zijnde kleyne Bladert-
jens, niet qualijk Oor en gelijkende; waar aan gezien
word eenige holle ruygheyd, gelijk ook aan de voor-
naamfte Steelen. De Bloemt jens en Vruchten zijn die Bloem,
van de voorige foort in alles gelijk , doch kleyner v*ucht.
van aart.
Het PlNTAPHYLLUM MINUS ARGENTEUM FLORE Kleyn
HERBIDO MUSCOSO, of kleyn Vijfvingerkruyd , met Vijtvin-
Zilvere Bladeren , en groenachtige mojjige Bloemen, kan
niet zoo veel Water verdragen als. wel de andere foor- re Blade-*
ten. Moet derhalven verzorgt zijn van een droogc reu, &c.
plaats; zoo blijft ze beeter over, en langer in het lee-
ven.
Het Pentaphyllum siliqjjosum Syriacum , vijfvio-
of Vijfvingerkruyd uyt Syricn met Zaadpeulen , is een kruyd uyt
zeer fchoon Gewas, waar toe de Natuur haar hoogftc Syrienieen
vermogen fchijnd aangewend en ten toon gefield te Gewas ’
hebben. Schiet in deeze Geweflen op tot de hoogte de^Nauiue
van een hand. Is van onder tot boven met veel aan- haar hoog-
gename groene Bladeren vercierd aan hare ronde, regt- vermo'
opflaande , reedere Steel. Uyt welke in ’t ondcrfle fce|,"jnd
gedeelte eenige weynige groote Bladeren voortkomen, aangc-
regt tcegens over malkander ruftende op lange Steelt- w1-1"1 «
jens, zijnde in gedaante die van de Lupinen, of Vijge- hetbcn'
boonen zeer gelijk : te wceten , in vijf deelen geheel gc-
fcheydeo, van welke ’t middelfte ’t langfte en grootfte is;
Ee<?3 de
809 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 8io
de twee onderfte de klcynfte ; ook met inwendige Adc-
Gedaante ren voorzien zijn. De andere veelvoudige digc aan de
klucht Steel op zeer korte Steelt jens onordentelijk , en niet
Pianr1."^ teegens malkander over gefield, beftaan alleen uyt drie
kleyne Blader tjens ; tuflehen welke , gelijk ook voor-
namentlijk in ’t bovenfte der Steel, veele kleyne Steelt-
jens te voorlchijn komen, Kroons-wijze gezet : waar
uyt wederom vier andere van een gelijke grootte op-
Wonder- ftaan. Teder der zelve draagd kleyne , witte , een
lijke Bloe- WCynig riekende, langwerpige, breedachtige, en won-
Hien‘ derlijk uyt een eenig 'Blaadje beftaandc Bloemt jens.
Als ze uytgebloeyd hebben, komen tuflehen dezelve
weer andere vijf of zes, zoo dun als een draadje, voor
Zaadpeuh- met kleyne Knopjens vercierd. Waar uyt lange , dunne t
jens. aan lange Steelt jens hangende, en voor fpits toegaande
Penh jens zich laten zien , gevuld met een kleyn , rond,
en zwart Zaad.
Grond. Deeze foort bemind een zandige, goede aarde, met
een weynig een-jarige Hoendcrdrek en twee-jarigc Paer-
demift bequamclijk doormengt : een opene, vrije, luch-
tige, warme, wel ter Zon gelcegene plaats, en matige
vochtigheyd.
Hoe aan tc Blijft uyt cygener aart niet meer dan cenc Zomer
winnen, in ’r leeven. Geeft in deeze koude Geweften teegens
den Herfft Bloemen ; maar niet anders als bij goede dro-
ge Zomers volkomen rijp Zaad ; waar mee zij dan
vergaat. Moet derhal ven ieder Voorjaar, met een waf-
fende Maan van April , op nieuws, niet diep, in een
Pot gezayd; niet verplant, ook niet meer als drie of
vier Planten in eene Pot gelaten worden ; anders zou-
den ze de een de ander ’t voedzel onttreken ; en dan
noch geen volkomen Zaad konnen verkrijgen. Schoon
ze niet hooger als een Maatvoet opfehieten : zoo
zijn ze echter voor nauwkeurige Liefhebbers van een
aangename aanfehouwing.
KRACHTEN.
Galen. I. 8. T" "Tilt groot Vijfvingerkruyd, of Pentaphyllum can-
Simp.MeJ. I 1 didum majus ; cn het opjlaande Ztjfvtngerkruyd
^ met een geele Bloem , of Pentaphyllum luteum
ereÜum , welke onder al de foorten de befte zijn , en
ook alleenlijk gebruykt worden , zijn verdroogende
van aart , tot in den derden graad ; ook fubtyl en
dun van dcelen.
Dio/c. 1. 4. Pe Bladeren cn Wortelen in Wijn gekookt , cn daar
^ l van ’s morgens een tijd lang een Roemertje nuchtcren
e. 9f. * gedronken , of vijf onzen van het uytgeparftte Zap
uijnclej. met Wijn gebruykt, geneeft in een korte tijd de Geel-
h,ft. Tlant. Mekt ; ftild de Bloedgang, en alle Buykjoop: is goed
c' 2" teegens alle fmerten van ’t Flereftjn , en de Hcupen-
jigt : ook teegens 'vergif ; alle cjtiade , peftilentiale lucht;
de gebreeken van Lecver cn Longe ; de betten cn ftee-
ken dér Slangen; de tjttade zeeren des A'fonds , daar mee
gewaflehen zijnde. Defgelijks voor de z -weeringen der
Amandelen, en der Keel. Verzacht de Tandpijn, inde
Mond gehouden.
Tuehf.hift. De Wortelen in Edik gekookt , en gelegt op de
Tl. c. 139. Schurftheyd , ook op de gezwellen des Aarfdarms, ge-
neezen de zelve.
Matth. 1. 4. De Bladeren gefloten , dan met Honig en een wey-
c- 38- nig Zout gemengt, heelen voorfpoedig de Wonden, en
F ft den, of lopende Gaten. Defgelijks allerley harde en
voorteetende zweer en.
CCCLXXV HOOFDSTUK.
D E U R W A S.
Namen.
'Nders ook in het Neederlandfch genoemd
Deur blad , word in het Latijn ge-
heeten Perfoliata : in het Italiaanfch
^ ook zoo : in het Hoogduytfch Durch-
wachsz , of ook Bruchwurtz : in het Franfch
Perfoli ate.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf onder- Vijf on-
fcheydene foorten ; namentlijk: derfchcy-
I. Perfoliata vulgaris , of gemeen Dcurwas. fQorCtcru
II. Folio Plantaginis , of Deurwas met Bladeren
van Weegbree. III. Longifolia, of met lange Bla-
deren. IV. Minima Bupleuri folio Fabii Co-
lomnje, of alderkleynfle Deurwas , met Bladeren van
Bupleurum , of Hazen-ooren , van de Hoog-geleerde
Heer Fabius Columna. V. Perfoliata Mon-
tis Libani, of Deurwas van de Berg Libanus. Alle
zijn ze van de zelve Bouwing cn Waarnecming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wel- Grond,
gemeftte aarde : meer een opene, warme, bequaam ter
Zon gelcegene, als een fchaduwachtige plaats, cn tame-
lijk veel Water; doch houden zich ook tc vreeden met
matige vochtigheyd.
Blijven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Gec- Zaad.
ven meeft altijd in den Herfft volkomen rijp Zaad,
en vergaan daar meé. Moeten ter dier oorzaak met
een waflende Maan van Maert of Apnl in ieder Vbor-
jaar weer op nieuws, niet diep, gezayd zijn , en dee-
zer wijs vcrmeenigvuldigd worden. Komen anders Aanwia-
dikmaal genoeg van zelfs voort uyt het neergevalle- ninS-
ne Zaad.
Het Perfoliata longifolia, of lang-geblader-hoggc-
de Deurwas, fchiet in deeze Geweften een of ander- b|aderd
halve voet hoogte op ; zomtijds wel tot twee voeten. Deurwas’
Krijgt uyt een witte, ten naaften bij een hand lange ,
doch teedere Wortel, in de Mond geknauwd zijnde van
een lieflijke of zoete geur, verfcheydenc regt-opftaan-
de, bleek-groene en ronde Steden; aan welke, op de
wijze van het Perfoliata vulgaris , of gemeen
Dcurwas, de Bladeren in ’t ronde groeyen. Zijn de Geflalte
middelde vinger, wat min of meer, lang ; twee vin- ^cr
ger-leedcn, of daar ontrent breed ; achter op ’t breed- ren'
ftc ; onder rond toegaande , doch voor in een ftomp-
fpits punt eyndigende : aan de randen flegt en effen ;
uyt den donker-groenen blauwachtig van verwe , niet
blinkende. In de Mond geknauwd wordende, zijn ze
eerft onaangenaam ; daar na een weynig fcharp ; eynde-
lijk zoet van fmaak : ook in ’t midden vercierd met vee-
le regt-opgaande Adert jens ; waar uyt een groot getal
andere kleyner voortvloeyen.
Uyt wiens bovenfte in het opperfte , ook wel Andere
ter zijden de Steden , noch andere kleyner Bladert- ^bdert-
jens voortfpruyten , gemeenelijk in drie deelen van mal--,ens‘
kander gefcheyden, ruftende op korte Stedtjens, vier
cn vijf in ’t ronde bij een plat leggende te zamen ge-
voegd; van welke drie degrootfte, ook in ’t midden
met een kleyn puntje voorzien , de twee andere de kleyn-
fte , en zonder eenige punt jens , doch alle rond van ge-
ftaltc zijn.
In welker midden op Stedtjens , ontrent een hal- Bloemt-
ve ftroobreedte lang, twaalf, zeftien of achtien bij jens.
malkander ftaande Bloem tjens groeyen. Deeze zijn
zeer kleyn. Beftaan uyt vijf geele, omgekrulde Bla-
dert jens. Vergaan zijnde, worden ze gevolgd van een Zaad.
platachtig-rond en zeer hoekig zwart Zaad, wat groo-
tcr als dat van ’t gemeene Deurwas.
KRACHTEN.
DEurwas , of Perfoliata , is warm en droog , ook Camerar.
een weynig te zamentrekkende van aart. /.4.C. ior.
In Wijn gezoden , en daar van gedronken ,
of het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn inge-
nomen, geneeft allerley inwendige Wonden, Breuken of
Gefcheurdheyd , en is zeer goed voor de geene, die van
om hoog gevallen zijn.
De groene Bladeren gefloten , met Meel en Wijn Ttorft. kift.
vermengd , dan gelegt op de uytpuylende Navel der
Kinderen, doed dc zelve weer inwaarts keeren. Gen ee- /ff*. ’
zen
Sn Deur was. Per.zenkr.uyd, Varkensvenkel. ZeevenkeL.
Vier bij-
zondere
fcorten.
zen ook de Kropzwecren , en Klieren aan den Hals. Ver-
drijven de Roos, en de Roodgrond: defgelijks de voort-
lopende en andere zwellingen. Heelen daarenboven de
Wonden, ’t Zelve vermag ook liet gcpulvenfcerde Zaad,
daar opgeftroyd zijnde.
CCCLXXVI HOOFDSTUK..
PERZEN KRUYD.
Lleen niet met deezen naam , maar ook
met dien van Vlookruyd : in het
Neederlandjcb bekend. Word in het
Latijn gchceten Persicaria, of ook
Piper aqjjaticum : in het Hoog-
duytfch Pfersigkraut, Flohkraut,
en Wasser-pfeffer : in het Franfcb Culraige ,
of Curiage : in het Jtahaanfch Pepe aqjmtico,
of Pepe d’Acqi/a, Hidropepe, en Persicaria.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
vier bijzondere foqrten ; namentlijk :
I. Persicaria maculosa major longifoi.ia,
of groot Perz.cn- anders Floo kruyd, met lange zwart-
gejïippelde T lader en. II. Maculosa major rotun-
difolia , of groot Perzenkruyd met ronde zwart-gc-
plekie Bladeren. III. Non maculosa , of Perzen-
kruyd zonder vlekken-, ook genoemd Piper aqjjati-
cum, of Watcrpeepcr. IV. Persicaria minor, of
kleyn Perzenkruyd. Alle zijn ze van de zelve 'Bouwing
en Waameeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, droo-
ge, en ook vochtige , zoo wel gemeftte als ongemeftte
grond: een opene, luchtige, vrije, welgeleegene, ook
een fchaduwachcige plaats ; en veel Water. Vergaan
niet haaft , maar blijven eenige jaren lang in ’t leeven.
Konnen felle koude , en alle andere ongeleegenthccden
der Winter, zonder fchade uytflaan. Geeven ook
dikmaal volkomen rijp Zaad: ’t welk in Maert met
een waffende Maan de aarde moet aanbevolen worden.
Komen wel door ’t neergevallene dikmaal van zelfs ge-
noeg op. Hier door worden zc vermeenigvuldigd ;
en dan noch aangewonnen door hare aangegroeyde
jongen ; die men , zoo wel in ’t Voorjaar als in de
Zomer , van de oude afneemt , verplant , en terflond
met Water begiet.
K R A C H T E N.
Aan. T TEt groot Perzenkruyd , met zwart-geflippelde
■ I Bladeren , of Perjtcarta major maculofa , is koud
en droog van aart.
Cal. lib. 8. Het uytgeparftte Zap , of de groene Bladeren geflo-
Snnp.Med. ten , en op oude, harde Gezwellen, Hpoftemattcn, cn
Ci jp’ ' blonden gclegt, neemt’er de brand van wech.
Het zelve Zap met het Zap van Chelidonium , of
Oogenklaar, verdrijft wonderlijk de duyjlerheyd der Oo-
gen ; en neemt wech de ecrfl-beginnende Fliezeu of
Schellen op de zelve.
DtJ. I. io. Het Perpcaria non maculofa , of Perzenkruyd zon-
der vlekken, is warm en droog tot in den derden
m Au dit. graa(j_
De Bladeren en Bloemen gefloten, of ’t uytgeparftte
Zap der zelve met Oly vermengt , geneeft de Fiftelen,
lopende gaten-, de Takken of Speenen aan ’t Fondament,
en de verouderde ejuade harde zweer en.
Matth.l. ï. Het gedachte Zap in de O oren gedaan, doed de daar
c’ 'SF in zijnde Wormen fterven.
Dit gcheele Kruyd in Water gezoden , en alzoo ge-
legt op de vochtige , leepe , loopende O ogen , helpt de
zelve.
De Bladeren, en ’t Vlies van Eyercn, van elk eeven
veel genomen, en op de Fijt, of Worm der vingeren
gelegt, doedze fterven en vergaan.
Sli
Aanwin-
ning.
Het zelve Kruyd in de F.edfeeden cn Leedekanten ge- Dxraniti
hangen , dood de F looyen en Wandluyz.cn. hifi. Plant,
Indien iemand, zijn gevoeg gedaan hebbende, zijn
achterfte met deeze Bladeren wou rcynigen , of af- jfcl jss/*
wifTchen, die zou hier door zijne Billen zoodanig ver-
hitten, dat hij niet zou weeten, wat te doen, oi waar
heenen zich te kceren.
CCCLXXVII HOOFDSTUK.
varkensvenkel.
Nders ook in het Nccderlandfch van Naam, en
?eTmd Vae,<e;,s-sta‘rt ■ Sr’-i.
Vnffl /yA\- v’» Word in het Latijn gchceten Peu-
cedanum’ na het Griekfche Woord
’t welk Pinus, een Pijn , of
Denneboom bctcekend, wijl de Wortel
deezer Farkensvenkel , gelijk ook ’t Zap , een Gom-
achtige , Harszige en Pekkige reuk of flank van zich
geeven, eeven gelijk de Denneboomen : ook Pl n astel-
lum , en Fosniculum porcinum. In het Hoog -
duytfch Haarstrang, Schwebelwurtz , en Saw-
fenchel: inhet Franfch Peucldanne: in het Ita -
liaanfeh PeuCedano.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee ver*
veranderlijke foorten ; te weeten : amicrlijka
I. Peucedanum vulgare , of gemeene Farkens-^oon''m
venkel. II. Peucedanum majus Italicum , of
Peucedanum verum; groot Italiaanfch, of opregte
Farkensvenkel. Bcydc zijn ze van de zelve Bouwtnge n
Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, luch- GromJ{
tige, welgemcftte aarde : een opene, warme, -drooge,
genoegzaam ter Zon geleegene plaats, en tamelijk veel
Water. Vergaan niet haafl, maar blijven lange jaren
in ’t leeven. Verdragen in deeze Gewcften felle koude,
en alle andere ongclcegenthecdcn der Winter. Biocyen
jaarlijks, doch geeven alleen bij hecte en zeer goede Zo-
mers volkomen rijp Zaad : ’t welk met een waffende Zaail‘
Maan van November of Alaert ( vermits het lang
in de aarde blijft leggen eer men het ziet opkomen)
in een Pot moet gezayd zijn, ruym een flroobreedte
diep.
Niet alleen hier door konnen ze vermeenigvuldigd , Aanwin-
maar ook aangewonnen worden door hare jongeman- nin&-
gcwafTcne Mortelen; welke men met een waffende Maan
in Zpril van de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
DE Wortel van Farkensvenkel , of Peucedanum, Cal lib. 8.
is warm in den tweeden, en droog in den der- simp ■ Me J.
den graad. Het uytgeparftte; of uytgevloeyde
Zap deezer Plant is verwarmende en verdrogende eeven
zoo als de Wortel.
Het zelve Zap met Wijn ingenomen, of onder de Rueü. I. j.
Neus gehouden , is goed teegens de grove, taye voch- c
tigheeden der Borjl, het trekken der Lendenen, de [pan- ‘
ning en lammigheyd der Zeenuwen , de beroerdheyd der Fudf.bift.
Leeden, de pijn der Nieren cn Blaas ; het opjlijgen van Pl-c.+iü.
de Moeder ; de Slaapzieke , zwijmeling des Hoofds,
het vallend Euvel, de Kramp , en de Heupenpijn. Doed
ook gemakkelijk klateren: verminderd een al te groote
Milt; verwekt een weck Ligchaam, en jaagt door de
Stoelgang uyt alle taye koude , en hecte Galachtige voch -
tigheyd.
Het zelve Zap in een week Ey genuttigd , is goed Serapio lib.
voor de Hoep, en de Engborjlighcyd, ook voor de rom- simt- cat‘
meling, krimping en de winden der Darmen . 17 6’
<1
cccLxxvm
S 1 3 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 814 t
CCCLXXVIII HOOFDSTUK.
ZEEVENKEL.
Nitncn. Us genoemd in het Neederlandfch ,
KTffcuviy word in het Latijn geheeten Fcem-
JÉ culum Marinum , Creta Mari-
flip JP NA > Crithmum Marinum : in het
Bloogduytfch , MeerfencHil .• in het
Franfch Bacille , of Fenoil Ma-
rln : in het Italiaanfh Crithamo , Crithmo ,
Fi -occhio Marino , en Herba ui San Piero.
Twee bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
foorien* ^‘jzon^cre foorten, teweeten:
I. Crithmum Marinum sine spinis , of Zee-
venkel ronder Doornen ; anders van veele ook genoemd
Petroselinum Marinum , of Zeepeeterzelie. IE
Crithmum spinosum , of Zeevenkel met Doornen.
Beyde zijn ze van de zelve Bouwing en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een goede , luchtige , gemcene aar-
de , met een wcynig twee-jarige Paerdcmift, en veel
zout Zee- of Duynzand doormengd : een openc ,
warme , wel ter Zon gelcegcne plaats , en matige
Reegen.
Hoe waar Blijven lange jaren in ’t leeven. Zijn teedcr van
in deWIn- a3rt ’ waar door ze geenzins in onze Geweften veel
ter. koude vochtigheyd of felle Vorfi konnen verdragen.
Moeten derhalven, in Potten gezet zijnde, in ’t begin
vanO#o£erbinnens huys worden gebragt, op een luch-
tige plaats , waar in niet anders als bij vriezend Weer
word gevuurd. Ook moet men haar verre van den
Oven zetten , vermits ze de warmte des vuurs zeer
ongeerne lijden , maar ondertuflehen haar nauw wach-
ten voor een doordringende koude. Gedurende degant-
fche Winter heeft men haar alleenlijk met een wcynig
lauw Rcegenwater van onder te verzorgen. Niet voor
in ’t begin van April mag men ze weer buyten brengen
met een aangename Lucht, en zoete reegen. Maar dan
noch haar zorgvuldig wachten , en voorzichtig dekken
voor veel Reegen , koude nagten', hayrige en Jchrale win-
den, als haar zeer fchadelijk zijnde.
Aanwin- In deeze onze Landen geevenze noyt eenig vol-
ning‘ komen rijp Zaad. Als men echter ’t zelve uyt andere
Geweften heeft ontfangen, word het met een wallende
Maan van Apr.il de aarde eens Pots, niet diep gelcgt,
aanbevolen. Doch niet alleenlijk hier door worden ze
vermeenigvuldigd , maar ook door hare aangewaflene
jonge Wortelen, welke men op de genoemde tijd van de
oude afneemt, en verplant.
Gcbruyk. De Bladeren , Bloemen en Steden van deeze Zeeven-
kel , ingelegt en behandeld zijnde gelijk men de Agor-
ken doed, zijn zeer dienftig tot allerley gebraad, en van
een uytneemende fmaak.
KRACHTEN.
Cal. lib. 7. J Eev enkel , of Crithmum Marinum , is matig,
Simp. Me J. jTo[ in den ccrften graad, droog en warm; ook
afvagende van aart , en een weynig bitter van
fmaak.
Diofc. 1. 2. De Bladeren , dc Bloemen en ’t Zaad, de Wortelen ,
C&oi l i4 a^ecn ’ °°k tc zanien , in Wijn gezoden , en zoo ge-
c 14. 1 ’ geeten > ook daar van gedronken ; of het uytgeparftte
Lufit. 1. 1. Zap , of het Poeder der gedroogde Bladeren , met Wijn
enarr. 113. ’s morgens nuchteren ingenomen, drijft uyt de Galach-
dge , J lijmerige , en ook waterachtige vochtigheeden :
breekt de Steen der Nieren ; geneeft dc Druppel- of
Koudcpis , en dc Geelzucht : verwekt de Maandfion-
den der Vrouwen, en doed gemakkelijk Water lojfen.
Üurantes Dc Bladeren, op de wijze der Agorken, in Edik en
fol lèT* Z°Ut ’ en ak°° rauw , of gezoden , met
Azijn en Oly in een Salade, of voor zich zelven alleen,
gelijk de Cappers, tot gebraad gegeeten, zijn zeer aan-
genaam voor de Maeg , de felve verf erkende : verwek-
ken eetens lujl , openen allerley verjloppingen des Inge-
wands, helpen de geene, welke haar Water niet konnen
maken : en zijn zeer dienftig voor de Lever , de Nie-
ren, en Milt.
CCCLXXIX HOOFDSTUK.
PH ALANGIUM.
■ Et deezen, en mijns weetens, geenen Namen.
anderen naam in ’t Neederlandfch en
Latijn bekend, en dus genoemd, om
dat deeze Plant gencefd de beeten der
PhalaNGien , of giftige Spinnen.
• In het Hoogduytfch Erdspinnen-
Kraut, in ’t Jtaliaanfch Phalangio.
Hier van zijn mij in haren aart fes veranderlijke foor- ses
ten bekend geworden , als :
I. Phalangium RjyMOSUM, of Phalangium wf/verander-
Takken. II. Non ramosu m , of zonder Takken. I'jkc f°or"
III. AllOBkOGICUM MAJUS FLORE LILtACEO AL-"”'
BO , of groot Phalangium uyt Savoyen met een witte Le-
lybloem. IV. V.rginianum flore cceruleo,
of Phalangium uyt Ztrginien , met een witte Bloem, ook
van fommigc genoemd Gladioias americanus,
of Americaanjch Swaardkruyd. V. Phalangium
V1KGIMANUM FLORE A lbo, oï Zirginiaanfch Phalan-
gium met een witte Bloem. VI, Phala ngium fi-
st.loum, ot Phalangium met een Bloem als Orgelpij-
pen. Al t’zamcn zijn zc van eenerley Bouwing en Waar-
neem ing.
Zij beminnen een goede , zandige , gemeene , meer Grond,
een gemeftte als ongemefte grond ; een opene , vrije,
luchtige, wclgeleegene plaats, en veel Water. Werden
van naturen oud. Verdragen felle Zbrjl , en allerley
ongelegenthedetï der Winter. Bloeij en ieder Jaar , en
geven in den herfft rijp Zaad, ’t welk met een wafTen- ZaaJ*
dc Maan van Macrt in een Pot , ruym een ftroobreed
diep , word gelegt ; hier door werden ze genoegzaam
vermeenigvuldigd en aangewonnen : doch veel gevoeg- y\anwm*
lijker door hare jonge M ortelen , welke men in Augu- ning*
fius of September , met de gemelde Maan van de oude
afneemen en verplanten moet.
Het Phalangium Virginianun flore cce-Phaian-
RULEO, of Phalangium uyt Ftrgmien met een blauwe K'um uyt
Bloem, is een zeer aardig Gewas. Krijgt uyt een veel- v*rg|n‘cn
voudige digt-t’zamengevoegde, een ftroo dikke, bruyn- Sluwe
achtig-geelverwige , Ipongieufe , en geen fmaak heb- Bloem,
bende Wortel , verfcheydene Steden , een voet , ook
wel een vierendeel meer , hoog ; ruym een Schrijfpen W°rtC *
dik, donkcr-groen, geheel rond, van binnen voos en
vogtig van aart , aan welke eenige weynige Bladeren,
nu uyt d’eene, dan uyt d’andcre zijde, hol boven mal-
kander gefteld , voortkoomen. Zijn in gedaante , ftcl-
ling en fubftantie die van het Lely dragende Ajfodillc, Ge<k»anse
feer gelijk , onder gantfeh in ’t ronde de Steel omhel- dcr BladCr
zende ; aldaar een weynig rosachtig ; ook door al de
Bladeren geheel groen geftreept : grasgroen van verwe,
altijd hol geutswijze na boven gefteld ; wat dik ; d’on-
derfte gemeenlijk de kleynfte en fmalfte, de bovenfte de
grootfte , een vinger breed, een geheele hand lang, ag-
tcr op’tbreedftc, en voor gantfeh fpits toegaande , ook
aldaar twee of drie digt en platagtig by malkander ge-
fteld.
Uyt welker midden-pnnr , en bovenfte der Steden , Gertalte
thien , dikwils veerthien , en noch meerder taamlijk- der liloc-
dikke knoppen voortfehieten , groen van verwe , en op mcQ’
de punt wat purpuragtig. Alsnud'eene na d’anderopcn
gaan, vertoonen zig fchoone, donker-blauwe Bloemen,
hangende aan purpure Steelt jens neerwaarts gebogen :
zijn driehoekig , doch vlak : beftaan uyt drie breede ,
groote , Yoor rond-plat toegaande Bladeren. Hebben
* *ï
Phalancium. Muysoor. Lëeuwekrlad.
8 i<S
Aanwin-
ning.
Phalan-
gium uyt
Virginien
met een
witte
Bloem.
Phalan-
gium met
Pijpjcns.
inwendig zeeven uyt den purpuren blauwe en zeer ruy-
ge opftaande Draadjens , boven voorzien met gcele
Knopjcns. Als ze cenigc weynige dagen hebben open-
gedaan, vergaan ze, en vallen ter aarden neer. Zelden
laten ze in onze Ge weden cenig volkomen rijp Zaad
achter, ten zij met gantfeh warme Zomers , en op een
zeer wel ter Zon gelcegene plaats daande ; ook dikmaal
met water begoten zijnde.
Eevenwel kan deeze foort , gelijk de andere , ge-
noegzaam aangewonnen en vermeentgvuldigd worden
door hare Wortelen.
Het Phalangium Virginianum flore albo,
of Phalangium uyt Virginien met een witte Bloem , is
in alles de voorige foort gelijk , behalven dat de Bloem
fpierwit is. Ook bedaande uyt niet meer dan drie Bla-
deren; en defgelijk inwendig houdende zeeven opftaan-
de Draadjens , doch wit , boven voorzien met geele
Knopjcns , maar onder zeer aardig met een purpure
ruygheyd.
Het Phalangium Fistulosum, of Phalangium
met Pijpjcns, is de teederdc foort van alle. Verlied ,
buyten daande, al dikmaal door derke Vorft ’t leeven.
Is derhalvcn geraadzaam , dat men van dit dag altijd in
de Winter iets binnens huys bewaard , op een goede
luchtige plaats; waar in niet als bij vriezend Heer ge-
vuurd word; om niet eens onverwagt te cencmaal van
dit Gewas beroofd te blijven.
KRACHTEN.
Galm. lib- I \Halangium is verdrogende van aart; fijn, of dun
Simp. 8. I-' van deden.
Diofc.l. 3. De Bladeren, Bloemen, of wel ’t Zaad, ge-
P/I».2/. 17. droogd, gepulverifeert; of ook ’t uytgepardtc Zap der
c. 11. Bladeren, met Wijn gedronken, verzacht de fmerten
des Buyks; verdrijft de krimping en rommeling der Dar-
men; geneed ook de fteeken en beet en der Slangen, en
anderer giftige Dieren.
CCCLXXX HOOFDSTUK.
MUYSOOR.
Ord in het Neederlandfch niet alleen
dus , maar ook van zommige Na-
gelkruyd genoemd : in het Latijn
PlLOSELLA , of ook AuRICULA
1 MURis: in het Hoogduyt/ch Nagel-
kraut: in het Franfch Piloselle,
Oreille de Rat, of de Souris: in 'x. Italiaan fch
Pelosella.
Hier van zijn mij in haren aart drie onderfcheydene
foorten bekend ; namentlijk:
I. PlLOSELLA VULGARIS MAJOR, of groote Mujs-
oor. II. Minor siliquosa, of kleyne Muysoor met
Zaadpeultjens. III. Pilosella umbellata , of
Muysoor met een Kroon , of met een ronde Kroons-wijze
gefielde Bloem. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwinge n
Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een gemeene,flegte,
zandige , en met een weynig twee-jarige Paerdemid
doormengdc grond : een wel ter Zon geleegene plaats,
en matige vochtigheyd. Verdragen tamelijk wel de
koude der Winter. Blijven eenige jaren in ’t leeven :
geeven dikmaal ; inzonderheyd bij drooge Zomers ,
volkomen rijp Zaad ; ’t welk , ter oorzaak van zijne
lichtigheyd , lichtelijk van de* Wind word wcchge-
dreeven. Het zelve word in Maert met een wadende
Maan in de aarde gelegt. Hier door konnen ze genoeg-
zaam aangewennen en vermeenigvuldigd worden : Maar
dan ook noch door hare aangegroeyde jongen, op de
zelve tijd van de oude afgenomen , en verplant.
Het Pilosella umbellata , of Aluysoor met een
Drie on-
dcrfchcy-
dene foor-
Aanwin-
ning.
Muysoor
Kroon , vrieft , weegens hare teederheyd , zomtijds , meteen
buyten ftaande, in de H int er wel dood. Is derhalven ^ro °n.
.geraadzaam , altijd iets van deeze foort in dien tijd bin-
nens huys te bewaren , voorzien en onderhouden met
zeer weynige vochtigheyd , zoo blijft ze onfeylbaar-
lijk in ’t leeven; en dus zal men zich, door een quaad
toeval ontrent de buyten ftaande, niet te eer.emaal van
dit Gewas beroofd bevinden.
Het Pilosella minor siLKiyosA » of kleyn Kleyn
Muysoor met Zaadpeultjens, blijft niet langer daiï-eene Muyzen-
Zomer in ’t leeven. Word derhalven in ieder Voorjaar,
met een wadende Maan van Maert, op nieuws , niet jens/
diep, gezayd. Komt ook , ter plaats daar het ftaat ,
door het neergevallene Zaad dikmaal van zelfs genoeg
voort. Geeft in de Zomer weer rijp Zaad ; en ver-
gaat daar mee.
KRACHTEN.
M
Vysoor , of Pilofella , is verdrogende in den Galen. lil.
tweeden , en verwarmende in den eerften graad; Med.Stmp.
ook te zamentrekkende van aart , en fijn van
deden.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of ’t Poe- Durantet
der der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen, ver- hifi. Plant,
weekt een verftopt Ligchaam : ftild de 'Bloedgang, en de camerar.
onnatuurlijke Vloeden der Vrouwen. Is goed voor het l.x. c.i\6.
Graveel en de Steen : voor de geene die inwendig Ge-
brooken of Gefcheurd zijn : voor die Bloed opgeeven
voor de Leevcr zuchtige : voor roode en lopende Oogen.
Verklaard ook het Gezicht ; en geneeft de Huyg , als
men’er mee gorgeld.
Het Poeder der gedroogde Bladeren op de Wonden
geftrooyd , heeld de zelve.
Als men een Mes, gloeyende gemaakt, dikmaal fteekt D>htl l ■ «-
in ’t Water, waar in deeze Plant is gekookt, zoo word-^-^6*'
het zoo hard, dat men 'er Tzer en Steen mee kan door-
lnijden, of doorhouwen, zonder daar door ftomp, bor,
of fchardig te worden.
CCCLXXXI HOOFDSTUK.
LEEUWENBLAD.
An ieder in het Neederlandfch dus ge- Namen,
noemd : in het Latijn , ook in het
Cm>£yc/.! Leontopetalon. Maar zou
ook, mijns oordeels, in ’t Latijn mo-
gen geheeten worden Fumaria ma-
xima bulbosa Cretica , en in het
Neederlandfch Aldercrootste Holwortel van
Candia. Aldergrootfte Holwortel, weegens hare groo-
te gelijkheyd met de zelve ; en van Candien, om dar ze
op dit Eyland van naturen groeyd. De Italianen noe-
men ze Leontopetalo.
Hier van zijn mij in haren aart twee bezienswaardige Twee be-
veranderlijke foorten bekend, als: ziens-
I. Leontopetalon siLiQyosuM Creticum, of fooneüf5
Leontopetalon uyt Candien met Zaadpeultjens. II. Leon-
topetalon CAPITATUM Americanum , of Leon-
topetalon met Zaadbolletjens uyt America. Beyde zijn ze
van eeven de zelve Bouwing en Waarneeming.
De laatft-genoemde foort heeft , aan veel langer Leontope*
Steelt jens als die van de andere , kleyne roodachtigc ^,on U’c
Bloemt jens, zittende, gelijk die van de ecrft-gemelde , menC3'
in een Stars-wijze gedaante. Beftaan uyt zes , ook Knoppen,
uyt vijf, kleyne , voor fpits toegaande 'Bladert jens : Bloemen,
welke afvallende , gevolgd worden van veele aardige
ronde , tamelijk groote Knopjens , welke boven een
weynig ftompachtig-fpits , op de wijze van de Aard-
beziën , toegaan ; gefteld op lange , dunne Steelt jens ,
die haren oorfprong hebben genomen uyt een in ’t mid-
den regt-opfehietende ronde en tcedcre Steel, ontrent
Fff een
lila J eren.
Wortel.
Grond.
Hoedanig
inde Win-
ter waar
te nemen.
Bloemen,
noyt hier
Zaad.
Waarnee-
ming der
Bollen.
Gal. lib. 7.
Simp.Med.
Diofc. I. 3
c.110.
Verfchey-
de namen
817 Beschryving der Kruyden, Bollek en Bloemen , III Boek , 8t
een voet hoog; Zijnde eerfl groen, maar worden na^
derhand bleck-rood , als ze een tijd lang hebben ge-
flaan. Zijn ook voorzien met veele over en weer
over, regt-oplopcndc bruyn-verwige Streep jensi
TufTchen decze en de cerfl-gemelde Leontopeta-
toN word ook een genoegzame ongelijkheyd gezien ,
zoo wel in dc ftelling der Bladeren ( welke tamelijk
breed; donker-grocn-verwig, en in twee, drie, ook
meerder deden gefchcydcn zijn, op de manier der Peo-
uie-bladeren ; voor flomp , of rondachtig toegaande ;
voorzien met nauwelijks zichtbare aderen-, maar daar
teegens in ’t midden begaaft met een rugs-wij^e gefiel-
de hoogte : die ook hoger opfehieten als die van de an-
dere) als in dc verandering des Wortels ; welke niet zoo
liegt , noch zoo bruyn ( cevenwel ook Knobbelachtig) ,
maar Roosachtig is, en als uyt verfcheydene deden en
Schubbetjens beftaande.
Zij beminnen beyde een goede, gemeene, zandige
aarde, met een weynig twee-jarige Paerdemifl, en het
Mol der verrotte Boombladeren doormengt : een luch-
tige, warme, wel ter Zon gdeegene plaats, en niet te
veel Water.
Zijn teeder van aart, echter lang-leevende. Konnen
in deeze onze Geweften geen flcrke Winden , koude
Hcrfftreegenen , noch eenige Korft verdragen. Moeten
derhalven , in Potten gefield zijnde, in ’t laatfle van
September , of ’t begin van Oktober ten langflen , de
aarde boven droog zijnde , binnens huys worden ge-
zet op een luchtige plaats , waar in niet als bij vrie-
zend Weer word gevuurd: gedurende de Winter voor-
zien met flegts een weynig lauw Reegcnwater van
onder ; en niet weer buytcn gebragt voor in ’t be-
gin van April, met een zachte Lucht en aangename
Reegen : dan noch eevenwel zorgvuldig gewagt en
gedekt voor koude nachten , hayrige en fchrale O ofte* of
Noorde-windcn.
Zij geeven in onze Landen (niet altijd, maar alleen
bij goede Zomers) Bloemen-, doch noyt volkomen rijp
Zaad. Verliezen ook ieder jaar, in ’t laatfle van Ju-
nitts en begin van Julius , hare Bladeren : welke men
in ’t begin van Maert weer voor den dag ziet komen
uyt hare ronde Bol.
Wanneer het Loof en de Steelen vergaan zijn, moet
men deeze Bollen wel droog houden, en gantfeh zorg-
vuldig voor te veel Water bewaren. Anders zouden ze
zeer lichtelijk komen te verrotten ; gelijk mij zelfs ,
van huys zijnde, gebeurd is, door dc onachtzaam heyd
van mijnen Hovenier. Moeten derhalven, opgenomen
zijnde, tot in Oktober, of ’t laatfle van September , in
droog zand gelegt, en met een volle Maan weer in Pot-
ten , gevuld met de voorbefchreevenc aarde, gezet,
ook tcrflond binnens huys gebragt worden ; ten wa-
re daar noch een aangename Reegen mogt komen te
vallen.
KRACHTEN.
L Eeuwenblad , of Leontopeta/on, is verdrogende ,
verwarmende, verteerende van aart, tot in den
derden graad.
Het Poeder der gedroogde Wortelen met Wijn in-
genomen , verlicht zeer haafl de fmerten van de bee-
ten der Adderen , Slangen , of diergelijk c giftige Dieren-,
en geneeflze.
CCCLXXXII HOOFDSTUK.
TURKSCHE BOONEN.
En welbekende, voedzame, van veele zeer
begeerde Vrucht ; inzonderheyd noch
1 2 groen met hare jonge Schel afgefneeden ,
flXvïvj gekookt, geflooft, en dan gegecten. Word
ook van zommige in het Neederlandfch wel Room-
sche boon genoemt : in het Latten Phaseolus ,
Faba turcica, of Romana; en Smilax horten-
sis : in het Hoogduytfch Whlsche bone ; Steig-
bone (en dus ook in ’t Neederlandfch Klim-boon)j
Garten-faselen, en Turkisch bone: in 'tFranfch
Faseoles, of Phaseoles: in het Italiaanfch Faggi-
volï , Fagivoli, Faseli, of Fasciou.
Hier van zijn mij in haren aart bekend veele beziens- VceIc
waardige foorten , zoo wel in deeze onze Geweflcn , bezien
als in verre afgeleegene heete Landen voortkomende : waardige
van welke eenige zelden in onze Provinciën hare volmaak- foortcni
te rijpheyd genieten. Zullen derhalven hier alleen eert
weynig fprecken van vijf bijzondere foorten deezerBoo-
ncn , die bij ons , onaangezien onze koude Weereld-
flreck , tot hare volkomentheyd geraken :
I. Phaseolus major Turcicus fructu albo; van wen*
of groote -witte Turkfche boon. II. Major fructu hier
variegato , of groote Turkfche boon met een ge cou-
leurde , of bonte Vrucht. III. Turcicus minor
fructu rubro , of kleyne Turkfche boon met een roo-
de Vrucht, zijnde nier alleen voldragende, maar ook
de delicaatfle van alle: hebbende een Schel, die niet, of
zelden, hard, tay, dradig, of flokkig word , al heeft
ze fchoon hare groenheyd verloren, en dat ze alreeds
bleek-wit is geworden. Dan zijn ook de volkomene vijfderley
Boontjens zoo bequaam en fmaaklijk, ja aangenamer, worden
als andere, die noch klcyn, of half volwaffen zijn. IV.
Phaseolus minor Turcicus fructu albo mi-
nore , of kleyne -witte Turkfche boon , weegens hare
rondheyd van veele Turkfche erwete geheeten. V.
Phaseolus Americanus niger flore phceni-
CEO, of zswarte Americaanfche boon, met een als bran-
dend-roode zeer fchoone verwe , gantfeh bevallig voor
’t Gezicht; van veele genoemd Pietheyns-boonen,
om dat de Admiraal Pieter Heyn, als hij in ’t jaar
1 628. dc Spaanfche 'Zilver-Vloot had veroverd, de
zelve eerfl uyt America in deeze Landen heeft ge-
bragt. Alle zijn ze van eeven de zelve Bouwtng en
Waarneeming.
Zij beminnen een goede , luchtige , op nieuws om- Grond,
gefmeetene , niet alleen met oude twee-jarige , maar
ook met varlïche noch warme Paerdemifl wel vóór-
ziene grond; want deeze doed, door hare natuurlij-
ke warmte , de Boonen wel voortkomen , en zeer
hoog opfehieten: een luchtige, warme, wel ter Zon
gelcegene plaats; en in ’t eerfl weynig, maar daar na
veel Water.
Blijven niet meer dan eene Zomer in ’t leeven, en Vrucht/
geeven in den Herfft een rijpe Vrucht , welke men in
hare Schel aan de Struykj of zoo dc tijd , door re veel
reegen, zulks niet wil toelaten, afgenomen zijnde als ze
hare groenheyd heeft verloren , op een luchtige plaats
binnens huys, Iaat droog worden.
Als men deeze Vrucht met de Schel , noch groen , Waar-
wil gebruyken , moet men de zelve met de Handen af- ^hou-
breeken , zonder met een Mes daar aan te raken , ver- Wlng‘
mits men ondervonden heeft, dat het T*er aand c Plant
zelfs zeer fchadelijk is.
Deeze Gewajfen zijn teeder van aart, en vergaan ieder Zaying en
jaar door een kleyne Rijp , of van zelfs. Moeten der- aanwin-
halven elk Voorjaar, niet eerder als een dag drie of vier nin?,hoc*
voor May, met een afgaande Maan, weer op nieuws dan's
de aarde aanbevolen worden ; nauwelijks een vinger-
breed diep gefloken , en met haar Lapje omlaag, op
dat de daar uyt voortkomende Wortel te bcquamer neer-
waarts fchieten , en de Boon zelfs dies te lichter uyt de
aarde opkomen mogt. Op dat dit te haafliger , en ’t
wallen te voorfpoediger mogt toegaan , laat men ge-
meenelijk de Boonen, welke men infleeken wil, twee
dagen te vooren in Water weyken. Deezer-wijs kon-
nen ze ieder jaar overvloedig worden vermeenigvul-
dtgd.
Alzoo dit teeder Gewas ’t vermogen niet heeft , Bijfteking
o
819 TuRKsfcHË E00NEN. Canarizaad. Muyzenkoörn. Ydele Haver. 810
Tin ftok- van zich zelfs opwaarts te verheffen , zoo zou het langs
ken. de aarde heenen kruypen ; ter dier oorzaak weynig
Vruchten dragen , en de zelve noch meeft verrotten.
Men moet’er derhalven hooge fiokjten, of fparren van
twaalf of veertien voeten bij-fteeken, zulker-wijs, dat
vijf of zes der ingeftokene Boonen langs ieder van de
zelve konnen opklimmen. Veele fteeken deeze flokjpen,
te gelijk met de inlegging der Boonen , in de aarde; en
dan acht of tien Boonen aan elke Jlok_, wijl ze niet al
te zamen opkomen.
Zwarte De Phaseolus niger Americanus flore PHee-
AmCfh NICEO > of zwarte Americaanfche boon , met een hoog-
boonC e" roo^e 'Bloem, wil geerne gefield zijn teegens een Muur,
of Heyning, vermits ze groote hitte begeerd. Geeft
anders altijd geen volkomen-rijpe Vrucht ; inzonder-
hcyd niet in reegenachtige Zomers : zoo dat men ze
dikmaal , noch groen zijnde, moet afplukken, en
binnens huys ophangen , om daar langzaam te mo-
gen droogen,
KRACHTEN.
Aart. ^ | ^Urkfche boonen , of Phafeoli Turcici , zijn een
I weynig, of in den eerften graad warm , en voch-
"*• tig van aart.
Lufit. l.i. Groen zijnde, met de Schel; of buyten de zelve
‘liïofï 'l°i §ek°°kt, cn met Peeterzelie geftooft, geeven een aan-
t.iyi. gename kofl voor elk; cn ook goed vocdzel aan het
Ligchaam : maken een weeks Buyk drijven het water
uyt de 'Blaas af, verwekken lufi om bij te Jlapenj cn ver-
fterken de Maag.
De groene Boonen , of de Schellen, ecr’er noch Boo-
nen in zijn gegrocyd, worden van veele ingelcgt, datis,
in Pekel, of in Edik en Zout bewaard. Dan in de Win-
ter met gedroogde Peterzelie geftooft , cn voor een ge-
zonde fpijs op Tafel gezet.
Durantes Rauw gegeeten , doen ze brakenden hebben dan geen
kift. Plant. aangename fmaak.
/» • '791 ]}e Bloemen, of de Boonen zelfs, gediftilleert, en
zich daar mee gewaflehen , reynigen ’t Aangezicht , en
maken een zuyver vel.
CCCLXXXill HOOFDSTUK.
CANARIZAAD.
en voorts goede acht op de zelve neemt. Deezcr-wijs
kan men deeze foort bequaam genoeg aanwmnen en ver-
meenigvuldigen.
KRACHTEN.
HEt Zap, uyt Canari zaad, of Phalaris, geparft j Galen. I. 8.
of het geftotene Zaad (zijnde een weynig warm Simp.MeJ.
van aart) met Wijn ingenorhen, verdrijfd de fi’fi.Tunt.
fmerten , en de verftoptheyd van de Blaas. Is daaren- f0i. 3/4.
boven goed teegens ’t Graveel.
Het zelve Zaad verftrekt ook de Canari-vogelen tot
een voedzame haar dienftige fpijs;
CCCLXXXIV HOOFDSTUK.
MUYZENKOORN.
Iet alleen dus in ’t Neederlandfch , maar Namen,
ook van veele Rooden Dolik ge-
noemd. In ’t Latijn geheeten Phcc-
nix, Lolium rurhum, Hordeum
Murinum , en Triticum Muri-
num: in het Hoogduytfch Bintzén*
helmer, of ook Waltrohr : in ’t Franfch Yvraye
sauvage; cn in ’t Jtaliaanfch Phenice, of ook G10-
GLIO SALVATICO.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee
bijzondere foorten ; te weeten : fooricö”6
I. Dit nu gemelde gemeene Phccnix , of Aduyz,c-
koorn. II. Phccnix alata Lusitanica, o ï Muyze*
koorn met Vleugelen uyt Portugal. Bcyde zijn ze van
eenerley Bouwing en Waarnecming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede, luchtige , Grond,
zandige, welgemcftte grond: een opene , yrije , be-
quaam gelcegene plaats, en weynig vochtigheyd.
Worden niet oud, maar blijven alleenlijk eene Zo- Aanwin-
mcr in ’t leeven. Geeven in den Plerfjl volkomen rijp ning.
Zaad , en vergaan dan van zelfs, of door een koude
Rijp. Moeten derhalven ieder Voorjaar , met een waf-»
fende Maan vati April of Aiaert ; weer op nieuws, niet
diep, gezayd zijn. Alleen hier door konnen ze ver-
nieuwd en vermeenigvuldigd worden;
KRACHTEN.
Namen, en
öorfprong.
Grot\d.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Us in het Neederlandfch genoemd *
" ~ ftom dat ^et voorti)ds> te zamen fnct
1' wel -zin gen de Canari-vogelrjens , wel-
K-J |i kc dit Zaad tot hare fpijs gebruy-
fj ken , uyt de Canari fche Ey landen in
p deeze onze Gcweften is gebragt; W ord
in het Latijn geheeten Phalaris : in
het Hoogduytfch Canarienkraut: en in 'tltaliaanfch
FaLLARIDE, ofFALARI.
Deeze Plant bemind van naturen een goede, zan-
dige, luchtige, en met twee-jarige Paerdemift welge-
meftte grond: een opene, warme, bequaam ter Zon
gelcegene plaats , voor alle koude Noorde-winden ge-
noegzaam befehut , cn weynig Rcegen. Blijft niet
langer dan eene Zomer in ’t leeven : geeft, laat in den
Herffi , rijp Zaad, doch bij flegte jaren niet volkomen;
cn fterft dan van zelfs, of door een fchielijk-overvallen-
de Rijp of Vorjl,
Moet derhalven ieder Voorjaar , met een wafïende
Maan van Adaert of April , na geleegentheyd van de
bequaamheyd of onbequaamheyd des tijds, op nieuws
weer gezayd worden , niet boven een ftroobreedte diep,
in een varfch-omgeworpene en gemeftte aarde, warm
ter Zon ftaande; zoo word het dies te eerder en te bee-
ter rijp: inzonderheyd, wanneer men de opgekomene
Planten voor de koude nagten des Voorjaar s , ook voor
hayrige en fchralt winden , met ftroo een weynig dekt,
MVyzekoorn, of Phccnix , gefloten, gepulveri-* Loit\ /_ (-
feert, en met witte Wijn ingenomen, verwekt fol. 44.
der Vrouwen Adaandftondcn : doch met roode Diof - /-4-
Wijn gebruykt, doedze de zelve ophouden , volgens ’t c'43'
getuygenis van Dioscorides. Stild daarenboven de
Euykloop, cn het al te veel hl dieren,
CCCLXXXV HOOFDSTUK.
ydele haver.
N het Neederlandfch dus genoemd. Namen,
In het Latijn geheeten Bromus her-
ba: Bromos sterilis , Festucago
gaz je , .ZEgilops altera Mat-
thioli, cn Phccnix quorundam:
in het Franfch Averon ; en in ’t Ito-
liaanfeh Egilopa, en Orzo salvatico.
Zij bemind een goede, gemeene, luchtige, gemeft- Grond,
te, en ongemeftte grond : zoo wel een vrije, wel ter
Zon geleegene , als een donkere of fchaduwaehtige
plaats. Kan, uyt eygener aart, weynig Water verdra-
gen. Blijftniet meer dan eene Zomer in ’t leeven, en ver-
gaat teegens de Wtnter.
Als men ’t Zaad van deeze Plant met een wallende Aanwln-
Maan in Maert , niet diep gelegt, aan de aarde beveeld, ning.
Fff i zoo
o
Aart.
Gal. lib.6.
Simp-
Matth. ƒ.4.
c.134.
Namen.
Wat voor
een Plant.
Twee bij-
zondere
Poorten.
Grond.
Hoe te be-
waren.
Kleyn
Berg- wit
Wollc-
kruyd.
Bladeren.
811 Bêschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 8ü
200 geeft ze teegens , of in den Herfft , volkomen rijp
Zaad , en verderft dan van zelfs. Doch het later ge-
zayde , of ’t geen van zelfs voortkomt van het uytge-
vallene Zaad (’t welk dikmaal gefchied) blijft zonder
cenige fc h ad e of oDgeleegentheyd de Winter over. Blocyd
dan in de tweede volgende Zomer , en krijgt tijdelijk hare
regte volkomentheyd.
KRACHTEN.
YDele Haver , of Bromus herba , is matig, of in
den eerden graad warm en droog; ook verteeren-
de en te zamentrekkende van aart.
De Bladeren gefloten, met Meel vermengt, en van
buyten opgelegt, verdrijft en geneed de hardigheyd van
de holle Zeeren , komende aan de hoeken der Uogen ;
welke men zsFgilopes noemd.
Het uytgeparfltc Zap met een weynig Zuyker of
Honig vermengt, en dus genuttigd, is goed teegens
den Hoeft.
CCCLXXXVI HOOFDSTUK.
P H L O M O S.
Ord > mijns weetens noch in ’t Latijn
noch in het Neederlandfcb , met een
anderen als dcezen naam genoemd ;
doch in het Iraliaanfch geheeten
js een p[ant } gefteld tufïchen het
Verbascum , of Wollekruyd, en Lychnis , of Je-
netteken , anders Chriftns Oog : ter dier oorzaak van
zommige ook wel genoemt Wit Wollekruyd.
Hier van zijn mij in haren aart twee bijzondere foor-
ten bekend geworden ; te weeten :
I. Phlomos flore luteo parvo , of Phlomos
met een kjeyne gcele Bloem ; anders Verbascum
Montanum minus, kleyn Bcrg-H 'ollehrnyd ; welke
naamdeeze foort, mijns oordeels, met regt mag voeren.
II. Phlomos Lychnitis Clusii fiore luteo ma-
gno, of Phlomos met Bladeren , op de manier van Je-
nettekens, met een groote geele Bloem. Bcyde zijn ze
van de zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemccne, zandige aarde,
met een weynig klcyn-gcfloten Stcen-gruys; en twee-
jarige Paerdemid doormengt: een openc, vrije, war-
me, luchtige, wel ter Zon geleegene plaats, en matige
vochtighcyd. Blijven zelden langer dan drie jaren in
’t leeven. Worden lichtelijk, door te veel koude Herffi-
reegenen, of door een langdurige, of felle Korft, buy-
ten flaande, befchadigd, en wechgenomen.
Is derhalven geraadzaam , dat men van elke foort een
Plant met een wadende Maan in een Pot field, en de
zelve , gedurende de Winter , binnens huys , op een
luchtige plaats, droog bewaard. Niet voor in ’t laatfle
van Alaert, of ’t begin van April, mag men ze weer
buyten brengen , met een zoete Rcegen.
Zij bloeyen in de tweed. Zomer , en geeven vol-
komen rijp Zaad in deeze koude Landen : ’t welk met
een waflendc Maan van Zpril , niet boven een flroo-
breedte diep, weer in de aarde word gelegt. Alleenlijk
hier door konnenze, zoo in andere als in deeze Landen,
vermecnigvuldigd worden.
Het Verbascum Montanum minus , of kleyn
Berg wit Wollekruyd , anders Phlomos flore lu-
teo parvo , of Phlomos vs et een kjeyne geele Bloem ,
groeyd van naturen, uyt een teedere Wortel, twee voe-
ten , of daar ontrent hoog. Krijgt aan hare Scheut jens
rondachtige Bladeren, niet groot, ontrent eene vinger
breed, inwendig groen -verwig; met een grijze rujge
wolligheyd boven bekleed , maar onder veel witter: dik-
achtig van aart , inwendig met veele ruygachtige en ter
nauwer nood zichtbare Zderen, ook metYkeyne gezaag-
de randen voorzien.
Uyt der zclver voorde Hert fchieten ronde Steden Steden,
voort ; tay en buygzaam van aart ; boven gemeenelijk
een weynig gekromd ; gantfeh wit-ruyg , en met veele
Bladeren tot boven toe bekleed; wat langwerpiger als
de onderde, doch in ’t opperde der Steelen weer ron-
der ; aan bcyde de zijden regt teegens over malkander
zittende : ook in ’t midden de Steelen omhelzende.
TufTchen welke rondom de Steel langwerpige , kleyne
en gebladerde ruyge Huys jens te voorfchijn komen ;
waar uyt kleyne geele Bloemt jens fpruyten. Als ze eyn- Bloemen,
delijk in haar zelven vergaan zijn , laten ze een langwer-
pig, kleyn, en zwart gehoekt Zaadje na. Zaad.
KRACHTEN.
PHlomos , of wit Wollekruyd , is verdrogende en ver- Aart.
teerende van aart.
De Bladeren en Bloemen gedoten, in Wijn ge- PU». /. 16.
zoden , en op cenige plaats des Ligchaams gelegt, trekt
uyt alles wat daar ingedrongen is door cenige onge-
leegentheyd, ’t zij Doornen, Houtfplinteren, of Tz,er.
De zelve Wijn gedronken , en ook daar meê ge-
gorgeld, is goed voor de gezwellen der Keel, en A-
mandelen.
De Bladeren gedoten , en paps-wijze op eenigc ge- DoJ. /. ƒ.
brandheyd gelegt, geneezen de zelve. c-* 1 * * IV.9-
De 0!y dcezer Bloemen , gemaakt door veele Infu-
fien , dild zeer krachtig de zwaare fmerten van het
Podagra en Flerejijn : ook van de Takjpen of Speenen
aan ’t Fondament.
CCCLXXXVII HOOFDSTUK.
PIMPINEL.
genoemd in het Neederlandfcb , Namen,
van zommige ook wel Pimpernel ,
word in het Latijn geheeten Pimpi-
nella, Bipinella, en Sanguisor-
ba: in het Hoogduytfch Blutkraut,
Blutwurtz, en Welsche Pimpi-
nelle : in het Franfch Sanguisorbe ; en in het
Italiaanfch Solbastrelle, en Pimpïnella.
Hier van zijn mij in haren bekend geworden eenige Agt aardi-
aardige, veranderlijke foorten ; te weeten: ge veran-
I. Pimpïnella major inodora, of oroote Pimpi-ter^e
nel z.onder reuk. II. Major Lusitanica, of groo-
te Portugaljche Pimpinel. III. Minor hortensis
odorato , of kleyne , gemeene , riekende Pimpinel.
IV. Flore albo spicato, of Pimpinel met een witte
geayrde Bloem. V. Agrimonoides Lusitanica ,
of Portugalfche Pimpinel met Bladeren op de wijz^e van
Zgrimonie. VI. Saxifraga major, of groote Steen-
breekende Pimpinel, ook wel genoemd Beurenaert,
Bevernel , en groote Steenbreek. VII. Saxi-
fraga minor, of kleyne Steenbreekende Pimpinel. VIII.
Pimpïnella spinosa Crltica, o (fteekende Pimpe-
nel van Candien. Niet alle zijn ze van ecven de zelve
Bouwing en Waarmeenig.
Zij beminnen een goede , gemeene, zandige, wel- Grond,
gemedte grond : een vrije , welgcleegenc plaats , en
veel vochtighcyd. Geeven zelden , en niet anders als
met goede warme Zomers , volkomen rijp Zaap. Blij-
ven lange jaren in ’t leeven. Verdragen derkc kpude ,
en alle andere ongeleegentheeden der Winter zonder
fchade. Worden vermecnigvuldigd door haar Zaad ; Aanwin-
’t welk met een wafTende Maan van Adaert of Zpril de n*nS-
aarde, ruym een droobreed diep gelegt, aanbevoolen
moet worden. Anders komen ze ook dikmaal van zelfs
genoeg op door het uytgevallene. Dan noch worden
ze Aangewonnen door hare aangegroeyde jonge Hor telen;
die
8 z3
Pimpinel. Weegbr.ee. Lage Zee-erwlten.
Portugal-
fchc Pim-
pinel.
Hoe waar
te ncemen
in de Win-
dic men op dc genoemde tijd, en 'met dc gemelde Maan
van de oude afneemt, en verplant.
De Pimpinella Agrimonotdes Lusitanica,
of Ponugalfche Pimpinel , met Bladeren van Agrtmo-
nia, doch niet zoo groot, echter in gedaante en ruyg-
heyd de zelve niet zeer ongelijk , fchiet uyt eygener
aart nauwelijks tot de hoogte van twee Maatvoeten op.
De onderfte Bladeren zitten gcmeenclijk zee ven in ge-
tal aan beyde de zijden van hare regt-doorgaande Steel ,
meercndecl twee en twee regt tcegens over malkander;
voor nochtans in een cyndigendc; van welke de onder-
fte dc klcynfte, de boven ftc de grootftc, doch alle hol
en luchtig boven den anderen gefield; ovaals-wijzc, of
langwerpig ; een lid van een vinger, wat meer of min-
der lang, een vinger breed ; aan de randen rondachtig
gelijk als een Zaag getand ; inwendig met een groo-
teAder, en dan noch met veclc klcyne Adert jens voor-
zien zijn.
Deezc foort is teedcr van aart , en kan de fterke Vorfl
deezer Landen niet verdragen. Moet derhalvcn, met
een wallende Maan van April in een Pot gezayd of ge-
plant zijnde , ook wel gewacht voor vcele Herfftreeoc-
nen , in Oktober binnens huys worden gebragt , op een
luchtige plaats, waar in niet gevuurd word als alleenlijk
bij vriezend Weer. Of, indien 't gefchieden kan (ver-
mits dit alderbeft is) bewaard in een plaats zonder vuur,
doch daar de Vorfl niet kan indringen; en hier gedurende
de gcheele?Pr/»rer onderhouden, alleen voorzien met zeer
wcynig vochtigheyd van onder. Niet voor in ’t laatfte
van Macrt mag men ze weer buyten zetten : dan noch
cevenwel haar wel wachten en zorgvuldig dekken voor
koude nagten , veel water , hayrige en fcbrale ld' inden.
Kan niet anders als alleenlijk door haar Zaad vermeer-
derd worden.
De Pimpinella SPiNOSA Cretica, o f Candiaan-
febe doornige Pimpinel, van de geleerde Heer Caro-
lus Clusius genoemd Poterium Dalechampii,
is het fchoonftc doch teederfte Gewas van allen. Be-
mind een goede, gemeene, zandige aarde ; doormengd
meteenweynig twcc-jarige Paerdcmift,een-jarigeHocn-
derdrek , en ’t Mol van verrotte Boombladeren : een
opene, luchtige, vrije, zeer warme plaats, voor alle
koude Oojle- en Noorde-winden bewaard ; ook matige
vochtigheyd.
Bloeyd wel in deezc Landen , doch geeft noyt eenig
rijp Zaad. Vcrdraagd op geenerley -wijze eenige Herffl-
reegenen, Vorfl, of andere ongelccgentheeden der Win-
ter. Word derhalven , met een wallende Maan van
April of Aday , in een Pot gezayd of geplant zijnde ,
in ’t laatfte van September of begin van Oktober (na ge-
lecgentheyd van de bequaamheyd of onbcquaamheyd
des tijds) de aarde boven droog zijnde geworden, bin-
nens huys gefteld, op een luchtige plaats, waar in niet
anders als bij vriezend Weer voor een kleyne tijd word
gevuurd : gedurende dceze Winter-dagcn van onder
weegen* voorzien met flegts een wcynig lauwgemaakt Reegen-
hare tee- water ; niet meer als een , of ten hoogften tweemaal ,
derheyd. vermits ze geen nattigheyd kan verdragen; en niet voor
in den aanvang van April, met een aangename Lucht
en reegen, weer buyten gebrjgt. Dan noch eeven wel
nauw gewagt en voorzichtig gedekt voor koude nag-
ten, Sneeuwigc vochten, hayrige en fchrale winden.
Want zoo wel in deeze als in de ld’ int er tijd vergaat ze
lichtelijk door een kleyn verzuym, weegens hare tee-
derheyd. Anders blijftze, gelijk de andere, gedurig
groen, en verheft hare zoete kleyne Bladertjens nier,
als door ouderdom. Zie hier bij na het Hoofdjlukyan
Steenbreek.
KRACHTEN.
814
Doornige
Pimpinel
van Can-
dia.
Grond.
Hoedanig
inde Win-
ter waar
te nec-
nien,
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of het Diofc.l.\.
Zap , anders ook ’t Poeder der gedroogde Bladeren met c- 3-t-
Wijn ingenomen, of ook van buyten , met de gekneul-
dc Bladeren op de Wonden gelegt ; of met het Zap, of
de gemelde Wijn, de zelve gewaflehen , genceft ze zeer
gelukkig en voorfpoedig. Stcmpt ook ’t Bloeden, zoo
uyt deezc gequetftc, als uyt andere deden des Lig-
chaams. Verft erkt het Hert , verwekt een vrolijkJJe- D:,ravtts
moed; doed dc Bloedgang, de Buyjloop , en der Vrou- lift. Plant.
wen overvloedige Alaandjionden ophouden : delgelijks t°l- 3/9-
het Bloedfpouwen en Bloedpijfen, als men van de gemel-
de Wijn drinkt, of de Bladeren in fpijzen eet. Is daar- *
enboven goed voor dc beeving en klopping des Herten ;
voor ’t Graveel-, voor de gebrecken der Leever, bitdi e
Koortsen , aUerley vergif, en dc Pcft.
De Bladeren geftoten en gelegt op dc Wonden eler Fai, Col.
Hand , door een Mes gefheeden , heden dc zelve ten vol- ltl>' mm'
len , zonder iet anders daar bij te doen. C0£n' z,rt-
Dit Kruyd in Wijn gediftilleei t, en daar meè gewaf- cLóerar.
fc hen , geneeft de beeten der giftige Dieren ; neemt wech ^4* <■•ƒ**
de vleien van ’t pel-, en maakt een feboon , blinkend
Aangedicht,
Femel.
Ideth.
Mtd.
/.ƒ. ~lT\Impinel is verwarmende en verdrogende in den
1 tweeden graad ; ook te zamentrekkende en een
weynig verkoelende van aart.
CCCLXXXVIII HOOFDSTUK.
WEEGBREE.
En welbekend Gewas , in het Nceder- Namen.
landfeb dus genoemd; maar ook wel
van zommige Weeciblad geheeten;
in het Latijn Plantago : in het
Hoogduytfch Wegrich , of Weget
rich , ook Schaffzung : in het
Franfch Plantain : in het Itahaanfcb Piantagi-
ne , Piantana , Pevaccittola , en Centiner-
BIA.
Hier van zijn mij in haren aart veclc veranderlijke Vcele ver-
foorten bekend ; namentlijk; ander ijk»
I. Plantago vulgaris latifolia , of gemeen fooitcn'
Weegbree met breede Bladeren. II. Latifolia me-
dia , of middel-foort van Weegbree met breede Bla-
deren. III. Latifolia rosea flore expanso, of
breed-bladerige Weegbree met een platte, Roos-wijdc uyt -
ge fpannene Bloem. IV. Latifolia flore spicato,
of breed-bladerige Weegbree met een geayrde Bloem. V.
Alopecuroides Hispanica, of Spaanfcbe Weegbree
met een Bloem als een Vojfcjlaart. VI. Quinque nervia,
of Weegblad met vijf doorlopende Aderen. VI I. A-
QJJATICA LATIFOLIA, of brccd-bladcrjge Water-Meeg-
bree. VIII. Aqjjatica minor angustifolta, of welke
kleyne fmal-gcbladerde Weegbree, groepende in Mater- t^va'aifdcr-
aebtige plaat den. IX. Marina , of Zee- Weegbree , ley Wor-
voonkomende in dorste plaatden. X. Coronopoides 110,1 voor-
Lusitanica , of Ponugalfche Weegbree, meteen ge- 8c,lcl<1‘
daantt van Hartshoorn. XI. Coronopoides Lusi-
tanica foliis TENüissiME DissECTis , of Weeg-
bree met een gedaante van Hartshoorn, en dun gcfnec-
dene Bladeren uyt Portugal. XII. Plantago an-
gustifolia hirsuta Coronopoides Lusitanica,
of ruyge en fmalgcbladerde Weegbree uyt Portugal, met
de de Ive gedaante; en dan noch meer andere; onnodig
al te zamen hier op te tellen. Niet alle zijn ze van eeven
de zelve Bouwing en Waamecming.
Zij beminnen nochtans al te zamen een gemeene , Grond,
liever zandige» gemeftte, als andere ongemeft te grond:
een vrije, warme, en ook een fchaduwachtige plaats;
met tamelijk veel Water. Vergaan niet haaft , maar
blijven eenige jaren in ’t leeven. Verdragen fterke kou-
de des Winters, zonder groote ongeleegentheyd. Gee-
ven ook gemeenclijk ieder jaar rijp Zaad: ’t welk men
in ’t Voorjaar, met een wallende Maan van Alaert of Aanwin.
April in de aarde kan leggen. Doch komen , door ning-
het uytgevallene , van zelfs genoeg voort. Hier door
Fff 3 ' kon-
8x j Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemën , Hl Boek , Sh 6
konnen ze overvloedig vcrmecnigvuldigd worden : ge-
lijk ook noch door hare aangegrocyde jongen.
Portu- De Plantago Coronopoides Lusitanica, of
galfch Portupalfche'W 'ecobrce met een gedaante van Hartshoorn:
van twee- en AnGUSTIFOLIA HIRSUTA CORONOPOIDES LUSI-
derley TANiCA , of ruyge fmal-gebladerde Portugalfche Wceg-
foort. yree t 00i^ met cen gedaante van Hartshoorn, zijn tce-
derder dan eenige der andere van aart. Verdragen on-
geerne vecle zoo koude Herffi als andere warme reegenen ;
vermits ze door zelve zoo wel, als door een felle Zorfl,
van ’t leeven worden beroofd.
Hoe waar Moeten derhalven , in een Pot gefield , ’s Winters
te nee- binnens huys worden gebragt op een luchtige plaats
raen' zonder vuur ; droog gehouden zijnde, en dus wel be-
waard. In het laatlle van Maert brengt men ze weer
buyten , en men wacht ze zorgvuldig voor te veel
nattigheyd } defgelijks voor koude nachten , en hayri-
ge winden.
Aanwin- Konnen ook niet, gelijk de gemelde andere foorten ,
ninS- aangnvonnen worden door hare jonge Scheuren, maar
alleen door Zaad, dp de genoemde tijd en Maan de aar-
de aanbevolen.
KRACHTEN.
Galen. lib.
Simp.Med.
6.
Fuchf. hifi.
J‘l. c. II.
Dod. I. 4.
f.aj.
Diofc. I. z.
c. 15-;.
JZgin. I. 7.
f.3.
Serap. lib.
de Temp.
Simp. cap.
113.
7 7 Eegbree , of Plantago , is verdroogende en
\ V/ verkoelende van aart , tot in den tweeden
W graad.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of het
uytgeparflte Zap met Wijn ingenomen, öf Ars Blade-
ren zelfs in fpijs gegeeten , dild de roode- en andere
Buykloop , de Bloedfpouwing, en ’t Bloedpijfen. Doed
ophouden het Braken. Is goed teegens den loop der
Zinkingen, dcPefi, allerley inwendige brand: voorde
ujtteerende Alenfchen ; de bleyncn des Alonds ; de bee-
ten der dolle Honden, de heete z. weeringen van Alond en
Keel ; het bloeden van ’t Tandvleefch ; en de zwelling
van de Nieren en de Blaas.
Het Zap in de Ooren en Oogen gedaan , neemt’et
de pijn en brand van wech. Verkoeld ook de ver-
brandheyd, en dood de Wormen ; ’s morgens nuchtcrcn
een Leepel vol daar van ingenomen. In onzuyvere en
heete Zeeren en Zweeren, oude en varffche Wonden ,
lopende Gaten, en op de Schurft heyd gedaan, of de gc-
dotene Bladeren daar opgelcgt,doed veel goeds ontrent
deeze qualcn.
Het Zaad, zijnde fijn van deelen, gefloten, en met
eenigNat, of Rhijnfche Wijn ingenomen, verdrijft de
fmerten van de Leever en Nieren.
CCCLXXXIX HOOFDSTUK.
LAGE
in een Pot, ’tzij gezayd, ’tzij geplant geworden, in de
Winter op een goede warme plaats binnens huys gezet
zijn j digt bij den Oven, of ook verre daar van dadn :
van boven met matig Reegenwater begooten : daar na
in ’t laatfle van Alacrt, of ’t begin van Zpril, na gelee-
gentheyd dat het Weer zich aanfteld, met een goede
Lucht en aangename Reegen weer buyten gebragt.
Kan niet alleen aangewonnen worden door haarZ*M^, Aanwin-
’twelk met een wadende Maan van Alaert of Zprit, niet ninS-
diep gelegt , de aarde moet aanbevolen zijn ; maar ook
door aangewadene jonge Mortelen , welke men op de
zelve tijd van de oude afneemt, en verplant. Zie hier
bij na het Hoofdftukyzn de Witzen, of Wikken.
Deeze Plant fchiet vroeg in ieder Zoorjaar uyt hare Wortel,
teedere, ronde, bruyn^verwige , met zommige Knop -
jens voorziene, en de aarde doorborende Worteltjens ;
ontrent vier vingerenbreedte hooge , en als driehoekig
gedrayde kluchtige Steelt jens, om harer teederheyds wil Kluchtige
niet opflaande, maar gemeenelijk neerwaarts leggende : Steclrjens.
uyt welker beyde zijden, tudchcn twee kleyne , voor
fpits-toegaande Bladert jens , op de wijze der gemeene
Peulen , of Poelen, daar na Steelt jens voortkomen, voor
ook met eenige wëynige omflingerende draadjens voor-
zien : aan welke de Bladeren digt op den anderen , en Bladeren,
niét regt teegens over malkander zitten. Deeze zijn
Ovaals-wijze rond ; de grootfle nauwelijks een vinger-
lid lang ; en de kleynfle vinger breed : hard , flijf-
flaande, dik van fubdantie, donker-groen van verwe,
flegt aan de randen , cn in ’t midden met een dunne
regt-doorgaand eZder begaaft; waar Uyt veele zeer tee-
dere andere, opwaarts tot aan de kanten uytfchietende,
voortvloeyen.
Tuffchen deeze Bladeren fpruyten Steelt jensnyt , niet Bloemen,
veel in getal, voor aan voorzien met zes, zeeven, agt,
of meer digt bij elkander gevoegde Bloemen; achter
rond en fmal ; tamelijk lang; voor open flaande, en
aangenaam-paarfch van verwe ; welke lang duren ; en
daar na afgevallen zijnde, achter laten ronde Peultjens,
een lid van een vinger lang, van binnen vervuld met
rondachtigc bruyn-verwige Erwetjens.
KRACHTEN.
LZge Zee-erweten , of Pifa Alarina , zijn matig Gebruykt
vocht van aart, en koud in den eerden graad.
In Water gekookt, en met Melk, of Vleefch- deczer
nat gegeeten, zijn ze aangenaam voor de Alaag. Gee- Ham.
ven ook aan het Ligchaam goed vocdzel, en reynigen
de Borft.
Gefloten, en met Garflcnmecl vermengt, verzach-
ten ze de fmerten van allerley Gezwellen.
CCCXC HOOFDSTUK.
ZEE-ERWETEN-
P O L I U M.
Namen. ^ aarc^'?’ klcyn, cn op der aarden leg-
mfx gend Gewas voerd deczen naam in ’t
Neederlandfch. Word in ’t Latijn ge-
I hecten Pistm Makinum angulo-
SUM perpetuum: in ’t Franfch Pois
de r.A Mer ; en in ’t Italiaanjch Biso,
of PisELLi Di Mare.
Grond. Bemind cen goede , gemeene , zandige aarde , met
twec-jarige Paerdemifl matig voorzien : cen warme ,
luchtige , welgeleegenc plaats ; en tamelijk veel Wa-
ter. Blijft lange jaren in ’t leeven ; bloeyd ieder Zo-
mer zeer fchoon , en geeft in alles volkomen rijp
Zaad.
Hoe waar Kan, buyten gezet zijnde, niet meer dan cen, of
men^" °P c hoogde twee jaren , de felle koude der Winter ver-
dragen ; vermits ze daar door al quijnende verderft.
Moet derhalven , met een wadende Maan van Alacrt
■Yns wcetens in het Neederlandfch en Namen.
Latijn met geenen anderen als dee-
zen naam genoemd, na het Griekfche
woord riczuov; ’t welk beteekend een
witte wolligheyd , met welke deeze
Plant is bekleed : de Italianen zeg-
gen Polio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden 7,cs on-
eenige aardige, bezienswaardige veranderlijke foorten; derfchcy-
namentlijk : W
I. POLIUM Montanum minus flore alro, of
kleyn Berg-Polium met een witte Bloem. II. Monta-
num majus flore aleo, o f groot Berg-Polium met
een witte Bloem. III. Montanum majus Candi-
dum flore luteo , of groot wit Berg-Polium met een
geele 'Bloem. IV. Montanum Rosmarini folio,
of Berg-Polium met Bladeren van Rofmarijn. V. Re-
Sij" P o L ï U Ml K.
PENS tenuifolium , of kruypend Po Hum met teedere
Bladeren. VI. Polium Gnaphaloides tomento-
SUM , of Polium met witte zeer wollige Bladeren , en
Bloemen als Gnaphalirtm. Mceft al te zamen zijn zie van
de zelve B omving en Waarneeming.
örond. Zij beminnen uyt cygener aart, een goede, zandige,
gemeene grond , met een weynig twee-jarige kleyn-
gewreevene Pacrdemifl, en ’t Mol der verrotte Boom-
bladeren doormengd : eenopenej warme, wel ter Zon
gelcegene plaats, en niet veel vochtigheyd. Vergaan
niet haaft, maar blijven eenige jaren lang in ’t leeven.
Bloeyen ook zeer aardig ieder Zomer ; doch geeven
in deeze Geweften zelden , ten zij bij drooge zeer war-
Zaad. me jaren , volkomen rijp Zaad. Konncn ook de on-
gematigde Hcrfftreegcncn en de Winter-kpude niet wel
verdragen;
Hoe in de Word derhalven zeer goed bevonden, dat men
Winter haar, met een waflende Maan van April in Potten , niet
neemen. boven een ftroobreed diep, gezayd, of ook geplant
zijnde , in ’t begin van Otlobcr droog binnens huys
brengt, op een luchtige bcquamc plaats, waarin gantfeh
niet j of alleenlijk bij felle Forft word gevuurd. Ge-
durende deeze tijd mag men ze niet meer als een, of
ten hoogften tweemaal van boven begieten met flegrs
een weynig lauw Rcegenwater; wijl ze anders lichtelijk
zouden verrotten ; en niet voor in ’t laatfte van Maert ,
of ’t begin van April , na gcleegentheyd van de be-
quaamheyd of onbequaamheyd des tijds , met een
zoete Lucht en aangename Rcegen weer buyten Hel-
len.
Aanwin- Zij geeven, gelijk alreeds gezegt is, in onze Landen
ning' zelden eenig Zaad. Konncn ccvenvtc] aangewonnen wor-
den door hare aangewalTene jonge Scheutjens, welke men
in de aarde legt ; of met een Penncmesin April ten hal-
ven, gelijkmen d c Angelieren doed, voorzichtig infnijd,
cn met aarde dekt : daar na , Wortelen bekomen heb-
bende, van de oude afneemt, en met een waflende Maan
der genoemde Maand in Potten verplant.
Polium Het Polium Gnaphaloides tomentosum, of
mee witte Polium met witte zeer wollige Bladeren , en Bloemen als
Bladeren Gnaphalium , bemind een goede, luchtige, holle aar-
en Bloc- voorzien met het grootftc deel Zee-zand , cn een
men als weynig twee-jarige Pacrdemifl ; een opene , warme ,
Hum>ha" wc ter Zongeleegene plaats, cn niet veel Water. Bloeyd
wel ieder jaar, doch geeft bij ons noyt eenig volkomen
rijp Zaad.
0rtge. Is teeder van aart; van een fchoone aanfehouwing ,
wo'onlijk vercierd met zeer aardige , ruyge, voor fpits toegaande,
gertekle Qp een aangehamc en wonderlijke wijze gefielde Bla-
a eien‘ dertjens. De zelve ruften op geen Steelt jens , maar
zijn zoo digt om en aan hare van naturen kromgeboge-
ne , en houtachtige Steel geplaatft , dat men de zelve
niet kan zien. Zijn daar alderbreedft , en voor fpifs
toegaande. In ’t aanraken zacht ; geheellijk bekleed
met een ruyge witte wolligheyd ; bitter en fcharp van
frtlaak; aan de kanten zacntjens ingezaagd-, en in her
midden met geen zichtbare Adert jens, maar wel meteen
kleyn Ruggetje voorzien.
Bloemen. Tuflchen welke vcrfcheydenc ronde, regt-opftaande
witte Steelt jens , een halve hand ; wat min of meer
lang, opfehieten ; voorzien met veèle Bladert jens , en
in ’t bovenfte met gcelvcrwige, langdurende Bloemt-
jens , beftaande uyt veele Draadjens , en beflooten in
klcync ronde Knopjens , op de wijze van Gnaphalium.
Waarin (in heete Landen ) tuflchen eenige ruygheyd
Zaad. het Zaad word gevonden ; zijnde zeer teeder, week,
gedachtig van verwe ; en lichtelijk van de wind wech
gedreeven wordende.
Hoe waar Op gecnerley wijze kan deeze foort verdragen eenige
lc "ce^.en l'Oude J-Ierfflrecgenen , of Forft. Moet derhalven (ee-
tcr.e 18 ven 8ehjk de voorige ) droog zijnde , binnens hiiys
worden gebragt , op een zeer luchtige plaats : onder-
houden met weynig vochtigheyd ; nauw gewagt, zoo
wel voor ’t vuur, als voor een indringende Forft. Niet
rüYSbloeM.
voor in ’t begin van April mag men ze weef bui-
ten ftcllen , met een aangename Reegen , en Lucht;
dan noch wel bewaren en voorzichtig dekken voor
koude nachten , veel vochtigheyd , en hayrige of fchrale
winden.
Men kah haar öp geen andere wijze, in onze Gewe- Aanwiri-
ften , vernieuwen en aanejueekjn , dan alleenlijk door n‘n£*
haar uyt warme Landen bekomen Zaad: ’t welk met
een waflende Maan van May niet diep in een Pot word
gezayd : gantfeh warm gefield ; en niet veel begoten
moet zijn.
KRACHTEN.
POlium is verwarmende in den tweeden , verdroo- l'^ui
gende tot in ’t begin van den derden graad : ook Sim ^ e
openende, infnijdende, dunmakendc, en afdro-
gende van aart.
In Wijn gekookt, en daar van ’s morgens nuch- Diofe. I. $.
teren gedronken , of ’t Poeder der gedroogde Bladeren c',1f , „
met Wijngebruykt, maakt een weekj.igchaam ; opend sy'.
de verftoptheyd des Ingewands: is goed voor de Maan-,
Geel-, Milt- en Waterzuchtige: verwekt der Vrouwen Ruell. I. j;
Maandftonden: doed gemakkelijk Wateren : geneeft de c-6°-
fteeken en beet en der Slangen en Adderen.
De groene Bladeren gekReuft; dan gclegt op Monden Tmrantn
en quade Zeeren , heelen de zelve. /jf 369*”*'
Op ’t vuur gebrand, verdrijven door de rooiden reuk.
de Slangen uyt een huys. Het zelve gefchied, als men
Pohum in een kamer ophangd.
CCCXCI HOOFDSTUK.
KRUYSBLOEM.
N het Neederlandfch dus geheeten , Namen.
«gPül word in het Latijn genoemd Flos
Amberualis , of Polygala : in
het Hoogduytfch Creutzblume : in
het Italiaanfch Poligalia.
Hier van zijn mij in haren aart bekend Agt on-
geworden acht ondcrfcheydene foörten ; als: dcrfchey-
I. Polygala vülgaris flore puRpurèö , °f ^°°r'
gemeene Kruysblocm van een purpure couleur. II. Flo-
re alro, of witte Kruysblocm. III. Flore cccru-
leo , of blauwe Kruysblocm. IV. Flore carneo »
of lijf-verwige Kruysblocm. V. Repens flore ccc-*
Ru leo , of kruypende Kruysblocm van een blauwe ver-
we. VI. Valentina fruticescens major Clu-
sii , of groot ftruvcl Kruysblocm van Palentien , aan-
teekend van den hoog-geleerden Heer Carolus Clu- Car. duf.
SIUS. VII. VALENTINA FRUTICESCENS iftlNOR
of kleyne heeft erige Kruysblocm van Falentien in Spaan-
je. VIII. Polygala frutescens rut je folio ,
of ftruvel Kruysblocm met Bladeren van Wijnruyt.
Niet alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Waars
neeming.
Zij beminnen van naturen een zandige , gemeene , Grond:
zoo wel een flegte, als met een weynig twee-jarige Paer-
demift voorziene grond : een vrije , warme , wel ter
Zon gelcegene plaats, en matige vochtigheyd. Ver-
gaan niet haaft , maar blijven lange jaren in ’t leeven.
Geeven gemeenelijk ieder Zomer , bijzonderlijk mcC
goede jaars-tijden , volkomen rijp Zaad. Verdragert
fterkc VI' int er -koude , en alle andere öngeleegenthecden
des tijds , zonder fchade ; doch verliezen dan hard
Bladeren , behalven het Polygala repens florb
cceruleo, of kruypende blauwe Kruysbloem.
Het Polygala Valentina major et minor ,■ Groote erf
of groote en kleyne heeft er- achtige Kruysbloem van Fa-
lentien • defgelijks Frutescens rüT/E folio , of achtige”
ftruvellige Kruysblocm met 'Bladeren als Wijnruyt, blij- Kruys-
ven altijd groen , en verliezen noyt al hare Bladeren j blocm>8cc<
ten
829 Beschryving dhr Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 830
ten zij door ouderdom. Zijn teederder van aart dan
de andere. Konncn , buyten (bande , de Winter-
koude deezer Landen , ook geen jlerke winden , ver-
dragen.
Hoe in de Worden dcrhalven , in Potten verplant , of met
een wadende Maan van April daar in gezayd zijnde,
in ’t begin van O SI ober binnens huys gebragt, op een
plaats, waar in niet anders als bij vriezend Weer word
gevuurd : met weynig lauwgemaakte Reegenwaterfche
vochtigheyd onderhouden; en niet voor in den aan-
vang van April, met een donkere Lucht en aangenaam
Weer , wederom buyten de Zonncdralen voorgedeld.
Dan noch tcvcnwel voorzichtig gewagt en gedekt voor
koude nagten , hayrige en fchrale winden.
Können ook alle niet wel aangewonnen en vermeenig-
vuldigd worden , als alleenlijk door haar Zaad ; ’t welk
met een waffendc Maan van April, niet diep in een Pot
gelegt, de aarde moet aanbevolen zijn.
Winter
waar te
neemen.
Aanwin-
«ing.
KRACHTEN.
” Ruysbloem , of Flos Amberualis , is warm en
vocht van aart, ook een weynig te zamentrek-
kende.
Diofc.l. 4. In Wijn of Bier gekookt, en daar van gedron-
e. '41. Jjen j vermeerderd de Melkjn der Vrouwen 'Borjlen.
%*»• 1 ■ 7- T/r dl
3 K
Al-i.
Namen.
Agt gt-
dige, be-
ziens-
waardige
foorten.
CCCXCII HOOFDSTUK.
DUYSENDKNOP.
,Us genoemd in het Neederlandfch ,
word in ’t Latijn geheeten Polygo-
num, of ook wel Proserpina, om
dat het bij der aarden kruypt. In ’t Ita-
liaanfch Poligono, Correggiola,
en Centonodi.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden agt
noegzaam genoegzaam veranderlijke, aardige, en bezienswaardige
iijke^aar- foorCen 5 namentlijk.
I. Polygonum vulgare , of gemeene Duyzend-
k»Op. II. MoNTANUM MINUS CANDIDUM rotun-
difolium , of kleyne witte Berg-Duyz.endknop , met
ronde Bladert jens. III. Montanum minus candi-
dum longifolium , of kjeyn witachtig Berg-Duy-
x,cndknop met lange Bladeren. IV.Marinum Lusita-
ni cuM,of Zee-Dttyzcndknop uyt Portugal. V. Polyco-
num argenteum latifolium , o f breed-bladerige
Duyz.endknop,met Zilver e Bladert jens rondom de Knop jens
van hare kjeync , en van binnen als met geele Veczeltngen
vercierde Bloemt jens , van een zeer fenoone aanfehou-
wing. VI. Argenteum angustifolium, oifmal-
gebladerde Zilvere Duyzendknop. VII. Argenteum
ROTUNDIfolium, of witte gelijkenis Zilvere Duyz.end-
knop met ronde Bladertjens. VIII. Polygonum E-
legans argenteum Montis Libani, of fchoone,
Zilver-verwige Duyzendknop van den 'Berg Libanus.
Niet alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, gemee-
^""bemin ne’ zanc%e aarde , met een weynig twee-jarige Paer-
nen.Cm demid , en ’t Mol van verrotte Boombladeren , door-
mengt : een luchtige , warme , wel ter Zon geleegene
plaats , en niet te veel vochtigheyd. Blijven zelden
Welke langer dan cene Zomer in ’t leeven. Geeven teegens
de Winter volkomen rijp Zaad, en vergaan daar mee;
te weeten , het Polygonum Marinum Lusitani-
cum , Portugalfche Zee-Duyz.endk»op ; Montanum
MINUS CANDÏDO FLORE ROTUNDIFOLIUM, ET LON-
ciFOLiu.M, kleyne witte Berg-Duyz.endknop met ronde,
en ook met lan^e Bladertjens.
Moeten derhalven ieder Voorjaar, met een wallende
Maan van Maert , weer op nieuws gezayd zijn. Ko-
Watv
foorten
maar een
jaar duren. 1
Aanwin-
aing.
men anders ook dikmaal , door ’t uytgevallene Zaad,
van zelfs genoeg op : waar door ze dan rijkelijk konncn
ve rmecnigvuldtgd worden.
Het Polygonum argenteum latifolium , of Brced-bla-
breed-bladerigc Zilvere Duyz.endknop, waar van de Blo- der'gc£>l-
deren ontrent een half vingerlid lang, een droo breed Icndknojj"
zijn , zonder eenige Aderen ; dikachtig van fubfbntie,
voorbreedd; uyt den groenen blauwachtig van ver-
we, zittende aan hare meenigvuldige, ronde, uyt een
witte Wortel haren oorfjarong neemende, en op de aar-
de kruypende Takjens, in ’t eerfte teegens overmalkan-
der; daar na onordentelijk gefield : Argenteum an-
gustifolium, of fmal-gebladerde Zilvere Duyzcnd- Smal-ge-
k»op ; welkers Bladeren wel zoo lang , doch de helft bladc,dc-
fmallerzijn: Argenteum rotundifolium, of Zil-
vere Duyz.endh.nop met ronde Bladeren , zijnde van Ronde
al de andere foorten de kleynde en kortfte , doch ook b*aderific‘
twee en twee teegens over malkander aan hare Steelt-
jens (bande : En Elfgans argenteum Montis
Libani , of fchoon-x,ilver-verwige Duyz.cndknop van
den Berg Libanus ; waar van de Bladeren ook rond, Van deu
doch veel grooter en meenigvuldiger, ook dichter bo- Li’
ven malkander aan hare Steden gevoegd, en daar onder
veele langwerpig, of ovaals-wijze ronde gezien worden,
zijn veel teederder van aart, en konnen de Wmterfche
ongelcegentheeden niet wel uytfban.
Worden derhalven gemeenelijk met degemelde Maan Hoe wair
in Potten gezayd: niet verplant, ten zij men ziet, dat’er menCe~n
meer als twee of drie in opgekomen zijn : op een war- aanwin-
mc plaats gefield, of zouden geen volkomen ZaadYon- ni,,g-
nen voortbrengen : en ’s Winters binnens huys gebragt
op een luchtige plaats; droog gehouden, en in April
weer buyten gezet. Zoo geeven ze in de tweede Zomer
genoeg en zeer goed Zaad.
Het Polygonum vulgare, of gemeene Duyz.end- Gemeene
knop, kan , buyten (bande , de felle Winter-kgude ver- f)u7zcnd-
dragen. Geeft in ’t tweede jaar volkomen rijp Zaad,
en verderft daar mee. Blijft echter zomtijds wel de der-
de Zomer noch in ’t leeven.
KRACHTEN.
HEt Polygonum vulgare , of gemeene Dttyzend- Durantes
knop , is koud en droog in den tweeden graad; ^Jft. Plant.
ook een weynig te zamentrekkende van aart. ^ol' *6s‘
In roode Wijn gekookt , en ’s morgens daar van zufit. 1. 4.
gedronken ; of het daar uytgepardte Zap met Wijn enarr. 4.
ingenomen; of ook een Drachma van het Poeder der
gedroogde Bladeren met roode Wijn gebruykt , ver- **
koeld alle hitsige inwendige deden des Ligchaams. Diofc. 1. 4.
Doed ophouden de Bloedfpuyging , de Roodeloop, cnf-4-
der Vrouwen overvloedige Maandflonden. Drijft de Meth ^
Steen en ’t Graveel af. Dood de Wormen. Geneed Med'
de Druppelpis ; de beeten en dccken der Slangen ; Galen. 1. 8.
de voortkruypende Zecren ; het Sprenktvuur ; de
Roodgrond ; de Roos ; de heete Gezwellen , en alle
varjfche Wonden. Eeven ’t zelve verrigten ook de Bla-
deren, of ’t Poeder daar van gemaakt; op de verzeering
gelegt zijnde.
Het Zap van deeze Duyz,endk»op warm in de Ooren ^
gedaan, heeld de Oor -zoveer ingen. ’t Zelve Zap ver-p/.r. 18.
mengt met Oly van Roozen, verdrijft de pijn der Zij-
de, als men de plaats, daar men de fmert gevoeld, dik-
maal daar meê bedrijkt. In de A/e«.r 'gedaan, doed het
Bloeden uyt de Neusgaten ophouden : neemt ook wech
de Z.W eer ingen van hctTandvleefch.
Het geheele Kruyd gedidillcert in Water, ofin Wijn,
en dan dit Nat de Oogen toegepad, neemt’er de Schellen
of Vliez.cn van wech. Maakt daarenboven een klaar en
helder Vel, daar meê gewaffehen zijnde.
Het Zaad van Duyz.endknop gedoten, dan daar van Fuchfhift.
drie Drachmen met Wijn ingenomen, verwekt een open c. 133-.
Ligchaam ; doed ge makkelijk Wateren, en jaagt de Steen
der Nieren uyt.
CCCXCIII
«3*
Salomonszeegel. Fonteynkruyd. Ganserich.
831
CCCXCIII HOOFDSTUK.
SALOMONSZEEGEL.
An een ieder dus in ’t Needcriandfeh ,
en, mijns weetens, met geenen ande-
ren naam in deeze Taal genoemd.
Word in ’t Latijn geheeten Polygo-
NATUM , of Ook SlGILLUM SALA-
monis, ter oorzaak van de teckenen,
Zeegels-wijz in hare Wortelen gedrukt. In het Hoog-
duytfch Weiszwurtz: in het Franfch Sean de Sa-
10MON , Signet de Salomon , en Ginuliere ,
of Geniculiere : in het Italiaanfch Poligonato,
Frassinella , Ginocchietto , en Radice cosi
nomata.
Ses Hier van zijn mij in haren aart fes veranderlijke foor-
verander- ten bekend geworden , als :
lijke foor- I. Polygonatum vulgare, of gemcenc Salomon s-
ten- zegel. II. Ellebori albi foliis , of Salomons-
zegel met Bladeren van wit Nieskruyd. III. Ramo-
Salomons- SUM» Salomonszegel met Takken. IV. Flore ple-
acegel met NO , of Salomonszegel met een dubbele Bloem ; van bin-
eendubbe-nen gantfehelijk met groenachtige Bladert jens gevuld,
e B oem. eenzijdig tcegens over de Bladeren aan hare regr om
hoog ftaande, rondachtigc, ook een weynig hoekach-
tige Steelen; niet veelvoudig bij malkander, maar een
alleen afzonderlijk boven den anderen gefteld, voort-
komende ; van welke de onderfte de grootfte, de bo-
venfte de kleynfte zijn. De Bladeren , gelijk ook de
Wortelen, zijn in grootte die van fegemcenc, of der
andere foorten niet ongelijk, behalven dat ze wat fmal-
Icr vallen; voor wel zoo fpits zijn, en geheel eenzijdig
twee en twee teegens malkander ftijf opwaarts ftaan, ge-
lijk in de bijgaande Figuur klaar genoeg vertoond
Virgini- WOrd. V. VlRGINIANUN FLORE ALBO SPICATO ,
aanlche of Zirginiaanfche Salomonszegel met een witte geayrde
Salomons- Bloem , ruym een lid van een vinger lang ; ook uyt
zecge ' vcele digt bij malkander gefteldc Bloemt jens te zaam-
gevoegd ; beftaandc uyt zes fmallc , geheel witte, voor
ftomp-rond toegaande Bladertjens. Ecnige dagen lang
duren ze. Komen voort regt uyt de bovenfte punten
der ronde Steelen ; de Bladeren aan beyde de zijden der
zelve gefteld , doch niet regt tcegens over malkander.
Zijn twee vingeren , ook wel een duym , breed, en
zes vingeren lang ; voor met breedachtige fpits ze pun-
ten , en met regte aderen, loopende door ’t gchcele
Had gelijk als geftreept. VI. Polygonatum an-
gustifolium , of Salomonszegel met [malle Bla-
deren. Alle zijn ze van de zelve Bouwing en Waar-
neemtng.
Zij beminnen een goede, gemeene, zoo wel zandi-
ge, als andere, doch bcquamelijk gemeftte grond: een
luchtige, wel ter Zon gelcegene; ook een fchaduwach-
tige plaats, en veel Water. Bloeyen vroeg in ’t Zoor-
jaar ; en krijgen in ’t laatfte van Julius volkomen rijp
Zaad ; behalven het Polygonatum Virginianum
plore ALBO spicato , of Zirginiaanfche Salomons-
zegel met een witte geayrde Bloem: welke foort in dee-
zc onze Geweften noyt zijne regte volkomentheyd
genieten kan.
Hard van natuur zijn ze , zoo dat ze felle koude,
en alle andere ongeleegentheedcn des tijds konnen uyt-
ftaan , zonder veel fchade. Dc aanwinning en ver-
meenigvuldiging gefchied, niet alleenlijk door haar
Zaad , ’t welk met een wallende Maan van Maert ,
niet boven een ftroobreedte diep , in de aarde word
gelcgt ; maar ook door hare aangegroeyde jonge
Wortelen ; die men op de zelve tijd van de oude af-
ncemt en verplant. T eegens de Winter laten ze al hare
Bladeren vallen.
Grond.
Zaad.
Aanwin-
ning.
KRACHTEN.
Salomonszegel, of Polygonatum, is warm en droog
m den eerften graad, ook afvagende, en te zamen-
trekkende van aart.
In Wijn gezoden, en ’s morgens daar van nuchte-
ren gedronken ; of een Drachma van het Poeder der
gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen, reynigt het
Ligchaam van alle taye Fluymen en / lijmerige vochtig-
heeden. Doed der Zrouwcn Alaandftondcn voortko-
men : drijft het Water van de Blaas , delgelijks het
Graveel uyt. Stild daarenboven , en jaagt wech het
geronnene Bloed van de inwendige deden des Li"-
chaams.
De Wortelen geconfijt, en een tijd lang dagelijks daar
van gegeeten , doen ophouden dc witte Zloeden der
Vrouws-perfoonen. Dc zelve gefloten , en dan gelcgt
op de Wonden, ook op blauw-geftoteneof gejlagene plaat-
zn-, defgelijks op de Sproet elen des Aangedicht s , gence-
zen de zelve, en neemenze wech.
Zcftien Zaad-bczën ingenomen , openen ’t Ligchaam
van onder en boven.
De Wortelen in Wijn gediftillccrt,en daar mee gewaf-
fchen , verftrekt de Zrouwcn voor een goed Blankfet-
*-el, want het maakt een klaar, ztyver vel.
Durantts
bijl. riant,
fol. 193.
Camer.l. 4.
c. 6.
Diofe. I. 4.'
c.6.
Dod.l. ii.
Galen. lil.
Simp. 8.
Matth. 1. 4.
c.f.
CCCXCIV HOOFDSTUK.
FONTEYNKRUYD.
Eeft in het Needcriandfeh deezen , en, Namen.
§ mijns weetens, geenen anderen naam.
Word in het Latijn geheeten Pota-
mogetum, of ook Fontinalis: in
het Hoogduytfch Samkbaut : in het
Italiaanfch Potamoceto.
Hier van zijn mij in haren aait bekend geworden Vijfveran-
vijf veranderlijke foorten ; als : «Icrlijke
I. POTAMOGETUM MAJUS LATIFOLIUM, of groot foortca*
Fonteynkruyd met breede Bladeren. II. Majus an-
gustifolium spiCATUM , of groot geayrd Fonteyn-
kruyd met fmalle Bladeren. III. Majus vulgare,
of gemeen groot Fonteynkruyd. IV. Minus, of kleyn
Fonteynkruyd. V. Potamogetum ROtundifolium,
of Fonteynkruyd met ronde Bladeren. Al te zamenzijnze
van ccven de zelve Bouwing en Waarneeming.
Uyt eygener aart groeyenze in ftaande, ook in loo- Croeyen
pende Wateren-, maar noyt buyten dc zelve. Konnen alleen in
derhalven in de Hoven niet opgequeekl worden, ten zij Watcrj cr»
men in de zelve een Gragt of Zijver deed delven , en I^Hoveï
met een waflende Maan van Zpril deeze Planten daar te krijgen,
in zetten. Dan groeyenze niet alleenlijk voort, maar
liaan ook met’cr tijd van zelfs op. Bloeyen genoeg-
zaam , doch geeven zelden volkomen Zaad. Verlie-
zen ook ’s Winters al hare plat op ’t Water neerleg-
gende Bladeren ; welke in dc volgende Zomer weer
voortkomen.
KRACHTEN.
FOnteynkruyd, of Potamogetum , is verkoelende en Mgin.l 7.
te zamentrekkende van aart. e.y. 7 *
In Wijn gekookt, en daar van , ecnige dagen vlin. 1. 16.
achter den anderen, een Roemertje gedronken , fhldc,8-
allerley Buykloop , ook zelfs de Bloedgang. Defge-
lijks het jeuken van de Huyd, dc zelve daar mee ge-
walTchen zijnde.
De Bladeren gefloten : met Honig en Edik gemengt, Dioft. 1. 4.'
dan gelegt op heete , voorteetende zveeren , gcncczen c- lol‘
de zelve.
De zelve Bladeren met Oly en Edik Zachtjens in
een Pan gebraden; zoete Melk daar op gegoten , en fol.'ni.
Ggg ZOOj
f
o
833 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 834
200, lauw zijnde, op het pijnlijke Podagra, op de op-
druyjligheyd des Aangedicht s , op de koos , en andere
ontjlcekjngen des Ligchaams gclegt, verzachten niet al-
leenlijk al deeze qualen, maar doen ze ook dikmaal ge-
heel vergaan.
CCCXCV HOOFDSTUK.
GANSERICH.
Namcn' Nders ook in 'tNeederlandfih genoemd
Genserick, of Gensryck, en van
veele Zilverkru yd , weegens de blin-
kende verwe van dit Gewas. Word
in het Latijn geheeten Argentina ,
POTENTILLA, of AgRIMONIA SYL-
VESTRIS , in ’t Hoogduytfih GrENSICH, ofGENSE-
rich: in ’t Franfih Argentine , Becq^d’Oye, of
ook Tanesie s au vage : in het Italiaanfcb Argen-
tina , gelijk in het Latijn.
Grond. Deeze Plant bemind uyt cygéner aart, een zandi-
ge, gebouwde, en ook ongebouwde, vette, of ma-
gere grond ; liever veel Water , als matige vochtig-
heyd : immers zoo zeer een opene, luchtige, vrije,
welgeleegene, als een fchaduwachtige plaats. Vergaat
niet haaft, maar blijft eenige jaren in ’t leeven. Geeft
Zaad. meeft den tijd in den Herjjl volkomen rijp Zaad. Kan
felle koude , en alle andere ongelecgenthceden der Win-
ter geduldig uytfhan.
Aanwin- W ord overvloedig aangewonnen en vermeeniqyul-
ning. digd, zoo door haar Zaad , ’t welk met een wanende
Maan van September of Alaert niet diep de aarde word
aanbevolen , of ook van het neergevallene genoeg van
zelfs opflaat; als door hare kruypende jong c Scheut jens,
welke men met een waflende Maan in April van de ou-
de afneemt en verplant.
KRACHTEN.
Aart. Anjirich , Genscerik _, of PotentUla , is koud in
I -w-den eerden, droog in ’t laatfte van den tweeden
graad ; en te zamentrekkende van aart.
Lonic.I. ï. 1° Wijn gezoden, en daar van gedronken, doed
j*9- het geronnene Bloed fcheyden. Is goed voor de gcene,
M%raplant ^°0r een h°°i.en va^ z'c^ inwendig of uytwendig
fol.'nó. VCfzeerd hebben ; ook teegens ’t Graveel , inwendige
Matth.l.4. Wonden’, de overvloedige witte Vloeden der Vrouwen;
c-37- voor perfoonen , die ter Stoel willen gaan , doch niet
kpnnen: voor ’t Co lijk, Rugge-fmcrten ; de Gefiheurd-
heyd, en de Blocdfpouwing. Doed het geklonterde Zog
ifi der Vrouwen Èorjlen zich fcheyden : zuyverd de
Wonden’, geneed de roode hopende O ogen ; de zwel-
ling van het Tandvleefch ; de Tandpijn ; en neemt
wech de Zomcr-fproetelen , daar mee gewaffehen zijn-
de. Stild het Bloed, en ook een onnatuurlijke Buykc
loop.
Het uytgepardte Zap der Bladeren met Wijn ver-
mengt , en in allerley Wonden ; ook op de zeeren der
hcymelijke Lecden gedaan , geneed de zelve.
Dod. 1. 20. Het Poeder der gedroogde Bladeren op de opene huyd,
of ’t afgewreevene vel der Paerden, Ojfen, Ezelen, en
andercr Beeden gclegt, doed de Wonden [uyt en , en
nieuw vel daar over groeyen.
CCCXCVI HOOFDSTUK.
VLOOKRU YD.
Namen. ^^aBteEeft in het Neederlandfch dien naam ge-
i.'itM p| krecgen , om dat het Zaad deezer Plant
Yi pJjjS E de gelijkenis eener Vloo niet qualijk ver-
toond. Word in het Latijn geheeten
Psyllium , of Herba polucaris : in het Hoog-
duytfch Psylienkraut , of Flohkraut : in het
Franfih Herbe des Pulces : in het Italiaanfcb
Psillio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee
bijzondere foorten ; te weeten : bij zond era
I. Psyllium annuum , of alle jaar vergaande *00rtcn'
Vlookruyd. II. Psyllium radice perenni , of
alttjd-durend Vlookruyd ; ’t welk zelden meer als an-
derhalve of twee voeten hoogte opfehiet ; doch zeer
ruyg van Bladeren groeyd. Zijn niet van eenerley
Bouwing en Waarneeming, maar zeer daar in verfchil-
lende.
Beminnen nochtans beyde een goede, gemeene, zan- Grond,
dige, varfch omgefmeetene , en met twee-jarige Paer-
demid matig voorziene grond: een luchtige, vrije, wel
ter Zon geleegene plaats, en tamelijk veel vochtigheyd. Zaad.
Geeven ook ieder jaar, inzonderheyd bij goede drooge
tijden , volkomen rijp Zaad.
Het Psyllium annuum, of maar een jaar du- Een jaar
rende Vlookruyd, vergaat in den Herffl ; na dat het durend
haar Zaad tot volmaaktheyd heeft gebragt. Moet Ylooj
derhalven ieder Voorjaar , met een wallende Maan van rU*
Alaert , wederom op nieuws , niet diep, gezayd zijn.
Komt anders ook van zelfs genoeg op van ’t uytgeval-
lene : en hier door kan deeze foort overvloedig aange-
wonnen worden.
Het Psyllium perenne heeft veel teederder Bla- Langdu-
dertjens, boven malkander voortkomende in een ontel- rend vioo-
bare meenigte aan beyde de zijden van hare ronde , kru*d-
niet zeer dikke, doch houtachtigc, mecnigvuldige, en
uyt den bruynen grijs-verwige Steelt jens-, welke ze on-
der geheel omhelzen. Zijn een vingerlid of daar on- Bladeren,
trent lang; niet dikker als een draad van Stikzijde; don-
ker grocn-verwig; niet rond, maar gelijk als driehoe-
kig; het platfte boven met veele ruyge Hayrtjens be-
kleed, en voor gantfeh fpits toegaande. Tuflchen Knopjenj.
welke, in ’t opperfte van de Takjens , doch niet regt
uyt ’t Hert der zelve, voortfehieten eenige Knopjens ,
gemeenelijk zes digt bij malkander gefteld, en teza-
men ruftende op een dun Steeltje, ruym een lid eener
vinger lang; in welke Knopjens kleyne Bloemt jens wor- Bloemen,
den gezien.
Deeze foort blijft lange jaren in ’t leeven. Is hard Hardheyd.
van aart , zoo dat ze , ’s Winters buyten blijvende,
lichtelijk verdraagd fterke Vorft, en alle andere onge-
leegentheeden des tijds : doch tot ouderdom gekomen,
word ze door de zelve van ’t leeven beroofd. Geeft
ook zelden, ten zij met hcete, drooge jaren, volko-
men rijp Zaad ; ’t welk een weynig langwerpig-rond ,
en bleek-bruyn van verwe is. Echter kan men’er goed
en in alles volkomen Zaad van winnen , wanneer men zaacj
ze , met een wallende Maan van April in een Pot ge-
plant, ’s Winters binnens huys brengd; daar met mati-
ge vochtigheyd onderhoud , en ’s Zomers op een war-
me plaats zet.
Niet alleenlijk door dit Zaad, op de gemelde tijd ge- Aanwin-
zayd zijnde , kanz tvermecnigvuldigd, maar ook aan- ning.
gewonnen worden door hare dunne en teedere rijsachtige
Takjens-, welke men op de wijze der Angelieren, voor-
zichtig met een Pennemes ten halven infnijd; met aarde
aanvuld, of bedekt, en als ze Wortelen hebben gekree-
gen , op de zelve genoemde tijd van de oude afneemt
en verplant.
KRACHTEN.
HEt Zaad van Vlookruyd, of Pfylltum, ’t welk Galm. lib.
van deeze Plant alleenlijk in gebruyk is, doch Simp. 8.
niet dikmaal inwendig mag ingenomen worden,
zonder groot gevaar, is koud in den tweeden, en droog
in den eerften graad.
Het zelve Zaad eerft een weynig gebraden , of ge- DoJ. 1. 4.'
droogd, daar na maar eeven gekneufd , en zoo lang in c- 3«*
Water
1
StYapio
Durantes
lib. Her/r.
Mll9-
Ra) is lib.
Simp. c.19.
ïlin. 1. 16.
t. 8.
Dtofc. I. 4.
Rut II. I. 3.
f. 108.
83? Vlookruyd. Keukenkruyd. Sleutelbloem.
Water te wecken gelegt, tot dat het dik^ en ƒ lijmerig
is geworden ; dan ingenomen , verzacht allcrley inwen-
dige verhitting c\\ ontflcckmg-, ook dc rauwighcyd van
de Tong. Matigt de brand der Koert ten, en de Dorjl.
Verdrijft de fmerten des Ingewands. Is goed teegens
de Roodeloop , en maakt een tachte Stoelgang ; inzon-
derheyd vermengt zijnde met wat Syroop van bleek-
roode Roozcn. Drijft ook uyt de geele Cholenque
vochten.
Van deeze (lijnierigheyd , welke men noemd Muc-
cag° 1 of Mucalago , word in Apotheeken gemaakt een
Eldluarium , ofSlikking, zeer gepreezen tot het uyt-
drijven der Galachtige vochtigheyd-, geneezing van hee-
te Koor t ten , pijn en draying des Hoofds : de verhitting
van dc Leever ; en van de Geeltucht, drie, vier* of
vijf Drachmen daar van ingenomen.
De zelve Muccago gelegt op een uytpuylende Navel,
dc Breuken der Darmen, allerlcy verhitting, ’t fprenkt
Tuur, dc Roos, ’t Flcrefijn, of ’t Podagra, door hitte
veroorzaakt. Klieren, tweeringen, waterige Gezwellen,
en verjluykte Leeden, geneert ze ; neemt’er dc brand en
pijn van wech.
Het uytgeparrtte Zap der Bladeren in de Ooren ge-
daan, dood de daar in zijnde Vl’ormen.
Twee of drie druppelen van ’t gediftilleerde Water
deezer Plant in de O ogen gedaan , neemt dc fmtrt en
brand der zelve wech.
83<5
KRACHTEN.
KEukenkruyd , of Pulfatilla , is heet en droog tot Durantes
in den derden graad; ook zeer fcharp van fmaak ; hifi. naht.
doorfnijdende, dunmakende, verreerende, zuy-M3Sl-
verende, en doorknagende van aart; derhalven niet ge-
raadzaam is, ’t zelve inwendig te gebruyken.
De Wortel in Wijn gezoden, en daar van gedronken; Matth.l. 1.
of twee Drachmen van het Poeder der gedroogde Wor- c- 172.
telen met Wijn ingenomen , word zeer gepreezen teegens
de Pefi , allerlcy vergif-, defteekerrvan vergiftige Die-
ren, en de beeten van dolle Honden.
De Bladeren gefloten , en van buyten opgelegt, ma- DoJ. 1. 14.
ken op die plaats , wecgens haren brandenden aart, groo- 6.
te en kleyne Bladeren , of Bleynen.
Het uytgeparrtte Zap der Bladeren , op dc hol- Tragusl.u
gemaakte M ratten gedaan, verteerd de zelve in een c- '37-
korte tijd.
Het gedirtilleerde Water der Bladeren en Bloemen
word van zommige met voordeel geordoneert en inge-
geeven in Koortten, welke nu en dan ophouden.
CCCXCVIII HOOFDSTUK.
SLEUTELBLOEM.
CCCXCVII HOOFDSTUK.
keukenkruyd.
Hamen. En aardig Gewas, dus in het Needer-
rSBj landfeh genoemd , word in het Latijn
Wfó geheeten (ook in 't Iraltaanfch) Pu lsa-
mSV Ijgl/ïc’ TirLA’ °°k Her ba venTi, om
ijy-. «■ dat het Zaad , rijp zijnde , door de
« wind word wechgenomen ; gintfeh en
herwaarts gedreeven : in ’t Hoogduytfch Kuchenkraut:
in ’t Franfch Coqitelourdes.
Drie on- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie
derfchey- veranderlijke foorten ; te weeten :
n"Cm!r L Pulsatilla flore siMPLici, of Kcukrnkruyd
meteen enkele Bloem. II. Pulsatilla flore ple-
no, of Keukenkruyd met een dubbele Bloem. III. Pul-
satilla ap 11 folio , of Keukenkruyd met Bladeren
van Petertelie. Alle zijn ze van de zelve Bouwtng en
Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een goede, gemeene, geheel zandige,
en zeer weynig of gantfeh niet gemeftte aarde ï een
luchtige , vrije , wel ter Zon gcleegene , niet min-
der dan een donkere of fchaduwachtige plaats; en niet
veel Recgen. Blijven cenige jaren in ’t leeven, en gee-
ven, warm gcfteld zijnde, gemeenelijk ieder jaar vol-
Zaad. komen rijp Zaad. Verdragen felle koude , en dier-
gelijke ongcleegcntheeden der Winter, zonder groote
fchade.
Aanwin- Konnen niet anders vcrmecnigvuldigd en aangewon-
ning. nen worden , als door haar Zaad-, ’t welk met een waf-
fende Maan van Maert , niet boven een ftroobreedte
diep, de aarde word aanbevolen; en zomtijds met Ree-
genwater begoten moet zijn. De hier uyt voortko-
mende jonge Planten geeven in het vierde en vijfde
lloemcn. ïaar ^aar na hare eerfte Bloemen ; welke men niet al-
leen purpur en bleek-purpur-verwig , maar ook bij
na geheel wit ziet , onaangezieri zij uyt eeven ’t zel-
ve Zaad zijn voortgefprooten. Zeer nauw moet
men op de inzameling van dit Zaad letten, vermits
het , rijp geworden zijnde, door de Wind fchiclijk
verftuyfd.
|Ict alleen dus genoemd in het Nee- Verfchey-
* derlandfch, maar ook van veele He- de namen,
v melsleutel , en Sint Pieters-
L kruyd. Word in ’t Latijn geheeten
j Primula veris , Herba Paraly-
k sis , of Paralytica : in het Hoog-
duytfeh Schlusselblum , HimmelschLussel , en
Sanct Peterskraut: in ’t Franfch Cocu, Prayes
de Cocu, en Primevere: in \ Italiaan fch Herba
Parausi, en Fior di Primavera.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden Meer dan
meer dan tfeftig fchoone , beziénswaardigc, verander- tfcftig
lijke foorten van verwen , binnen weynige jaren , uyt <irhoone
Zaad, door vlijtige oeffening van mij aangeteeld ’ wel- J^anjer“v
ker getal in verfcheydentheyd noch dagelijks vermeer- ten' °°r"
derd : zijnde voorzien niet alleen met enkele , maar
ook met dubbele, en twee-voudigc Bloemen, of Bloem
uyt Bloem. Al de zelve onderfcheydene foorten hier
te willen verhalen, acht ik onnodig, en zou re lan^ val-
len. Houde genoeg te zijn eenige daar van den Leetet
hier voor te ftellen ; namentlijk :
I. Primula veris flore pleno sulphureo , aan(re
of geele dubbele Sleutelbloem. II. Flore luteo tccldj
PLENO um bell ato , of met een geele dubbele, Kroons-
wijte veele op cene Steel bij malkander gevoegde Bloem.
III. Flore gemino toto albo magno , of met
een groote fpier-witte Bloem uyt Bloem. IV. Flore
gemino MAGNO roseo grato , of met een groote
z,eer aangename Roos-verwige Bloem uyt Bloem. V.
Purpureo , of van eeven zoodanige , met een pur-
pure couleur voordien. VI. Rubro, o froode. VIL
Luteo, of geele. VIII. Obsoleto, o f met een gelijk
als verouderde gecoleurde Bloem. IX. Ferrugineo, van welke
ot met een Bloem, van tul^ een verwe gelijk de hierveer-
roefl aan het Tter. X. Flore variegato/o F met een tiendcr,cy
bonte Bloem uyt Bloem. XI. Ca ule folioso , of met een ^oïe-
gebladcr de Steel, c irc. XII. Primula veris alpina ftdd.
folio rotundo, o f Berg-Sleutelbloem met een rond
Blad-, ook genoemd Sanicula alpina , Verras-
culum ALPiNUM, en Paralytica alpina, Berg-
Sani'kel. XIII. Primula veris alpina folio ob-
longo, of Berg-Sleutelbloem met langwerpige Blade-
ren. XIV. Primula veris alpina flore proli-
fero, of Berg-Sleutelbloem met Bloem uyt Bloem , ge-
mcenelijk drie , of twee , boven een uyt malkander
voortkomende ; en dan noch veel meer andere , tot
Ggg * ~ (gelijk
HHH
837 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 838
(gelijk wij alreeds gczegt hebben ) boven de tfejlig
ft) getal. Al te zamen zijn ze van eeven de zelve Bou-
wing en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een goede gemeene , meer zandige
als andere , doch welgemcfhe grond , uyt een na-
tuurlijke eygenfehap. Hebben liever een donkere of
fchaduwachtige, alseenopene, luchtige, wel ter Zon
gel ecgene plaats ; en begeeren veel Water. Vergaan niet
haaft , maar blijven eenige jaren in ’t leeven. Konnen
felle koude en alle andere ongeleegentheeden der W int er
geduldig uytftaan.
Zaad. Bloeyen ieder Voorjaar , in de Maanden van -April
en May. Geeven ook in het laatfte van Junius en
den aanvang van Julius volkomen rijp Zaad. Het
welk , wanneer de Zaadknop een weynig bleek ge-
worden is , en zich aan haar eerfte punt maar eeven
geopend heeft , fchielijk daar uyt op de aarde neer-
Hoe het valt. Is bruyn-verwig , en platachtig-rond. Om de
zelve te verhaalde oorzaak des uytvallcns moet men wel nauw
daar op letten , indien men ’t begeerd in te zamelen.
Ten dien eynde plukt men de Knoppen , als ze rijp
zijn geworden, in ’t geheel af, en men laat’er ’t Zaad,
zoo veel doenlijk is, in blijven. Dan bewaard men ze
op een bequame , doch geen droogc plaats , tot in Au-
tezayen, guflus of September : ter welker tijd men 'xZaaduytAt
Knoppen doed , ’t zelve wel zuyverd; daar na met een
volle Maan , of een weynig te vooren , zayd op een
donkere of fchaduwachtige plaats, in zoodanig een aar-
de, als hier boven befchreeven is ; teweeten, een goe-
de , gemeene , zandige ; genoegzaam voorzien met
twee-jarige Koeyemift , zulker-wijze , dat het ruym
een vinger breedte diep daar onder kome verborgen
te leggen.
en voorts Als men het nu de aarde dus heeft aanbevolen ,
waar te ziet men het niet eerder als in Alay , of ten vroeg-
Saat*160 ^en ’n 'C ^aat^e van -dpr'L te voorfenijn komen. Bij
droog Weêr moet men ’t , zoo wel terwijl ’t noch
onder de aarde legt, als wanneer ’t zich begind te ver-
tonen , dikmaal met Water begieten , zoo zullen de
Planten niet alleen dies te eerder uytfchietcn , maar
ook, uytgefchoten zijnde, te beeter voortgroeyen.
Verplan- ’t Zij datze te digt bij malkander liaan, of niet,
*>ng- in Juli its, een weynig voor of met de volle Maan ver-
plant men ze in een varfch-omgefmeetene en welge-
meftte grond, op een fchaduwachtige plaats: want hier
door worden ze fterk ; en krijgen , voor een groot ge-
deelte, in ’t volgende Voorjaar hare eerfte Bloem: wel-
ke niet alleen in grootte , enkel- of dubbelheyd der
Zjclve , maar ook in fchoonheyd der -veelvoudige cou-
leuren zoo aangenaam en veranderlijk is, datze op een
zonderlinge wijze deOogen en ’t Hert der curieufe aan-
fchouwers verluftigt , met een vermaaklijke inwendige
beweeging.
Middel OndertufTchen ziet men gemeenelijk, dat de grond,
teegens daarze gezayd worden, ter oorzaak van hare donker-
Sle'kkcn" ' heyd, met een groot deel Wormen is vervuld; welke de
en dierge- jonge opkomende Plan jens niet alleen zeer hinder-
lijke ongc- lijk zijn in haren greey, maar ook wel de zelve gant-
diert. fchelijk onder de aarde na haar trekken. Krachtelijk
en fpoedig kan men dit quaad voorkomen , door alleen-
lijk Jlof van oprechte Vtrgintaanfchc Tabaks op de aar-
de te ftroyen. Want ’t zelve is voor deeze Dtert-
jens zoo ksachtig en onverdraaglijk , dat ze , zoo ze
maar eens daar aan komen te geraken , terftond moeten
fterven. Dt Slekjen , en ander diergelijk Ongediert, in-
dien ze daar over niet ftraks ’t leeven verliezen , worden
echter hier door opgeblazen, en gelijk als Waterzuch-
tig; zoo datze van deeze plaats wech vlieden, en noyt
weer komen. Hier bij ftaat te weeten , dat dit Tabaks
Jlof als ’t twee of driemaal bereegend, of met Water over-
goten is, krachteloos word gemaakt tot afweering van
het gedachte fchadelijk gefpuys ; en moet derhalven,
zoo dikmaal als men ’t nodig oordeeld , weer vernieuwt
worden. Te meer, wijl dit Poeder, door de Rcegen in
de aarde dringende , de Wortelen der Planten tot een
zonderlinge voedzaamheyd verftrekt. ®
Alle oude Planten van Primula veris, of Sleet- Aanwin-
telbloem, luchtig geplant ftaande, verliezen in ’t mid- ninE-
den van de Zomer hare Bladeren-, zoo datze t’eene-
maal verdord fchijnen te zijn : doch in den Hcrfjt
fchietenze weer nieuwe uyt. De geene, welke fcha-
duw , of donkerheyd genieten , verliezen’er en behoud
den’cr gemeenelijk eenige. Komen ook'met haar nieuw
geboren Loof eerder weer te voorfchijn als de andere die
in opener lucht ftaan.
Het Primula veris alpina , of Sanicula al- Bcrg-SIeu-
PINA , Berg-Sleutelbloem , of Berg-Sanikel , word in telblocm ,
een Pot gezayd ; op de zelve hier boven gemelde ^
wijze aangequeekt; op een donkere plaats gefield ; ge-
durig vochtig gehouden , en ’s Winters binnens huys
bewaard op een luchtige, geenzins warme geleegent-
heyd , doch zonder bevrooren te worden. Vermits
deeze foort tcederder van aart is, als de andere, zoo
vriefdze in zommige M'inters wel geheel dood, als
men ze buy ten ' laat blijven. Moet derhalven in de
aarde gezet zijn op een warmer en luchtiger plaats ,
als de andere , bevrijd voor koude Oofie- en Noorde-
winden. Is ook geraadzaam , gedurig een of twee van
dit ftag in Potten te planten , om in de Winter binnens
huys gebragt , en daar voor een quade floot verzeekerd
te konnen worden.
Het Zaad deezer foort is zeer klcyn , en bij na ge- Zaad.
lijk als ftof. Als ’t rijp geworden is (’t welk niet ge-
beurd als in goede jaren) vergaand e Bladert jens-, ook
wel eerder ; en daar blijft niets overig, als een kleyn ,
groen geftreept, en rond Knopje ; ’t welk dikmaal met
zijn Mor telt jens uyt de aarde oprij ft, en alzoo verdroogt. Opmer-
Staat derhalven voorzichtig daar op te letten , dat het kin^‘
zelve weer in de aarde gebragt , en tot in den Hcrfjt
met matige vochtigheyd onderhouden worde; op dat
men niet plotzelijk zich te eencmaal van deeze focrrt
mogt beroofd bevinden , ’t welk dikmaal gebeurd door
onbedachtheyd en verzuym.
De jonge Planten, van Zaad voortgekomen, gee- Aanwin-
ven , gelijk die van de andere foorten, in ’t tweede Voor- ning*
jaar hare eerfte Bloemen-, daar na vervolgens ieder jaar.
W orden niet alleen vermeenigvuldigd door haar Zaad ,
maar ook door hare aangewaffene jongen : welke men
met een wafTende Maan , ’t zij van Augujlus of Maert,
van de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
SLetetelbloem , of Primula veris , is verdrogende tot Aart.
in het laatfte van den tweeden graad ; ook een wey-
nig afvagende van aart.
In een Salade, Koeken, Warmmoes, of
diftilleert; of ook het uytgeparftte Zap der Bladeren
en Bloemen met Wijn ingenomen , helpt wonderlijk * -Column,
de geene, welke beevende Leeden hebben; Lam, g^”*‘
Beroerd zijn. Verfterkt daarenboven het Hert , de Trapt, ƒ.4.
Harjfenen , de Zeenuwen ; en het geheele Ligchaam. c. p.
Heelt de Jlecken der Scorpioenen en Spinnen: is goed
voor de ontjleeking des Bloeds : geneeft allerley uyt- en
inwendige wonden of andere verz,eeringen. Beven het
zelve verrigten de Bladeren , wel gefloten, en daar op-
gelegt zijnde. Dan noch opend At Sleutelbloem de Tuchf. hifi.
verjloptheyd der Nieren en Blaas. Drijft het Graveel Fl-t-i1^:
af. Is goed voor de geene, die uytwcndig of inwen-
dig Gebroken , Gefcheurd zijn , of verjluykte Leeden
hebben. Ook voor die van het Flerejijn worden
geplaagd.
De Bloemen alleen, of met de Wortelen van Salo- Duranttt
monsz-eegel , of Fraxinella , eerft eene nagt in Wijn ge- hifi, plarl.
weykt, daar na gediftillcert , dan zich daar mee ’s mor- 4/. 33 S-
gens en ’s avonds gewaflehen , neemt wech de rim-
pelen
andere manier in fpijzen gebruykt; of ook
Plant met Zelf en Majoraan in Wijn gezoc
Op eenige Rentalm.
e geheele hJft- Fl*nt-
n. rfpeT"-",8-.
$39
Longekruyd. Wilde Dragon. Bertram.
pelen en fronjfclen des Aangedicht s : maakt een duyver
en blinkend Pel.
TabmJ.t ■ De Wijn, waarin alleen de Bloemen zijn gediftilleert,
*• '4' gedronken van dwangere Vrouwen, verfterkt haar zeer
merkelijk , verquikt de Vrucht , en is goed voor alle
dwakke perfoonen.
CCCXCIX HOOFDSTUK.
LONGEKRUYD.
Namen. ^ ^et Neederlandfch niet alleen dus,
5 maar ook van veele Onzer Vrou-
i wen Melkkruyd genoemd , ver-
mits de Bladeren deezer Plant met
; witte plekken gelijk als Adelk, zijn
' voorzien. Word in ’t Latijn gehee-
ten PULMONARIA , of ook SlMPHTTUM MACUCO-
sum : in het Hoogduytfch Lungenkraut : in het
Franfch Herba aux Poulmons : in het -ItaUaanfch
PoLMONARIA.
Vier ver- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier
foorten^ vcran(^er^J^e forten ; te weeten :
I. Pulmonaria flore purpureo, of Longekruyd
met een purpure Bloem. II. Flore albo , of met
een witte Bloem. III. Maculosa maxima, of^eer
groot Longekruyd , met fchoone. wit-geplekte Bladeren.
IV. Pulmonaria macuiosa Gallorum, of Lon-
genkruyd der Franfche , met aardige bonte Bladeren.
Al te zamen zijn ze van eeven de zelve Bouwmg en
Waarneemtng.
Grond. Zij beminnen een gemeene , zoo wel zandige als
andere , doch welgemcftte grond : een opene , vrije,
bequaam ter Zon geleegene , en ook een fchaduw-
achtige plaats ; met veel Water. Blijven eenige ja-
rcn lang in ’t leeven. Verdragen felle koude , en al-
lerley andere ongelcegentheeden der Winter , zonder
fchade. *
Zaad. Gceven ook ieder Zomer volkomen rijp Zaad; ’t welk
met een wallende JVlaan van Maert of April, niet bo-
ven een ftroobreedtc diep gelegt , de aarde moet aan-
bevolen zijn. Niet alleen hier door worden ze vermee-
nigvuldigd, maar ook aangewonnen door hare aangewaf-
fene jongen; welke men met de gemelde Maan in April
Aanwin- van 0H^e afneemt, en verplant. Als ze een tijd lang
ning. op eene plaats hebben ftil geftaan , zijn ze zeer be-
geerig, om verzet te worden in een op nieuws om-
gefmeetene en welgemcftte grond. Zonder daytng
komen ze ook wel van zelfs genoeg voort uyt het
neergevallene Zaad ter plaats daar ze eens geplant zijn.
Groot Het deer groot Longekruyd, voorgefteld onder Num.
Longe- Tir. , of PULMONARIA MACULOSA MAXIMA, heeft
^ruy me zcer fchoone , wit geplekte, ouk lichten donker-groen
fchoone bonte Bladeren; zijnde, gelijk die van de andere ibor-
wit-ge- ten, fcharp en rafiw ; een geheele voet, wat min of
deren6 B'a" meerc^er > ^an§ > voor drie vingeren breed , en daar in
een fpits punt eyndigende; doch hoe lager , onder na
de Wortel toelopende, hoe fmaller, en gelijk als plat op
de aarde neerlcggende. Ook veel grooter, en blauwer;
daarenboven wel geheel bleek-roode onder de blauwe
vermengde, hier en daar aan de Stoelen in April zwAIay
voortkomende Bloemen.
Ruyg Het Pulmonaria maculosa hispida, of Ma-
Longc- ^ culosa Gallorum, ruyg L‘ n^ekruyd , of Longo-
Longe- 0t h:Hy^ der Frantpoifen , heeft aardig-bonte Bladeren, uyt
kruyd der een veelvoudige, dunne, flegte, teedere , regt in de
Franjoi- aarde necrfchietende , van binnen witte , van buyten
fen- bruyn- of bleek-zwart-verwige Wortel , ieder Voorjaar
in ’t laatftc van May zoo meenigvuldig en digt op mal-
• kander gefteld , datze de eene de ander fchijnen als
Gedaante voort te ftoten , te voorfchijn komende. Van een
der Bladc- kluchtige en bevallijke aanfehouwing zijn ze; bekleed
rcn’ met een ruyge witte wolhgheyd ; zoo zeer, datze, als ze
84Ö
uyt de aarde voortkomen , eerft als gantfehelijk wit-ruyg
worden gezien; doch daar na in grootte toencemende,
verminderd dceze ruygheyd. De grootte deezer Blade ■*
ren is ongelijk; en de grootfte zijn een vinger lang, een
lid van een vinger, wat meer of minder, breed: in ’t
midden op het breedfte; van daar allenxen fmaller wor-
dende, en voor in een fpits punt eyndigende ; doch
daar niet zoo veel als na beneeden : aan beyde de zijden
fpits, niet diep , getand: niet dik van fubftantie: bo*
ven bleek-groen van verwe, en aldaar wonderlijk ver-
cierd met zeer veele uyt den geelen bruyne , of zwart-
groene plekken en ftreepen : onder uyt den groenen
eenverwig-blauw : ruftende op langachtige ruyge
Steelt jens : altijd regt omhoog ftaande, en in ’t mid-
den begaaft met een regt-doorlopende groote Ader ;
waar uyt verfcheydene kleyne opwaarts ter zijden voort-
fpruyten.
Uyt der zelver middenftc Hert worden voortgebragt Geilalte
eénige ronde , bleek-groene , ontrent een maatvoet der Blo*,
hoog opfehietende teedere Steden, boven gemeenelijk mei1,
in twee of drie deelen gefcheyden : waar op in ’t laatfte
van May de Bloemen zich vertoonen; tamelijk-groot ,
fchoon-geel van verwe, zonder eenige reuk. Beftaan
uyt veele langwerpig-fmalle , en alleenlijk boven een
weynig ingefneedene Bladert jens, in ’t ronde gefteld;
van binnen voorzien met veele Veedeltjens. Vijf, zes
of zeeven dagen lang blijven ze goed. In grootte, ge-
daante, en ftelling zijn ze die van het Hieracium fuave
rubente flore Fabii Columna, of Havikjkruyd met een
liefltjk^roode Bloem des Heeren Fabii Columns ,
niet ongelijk. Eyndelijk vergaan ze in haar zelven, en Zaad.
bewaren in een ruyge wolachtigheyd een zwart, dun
en langwerpig Zaad , als ’t rijp is geworden.
KRACHTEN.
LOngekruyd , of Pulmonaria , is verdroogendc , nurmtti
te zamentrekkende, en afvagende van aart. bijl. vianu
In Wijn gezoden, en daar van ’s morgens nuch--^’ 37‘*
teren een Roemer met Zuyker gedronken, of het uyt-
geparftte Zap met Zuyker en Wijn ingenomen , of ook DoJ. l.y.
het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn of ander c- ‘6-
Nat gebruykt, verfterkt het Hert; geneeft de gebree-
ken en verftopthejd der Longe: ook de Wonden, vuyle iobtl. I. 1.
gedwcllcn, en de dweerende Navelen : ’t welk ook dcf°l- 693.
laderen verrichten, gefloten en daar op gelegt. De ge-
melde drank_ is zeer goed voor de geene die de Teering
hebben , en ftilt het Bloedfpouwen.
CCCC HOOFDSTUK.
WILDE DRAGON.
Iet alleen dus in het Neederlandfch , Namen,
maar ook van zommige wilde Bi r-
tham , en wild Tandkruyd ge-
noemd : in het Latijn Pr AR mica
^ VIM GARIS, PyRETHKUM SYLVESTRE,
S en Dra co sylvestris : in ’t Hoog-
duytfch wilder Bertram : in het Franfch' Pyre-
thre SAUVAGE : in ’t ItaUaanfch sternutllla, en
Ptarmica.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie Drie on-
ondcrfcheydene foorten ; namentlijk : derfchey-
I. Ptarmica vulgaris folio crënato , of foor4
wilde Dragon , met gekartelde Bladeren. II. Folio
non crenato , of met flegte Bladeren. III. Ptar-
mica flore plt NO , of wilde Dragon met dubbele
Bloemen , van een bevallijke aanfehouwing. Al te za-
men zijn ze van de zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede gemeene, zoo wel fteenigc als Grond,
zandige, doch welgemcftte grond ; een fchaduwachti-
ge, ook een opene, vrije plaats, en veel Water.
G g g 5 Gccvcn
Zaad.
Aanwin-
ning.
Galen. lib.
MeJ.Simf.
ï.
Durantes
hifi. Plant,
fol. 380.
Dod. I. 24.
t. 18.
Diofc. l.i,
c. 192.
Namen.
Grond.
Zud.
Hoe in de
Winter
waar te
neemen.
841 Beschryving der. Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 841
Geeven ieder jaar volkomen rijp Zaad , inzonder-
héyd met een drogen Herffl ; behalven die met fchoo-
ne dubbele 'Bloemen ; welke in deeze Landen ( mijns
weetens) noyt eenigZaad hebben voortgebragt. Konnen
felle Fbrfi , en meer andere ongeleegentheeden der Win-
ter, zonder fchade uytftaan. Blijven niet altijd groen;
maar hare Steden en Bladeren vergaan door de koude.
Schieten echter in ’t Voorjaar bij de Wortel , op nieuws
weer uyt. Konnen aangewonnen en vermeenigvuldigd
worden, niet alleen door ’t gemelde haar Zaad , ’twelk
met een wafTende Maan van Maert, niet diep, in de
aarde word gelcgt; maar ook door hare aangegroeyde,
de grond door-lopende , en van zelfs W'ortel-fchietendc
jonge Looten ; welke men op de zelve tijd , en met de
genoemde Maan , van de oude afneemt en verplant.
KRACHTEN.
Wilde Dragon , of Pt ar mica vulgaris, is warm
in den tweeden en droog in den derden graad;
ook openende, verdcelende, vcrtcerendc, dun-
makende, en doorfnijdende van aart.
De Bloemen en Bladeren groen gefloten , en gelcgt
op blauw-gejagene , gevallene , of geftotene plaatzen
des Ligchaams , ook op Buylen en Blutsen , fchey-
den het daar in zijnde geronnene Bloed ; doen ze ver-
gaan , en geneezen ze.
YitWortel in de Mond geknauwd, verdrijft deTand-
pijn , en trekt de Jlijmerigheyd uyt het Hoofd wech.
Word derhalven zeer gepreezen teegens de Zinkingen ,
en de vallende Ziekte.
De Bladeren worden ook voor opregte Dragon in alle
Saladen gebruykt. De zelve gedroogd , en ’t Poeder
daar van in de Neus opgetrokken , doed Niez.cn.
CCCCI HOOFDSTUK.
PYRETHRUM.
tAn de Neederlanders dus genoemd ;
I defgelijks van de Hoogduytfchers ;
| doch bij deeze voerd ze ook de naam
i van Geyferwurtz ; zoo veel als Ze-
’ verwortel. Word in ’t Latijn gchee-
1 ten Pyrethrum , of Pes Alexan-
drinus : in het Franfch Pied d’Alexandre: in ’t
Italiaanfch Piretro, of ook Bertram.
Is een aardig Gewas. Bemind uyt eygener aart een
goede, gemeene, zandige, met een weynig twee-jari-
ge Paerdemift , en ’t Mol der verrotte Boombladeren
doormengde grond : een opene, warme, wel ter Zon
geleegenc plaats, en matige vochtigheyd.
Geeft gcmccnelijk, inzonderheyd bij drooge Naja-
ren, volkomen rijp Zaad. Kan op geenerley wijze de
ongeleegentheeden der Winter , of veele Herfflreege-
nen uytftaan, buy ten blijvende. Moet derhalven , met
een wafTende Maan van April in een Pot geplant zijn-
de , voor veele vochtigheyd zorgvuldig gewacht , en
’s Winters binnens huys, op een zeer luchtige plaats ge-
bragt worden, waar in niet als bij vriezend Weer word
gevuurd. Doch noch beeter is ’t , zoo ’t eenigzins
gefchieden kan , buytcn gevaar van bevriezing , haar
geen vuur te laten genieten. Ook moet men haar, ge-
durende de Winter , onderhouden met zeer weynig ,
bij na geen vochtigheyd , wijl ze door de zelve zeer
lichtelijk vergaat. Niet voor in ’t laatfte van Maert ,
of ’t begin van April , na geleegentheyd van de be-
quaamheyd des tijds, mag men ze weer buyten ftellcn,
met een zoete Lucht , en aangename Reegen. Dan
noch eevcnwel haar wel nauw wachten , en voorzichtig
dekken vopr veel Water, koude nagt en, hayrige of fchrale
Oojle- en Noordewinden.
Zij blijft van naturen altijd groen ; doch zelden
langer dan drie jaren in ’t leeven. Kan ook niet anders Aanwia-
aangewonnen of vermeenigvuldigd worden , dan door nmg.
haar Zaad ; ’t welk met een wafTende Maan van May
in een Pot , niet boven een ftroobreed diep , hol en luch-
tig gezayd moet zijn.
KRACHTEN.
DE Wortel van Bertram, of Pyrethrum, is ver - Tem. 1.6.
warmende en verdrogende van aart, tot in den
derden graad. Uei'
De zelve gedroogd , gepulverifeert , met Honig Diofc. 1. 3.
vermengt, en zoo ingenomen , doed zweet en . brengt f-8<s-
weer te regt alle verkpude en lamme Leeden , en dc f°/j ' U’
beeving der Zeen uwen. Verftcrkt de koude Harjfe-
nen, en verloft de zelve van alle overvloedige fltjme-
righeyd.
De Wortel gedroogd, en aan de killende Tanden ge- Lufit. l.f.
legt, of geknauwt , neemt’cr de pijn van wech. c. 83.
De zelve in Wijn gezoden, en daar van gedronken,
’s morgens nuchteren, een Roemertje vol , drijft uyt,
zoo door de Blaas, als Stoelgang, alle grove , taye cujlij-
merige vochten.
CCCCII HOOFDSTUK.
ZEEPKRUYD.
... net J\ecacriandjch genoemd , Namen, en
Vv om dat het Zap van deeze Plant, ee- waarom,
ven gelijk de Zeep, allerley Vleien
y wech neemt, fchoon en zuyver maakt.
Word in het Latijn geheeten Sapo-
naria : in het Hoogduytfch Wesch-
KRaüT, of ook Sl: YFFENKRAUT, en
Speychelwurtzel: in ’t Franfch Herbe au fou-
T.ON , of l’Herbe savoniere : in het Italiaanfch
Radicette , Herba lanaria , en Herba da
tintore.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee bij-
bijzondere foorten ; namentlijk: zonderc
I. Saponaria vulgaris , of gemeen Zeepkruyd. foorten‘
II. Saponaria ginuina, of opregt Zeepkruyd; van
zommige genoemd Struthium antiquorum ,
dat is , Struthium , of opregt Zeepkruyd der Oude.
Beyde zijn ze in hare Bouwmg en Waarnecmino zeer ver-
fchillende.
De Saponaria vulgaris, of ’t gemeen Zeepkruyd, Gemeen
bemind een goede, zandige , liever gemeftte als onge- ZeeP-
meftte grond: een vrije, wel ter Zon geleegene plaats, kruyd’
en veel Water. Blijft lange jaren in ’t leeven. Bloeyd
ieder Zomer zeer vcrmakclijk ; doch geeft in deeze on-
ze Geweften noyt eenig volkomen rijp Zaad. Ver-
draagd felle kpudc, en alle andere ongeleegentheeden der
Winter, zonder eenige fchade. Onaangezien zij hier Aanwin-'
geen Zaad geeft, zoo kan men ze echter aanwmncn , ning.
en overvloedig vermeenigvuldigen , door hare bij de
Wortel uytfchietende , en de aarde zeer doorloopende
jonge Scheuten. Welke men , van zelfs Wortelen ver-
kreegen hebbende , met een wafTende Maan in Maert
of April van de oude afneemt en verplant.
Men bevind dit gemeen Zeepkruyd te zijn van dee- Zeldzame
ze zeldzame en aardige eygenfehap, dat het, nieuwe- eygen-
lijks opgenomen en verzet zijnde , niet anders als t’ee- fchaP dce*
nemaal e nkele Bloemen te voorfchijn brengt; doch nu zerPlant‘
een jaar, of noch langer, geftaan hebbende, worden ze
gelijk als kleyne Roosjens; veele te zamen groeyende,aI
te zamen weer geheel dubbel; ’t welk een bevallijk aan-
gename aanfehouwing geeft.
Het Saponaria genuina, of opregte Zeepkruyd ; Opregt
anders Struthium antiquorum, of groot Zeep krtyd7jee'P'
der Oude, is van een veel teederder aart. Bemind een oüdc. ^
goede zandige aarde , met een weynig twee-jarige
Paerde-
Zeepkruyd. Roozewortel. Radys.
en het Mol der van binnen verdorveng
Wortel.
Steden.
Bloem-
knoppen
maar ope-
nen zich
noyt in
onze Ge-
wclten.
Hoedanig
inde Win-
843
Paerdemift
Boomcn , of anders voor dit , verrotte Boombladeren
doormengt : een warme luchtige , wel ter Zon gelce-
gene plaats , en matige vochtigheyd. Word van na-
turen zeer oud. Schiet ieder jaar uyt hare tamelijk-
dikke, ronde, voor ftompachtig-fpits toegaande, en
afchgrauw-verwige Wortel eenige Stee le», een, en ook
anderhalve voet hoog; rond, blcek-groen van couleur,
in veele Zijde-takjens verdeeld ; altijd voortkomende
uyt het midden van twee regt tcegens over malkander
zittende, fmalle, voor fpirs-toegaande, en de Steel on-
der gantfeh omvattende Bladert jens : uyt welke ook in
’ het alderbovenfte der Steden gezien worden , om te
blocyen , veele bij malkander gevoegde ronde Knopjens ,
de een hooger als de andere op teedcre en korte Steelt-
jens uytfchietende , inzonderheyd bij hecte Zomen :
doch openen zich noyt in deeze onze koude Gewe-
ften. Indien ze tot hare volmaaktheyd konden ge-
raken , zoo zouden de Bloemen zich geel-verwig ver-
tonen, want hare toegeflotene Knoppen ziet men van
buyten altijd geel.
Deeze foort verheft niet, gelijk de voorige, in de
Winter al hare Bladeren ; maar behoud altijd eenige
groene bij de Wortel; waar uyt in de volgende Zomer
weer nieuwe Steden te voorfchijn komen. Deeze Bla-
deren zijn donker-grocn-verwig , veele bij malkander in
een Top te zamen-gevoegd ; gemeenelijk neerwaarts
hangende ; niet zeer lang ; ftnal ; met geen zichtba-
re Aderen begaaft , maar in ’t midden voorzien met
een Rugge.
Zij kan op geenerley wijze veel koude Herfftree-
genen , fterke V/inden, Sneeuw, of eenige Korft ver-
dragen. Word derhalven, met een wadende Maan van
April door Zaad, uyt hcete Landen herwaarts gezon-
den , opgekomen zijnde, in een Pot geplant in ’t be-
gin van OElober ; de aarde droog geworden , binnens
huys gebragt , op een bcquame plaats ; luchtig , cn
waar in niet anders als bij vriezend Weer word ge-
vuurd. Gedurende de Wintertijd moet ze alleen met
zeer weynig lauwgemaakt Reegenwatcr van boven be-
goten , cn niet weer buyten gezet worden voor in het
begin , of ten halven van April , met een aangename
Lucht cn zoete Reegen. Dan noch wel gedekt en voor-
zichtig gewacht voor koude nachten, Sneeuwige voch-
tigheid, en ftchrale Ooftewindcn.
KRACHTEN.
ZEepkruyd, of Saponaria , is warm cn droog van
aart, tot in den derden graad.
De Wortel in Wijn gezoden, en daar van
gedronken , maakt een week Ligchaam : opend de
verjfoptheyd van de Leever ; doed gemakkelijk W'ater
lojfen ; zuyverd der Vrouwen Moeder; en is goed voor
de Geelzucht.
Diofc.l.i. Met Wijn en Garftenmeel gekookt ; dan op koude
Gezwellen gelcgt, doed de zelve verteeren.
De Wortel gedroogd , gcpulverifeert, en daar van
twee Drachmen , met Honig vermengt, ingenomen,
is goed voor de Hoeft, en een benauwde Borft.
De zelve met Honig in de Neusgaten geftoken ,
trekt al de Fluymcn van de Harfteneu wech , en doed
Niez.cn. Het zelve Poeder met Edik en Garftenmeel
vermengd ; dan plaafters-wijze op de Schurftheyd ,
en andere onzuyverheeden der Huyd gelegt, doed de
zelve verdwijnen.
Het uytgeparftte Zap der "Bladeren reynigd de Wol,
de Lakenen; cn maakt zuyvere Handen , de zelve daar
mee gewaffehen zijnde.
834
Tlin. I. 24.
(.II.
Galen. I- 8.
Simp. fa
CCCCIII HOOFDSTUK.
ROOZEWORTEL.
An een ieder dus in ’t Needcrlandfch Namcn.cn
genoemd , om dat de zelve, met de waarom*
Handen gewreeven zijnde, een aange-
name Roozcrcukym zich geeft. Word
ook eeven daarom in’t Lat /j'wgeheeten
Radix Rosea ; dan noch Rhodia
radix: in het Ho ogduytfch Rosenwurtzel : in het
Franftch Racine sentant les Roses : in het Ita-
liaanftch Rhodia Radice.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee ver-
veranderlijke foorten ; teweeten: anderlijke
I. Rosea radix elatior , of hoogft-opfehietende ^00rten-
Roozewortel. II. Rosea radix crispiori folio
humilior , of lager Roozewortel , met gekruider of
ft erker getandde Bladeren. Bcyde zijn ze van eeven de
zelve Bouwing en Waarnccming.
Zij beminnen een goede , gemeene , zandige , cn Grond,
matig-gemeftte grond : een luchtige , wel ter Zon ge-
lcegene plaats, en niet al te veel vochtigheyd. Blocyen
wel ieder Zomer , doch geeven in deeze onze Geweftcn
noyt eenig rijp Zaad.
Worden echter genoegzaam aangewonnen en ver- Aanwin-
meenigvuldigd door hare aangegroeyde jonge Wortelen; nin2*
welke men met een wadende Maan van Alaert of
April van de oude affnijd, of af breekt; cn niet haaft
vergaan , maar veele jaren lang in ’t leeven konnen
blijven.
KRACHTEN.
ROozewortel , of Rhodia Radix , is koud cn Matth. I4'.
droog van aart ; ’t Hoofd zeer verfterkende , c’ 4,‘
door de zeer aangename Rooze-geur, welke ze
van zich geeft.
Gedroogd, of groen geftoten, en met Roozewater Dioft. 1. 4.
vermengt , Verdrijft allerley Hoofdpijn , veroorzaakt c- er-
door hitte. Daar tcegens , vermengt met het gediftil-
leerde Water van Majoraan ( of Mariolein ) is goed
voor de Hoofdfmerten , welke haren oorfprong uyt
koude hebben.
CCCCIV HOOFDSTUK.
R A D Y
En Gewas , aan elk genoeg bekend , Namen,
en van veele zeer begeerd , weegens
de daar in zijnde aangename cn ver-
fridchende fcharpheyd, word in het
Neederlandfch dus genoemd : in het
Latijn Radicula, of ook Rapha-
nus : in het Hoogdnytfch Rettich: in het Franftch
Raifort : in het Italiaanftch Raphano, Ravano ,
radice, en Radiccio.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier Vier'on-
onderfcheydene foorten ; te weeten : derfchey-
ttj _ rit dene loor-
I. Radicula sativa minor, ot kjeyne, tamme, tcn>
gemeene Radijs. II. Major sativa nigra, of groo-
te zwarte tamme Radijs. III. Major sativa alba,
of groot e tamme witte Radijs ; van welke foort zom-
migc met lange, andere met ronde Wortelen worden ge-
zien; van veele geheeten Rommulatzen , of volgens Rommu-
de gemeene uytfpraak Ramelatzen; in ’t Italiaanftch ,atzcn*
Remolazzo. IV. Radicula sylvestris, afwil-
de Radijs. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en
Wdarneeming.
Zij beminnen echter al te zamen een goede, gemee- Grond,
ne, zandige, en flegts met weynig twee-jarige Paerde-
mift.
845 BnscHRYviNC der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek , 846
Aanmer-
king.
Groote
tamme
Radiji ,
zoo witte “
mift voorziene grond ; want te veel is voor haar quaad;
vermits ze, de vochtigheyd niet wel verdragen konnen-
dc, daar door lichtelijk wormfteekig worden. Voorts,
een luchtige , vrije , welgeleegene plaats, en tamelijk
veel vochtigheyd.
Kleyne De Radicula sativa minor, of klcyne gemee-
Radij» nC ne ^a^'Js 3 word gezayd en de aarde aanbevolen ieder
Voorjaar , met een wallende Maan van Maert , niet
diep in de aarde gelegt. Anders gefchied, om deeze
Vrucht vroeg te mogen hebben , de Zaying ook wel
in Februarius , te gelijk met de Lat t uw, of Lattouw -
Salade, in ’t Latijn Lallttca. Haaftig fchiet deeze Plant
op, en geeft in den Herffl volkomen rijp Zaad : ’twelk,
gelijk ook alle andere foorten van Zaden , met droog
Weer moet gewonnen zijn. Hier meê vergaat ze ; en
moet derhalven in ieder Voorjaar door haar Zaad weer
aangewonnen worden.
Hier bij ftaat weer aan te merken , ’t geen alreeds
voor deczen is gezegt, teweeten, dat alles, wat zijn
Vrucht in de aardt geeft, als Mortelen , Knollen , Ra-
dijs, &c. met een afgaande Maan de aarde moet aanbe-
volen zijn. Echter heeft deezen Reegel zomtijds een
uytneeming, gelijk wij ftraks zullen aanwijzen.
De Radicula major sativa, of groote tamme
Radijs, zoo wel de witte als zwarte foort , kan men
e ook op de voorgenoemde tijd en met de gemelde Maan
als zwarte zayen ; doch dan fchietenzc zeer haaftig op, en wor-
foon; den ftokftig, of voos , onbequaam om te nuttigen. Is
derhalven veel gevoegl ijker, dat men haar zayd met een
walkende Maan van Julius , niet eerder. Want dan
fchietenzc niet voor de Winter. Blijven ook zeer
goed, om gegeeten te worden; niet alleen in ’t overi-
jl" opmer- ge van de Zomer , maar ook zelfs door de geheele Win-
tréift de Vrtijd, wanneer men met een volle Maan van OElobcr
bouwing of November ( na geleegentheyd dat de tijd zich aan-
dcr zelve, fteld) eenige der zelve opneemt, en dan in droog zand
legt, ’t zij in een kelder, of in eenige andere plaats,
daar de Vorfl niet kan indringen. Daarenboven is dit
middel dienftig ter aanwinning. Want buyten blijven-
de, worden ze dikmaal door een fterke Vorft gantfehe-
lijk van ’t leeven beroofd. Doch deezer wijze bewaard
wordende , kan men ze daar na met een volle Maan
in Maert weer op een goede warme plaats in de aarde
zetten. Dus zullen ze in Af ril fpoedig voortgroeyen ,
en in de Maand Auguftus volkomen rijp Zaad gee-
ven ; 't welk men , op de gemelde tijd , de aarde
weer aanbeveeld , niet boven een ftroobreedte diep
gelegt.
d*0 b IftCn mCn zomtijds mct de voet een wcyn'g treed op
aan dc blodere» deezer foorten , zoo worden hare Worte-
bladeren h" dikker als anders. Ook kan men de befte kennen
kan ken- aan de gedachte hare Bladeren: want hoe zachter men
ncn- de zelve bevind in ’t handelen, hoe lieflijker de Wor-
tel in ’t eeten. Hoe ook de Schel van de Radijs dun-
ner word gezien , hoe de zelve aangenamer van fmaak
valt.
Wilde Ra-
dijs.
De Radicula sylvestris, of wilde Radijs , valt
van naturen zeer fcharp te gebruyken. Om noch ge-
geeten te worden , is ze in de Maert alderbequaamft.
Vergaat niet haaft, maar blijft veelc jaren in ’t leeven.
Word, gelijk de andere foorten, door haar Zaad aan-
gewonnen en vermeenigvuldtgd.
KRACHTEN.
RAdijs, of Radicula , is verwarmende in den der-
den, en verdrogende in den tweeden graad; ook
openende en dunmakende van aart: welke ey-
genfehap voornamentlijk beftaat in de uytwendige
o SchorJJe , of Boft: anders is ’t inwendige Pit meer ver-
koelende als verwarmende.
Lufit. 1. 1. De Radijs matig gebruykt , is aangenaam. Maakt
enarr. 107. een graage Maag, maar ook Winden. Doed de ande-
re fptjzen wel vsrtecren ; bijzonderlijk na de Maaltijd
Galen. I.
Simp. fat
a gegeeten met geboterd Brood en wat Zout; alhoewel
ze aan ’t Ligchaam wcynig voedzel geeft. Voor den caltn.U.
eeten genuttigt ( ten ware voor een hitsige Maag ) , of de Mim. ’
ook te veel daar van gegeeten, ftrekkenze de Maag tot f*c‘
bezwaring ; want zijn zeer qualijk te vertecren; ver-
wekken veele Winden-, veroorzaken walging en oprif-
pmg ; ook een ft inkende Maag. Doen Luizen groet- Diofc. I. ».
jen-, de zwangere Vrouwen een Misval krijgen ; de c' *37-
menfehen mager worden, en zijn fchadelijk voorde
O ogen.
Radijs in Wijn gekookt, of gcdiftillcert , en daar Dod. l.iS.
van ’s morgens nuchtcrcn gedronken, doed gemakke- c'
lijk en veel Water lojfen-, de Fluymen , op de Borft leg-
gende, rijp worden, en uytwerpen. Is goed voor een AUd.
verouderde Hoeft-, voor de beet en en fteéken der giftige
Dieren ; ’t Graveel ; de Waterzucht ; de verft op theyd
van Leever en Milt-, de pijn der Lendenen-, ’t Colijkj,
Vergif-, de Koudepis, en andere gebreeken. Verwekt ?l,n' l‘ 10‘
een heldere ftem ; de Maandftonden der Vrouwen ; *'
veel Melks in de Borften der zoogende : fcherpt het
verft and ; ook ’t Gezicht , de Oogcn daar meê ge-
waflehen.
Radijs kleyn gehakt , met Wijn befprengt, in een MatthA.x.
Pan warm gemaakt , en dan boven de fchamelhcyd ge-f* *°ó'
bonden, doed de geene, welke haar Water niet konnen
maken, ’t zelve gemakkelijk lofTen.
Nuchteren Radijs gegeeten, is een bewaarmiddel tec-
gens Vergif.
Het Zaad van Radijs, zijnde veel krachtiger als de Th. Doft.
Bladeren of Wortelen, met Honig en Edik 's morgens W' Plant'
nuchteren ingenomen, dood en jaagt uyt de Wormen. 14f'
Twee Drachmen daar van ’s morgens rauw uyt de
hand gegeeten , drie dagen achter malkander, en t 'ei-
kens, een half uur daar na, een weynig Brandewijn ,
op zwarte Aelbezien gezet, gedronken , is een heerlijk
middel teegens ’t Graveel.
Het zelve Zaad in Wijn gezoden, dan gczeygd, en Tmrantts
gedronken, is goed teegens de Peft, gelijk men dikmaal hM'PJant‘
heeft ondervonden. Met Edik ingenomen, verminderd^ '3 4'
een groote Mtlt.
CCCCV HOOFDSTUK.
PEEPERWORTEL.
P het Neederlandfch ( weegens hare Verfchcy-
ijp? fcharpe en bijtende fmaak) niet alleen- de namcn*
i lijk dus, maar ook Peeperkruyd,
en Meerradys genoemd, word in’c
Latijn geheeten Radicula magna,
ssS Raphanus rusticanus , en Ra-
phanus MACNus; in het Hoogdujtfch Meerrettig
(waar van bij ons gekomen is het verbafterde Mier-
Edik) en Krajen: in ’t Franfch Grand RAFAiN,of
Grand Raifort; en in ’t Jtaliaanfch Rafano, Ra-
dice, en Ravanello.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee on-
onderfcheydene foorten; teweeten: derfchey-
I. De gemelde Raphanus rusticanus, of ge- *°or‘
meene Pecperwortel. II. Raphanus aqjjaticusof-
ficinarum, of Water-Peeperwortel , in de Winkelen
der Apotheekers gebruyklijki Beyde zijn ze van ontrent
eeven de zelve Bouwing en Waarneeming.
De Raphanus magnus, of groote Peepcrwortcl , Groote
bemind een goede, zandige, of veel meer een Keyftee- Pecper-
nige, gemeene aarde, met twee-jarige Paarde- en Koe-
mift genoegzaam voorzien. Heeft liever een vrije, ron '
wel ter Zon geleegenc, als een fchaduwachtige plaats ;
en eyfcht veel Water.
Geeft in deeze onze Landen zelden Bloemen ; veel Hoe deeze
min eenig Zaad. Heeft echter in ’t jaar 1^73 . in ’t *°ort gc~
laatfte van May, voor de eerftcmaal bij mij hier binnen
Groeningen gebloeyd : zijnde boven op zijne ronderee/,
drie
g4?
pEËPERWORTEL. R APE. 'Z ONNEÖAUW»
Aanwin-
ning.
ert wat
daar bij in
agt te nee-
men ltaat.
Water-
Pccpcr-
worcel.
Aanwin-
ning.
Xgin. 1. 1-
c.y
c-M3-
Ruell. 1. 1.
47-
Camerar.
l.i.c.ix.
Trag. I. l.
r.6j.
Lobel-lib. i,
/»'■ 393-
Water te
bereyden
zeer tref-
felijk
teegens de
Scheur-
buyk, of
Blauw-
lchuyt.
drie of vierdehal ve voet hoog, verdeeld in veele kley-
nc Zijdetakjens ; aan welke veele Bloemen wierden ge-
zien , Ayrs-wijt,c bij malkander gefield ; de eene na de
andere open gaande. Zijn niet groot , en fpier-wit.
Beflaan uyt vier voor rond toelopende B lader tj en s ,
kruys-wijze gefchikt; houdende van binnen inwendig
zes klcyne geele Knopjens. Als ze eenige dagen lang
open geflaan hadden , vielen ze af ; nalatende eenige
langwerpige kleyne Knopjens , doch zonder eénig Zaad
daar in.
Deeze foort blijft veele jaren in ’t leeven. Verdraagd
felle koude , en andere ongeleegenthceden der Winter,
zonder fchadc. Word ook genoegzaam aangewonnen
en vermeenigvuldigd door hare Wortel ; welke men in’t
Najaar, in de Maand September , of in ’t Koorjaar ,
in de Maand Maert , met een volle Maan afbreekt ,
en de dunfle Wortelen , in een welgemeflte fleenige
aarde j overdwars, of in de lengte, niet regt neerwaarts,
een weynig meer als twee vingeren breedte diep verplant.
Dus genieten ze meerder warmte van de Zon ; wórden
dies te eerder dik , en veel bequamer ten gebruyk.
Krijgen dan ook haafliger Loof* en groeyen fpoediger
voort ; ’t zij hoe kleynen flukje men mogt ingelegt
hebben.
De Raphanus aqjjaticus , of Water-Peeper-
tvortel , bemind de zelve aarde en plaats. Wil ook
veel Water; ’twelk men haar moet gceven, wanneer’er
geen reegen valt. Bloeyd gemeenelijk ieder Zomer-, doch
geeft geen volkomen rijp Zaad , ten zij met een goede,
bequamc jaarstijd. Vergaat niet haafl, maar blijft lan-
ge jaren in ’t leeven. Word niet alleen aangnüonnen
en vernieenigvuldtgd door ’t gedachte haar Zaad, het
welke men met een wafTende Maan van Maert op een
donkere en vochtige plaats, of in een Pot , altijd nat
gehouden , moet zayen ; maar ook door hare aange-
groeyd c jonge Looien , die men op de genoemde tijd van
dc oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
PEeperwortel , of Raphanus Rufticanus, is warm en
droog in den derden graad ; ook fcharp van
fmaak.
De Bladeren in Wijn gekookt, daar na vermengd
met Oly , en dan Paps-wijze gelegt op een verhardde
of geaavolltne Milt , ook Leever , verzachten de zelve,
en brengen ze weer te regt. Op het Gemagt gedaan ,
word de Koudepis daar door verdreeven.
Dc Wortelen gefneeden, en in Wijn gekookt, of ge-
diflillcert , en daar van ’s morgens nuchtcren gedron-
ken; of de gewreevene Mortelen met Edik tot Spijzen
, gegceten , drijft het Water van de Blaas uyt, en het
Graveel af : verwekt der Vrouwen Maandjlonden :
neemt wech dc verfioptheyd der Leever, Milt , Longe ,
en Nteren ; ook van ’t gehcele Ingewand, veroorzaakt
door koude en {lijmerige vochtighccden ; defgelijks de
vlekken van het Kei, of de Huyd ; de fchcllen der O ogen-,
daar meê gewaflehen wordende. Is zeer goed teegens
de Scheurbuykj, of Blauw fchuyt ; inzonderheyd ’s mor-
gens nuchteren een Roemertje gedronken van een Wa-
ter, op de volgende wijze bereyd en gediflillcert.
yg. Raphani Rujlicani acerrimi lib. iiij»
i Polypodii Ouercini. ^jfi.
Cortic. Rad. Capparor . ^f»
Semin. Fceniculi. £j.
Cardamomi. |ij.
Cr oei Oriënt. 5j.
Giet hier op feflien ponden Rhijnfche Wijn : laat
het dus agt dagen lang ftaan ; doch ieder dag
een of tweemaal omgefchud wordende ; doe dan
noch daar bij:
Succi Cochlearia.
Becabunga.
Najlurtii Aquatici. ma. lib. t . O4 Scrnt
Chamad. Kerst.
Syrupi Fumar. APajoris. ana. I. 1 .
Seri Laüis Caprmi. lilr. 1 . (j- Sem.
biftillentur una in Balnao Maria igne lentO'.
£>e Schors dcezer Mortel gefloten , of kleyn gefnee- DoJ. üji
den ; in Honig- Azijn, of Oxymel, drie dagen lang ( .
laten wcyken , en dan ingenomen : of de zelve Schors, Mtth!
in Edik geweykt zijnde , met Honig gegceten , en Mtd.
daar op een weynig lauw water gedronken ; of een
Lood van het Zaad gefloten , en met Mccde, of Gar-
flenwatcr ingedronken , doed uytwerpen veele Jlijmeri-
ge en Galachtige vochtighccden , door braking, ’c Welk
dan ook van zoodanig een uytwcrking is, dat dikmaal
door dit middel dc vierdedaagfche Koortsen worden
wechgenomcn.
De Mortelen gefloten, en in Wijn gedaan , doen dè
zelve haaflelijk in Edik veranderen.
Voorts vermag deeze M ortel alles wat van de Radijs
is gezegt. Moet ook van hitzigc lieden niet anders als
matig worden- gebruykti
CCCCVI H O O F D S T U Ki
RAPÉ.
00 zeer bij iedet bekend , als van veele tTarbeü.'
1 begeerd, om te gebruyken tot een aan-
gename fpijs ; word in het Needer -
\ landfeh niet alleen dus , maar ook gc-
meenelijk Knol , van zommige ook
Ruive genoemd: in ’t Latijn Rapa ,
of Rapum : in ’t Hoogduytfch Ruben : in ’t Franfch
Naveau : en in het Itahaanfch Rapa , Rapo , en
Rava.
Hier van zijn tnij in haren aart bekend geworden, v;er
onder meer andere ( onnödig hier alle te verhalen} vier anderlijké
voorname foorten; namentlijk : foorten.
I. Rapum rotundum, of ronde Rapé , zoowel
witte als geele. II. Rapa oblonga, of lange Rapé.
III. Napus, of fleek^Rape-, welke ook Paryssche,
of Fransche Rapé word gcheeten ; zijnde kleyn ,
langwerpig , drooger en zoeter dan al de andere. IV.
Napus sylvestius, of Rapum sylvestre, dat is,
wilde Rapei Alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing
en M’aarneeming.
Zij beminnen van naturen een varfch-omgefmeetene, Croruk
zandige, welgemeflte, vochtige, of ook {lijmerige ,
kleyige aarde : een opene , vrije , bequaam ter Zon ge*
leegene, geenzins fchaduwachtige plaats, alwaar fchoort
dc grond noch zoo goed ; en veel Reegen. Blijven
niet langer dan twee jaren in ’t leeven. Konncn ’s Win-
ters gcenefley Vórjl verdragen. Geeven in de tweede Zaad.
Zomer volkomen rijp Zaad , ’t welk twee jaren lang
goed blijft.
Het zelve word niet alleen met een afgaande Maan Aanwirt-
van Maert-, maar ook, en veel bequamer, met dc zei- ning.
ve Maan in Junius of Juliiu , de grond vochtig zijn-
de, gezayd ; doch niet digt; anders worden ze lang-
werpig , en blijven kleyn : maar indien ’t Zaad hol en
luchtig word gelegt, zoo worden ze rond, en veel eroo-
ter. OndertufTchcn , zoo ze op zommige plaatzen wat Verplait-
te digt mögten voortkomen , zoo mag men haar (een tmg del
vinger dik geworden zijnde) teegens een volle Maan te dlRr
• r , A 11 1 ltaamicj
in een nieuwelijks-gemeitte grond verplanten; zoo zul-
lenze naderhand veel heerlijker en grooter worden ge-
zien, doch als men ze deezer wijze handeld, moeten zc
gantfehelijk met aarde bedekt, en ’t Loof een weynig
met de voet getreeden zijn ; want dan trekt dies tc
meerder kracht in de Wortel of Knol-, vermits de Bla-
deren door de kneuzing verzwakken , en dcrhalven te
minder voedzel van nooden hebben. Moeten ook wel
gewied, en van allerley ruygt, of onkruyd, zuyver
gehouden worden.
Hhh Zij
Wanneer
belt.
Hoe in de
Winter te
bewaren:
en weer in
te zetten.
Wilde
Knol.
Raapzaad.
Raapoly.
Camertir.
1.1 C. 2b'.
Lufit.l.i.
tnarr. ioj.
Gal. lib. 6.
Simp.Mti.
Tuchf.hifi.
ïl.c.y,.
Diofc. I. a.
€. I34.
hurantes
hifi. Plant,
fat. 38Ó.
Tragus l.i.
e . 61.
Naraen.en
oorfprong
uyt een
zonderlin-
ge zeld-
zaamheyd.
849 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 850
in 'x. Italiaan fch
Zij krijgen hare lieflijkheyd en aangename zoetig-
heyd teegens de Winter , wanneer het koud word ;
want de vochtigheyd verlaat dan de Bladeren, en be-
geeft zich na de Wortel.
Het befte Zaad word gewonnen van de aldergroot-
fte, en van de geenc die verplant zijn geworden. Eer
men ’t zelve zayd, moet men ’t drie dagen te vooren
in Soetemelkjzxen weyken; want dan word de Vrucht,
of Knol , dies te beeter. Met een volle Maan van No-
vember moet men ze uyt de aarde opneemen, en (om
de gcheele Winter door te konnen gebruyken ) in een
kelder leggen , om voor de Korft bewaard te zijn. Dus
blijven ze dies te langer goed.
Ook moet men de geene , van welke men Zaad
meent te winnen , met een volle Maan van Maert
weer in de aarde zetten; in zulk een grond, als hierbo-
ven aangeweezen is.
De Napus sylvestris, of Rapum sylvestre,
wilde Knol, is gantfeh niet dienftig om ter fpijze ge-
bruykt te worden. Word derhalvcn met de ge-
melde Maertfche Maan gezayd , enkelijk om haar
Zaad 5 wil , genoemd Raapzaad-, waar van de Raap-
oly word gemaakt ; en waar toe zij genoeg be-
quaam is.
KRACHTEN.
RZpen, Knollen , of in ’t Latijn Rapa, zijn vocht
in den eerften graad, en droog in den tweeden;
ook afvagende van aart.
Op allerley wijzen, gekookt, of gezoden, zijn ze
aangenaam voor de Maag. Geeven aan ’t Ligchaam
een matig en goed Vocdzel. Vermeerderen het Zog
in der Vrouwen Borfien : defgelijks het Zaad. Verwek-
ken goed Bloed , en een helder Gedicht. Zijn goed voor
de Borft, de Keel, en teegens. den Hocjl. Verzachten
alle inwendige deden des Ligchaams; maar veroorzaken
ook Vinden.
De jonge Bladeren van Knollen , of Rapen , in Wijn
gekookt, en zoo gegeeten, ook van decze Wijn ge-
dronken, drijft het Mater uyt de Blaas voort , en is
dienftig voor de geene die van het Graveel gequeld
worden.
De Rapen zelfs , gezoden of gebraden zijnde; dan
gclegt op vemeerde , vemworene , of verkonde Kak-
hielen , brengen de zelve weer te regt. Gebraden, cn
heet gedaan op de qualijk^geheclde Zeereu ; de al te
haajl toelopende vuyle Wonden, en opene gaten, openen
de zelve weer.
Een halve Drachma Knol- of Raapzaad , met Wijn
of ander Nat ingenomen, doed de Makelen en Kin-
derpokjens uytflaan. ’t Zelve Zaad is droog en warm
van aart; ook afvagende door zijne bitterheyd, ope-
nende, verteerende, en verweekende.
Met Meede gcbruykt, doed veel goeds den gee-
nen, die vergif in ’t Ligchaam heeft gekreegen. De
Oly van Rapen, rauw, of ongezoden zijnde, de kin-
deren ’s morgens nuchtercn ingegeeven , dood en jaagt
uyt de Wormen.
CCCCVII HOOFDSTUK.
ZONNEDAUW.
En kleyn , aardig, en wonderlijk Ge-
was, hebbende in de Zomer, bij het
aldcrhelderfte en heetfte Weer op den
dag , de meefte Dauw of vochtigheyd
op hare Bladeren , zoo datze daar
van blinkende worden gezien ; en heeft
ter dier oorzaak in het Neederlandfch dien naam beko-
Word in ’t Latijn geheeten Rossolis , Ro-
, en Drosium recentiorum: in het Hoog-
men.
RELLA
duytfch Sonnentaw, ook Sindauw :
Rugiada del Sole.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie Drie on-
veranderlijke foorten ; te weeten : derfchey-
I. Rossolis folio oblongo, of Zonnedauw met
een langwerpig 'Blad. II. Folio longissimo , of
met een geheel lang Blad. III. Rossolis folio ro-
tundo , of Zonnedauw met een gantfeh rond Blad.
Alle zijn ze van ecven de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een gemeene, zan- Grond,
dige , zoo wel met twcc-jarigc Paerdcmift voorziene ,
als ongemeftte, doch luchtige en vochtige grond : een
opene, vrije, wel ter Zon gcleegene plaats, genoeg-
zaam van alle onkruyd gezuy verd ; en veel Water. Blij-
ven gemeenelijk drie jaren , en niet langer , in ’t ke-
ven. Verdragen geduldig felle Vorfi , en alle andere Zaad<
ongeleegentheeden der Winter. Geeven in den Herfft
volkomen rijp Zaad: ’t welk met een waflende Maan
van April in een Pot, niet diep, hol en luchtig gezayd,
ook van een gedurige vochtigheyd verzorgt moet zijn. Aanwin-
Alleenlijk hier door konnen ze aangewonnen en ver mee- nin£*
nigvuldijfd worden.
Als men decze Planten uyt het wilde halen , en eerft Doe wilde
in de Hoven opqueeken wil, zoo moet men de zelve |?la"lcn in
uytfteeken met een ronde klomp aarde daar aan zit- 0p t°vcn
tende , op dat de M’ortel niet gerept, haar Loof niet quccken.
befchadigd worden mogt. Dan moet men ze voorts
voorzichtig planten in een Pot , gevuld met de voor-
genoemde grond ; ook wel met Water onderhou-
den : zoo zullen ze eenige jaren lang goed blijven; ech-
ter niet altijd.
K RACHTEN.
Onnedauw , of in ’t Latijn Rojfolis , is heet en Vuranus
droog in den derden graad ; ook fcharp ; een Flanu
weynig te zamentrekkende, rijpmakende, ver- foL’*ou
dunnende, vcrdeelende, en afvagende van aart.
In Wijn gekookt , of gediftilkert , en daar van Lobel. 1. 1.
gedronken , neemt wech de verfloptheyd, de Fluymen, f°l' 9 8*
cn andere gebrccken der Longe. Jaagt uyt alle taye ,
fchadelijke vochten , en verquikt de Geejten der Oude
Lieden.
De Bladeren gefloten , met wat Zout vermengt , d0J. ƒ. fy.
en zoo op de Huyd gelegt , verzeeren de zelve, en c-'7-
doen’er, door hare brandende fcharpheyd, Bladeren en
Bleynen op komen.
ZC
i
CCCCVm HOOFDSTUK.
WONDERBOOM.
■$3^Ê?Us in het Neederlandfch , maar ook Namen.
van veele Mollekruyd genoemd ,
om dat deeze fchoone, bezienswaar- Vcrdigt-
dige Plant de Mollen zou konnen ver- zeI‘
drijven ; doch de daaglijkfe ervarend-
heyd leerd ons regt het teegendeel ;
zoo dat dit voorgeeven voor een ver-
digtzel moet gehouden worden. Word in ’t Latijn gehee-
ten Ricinus, PalmaChristi,Cataputia major, cn
Pentadactylon: in ’t Hoogduytfch Wunderbaum,
of ook Creutzbaum : in het Franfch Palme de
Christ : in het Italiaan fch Ricino , Mirasole
Girasole; cn Catapoccia maggiore.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vijf ver
vijf veranderlijke foorten ; te weeten : anderlijke
I. Ricinus major Americanus cceRULEus , foorten-
of groote Americaanfche Wonderboom met een bleek-
blauwe Stam en Steden. II. Ricinus Americanus
major RUBICUNDUS, of groote Wonderboom uyt A-
merica met een neer fchoone Bloed-roode Stam en Stee-
len'.
8ji
len. UI. Ricinus Americanus minor cceru-
leus , of kleync Vlinderboom uyt America met blau-
we Steelen. IV. Ricinus Americanus minor ru-
bicundus, of kleync Americaanfche Bloedroode Won-
derboom, van een zeer bevallijke aanfehouwing. V. Ri-
cinus Americanus minimus, of alderkleynjle Won-
derboom uyt America. Al re zamen zijn ze van eeven de
zelve Bouwing en Waarneeming.
Grond. zij beminnen een gemeene, zandige, luchtige aar-
de , met een gedeelte twee-jarige Paerdemift , een
weynig een-jarige Hoendcrdrck , en het Mol der ver-
rotte Boombladeren doormengd : een vrije , war-
me, wel ter Zon geleegenc plaats, voor alle koude
Oojle- en Noordewmden befenut ; en tamelijk veel
vochtigheyd.
Hoe op te Zijn teeder van aart. Konnen de koude, en kou-
quccken. de Herfftreegenen deezer Landen , veel min eenigc Torjl
verdragen. Moeten derhalven met een waflende Maan
van April in Potten gezayd ; gantfehelijk niet ver-
plant , ook niet meer dan een alleen in elke Pot gelaten
worden, vermits de veelhcyd en grootheyd harer Wor-
telen. Dus gehandeld , geeven ze , inzonderheyd de
Minor, of kleyne, laat in den Herffi, doch de Ma-
jor, of grootc, zelden, in onze Landen volkomen rijp
Zaad , en verderven dan al langzaam: alhoewel ze in
America en andere heetc Landen , van naturen eenige
Wkfd jaren *an8 ‘n ’c lceven blijven. Ook heb ik eens (in 't
om dc * ïaar I<J5 9-) eene (zijnde een kleyne foort) binnens huys
•Winter tamelijk droog, en op een matig-warme plaats, waar
over tc in niet als bij vriezend Weer word gevuurd, de gehee-
en daar ’ *c ^ mtcr over bewaard, en welgefteld overgehouden;
vati Zaad geeyende in ’t midden van de volgende Zomer een goed
bekomen, en in alles volmaakt rijp Zaad: ’t welk op dc genoem-
de tijd de aarde aanbevolen zijnde, wederom voor de
Winter zijn volle volkomentheyd verkreeg: en van dit
quam weer ander, eenige jaren vervolgens achter mal-
kander, zijnde nu wel half of meer den aart onzer Lan-
den en Lucht alreeds gewoon geworden.
Groote Het Ricinus Americanus major rubicun-
b^m^u” t DUS , lroote Wonderboom uyt America, met een
en Steelen , is een zeer fchoon Gewas.
met bleek- blijft, in onze koude Neederlanden in een Pot geplant
roode zijnde, niet meer als twee jaren lang in ’t leeven; doch
Steden! IanSer in America , als ’t natuurlijk Gcboorte-gewcft
van ’t zelve. Krijgt uyt een teedere , veelvoudige ,
bleek-wit-vcrwige Teezelwortcl een eenige Steel-, vijf,
zes , zeeven , en ook meerder voeten ( na geleegent-
heyd van dc warmte der jaarstijd ) in eene Zomer op-
Stcclcn. fchictcndc. Is een duym , en ook meerder , dik ;
in ’t ronde bij ieder voet van de Steel des Blads als
met een dunne , doch verheevene Ring omvangen ;
vercicrd met een zeer fchoonc, Bloedroode, en hel-
der-blinkendc verwe ; van binnen hol , en daar Lids-
wijz.e voorzien met eenige digte affebeydingen , tee-
gens welke ieder Blad uytwcndig heeft gezeeten, op
zulk een wijze als in ’t Riet word gezien.
Befchrij- Aan welke in ’t ronde, twee, drie, vier, en ook
vmg wel meer vingeren breedte boven malkander, beziens-
waardige Bladeren groeyen , ruftende op zeer lange ,
tamelijk dikke, van binnen holle, van buyten fchoon-
rood-verwigc-SVeriff»; van boven begaaft met vier kley-
ne , Navels -wijze geftclde Knopjens ; eene der zelve
van dc ge- digt bij de voornaamftc Stam zittende; de tweede
ftalte der een weynig daar van daan ; en dc twee andere digt
a eren. p,jj malkander onder het Blad te zaamgevoegd ; zijn-
de in ’t ronde zeer groot, boven donkcr-goen van ver-
we, een weynig blinkende; van onder wat bleekcr,
of lichter-groen : aan de kanten Zaags-wij^e , zeer
net, doch oneffen, Getand; gemeenelijk in neegen dee-
len tamelijk diep ingefneeden ; van welke in ’t mid-
den de bovenfte dc grootfte , de onderfte naaft aan
dc Steel dc kleynfte vallen. Ieder deel heeft een
dikke rood-verwige Ader , onder veel zichtbaarder als
boven; uyt welke andere klcyner voortfchicten , aan
851
dc randen uytlopende : zeer vlak of plat en fl’jf uyt-
gefpannen , op de wijze van een hand opwaarts ge-
keerd leggende ; of ter zijden , ook van vooren en
achteren afhangende: niet hard, maar zacht van aart,
en zwaar van reuk.
TufTchen welke dikmaal een of twee Zijdetakjens
in t bovenfte gedeelte voortfehieten : uyt wiens inwen-
dige Hert zoo wel , als uyt ’t bovenfte van de voor-
naamfte Hertfieel , een hand lang zijnde, en een vin-
gcr-dikke rood-verwige Steel in de Maand Augufius of
September word voortgebragt ; aan welke in ’t onder-
fte Tros-wijze digt aan malkander eenige Knoppen han- DerKnop-
gen aan korte Steelt jens , beftaande uyt vijf roode en Pen-
voor fpits-toegaande Bladert jens : houdende inwendig
zeer veele , hoog in ’t ronde uytfteekende , digt te
zamengevoegde, uyt den geelen bleek-verwige Mofch-
achtige Knopjens : welke , na drie dagen in hare kracht
opengeftaan te hebben , haaftelijk in haar zelvcn ver-
gaan , en op dc aarde neervallen : boven haar latende
een Druyfs-wijze te zaaragevoegde, en boven fpits op-
gaande Tros , houdende in ’t ronde veele zeer fchoon -
hoogrrood-verwige, gemeenelijk drie bij een geftelde. Der BIop,-
regt om hoog gekeerde, en als uyt een wolachtige ftof racn*
beftaande Teezeltjens , of Staart jens , de Blecmen uyt-
beeldende. Welke niet afvallen , maar op de Zaad-
knoppen blijven zitten, en daar met de Knoppen groorer
worden; tot dat dc zelve cyndelijk (een duym dik •
geworden , driehockig-rond , neerwaarts gekeerd han-
gende , blcek-blauw-vcrwig , en met veel Staart jens Zaad.
rondom kluchtig voorzien ) hare volkomcnc grootte
verkreegen hebben: elk van haar in zich bevattende drie
groote, langwerpige, pIatachtig-rondcZ,mfc», vaneen
zwarte verwe, en gcfpnkkeld met veele blceke Jhppelen ,
Marmers-wijze.
KRACHTEN.
WOnderboom , of Ricinus, is warm en droog, in Durant.
’t laatfte van den tweeden graad. bijl. riant.
Dc groene Bladeren op der Trouwen Borflen fö’ W
gelegt, doen het Zog in de zelve vermeerderen : maar
in tccgendeel , op de Schouderen gebonden , ’t zelve
verminderen.
De zelve Bladeren gefloten , of ’t Poeder der ge- Hoi. 1. ia.'
droogde Bladeren met Meel van Garftenmout ver-4,11*
mengt , en op de gezwollene Borjlen gedaan , verbeete-
ren die weer, en brengen ze te regt. Verteeren ook de
brand der Oogen.
Dc Bladeren alleen, of ook met Edik, van buyten
gelegt op ’t ld 'ildvuur , de Roos , en diergelijke gebree-
ken , verteeren , en geneezen ze.
Zeeven korlen van ’t Zaad met Anijs gefloten , en Gal. 1.7.
met Wijn ingenomen, beroeren ’t Ligchaam, en doen
t purgeer en , ook zomtijds braken ; met uytdrijving '2‘
van dc Galachtige en waterige vochten. Is derhalven
dienftig voor alle Geel- en Waterzuchtige.
DcO/y, uyt dit Zaad gepar ft , is zeer afvagende en Mntth.l.^.
drogende van aart. Doed ter dier oorzaak de hdteeke- c- ij8.
nen vergaan : geneed de zeerenen fihurftheyddesHoofds ;
ook de verhitting des Aerdsdarms.
CCCCIX HOOFDSTUK.
RHAPONTICUM.
aardig en fraey Gewas , zoo wel Namen,
het Nccderlandfch als Latijn dus
ïoemd , maar ook van zommige
iNTicA Radix, en Rhabarba-
rM ( alhoewel het de regte Rhabar-
r niet is , volgens ’t geen wij hier
vooren hebben aangeweczen) , na de Rivier Rha, aan
welke kant dc zelve overvloedig veel grocyd , gelijk
H h h z Am-
Wonderboom. Rhaponticum. Muysdoorn.
fouten6 bijzondere foorten; namentlijk :
I. Rhaponticum majus roLto Helenïi , of
groot Rhaponticum met 'Bladeren van Alantwortel.
II. Rhaponticum Helenii folio minus, of klejn
Rhaponticum, met Bladeren van Alantswortel. Beyde
zijn ze van de zelve Bouwing en Waarneemmg.
Grond. Zij beminnen een goede, gemeene, zandige aarde;
doormengd met een weynig twee-jarige Pacrdemift ,
cen-jarigc Hoenderdrek, en ’t Mol van verrotte Boom-
bladeren : een vrije , warrite , wel ter Zon geleegenc
plaats ; en matige vochtigheyd. Blijven lange jaren
in ’t leeven. Gcevcn in deeze Gewcften ieder Zomer
Zaying. Bloemen, maar noyt eenig volkomen Zaad. ’t Welk
men , als men ’t uyt hectc Landen heeft bekomen , in
een Pot, gevuld met de gemelde aarde, met een waf-
fende Maan van de Maand April , een halve vinger-
breedte diep, moet leggen. Daar na opgekomen zij n-
• de, brengen ze niet voor ’t derde jaar daar na voor de
cerfte maal hare Bloemen te voorfchijn.
Hoe in dc Ongceme verdragen ze veel koude Herfftreegenen ,
Winter 0f ftcrkc yorft , buyten blijvende. Moeten derhal-
neernen. ven °P genoemde tijd, en met dc gemelde Maan ,
in Potten geplant zijnde, in Ottobcr binnens huys wor-
den gebragt , op eén luchtige bequame plaats, waar
in niet anders als bij vriezend Weer word gevuurd :
gedurende de gehecle Winter met flegts een weynig
lauw Rccgcnwater van boven begoten : en niet voor
in ’t laatfle van Macrt , of ’t begin van April, na ge-
leegcntheyd van de bequaamhcyd of onbequaamheyd
des tijds , met een aangename Lucht en zoete Reegen
weer buyten gefteld ; dan noch genoegzaam voor kou-
de nachten , en veel vochtigheyd , bewaard of gedekt
zijn.
KRACHTEN.
R'
Haponticum is verwarmende, te zamentrekkende,
en dikmakende van aart.
Mat tb. /.j. ■*" Twee Drachmen van deeze gedroogde Wortel
c. i. met Wijn of ander Nat ingenomen , flopt het Lig-
b'wfc. 1. 3. chaam. Verflcrkt echter de Maag: verbeeterd de gc-
f' x‘ breeken der Leever, Milt en Borft. Is goed teegens’t
Colijk., de fmerten der Nieren en der Blaas: voor de
Kortadcmhcyd , fpanning des Herten , Heupenpijn, Op-
Bur artes ftijging der Moeder ; de Bloedfpouwing : de Roode- en
alle andere Buykloop : dc inwendige Breuken of Ouet-
Lobel. 1. 1 . zeuren ; gekr ompent en gefpannene Zcenuwen ; de beet en
foi. iss- en ft teken der Slangen, Adderen, en anderer giftige Die-
ren.
Gal lib. 8. De zelve Wortel gefloten, met Edik vermengt, en
Simp.Med. dan gelcgt op blauw-geflagene of gevallene plaatsen ,
quade Schurftheyd, en de fproetelen der Huyd , verdrijft
en geneeft de zelve.
CCCCX HOOFDSTUK.
MUYSDOORN.
Alt kleyn, flceds groen-blijvend Gewas
l) word in het Necdcrlandfch niet al-
[ leen dus, maar ook van vcelc Stee-
» kende Palm genoemd. In het La-
? lijn geheeten Ruscus , Bruscus ,
? Myrtacanta, en Spina Murina:
in het Hoogduytfch Mausdorn , Mueszdorn , en
BruoscH: in het Franfch Brusc: in het Italiaanfch
Rusco, Brusco, Mirto salvatico, en Pongi-
853 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 854
Amm'ian. Ammianus MarCellinus getuygd in ’t twaalfde
ii.trcell. Boek_z,ijner Hifioricn. Dc gemelde Rivier Rha vlocyd
lib. bijl. iz. van Noordfche Gebergten, welke dc naam van Mon-
tes Hyperborei voeren , door Sarmatien tot in de
Cafpifche , of Hyrcanifche Zee, van zommige gehee-
ten de Turkfchc. De Italianen zeggen in plaats van
Rhaponticum , Rheupontico , of ook Rhapon-
ÏTCO.
Twee bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
Deeze Plant bemind een goede, gemeene, zoo wel Gron<*-
zandige als andere, doch wel gemcfltc grond : een war-
me, vrije, bcquaam ter Zon gcleegene plaats ; en vee-
le vochtigheyd. Geeft in deeze onze Gewcften noyt
Bloemen, veel minder eenige Vrucht. Is hard van na-
tuur. Kan geduldig en zonder eenige fchade verdra-
gen fterke Vorjl, en alle andere ongcleegcntheeden der
Winter. Blijft lange jaren in ’t leeven. Word ook Aanwin*
hier alleenlijk aangewonnen en zoberlijk vermeenigvul- niag.
digd door hare langzaam aanwaflende Wortelen: welke
men in April van de oude affnijd, en met een wafTcndc
Maan verplant.
KRACHTEN.
DE Wortelen van Muysdoorn , of Rufcus, welke Aart.
meeft worden gebruykt, zijn droog in den eer-
ften , warm in den tweeden graad ; fijn van ftof,
en dun van deelen.
In Wijn gezoden, en daarvan ’s morgens nuchte- Biofc.l. 4.'
ren een Roemer gedronken , verdrijft de Geelzucht ; £ V^5, l
opend de verftoptheyd van het Ingewand , en aller in- c'[^7. * 4’
wendige deden: jaagt ’t Water van de Blaas uyt; ook Bod. 'l. 16.
de Steen, en ’t Graveel der Nieren t is goed teegens de
Koudepis , en de Hoofdpijn. Doed de taye Fluymen ,
en Slijm , op de Borft en Longe hangende, rijp wor-
den , en voortkomen. Verwekt ook der Vrouwen
Alaandftonden.
Eeven ’t zelve vermogen ook de Bladeren , en de
Zaadbezièn , gcpulverizccrt, en met Wijn ingenomen;
doch werken zoo krachtig niet.
Het uytgeparftte Zap der Bladeren neemt wech de
ftanl^ cn dc onzuyverheyd van de Mond, daar meê ge-
fpoeld zijnde: geneeft ook dcAfond-wonden en verzee-
ringen. Het zelve Zap met Melk gemengt en aan
de O ogen geftreeken , maakt een klaar Gedicht : jaagt
ook uyt dc Oogcn wech allerley bij geval daar in geko-
mene onrtynigheyd. Eeven dit Zap met wat Zuyker in-
genomen , doed het Bloedfpouwen ophouden.
Het Poeder deezer gedroogde Wortelen gclegt op ou-
de Wonden, in welke vujl vleefch groeyd, verteert het
zelve , cn geneeft de verzeering.
De taye Takken van dit Gewas gebruykt men in Ita- Bod. 1. 26.
Hen, om 'Beczemen van te maken. Zommige han- '‘• 4- <’> ai-
gen ze aan ’t gezouten gerookt vleefch , om , weegensde
ftcekende Bladeren, Muyzen, Ratten, cn inzonderheyd
de Vlcermuyzen daar van te weeren.
CCCCXr HOOFDSTUK.
R U
E.
Y een ieder genoeg bekend ; cn van Namen,
veele in ’t Neederlandfch ook Wyn-
Ruyt genoemd. Word in het La-
tijn en Italiaanfch geheeten Ruta :
in ’t Hoogduytfch Raute, of Wein-
raute : in het Franfch Rhue ofRuE
de Jardin.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drieb rieoh-
ondcrfcheydene foorten ; te weeten : derfchey-
I. Ruta vulgaris, of gemeene Ruyte. II. Mon- °°r*
tana Lusitanica, of Bcrg-Ruyte uyt Portugal. III.
Ruta Montana tenuifolia , of Berg-Rnyte met
teedere Bladeren. Niet alle zijn ze van eenerley Bouwing
en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, on-Gr°n(k
gemeftte , doch met een weynig Mol van verrotte
Boombladeren doormengde grond: een vrije, warme,
luch-
I
85 j Rüyte. Harmala üyt Syrien. Serpentstong.
Gemccnc
Ruyt.
Grootcn
ouder-
dom , en
hoog- op
wailing.
r-fipu-7.
Aanwiti-
ning.
Portugal-
fche berg-
Ruytc.
Hoe waar
te nee-
nien.
luchtige , wel ter Zon geleegene plaats, en niet te veel
vochtigheyd.
De Ruta vulgaris , of gemeene Ruyte , blijft
veele jaren in ’t leeven : ja word eyndelijk zoo oud ,
dat ze in warme Landen de hoogte van een gemcenc
Boom bekomt. De vermaarde Joodfche Gefehiedfchrij-
ver Flavius Joshphus verhaald in ’t tweeentwintig-
Jie Hoofdjluk_ zijns zeevenden 'Soeks van de Joodfche
Oorlogen en de verwoefiing der Stad Jerufalem , dat in ’t
Kaftcel van de Stad Macherus een Rttyten-plant heeft
gegroeyd, zoo hoog en dik, dat geenen Vijgenboom de
zelve daarin overtrof; of anders, zoo groot als onze ge-
meene Karffeboomen zijn. Koning Hcrodes had ze hier
in den aanvang zijner Regeering geplant. Als hij nu
daar over de tfeventig jaren lang had geftaan , en noch
in een krachtige wclftand zich bevond, hebben de Joo-
den, bij de verwoefting deezer Plaats, dit treflijk Gewas
afgehouwen.
Deeze gemeene Ruyt geeft ieder Zomer volkomen
rijp Zaad. Verdraagt fterke koude , en allerley ande-
re ongeleegenthecdcn des tijds. Word ook alleenlijk
vermeenigvuldtgd door ’t gemeldde Zaad ; ’t welk met
een wallende Maan van Oftober in een Pot ; of met
een waflende Maertfche Maan in de grond des Hofs,
ruym een ftroobreed diep , hol en luchtig word ge-
zayd.
De Ruta Montana LusiTANtcA , of Portttgal-
fche Berg- Ruyte , is van een teederen aart ; zeer krach-
tig of zwaar van reuk. Kan in deeze onze Geweften ,
buyten blijvende, de koude der W'inter op geenerley
wijze verdragen. Moetderhalven, in een Pot geplant
zijnde, gewagt worden voor veele zoo wel Zomerfche,
als koude Herfjlreegenen : in ’t begin van Oftober bin-
nens huys gebragt zijn , op een luchtige plaats, zonder
eenig Vuur, doch ook zonder tochten en luchtzuygin-
gen : maar alleen eenmaal met zeer weynig Water van
onder voorzien ; en niet voor in ’t laatftc van Maert ,
of veel beeter in ’t begin van April , met een aan-
gename Lucht en zoete Recgen , weer buyten ge-
field : dan noch wel gedekt en bewaard worden voor
Sneeuwige vochtigheyd , koude nagten , bayrige en
febrale winden.
De Ruta Montana tenuifolia, of Berg-Ruy-
te met fmalle dunne Bladeren , is zeer tceder van na-
tuur. Kan in deeze Geweften ’s Winters noyt over-
gchouden worden, wat voor mocyte men ook daar toe
aanwend. Dan noch niet weer vernieuwd of aangr.von-
nen zijn, als alleenlijk door haar Zaad , uyt heetc
Landen herwaarts overgezonden : ’t welk met een waf-
fende Maan van udpril, niet boven een ftroobreedte
diep , in een Pot moet worden geZayd , en niet ver-
plant.
KRACHTEN.
DE gemeene Hof-Ruyte , of Ruta vulgaris , is
heet en droog tot in den derden graad; dun en
fijn van deelen : daarenboven doorfnijdendc ,
fcheydcnde, verteerende en verdrijvende van aart.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken; de groe-
ne Bladeren gegéeten ; of het uytgeparftte Zap met
Wijn ingenomen, drijft uyt de Winden ; doed ge-
makkelijk Wateren , en der Vrouwen Maandflonden
voortkomen *. ftopt daar teegens de Buykloop : is goed
voor de pijn der ’Sorjl en Buyk _, veroorzaakt door
koude. Dcfgelijks voor de Hoeft, de Kortademigheyd;
de fmerten van het Flerezijn ; de verftoptheyd Van de
Milt en Longe ; de Opjlijging van de Adoeder , en de
eerft beginnende Waterzucht. Dood de Wormen fcherpt
cn verfterkt het Gezicht ; drijft uyt de Nageboorte, cri
Diofc. 1. 3. de doode Vrucht. Strijd teegens de Beft en allerley ver-
*• P* gif: ook teegens de beet en en fieeken der giftige Dieren.
’t Zelve verrichten de Bladeren , ’s morgens nuchtcren
gegeeten met Okkernooten cn Vijgen.
M
Berg-Ruy-
fmalle
dunne Bla-
Gal. lib. 8.
Simp.Med.
Matth. I. 3.
c- 4E-
Tim. 1. 10,
#.13.
. Mcth.
Mtd.
Deeze Bladeren met Honig en Edik , of met Var-
kens-reuzcl vermengt, cn allerley Schurft heyd, ofKrau-
wagte, daar mcê beftreeken j geneeftze.
Ruyte , of Wijnruyt , dagelijks, of dikmaal, ge- Femel. U,
bruykt , verdroogd het Zaad , maakt de Mannen ' on - ’
vruchtbaar: verdroogd dcfgelijks de Adelzin der Vrou-
wen borjlen. Zwangere Vrouwen daar van ectende ,
zouden hare Vrucht doen üerven.
Het uytgeparftte Zap der Bladeren alleen, of met Seraphlibi
Vrouwen Melk, of Honig vermengt, in de hoeken Sr,nP-
der O ogen gedaan, verdrijft de fchecmenng cn donker- caf‘
Wder zelve. ‘JLl.aj,.
I wee oneen van t zelve Zap met Wijn ingenömen, Plant. cup.
is goed voor de beeten der dolle Honden. Met Ceruys, S9‘
Edik, cn Oly van Roozen gelcgt op ’t Sprcnktvuur ,
de Roos ; alle andere voort hopende vuurtgheyd en Zee- /o/. 403.
ren , verteerd de zelve. Met Oly van Roozen ver-
mengt, en in de Ooren gedaan, verdrijft de hardhoo -
rendheyd.
Het Zaad van Ruyte gefloten, en met Wijn in-
genomen , is goed teegens alle doode/ijl ^ vergif: droogc
en reynigt de Moeder , de zelve hcrftellcnde in een •
goede ftaat.
Een Drachma, of ook wel twee, na gelcegenthcyd
van de perfoon, van ’t zelve Zaad zeeven dagen na mal-
kander gebruyktj helpt de geene, welke haar Hater met
kpnnen maken , er. doed haar ’t zelve loffen.
Oly van Wijnruyt met Wijn gedronken , verdrijft Trag.l.l.
het Colijkj de pijn en Krimping der Darmen: verzacht r 2l\ ,
ook de hardigheyd der Milt.
De Bladeren van Wijnruyt gc legt in een Bedftcede, ‘ 1
of Leedekanten verdrijven uyt de zelve de Vlooyen cn
Wandluyzen.
Ruyte gelegt bij ’t eeten der Vogelt jens in hare Kou-
wen, verquikt en genceft haar, alsze treurig, of ziek,
of in ’t rUyen zijn.
ccccxii hoofdstuk.
R M A L A
SYRIEN.
iYns weetens met geenen anderen als Namert;
dcezen naam in ’t Neederlandfch be-
kend. Word in ’t Latijn met de zel-
ve beteekening geheeten Harmala
Syriaca. Schijnd een meedefbort van
de Wynruyt te zijn.
Bemind een goede, gemeene, zandige aarde, voor- Grond.'
2icn met een weynig twee-jarige Paerdemift : een ope-
nc, warme, wel ter Zon geleegene plaats , cn matige
vochtigheyd. Vergaat niet haaft, maar blijft lange ja-
ren in ’t leeven.
Geeft in deeze Itoude Landen bij goede Zomers Blee. Hoedanig
men , maar geen volkomen rijp Zaad. Is teedcr van indeWin-
aart. Kan op geenerley wijze veel koude Hcrfftrecoencn ter waar
of vriezend Wcèr verdragen. Moet derhalven , met te
een waffende Maan van Zpril in een Pot ’t zij gezayd,
’t zij geplant zijnde, in ’t begin van OEiobcr linnens
huys gebragt; op een luchtige, geheel- of ook matig-
warme plaats gezet; gedurende de Winter met een wcy-
nig lauw-gemaakt Recgen water van onder in een Pan
voorzien ; en niet voor in den aanvang van Zpril , met
een aangename Lucht en zoete Recgen, weer buyten ge-
field ; dan noch voor veel vochtigheyd bewaard, cn voor
koude nachten Wel gedekt worden.
H
K R A C EI T E N.
‘-Armala uyt Syrien , in het Latijn Harmala DlJ n -
Syriaca ; is verdroogendc cn verteerende van ‘ 'r'
aart.
Hhh j In
857 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen , III Boek , 858
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of het
uytgcparftte Zap met Wijn ingenomen, doed gemakke-
lijk -water lojfen ; alle taje vochtigheeden fcheyden :
drijft uyt de Winden , en verwekt der Vrouwen
Maandftonden.
Camtrar. Het Zaad is warm in den derden graad , en fijn
j )ioTc*t Van ^ee^en* ’t Zelve kleyn gewreeven , en met Ho-
c.j}.' 5 n*S> Wijn, Saffraan, ’t Zap van Venkel, en Gal van
een Hoen vermengt ; dan in de Oogen gedaan , neemt’er
de duyfterheyd van wcch, en verhelderd het Gezicht.
Namen.
Twee ver-
anderlijke
löorten.
Hoe men
ze in de
Hoven kan
aanquec-
ken.
Gcbruyk
tot genees-
middelen.
CCCCXIII HOOFDSTUK.
SERPENTSTONG.
het Ncederlandfch dus , en ook
7 cl van zommige Slangetong gc-
oemd , om dat de Bladeren niet on-
ygentlijk vertoonen de gedaante van
e Tong eencr Slang. In het La-
jn gehecten Sagitta, Sagittalis,
Lingua Serpentis, en Serpentaria aquatica:
in ’t Hoogduytfch PfeilkrAut : in 't Franfch Queve
d’Arondelle.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
veranderlijke foorcen ; te weeten :
I. Sagitta major aquatica, oï groote Serpents-
tong. II. Sagitta aquatica minor , of kleyne
Serpentstong. Beyde zijn ze van de zelve Bouwtng en
Waarneeming.
Zij groeyen van Naturen in lopende of ftilftaande
Wateren ; gantfehelijk niet op eenige andere, of droo-
ge plaatzen. Konnen derhalvcn zeer bezwaarlijk in de
Hoven worden aangcyuccky ; ten ware men in de zel-
ve een Gracht of Sloot groeve. Dan kan men ze met
een waffende Maan van Zpril of May in de grond
planten , en de Groef met Water vullen. Dus ge-
handeld, waflenze dikmaal voort tot boven ’t Water,
en krijgen hare volle volkomentheyd. Worden ook
door fterke Korft niet lichtelijk befchadigd. Verliezen
teegens de Winter hare Bladeren ; welke in’t laatflc van
May weer te voorfchijn komen.
KRACHTEN.
SErpentstong , of in het Latijn Sagitta acjuatica , is
koud en vocht van aart , ook te zamentrekken-
de.
Het uytgeparftte Zap der Bladeren , of de gefto-
tene Bladeren zelfs, gclcgt op de Roos, ’t Sprenktvuur,
alle andere vtturigheyd of luizige zweer en, verkoeld en
verteerd de zelve.
CCCCXIV HOOFDSTUK.
S E L F.
Namen. j^/M^^^Eder genoeg bekend , en van bijna
a"e rnen^c^cn begcerig gebruykt; word
Tg^aSjj in het Ncederlandfch niet alleen dus,
maar ook van vecle Savie , Salie ,
j cn Selve genoemd. In het Latijn
en in het Italiaanfch Salvia : in het
Hoogduytfch Salbey: in het Franfch Sauge.
Verfchey- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
deneaar- verfchcydene aardige, veranderlijke foorten ; nament-
verander- ^jk :
lijke foor- I. SALVIA LAT1FOLI A MAXIMA FLORE PURPU-
tcn> ' REO , of slldcrgrootfte Self met hreede Bladeren , cn
een purpure Bloem. II. Angustifolia auricu-
lata, of fmalgebladerdeSclf, met O oren. III. An-
GUSTIFOUA NOÜILIS FLORE ALBO, of Sedelc ft»al-
gebladerde Self met een witte Bloem. IV. Maculo-
sa major, of groot e Self met rood, wit , en groen-
bonte 'Bladeren. V. Maculosa minor , five Al-
bis punctis VARIEGATA, of geflipte kleyne bonte Self
met wit en groen zeer fchoon gemarmerde of geftippelde
Bladeren : .welke witheyd ieder jaar , in ’t laatflc van
Junius , of het begin van Julius , vergaat ; doch in
A-laert des volgenden jaars zich telkens weer op nieuws
vertoond. VI. Altera minor maculosa, of twee- tot dertien
de kleyne foort van Self , met bonte Bladeren. VII. in Setl1
Marmorea , of met zuyver wit , als fijn gemarmer- gè([c|j°°r'
de Bladeren. VIII. Marmorea altera, oï twee-
de foort van Self met fpierwitte grof-gemarmerde Bla-
deren. IX. Lutea VARIEGATA , of Self met fichoo -
ne geele als goud vercierde pielden. X. Salvia Cre-
tica, of Self uyt Candien. XI. Salvia minor an-
gustifolia Cretica , of kleyne Self uyt Candien ,
met zeer fmalle en teedere Bladeren. XII. Salvia
major ARBORESCENS , of groote Boom-ftlf XIII.
Salvia Agrestis , of wilde Self ; en dan meer an-
dere. Meert al te zamen zijn ze van de zelve Botswing
en Waarneeming.
Zij beminnen ook al te zamen een goede, gemeetic, Grond,
zandige aarde, met oude Koeyc- cn Paerdemift genoeg-
zaam voorzien : een vrije, wel ter Zon gcleegene plaats;
cn liever veel Water als eenige droogte; welke ze echter,
als de tijd zoo valt , ook konnen verdragen : defgelijks
geduldig uytftaan felle Korft, en allerley andere ongclee-
gentheeden der M 'int er.
Bloeyen ieder Zomer > en geeven meert den tijd vol- Zaad.
komen rijp Zaad: ’t welk met een waffende Maan van
April niet diep , maar hol cn luchtig , in de aarde word
gclcgt. Hier door kan men ze genoegzaam aanwinnen
en ve rmeenigvuldigen. En dan ook noch door hare
diep ingezette , of in de grond gebogene , en haaftig
Wortel fchietende Takjens. Welke men ook, met een Aanwin-
volle Maan van ylpril of May , eer ze noch aan H<XP
Bloemfchieten geraken , kan affnijden ; op een fcha- denc ma-
duwachtige plaats inftecken , en dikmaal met Water nieren,
begieten , op dat ze dies te bcquamcr Wortel vatten
mochten. Met een waffende Maan in Aiaert (niet in
May; gelijk veele doen) worden ze opgenomen en ver-
plant. Dan zullen ze gewifTelijk beklijven. Anders
vergaan ze dikmaal, door de gewoonc droogte der May-
maand; gelijk de dagclijkfche ervarentheyd ons genoeg-
zaam heeft geleerd.
De Salvia angustifolia nobilis flore al- Eedele
co , of eedele fmal-gebladerde Self , met een witte f'raa| ge-
Bloem , valt teederdcr van aart dan de andere foorten; sdh ^
waarom ze dan ook lichtelijk door de Korft word
wcchgcnomen. Is derhalven goed , dat men van de
zelve eenige Planten ontrent den Herfft in een Pot zette,
cn ’s Winters binnens huys beware ; daar men haar met
matige vochtigheyd moet voorzien.
Daarenboven is noch ongeraadzaam noch ongerijmd, wijnruyt
dat men ontrent de Self een Plant of twee Wijnruyte bÜ de Self
zette , om dat de Padden en andere giftige Dieren de tc P*antcni
krachtige reuk der Ruytc niet wel konnen verdragen : ]ycnftjg,
welke anders zich geerne laten vinden, hare verblijf cn
fchuylplaats neemen op de onbebouwde plaatzen daar
if/fwaft;die hier door een fchadclijkequaadaardighcyd
aan zich neemen , ja zomtijds t’ecncmaal vergiftigd
worden : waar door men dan , deeze 5W/ gebruy kende,
zou vallen in ’t grootfte gevaar van ’t leeven te verlie-
zen : waar van de Gefchiedboekcn ons verfcheydene cn
zeer aanmerkelijke voorbeelden leevcren.
De Salvia minor angustifolia, of kleyne fmal- Kleyne
gebladerde Self, krijgd uyt een teedere, bruyn-vcrwi- fma|-gc'
ge en veelvoudige ld brtel veele ronde en korte Steden, 5^£erd9
aan welke groeyen vecle digt bij, en digt boven malkan-
der gcftelde Bladert jens, altijd twee en twee regt tee- Bladeren,
gens over den anderen zittende. Zijn bleek-groen van
verwe ; een , en ook anderhalf vinger-lid lang ; ruften-
de op lange en dunne Steelt jens ; makende te zamen
(tc
r «ti
o
S E L F. S A N I K Ê L.
RïïKNEKt,
SiJa
(te weetcn, dc grootde der zelve, met haar Steeltje)
de lengte van een vinger, of daar ontrent , uyt. De
grootde dcezer Bladeren zijn ontrent anderhalve droo,
gemeenelijk maar een droo breed. Eyndigen voor in
een fpits punt. Zijn gewoonlijk half rond, of Geuts-
wijze gefield: aan dc randen gelijk als gefronft , of om-
gekrieuweld , wat dikachtig van aart ; bleek-groen van
verwe ; zeer welriekend ; van binnen voorzien met veclc
kleync Nopjens , en verfcheydene Adcrtjens ; onder
1 meer als boven zichtbaar , voortkomende uyt een groo-
te in ’t midden.
Bloemen. Tuflehen welke, uyt het bovenflc der Stee/en, de
Bloemen worden voortgebragt , op de wijze der andere
foorten van Self; de zelve ook in gedaante zeer ge-
lijk , doch veel klcyner , en bleek-blauw-verwig.
Als ze eenige dagen open gedaan hebben, vergaan ze
in haar zelven , of vallen op dc aarde neer ; nala-
Zaad. tende een kleyn, rond, uyt den bruynen-zwartach-
tig Zaadje.
Groote De Salvia major arborescens, of groot eBoom-
oom- c krijgd tamelijk groote , dikachtige , ontrent o-
vaals-wijze , of langwerpig-ronde Bladeren aan een
Stam , welke opfehiet tot de hoogte van drie, of ook
vier voeten. Dc Bloemen van deeze foort zijn zeer
groot, en blauw-verwig.
Hoe tot Om deeze Boom-felf tot een Boomtje te doen op-
jien . groeyen, moet men de zelve van jongs af opfnoeyen,
te doen en ontblooten van alle andere Takken , uyt of boven
opgroei- dc Wortel voortfehietende. Maar ook op deeze wijze
jem handelende, kan men al dc andere foorten van Self tot
Boomt jens opqueeken.
KRACHTEN.
Gal. Ui.
Simp.Mtd.
SElf, Salie, Savie, of in ’t Latijn Salvia , is ver-
warmende en verdroogende tot in den derden
graad , ook een weynig te zamentrekkendc van
aart.
Temcl. 1. 4. In Wijn gezoden, en daar van ’s morgens nuch-
Jtfe/A. teren een Roemertje gedronken; of het uytgeparflte
Manh.L}. ^aP van Self met Wijn gebruykt; of ook het Poe-
t- 34. der der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen, is
een zeer goed middel , ter verflcrking van het Hert ,
de Harffenen, en de Zeenuwen . Vermeerderd de na-
tuurlijke warmte des Ligchaams. Is dienflig voor ’t
Graveel ; de Bloedfpotewtng ; teegens vergif in het Lig-
chaam gekreegen : de koude gebreeken en Zinkingen
T 'n. .iö. jes u00^£is . de vallende Ziekte ; Beroerdheid , Lam-
migheid , Slaapziekte , en allerley koude ongeleegent-
heeden der Borjl. Voor beevende Leeden : dc beet en en
ftceken der giftige Dieren , en ’t Pleuris, of Zijde-wee.
Neemt wech de Hoofdpijn ; maakt een goeden adem ;
zuyverd het Tandvleefch ; geneed de verjlopping der
Lecver ; de Hoeft , het Fiere zijn , en dc Honden.
Drijft de doode Vrucht der Vrouwen af: veroorzaakt
A pulej. tetemluft ; doed de inwendige Apoftematien doorbree-
hifi.jlmt. ken; dild het Bloed: reynigd en heeld allerley v^le en
Ruell. 1. 3. hitzige Zeeren. Neemt wech het Jeukzel aan de he]-
c. 18. melijke Leeden. Diend tot vruchtbaar makftig der Vrou-
jEtms 1. 1. wen. j)an noch daarenboven , als ze ontfangen hebben,
Strm. 1. om wei te jocn beklijven ; in ’t leeven te
behouden , te verderken , en voorfpoedig te doen aan-
groeyen. Ter dier oorzaak behoorden zoodanige
Vrouwsperfoonen , welke lichtelijk een mifval krij-
gen , dikmaal ’s morgens eenige Bladeren Self, of an-
ders iets van de Conferve der Bloemen , te nuttigen
1. 3. Boven dit alles dopt de Self de Bloedgang-, drijft het
Water der Blaas uyt, en doed der Vrouwen ALaand-
ftonden voortkomen.
De Bladeren van Self in Melk gekookt , en daar
meê gegorgeld, geneed de gebreeken van de Keel.
CCCCXV HOOFDSTUK,
S A N I K E L.
het Neederlandfch dus genoemd , Namen,
lllflll wor£^ °P kct Latijn geheeten Sanicu-
pgpS? la, of ook Diapensia : in ’t Hoog-
r/rtji/c/jdcfgelijksSANiKEL: in 't Franje h
iïpnpP Sanicle : in ’t Italiaanfch Sannicu-
la , Diapensia , of ook Cinqpe
FOGLIO MAGGIORE.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee o n-
ondcrfcheydene foorten ; te weetcn : derfchey-
i. Sanicula officinarüm , of Samkel , gebru y- ten.
kclijt in de Apothceken. II. Sanicula guttata ,
of gcfprenkelde S artikel , rond van Bladeren, en die altijd
groen blijft. Beyde zijn ze van eeven de zelve Bouwing
en Waarnecming.
Zij beminnen een goede, gemcene, zandige aarde, Grond,
met twee-jarige Paerdcmid genoegzaam voorzien : meer
een donkere of fchaduwachtige, als een opene, vrije
plaats ; en veel Water» Vergaan niet haad, maar blij-
ven lange jaren in ’t leeven.
Geeven, bij goede Zomers, volkomen rijp Zaad.?- aad.
Konnen, buyten daande , felle koude, cn alle ande-
re ongelecgcnthceden der Winter , zonder fchade ver-
dragen.
Worden aangewonnen en vcrmcenigvuldigd , niet Aanwin*
alleenlijk door haar Zaad, ’t welk met een waffende nlnS*
Maan van April in een donkere plaats, of in een Pot ,
dikmaal met Water begoten , niet boven een droo-
breedte diep in dc aarde moet gezayd zijn; maar ook
door hare aangewaflene jonge Loot en, gcmccnelijk van
zelfs Wortelen bekomende : die men op dc genoemde
tijd van de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
SAnikel , of in het Latijn Sanicula, is verwar -DoJon.l.f'.
mende en verdroogende in den tweeden graad : ook c'
verderkende, zuy verende, en te zamentrekkendc
van aart.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of het TraS- 1- '•
uytgeparflte Zap met Wijn ingenomen; of van buy- c" ‘7J‘
ten, gelijk ook het Boeder der gedroogde "Bladeren,
opgelegt, geneed allerley in- en uitwendige Wonden,
Breuken, en andere verzeeringen : defgelijks 1 tufte zwee-
ren , en koude zwellingen. Stopt dc Roodeloop : dild f'u-.vnes
de Bloed-opwerping: helpt de zweerende Nieren-, dejje- A *
quetfte Longe ,het vervuilde of verzworene Tandvleefch ,
en de zwelling der Keel, daar meê gewaffehen en ge-
gorgeld zijnde.
CCCCXVI HOOFDSTUK.
K U N N E K E.
^ korter gezegt Kun, word in het Namen.
Neederlandfch niet alleen dus , maar
§3 immlÈ °°k van veele Saturey , en Kr.u-
le genoemd : in het Latijn Satu-
REIa, en Cunila : in ’t Hoogduitfch
Garten Issop , Zwibel-hissoi»,
Kuneli, en Saturey: in het Franfch Savorie: in
het Italiaanfch Coniella, Satureia, Savoreggia
en Pevereli.a.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden Drie on-
drie onderfchcydenc foorten; namentlijk: derfchey-
T c : ure dene Ioor"
1. SATUREIA HORTENSIS ANNUA, Hoj, Oi gemeen
Kunneke , ieder jaar vergaande. II. Satureia pe-
REnnïS , of eenige jaren overblijvende Saturei; wel-
ke foort ook word geheeten Thymbra legitima,
of
Grond.
Gcmccne
Kunneke.
Langdu-
rende Sa-
turey, of
Kun.
ning.
Berg-Satu-
rey uyt
Portugal.
Aanwin-
ning.
JEgm.Lj'.
‘ -3'
Tnchf. hifi .
Ham. cffp-
1 14.
Duranits
hifi. h'^ant.
fit. 41 f.
Dio/c. I. J.
f.4X.
Terntl. I. 6.
Mcth.
Med.
%6i Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, Ui
of opregte Tuijmbra. III. Satureia , Jive Thym-
bra Montana Lusitanica, of Ponugalfch Berg-
Kunneke. Niet alle zijnze van ecncrley Bouwing en
JVaarneeming,
Zij beminnen een goede , gemccne , doch liever
een zandige grond , het zij voorzien met een weynig
twee-jarigc Paerdcmift ; ’t zij zonder eenige vcttigheyd:
een openc, warme, wel ter Zon gelcegcne plaats ; veel
Water, en ook matige vochtigheyd.
De Satureia annua, of gemeene Kunneke, blijft
de Winter niet over. Geeft in den Herfft volkomen
rijp Zaad , en verfterft daar mee. Moet dcrhalven
ieder Tborjaar , met een wadende Maan van April
of Maert, niet boven een ftroobreedte diep, weer op
nieuws gezaayd, en alzoo door het gedagte haar Zaad
aangewonnen en vermeenigvuldigd worden. Anders ook
komt het dikmaal van zelfs genoeg te voorfchijn ter
plaats daar deeze foort eens geftaan heeft.
De Satureia perennis, of langdurende Saturey,
anders genoemtTHYMBRA legitima, oiopregte Kun-
neke, geeft in deeze onzeGeweftcn zelden eenig Zaad ,
ten zij met zeer warme en drooge Zomers. Blijft
altijd groen. Kan fterke koude en andere ongelee-
gentheeden der Winter zonder fchade uytftaan. Word,
om het derde jaar, met een wafTende Maan van Maert,
opgenomen , en tot aan de Toppen toe in nieuwlijks-
omgefmeetene en varfch-gemeftte aarde gezet. Dan
fchieten al de Takjens Wortelen : welke men daar na
afneemt , op de genoemde tijd. Dcczer wijs kan
deeze foort aangewonnen , en zeer vermeenigvuldigd
worden.
De Satureia Montana Lusitanica, of Berg-
Saturcy uyt Portugal , vergaat ook niet haaft , maar
blijft lange jaren in ’t Icevcn. Vrieft , wcegens hare
teederheyd , in koude tijden dikmaal dood , buyten
ftaande. Men moet derhalven , om van dceze foort
niet onverwacht gantfeh beroofd te worden, altijd ee-
nige Planten der zelve , in een Pot gezet, ’s Winters
binnens huys brengen; met niet veel vochtigheyd voor-
zien ; ook niet voor in ’t begin van April, met een
zachte Reegen , weer buyten ftellcn ; dan noch haar
wagten voor koude nagten , en hayrige Winden.
Geeft in onze Landen noyt rijp Zaad. Word ech-
ter aangewonnen en vermeenigvuldigd door harcTakjcns,
behandeld op de hier boven aangcwcczene wijze.
KRACHTEN.
KZJn, Kunneke , Kcule , in ’t Latijn Satureia , is
warm en droog in den derden graad ; ook
doorfnijdende , zuyvcrende , en dunmakende
van aart.
In Wijn gekookt, en daar van gedronken , of groen
in fpijzen gcbruykt , of ook het Poeder der gedroogde
Bladeren met Wijn ingenomen , geeft niet alleen een
aangename geur aan 't ceten, maar verfterkt ook de
Jliaagi verwekt eetenslufl ; doed de fpijs wel ver teer en:
drijft uyt de Winden , en ’t Water van dé Blaas : ver-
warmd al de inwendige deelen des Ligchaams. Gcneeft
de Opftijging der Aloeder , veroorzaakt door koude ;
de gebreeken der Borft- de verjloppmg van de Blaas en
Longe. Doed der Vrouwen Maandftonden voortko-
men. Jaagt uyt de Nageboorte , en de doode Trucht.
Maakt een beider Aangezicht : verdund en verteerd
alle dikke en taye vochtigheeden : verdrijft de pijn in de
z,ijde , met Tarwemeel vermengd, en daar op gclegt.
Is daarenboven goed voor de gcene , welke met de
Jlaapziekjc zijn gequeld : dood de Wormen , en verwekt
heft tot bet echte Werk.
CCCCXVII HOOFDSTUK.
STEENBREEK.
genoemd in het Needcrlandfch , Namen
word in het Latijn geheeten Saxt-
imm FRAGiA ; in het Hoogduytfch Stein-
a» I brech: in het Franjcb Saxifrage ,
en in het Italiaanfch Sassifragia.
Hier van zijn mij in haren aart be- Drie ver-
kend drie veranderlijke foorten ; namentlijk : anderlijk*
I. Saxifragia alba , of witte Steenbreek. II. Sa- foorten*
xifragia aurea , of goude Steenbreek. III. Sa-
xifragia antiquorum , of Steenbreck^ der Ou -
de. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en Waar-
neeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede , ge- Grond,
meene , zandige , zoo wel gemeftte als ongemeftte ,
en met een goed deel kleyngeklopte roode Steen door-
mengde aarde : een opene , vrije Lucht, cn ook een
fchaduwachtige plaats. Willen veel Water.
Geeven dikmaal , bij goede jaren , volkomen rijp Zaad.
Zaad-, inzonderheyd het Saxifragia aurea, of
goude Steenbreek. Verdragen allcrlcy ongeleegenthee-
den der Winter zonder fchade. Worden ook bequa- Aamvia-
mclijk aangnvonnen en vermeenigvuldgd , niet alleen ning*
door haar Zaad , ’t welk met een waflcnde Maan van
Maert op een fchaduwachtige plaats, niet diep gclegt ,
de aarde moet aanbevolen zijn ; maar ook door hare
aangegroeyde jonge Wortelt jens ; welke men op de zelve
tijd van de oude afneemt, en verplant.
Het Saxifragia antiquorum, of Steenbr eender Steen-
Oudc , fchiet uyt een dikachtig, houtig, bruyn-ver- brcck dcr
wig Worteltje veelc dunne, zeer fmalle, en voor fpits °u<k'
toegaande Bladert jens, reederder als het gemeene kleyn
Gras ; donkergroen van verwe ; fteevig ftaande , en
nauwlijks een kleyne vinger lang. Uyt welker Hert Bladeren,
een goed deel zeer dunne, ronde, drie, of ook vier
vingeren breedte hoog opfehietende Steelt jens te voor-
fchijn komen ; voorzien met vcele tcederc, noch geen
lid van een vinger lang zijnde Bladert jens ; altijd twee
en twee regt teegens over malkander zittende. Tuffchen
welke lange , kaale , andere Steelt jens voortfehieten :
op welker bovenfte punten uyt langwerpige Knop jens
de Bloemt jens zich laten zien ; zijnde geelachtig groen Bloemen,
van verwe ; in gedaante gelijk die van de Lychnis fjl-
veftris jexta Caroli Clufii, of zeefde foort van wilde Je-
nette des Heeren Caroli Clusii. Beftaan uyt vijf
kleync Bladert jens, zijnde boven ’t breedft; in ’t mid-
den met een klcyne Kerf gefneeden. Als ze vergaan
zijn, laten ze na een kleyn bruynachtig Zaad.
Deeze foort is teeder van aart; zoo dat ze in deeze Hoe> wee*
koude Gewcften ’s M int er s niet, of zeer zelden over gci\s hare
blijft. Moet dcrhalven, met een waffende Maan van hTyd.waar
April in een Pot, niet boven een ftroobreedte diep, ge- te nee.
zayd zijnde , in de Zomer met matige vochtigheyd inCD‘
voorzien; op een vrije , luchtige, wclgcleegcne plaats
geftcld; voor koude Herfftreegencn wel gewagt, in Otlo-
ber binnens huys in een luchtig doch geen warm Ver-
trek gezet ; flegts met een weynig Reegenwaterfche
lauwgemaakte vochtigheyd ( gedurende deeze tijd )
onderhouden , en niet voor in Maert , met een aan-
gename Lucht en Rcegen , weer buyten gebragt ;
dan noch cevenwel voorzichtig gewagt en gedekt wor-
den voor veel vochtigheyd , 'koude nachten , cn hajri-
ge Winden.
Vergaat niet haaft: blijft altijd groen, cn eenige ja- 2 aad.
ren lang in ’t leeven. Geeft, bij heet e Zomers, vol-
komen rijp Zaad-, ’t welk op de gemelde tijd de aarde
moet aanbevolen zijn. Alleenlijk hier door konnenze
aangewonnen cn vermeerderd worden.
KRACH-
8<?3 Steenbreek. Scabiose.
krachten.
Duyvelsbeet.
8<4
DoJ. 1.10. ^
^ Teenbreekj of in ‘t Latijn Saxifragia , is verwarmcn-
b dc en verdrogende in den tweeden graad.
Deczc Plant , met de Wortelen en ’t Zaad , in
Lufi't l W*ïn gekookt; dan daar van ’s morgens nuchtcren een
*narr. 1*7. Roemertje gedronken, breekt en jaagt uyt de Nieren-
luchf.hifi.Jleen , ook de jlcen der Blaat. Doed wel water lojfen.
tl. c. a8o. Geneert: de Koudepis ; de pijn der Lendenen. Drijft af
dc Nageboorte ; de doode Vrucht , en verwekt der Vrou-
wen Maandjlonden.
Veele
fchoone
verander-
lijke foor-
ten ,
CCCCXVIII HOOFDSTUK.
SCABIOSE.
6 Et geenen anderen naam als deezen ,
mijns weetens , in ’t Necderlandfcb
bekend. Vocrd in ’t Latijn en Ita-
1 liaanfeh ook de benaaming van Sca-
, mosA : in het Franfch delgelijks.
< Van dc F)uytfchers word decze Plant
geheeten Apostenkraut ; Grindkraut , alsook
meede Scabiose.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vee-
le fchoone veranderlijke foorten ; te wccten :
I. Scabiosa major vuLGARis, of gcrneene groote
Scabiofe. II. Major Hispanica , of groote Spaan-
fche Scabiofe. III. Centauroides maxima , of
aldergrootjle Scabiofe , met zwart achtige , dikke , en
langleevende Wortelen , die van het Centaur turn ma jus
folio Cinara , of groot Sant or ie met Bladeren van Ar-
ticiokjyen, niet ongelijk. IV. Hircina, of Bok^fca-
biofe. V. Alpina, of Berg-fcabiofe. VI. Petrea
Ten u IFOLIA , of fmal-gebladcrde Scabiofe , groeyende
op berg- en Jleenachtige plaatz.cn. VII. Petrea Lu-
sitanica , of Portugalfche Scabiofe , op feenachtige
plaatzen voortkomende. VIII. Globosa foliis in-
tegris , of Scabiofe met ongefneedene Bladeren , en
rond-gekriopte Bloemen. IX. Indica flore pur-
Pureo , of Indiaanfche Scabiofe met een purpure
van welke Bloem. X. Indica flore purpureo et albo va-
tien ZC^" RIEGATO > °f Indiaanfche Scabiofe met een purpur-
den voor- en wd-bonte Bloem. XI. Indica flore rubro, of
Indiaanfche Scabiofe met een roode Bloem. XII. Indi-
ca flore RUBRO et albo VARIEGATO , of Indiaan-
fche Scabiofe met een rood- en wit-bonte Bloem. XIII.
Indica proliffra , of Indiaanfche Scabiofe met Bloem
uyt Bloem. XIV. Indica prolifera in flore
prolifero, of Indiaanfche Scabioji met een dubbele
Bloem uyt Bloem ; te wccten, uyt de cerfte, zijnde de
grootfte Bloem, in ’t ronde ter zijden vier, vijf, en
ook zomtijds zes Bloemen, kleyner dan de zelve voort-
komende; uyt welke ieder affonderlijk weer twee, en
ook drie, noch kleyner voortfpruy ten ; ’t welk een zeer
fchoone aanfehouwing geeft , doch niet ieder jaar ee-
ven gelijk worden gezien. XV. Angustifolia pra-
tensis hirsuta , of Scabiofe met fmallc ruyge Bla-
deren, groeyende op grazige Velden. XVI. Indica
arborescens , of Indiaanfche Scabioji , opfehietende
tot een Boomt ye. Niet alle zijn ze van dc zelve Botswing
en W'aarneeming.
Zij beminnen nochtans al tc zamen een goede ,
gemeene zandige aarde, met twee-jarige Pacrdemift ma-
tig voorzien : een vrije, warme , wel ter Zon geleege-
ne plaats, en tamelijk veel Water. Zommige blijven
eenige jaren lang, andere niet zoo lang in ’t leeven. Van
de cerft-gcmelde foort zijn :
Groote Dc Scabiosa major vulgaris, o f groote gemee-
me Scabiofe , en Petrea tenuifolia , of Scabiofe
gebladerde met finalle Bladeren , groeyende op fteenachtige Oor-
Scabiofc. den. Deeze verdragen de fterke koude der Winter;
gcfteld.
Grond.
veel Recgen , en geeven meert den tijd volkomen
Zaad : ’t welk men met een wallende Maan van A-.
pril dc aarde, niet diep, moet aanbeveelcn. Alleen-
lijk hier door konnenze aangewonnen en vermeenigvul-
digd worden.
De Scabiosa alpina, of Eer g-rcabiofe; Hirci- Andere
na, of Bol^Scabiofe ; Globosa foliis jntegris , ^üortcn'
of Scabiofe met ongefneedene Bladeren en ronde Bloemen;
Ancustifolia pratensis hirsuta , of Scabiofe
met fmalle ruyge Bladeren , voortkomende op Grasvel-
den, en Scabiosa Indica, of Indiaanfche Scabiofe ,
met al hare meede-foorten , blijven niet langer dan
twee Zomers in ’t leeven. Zijn tceder van aart. Kon-
nen noch veel koude Herfflreegencn , noch felle Vorji
verdragen.
Moeten derhalven , met een waffendc Maan van A- Hoe in de
pril of May in Potten gezayd of geplant zijnde, in ’t Winter
begin of laatfte van Oiïober, na gclcegcnthcyd van de waar M
bequaamheyd of onbcquaamheyd destijds, binnenshuys necmcn'
gebragt zijn , op een luchtige plaats, daar, indien ’t
gcfchieden kan , niet , of immers alleen met vriezend
Weer, en ook niet lang, word gevuurd, vermitsze
de vuur-warmte minder als de Vorji verdragen kon-
nen. Voorts moet men ze onderhouden met zeer wey-
nig vochtigheyd ; bij tijds weer de Lucht laten ge-
nieten ; ook zomtijds , bij goed Weer , haar over
dag na buytcn , ’s nagts weer binnen brengen ; doch
in ’t begin van April geheel buytcn laten blijven: ech-
ter haar genoegzaam wachten en dekken voor koude
nagten , hayrige en fchrale winden.
Geeven dan de tweede Zomer rijp Zaad: ’t welk zaaj.
zomtijds van het Indiaanfch Scabiofe, vroeg opgeko-
men zijnde, wel in dc eerfte Zomer tcegens of in den
Herfjl gefchied. Hier na verfterven ze. Wil iemand
van de Indiaanfche Scabiofe met Bloem uyt Bloem jaar-
lijks weer de zelve zien , die. winne ’t Zaad van de
zelve afzonderlijk; en zaye het op de voorheenen aan-
geweezen wijze ; zoo zal hij uyt dit Zaad op nieuws
zoodanige bekomen.
Dc Scabiosa Indica prolifera , et dupli- indiaan:
citer prolifera , of Scabiofe met een dubbele , of frhe Sca-
enkclc Bloem uyt Bloem , krijgt uyt een witte, van £lolemet
fmaak bittere Wortel aardige Bladeren ; ontrent een Bloem. ^
kleyne hand lang ; voor een vinger of duym breed ,
achter zeer fmal gefneeden in verfcheydenc deden van Elajercn
een ongelijkc grootte; de onderfte dc kleynftc, dc voor- *
aanftaande dc grootfte, en gemeenclijk voor rond toe-
lopende. Zijn een weynig ruyg van aart; aan de ran-
den wat rondachtig ingefneeden ; voorzien met eenige
Aderen, uyt cene in ’t midden voortkomende. In de
Mond geknauwd wordende, zijn ze bitter fmaak; ook
lijmachtig van natuur.
Uyt welker Hert een of twee ronde, bleck-groen steden.'
verwigc, doch na de Zon gekeerd bruyn-achtige , een
weynig blinkende, wat ruygachtigc Steelen opfehieten,
doorgaans twee , derdehalve , of ook wel drie voeten
hoog : aan welke Bladeren groeyen, hoe hooger hoe
fmaller en teederder, altijd twee en twee teegens over
malkander gcfteld, en onder dc Steelen gelijk als om-
helzende ; zich ook verdeelende in veele Zijdetak •-
jens.
Uyt der zclver voorfte punten komen te voorfchijn Gedaante
dc Bloemen, op lange, dunne, ronde, zeer taye Steelt- der Bloe-
jens , niet ligt te brecken. Ecrft beftaanze uyt veele mcn*
in t rond bij malkander geftclde Knopjens. Als decze
de cene na de andere geopend worden , vertoonen zich
de vijf-gebladcrde Bloemt jens , van de voorheenen ge-
noemde verfcheydenc fchoone coulcurcn; van welkede
uytwendigfte de grootfte, dc inwendigftc dc klcynfte,
echter al te zamen uyt vijf Bladert jen) tocgeftcld zijn.
Waar van men de twee onderfte dc kleynftc , dc twee
middelfte wat grooter, en de eene voorfte in ’t midden
de aldergrootftc ziet ; doch alle langwerpig, en voor
ftomp-rond toegaande; hebbende van binnen vier tee-
I i i dere
S<5j Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 8 66
Zaadhuys-
jens.
Aanmer-
kelijk-
he/d.
Groote
Spaan fche,
cn Portu-
gal fche
Scabiofe.
DoJ. /,ƒ,
Trag.l.i.
Lufit. I. 4.
enarr. 13.
Ttrn. I. f.
Mrth.
Med.
Durantes
hifi. Plant,
f'l- 4'7-
dere opftaande Draadjens , waar op langwerpige , wit-
achtige Knopjens groeyen. Al deeze Bloemen , 't zij
ook van wat voor een verwe, veroorzaken een bevallij-
ke aanfehouwing. Als ze eenige dagen hebben open ge-
ftaan , vergaan ze in haar zelven ; nalatende eenige dik-
ke, langwerpige, boven ftomp-rond toegaande, kluch-
tige Zaadhuysjens ; van welke ieder zich vertoond met
een ronde witte kroeze rand van buyten : in zich hou-
dende een groen Knopje , voorzien met vijf bruynachtige,
lange, hayrige, fteevig-ftaande Draadjens. Als ze nu
in den Herfjl hare volkomentheyd hebben verkreegen ,
worden ze bleek, of vaal van couleur, cn bewaren van
binnen een kleyn langwerpig, doch dikachtig, blcek-
verwig Zaadje.
Het is aan merkenswaardig, dat deeze Bloemen, waar
uyt andere voortwaflen, niet altijd hare fchoonhcyden
eerftc gedaante behouden ; maar dikmaal zoodanig ver-
anderen, datze uyt niet anders, als uyt geheel groen-
verwige , fpits toegaande bladerige Bloemen , zonder
eenige bevallijkheyd beftaan : gelijk men zien kan in
de klcynftc hier bij gedane Figuur , na ’t leeven afge-
téekend.
De Scabiosa major Hispanica , of groote
Spaanfche Scabiofe , en Petrea Lusitanica, of Por-
tugal fche Scabiofe , wallende op Jlecnacbtige plaatz.cn,
worden niet zoo oud, maar blijven alleenlijk eene Zo-
mer in ’t keven. Met de voorheenen gemelde Maan
worden ze in Potten gezayd; en niet meer als twee of
drie Planten in ieder Pot gelaten. Geevcn niet als bij
goede jaren voor de aankomft van de M 'inter rijp Zaad
in deeze Gewcften ; cn vergaan van zelfs. Eeven wel
heb ik de groote Spaanfche Scabiofe, laat opgekomen
zijnde, meer maal de H'inter over behouden ; bin-
nens huys altijd luchtig gefield, cn zoo wel voorde
warmte dest/««rj,als voor de Vorft voorzichtig gewagt
zijnde.
KRACHTEN.
DE groote gemeenc Scabiofe , in het Latijn Sca-
biofa major vulgaris, is warm en droog in den
tweeden graad; ook fijn van deden; alle taye,
dikke vochten doorfnijdende , dunmakende , en ver-
teerende.
In Wijn gekookt, en daar van gedronken , is goed
voor inwendige verzweeringen , of Zpoftematien : Hoeft ,
Pleuris, benauwde Hdemhaling , Engborftigheyd, pijn
in de Zijde : de beeten en ft teken der giftige Dieren :
Peftilentiale en heetcKoortz.cn: Wónden-, Schurftheyd,
en het Sprenktvuur : ’t welk ook vermag het uyt-
geparflte Zap der Bladeren , daar op geftrccken zijn-
de.
Drie of vier oneen van ’t zelve Zap, met twee Scru-
pelen Theriac, in Wijn ingenomen , is goed voor de
geene , die vergif in ’t Ligchaam hebben gekreegen ;
ook voor die van peftilentiale Koortzen worden aan-
getafl. Reynigd daarenboven de Longe.
Een Confcrf \ an deeze 'Bloemen gemaakt, en daar
van dagelijks, ’s morgens nuchteren, een wcynig, op
’t punt van een Mes gedaan, gebruykt, geneeft ook al
de gebreeken van de Longe en Eorji.
CCCCXIX HOOFDSTUK.
DUYVELSBEET.
&En meede-foort van de boven ge-
knielde Scabiose , word in het Nce-
, derlandfch met deezen, en, mijns wee-
. tens, geenen anderen naam genoemd:
| in het Latijn Morsus Diaboli ,
ofSucciSA : in ’t Hoogduytfch Teuf-
fklsabbeisj in ’t Franfch Mors db Diable: in het
Italiaanfch Morso di Diavolo ; alle van de zelve
beteekening.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee ver-
veranderlijkc foorten; teweeten: anderlijke
I. Morsus Diaboli flore albo , of Duyvels-^°°rUn'
beet met een witte Bloem. II. Succisa flore ccc-
RULEO, of Duyvelsbeet met een blauwe Bloem. Beyde
zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Wdarneeming.
Zij beminnen een goede , gemeene , zandige , zoo Grond,
wel gemeftte als ongemeftte grond: een vrije, bcquaam
ter Zon geleegene plaats, en matige vochtigheyd. Ver-
dragen felle koude , en alle andere ongcleegentheeden
der Winter zonder fchade.
Blijven zelden langer dan vier jaren in ’t leeven; en Ziad.
geeven dikmaal in den Herfft volkomen rijp Zaad :
’twelk met een wafiende Maan van Maert of Zpril (na
gcleegenthcyd van de bcquaamhcyd of onbequaamhcyd
des tijds) niet diep in de aarde word gclegt. Komt ook,
door ’t uytgevallene , genoeg van zelfs voort ; en geeft
de tweede Zomer haar eerfte Bloem. Alleen hier door Aanwin-
konnen ze vcrmcenigvuldigd worden. n‘Qg-
KRACHTEN.
Duyvelsbeet , in ’t Latijn Morfus Diaboli, is warm Aart-
en droog tot in ’t begin van den derden graad :
ook verdeelendc en vertcerende van aart.
Met de Wortel in Wijn gekookt , en daar van ge- DoJon.l.f.
dronken , ook daar mee gegorgeld , geneeft 'de Stjui - cj*fh .
nantie, of ’t Keel-gezwel- de ontftokene en gezwollene c_ “"ft
Zmandelen ; de beeten en fteeken der giftige Dieren : Trag. l.u
verdrijft de Winden-, verzacht de fmerten, en de op- f-8u
ftijging van de Aloë der: ftrijd teegens ’t vergif: fcheyd
het geronnene Bloed : is goed voor de Peft : geneeft
de Schurftheyd en diergelijke gebreeken, daar mee ge-
waflehen zijnde ; of het uytgeparftte Zap daar opge-
ftreeken. Vermag voorts ook al ’t geene van de Sca-
biofe is gezegt.
Deeze Plant met zijne Wortel en Bloemen groen ge- Tuchf.hift.
floten , maakt rijp, en heeld de peftilentiale Gezwellen ,
Klieren en Carbonkelen , daar op gelcgt zijnde.
De Wortel gedroogd, gcpulverifccrt, en ’s morgens
nuchteren, drie of vier dagen na malkander, met Spaan-
fche Wijn ingenomen, doed de Wormen fterven.
CCCCXX HOOFDSTUK.
NAALDEKERVEL.
Us in het Needcrlandfch genoemd , Namen.
fj word op ’t Latijn geheeten Scandix ,
jfj of ook Pecten veneris, ter oorzaak
van hare aardige teedere Bladeren : in
het Hoogduytfch wilde Mooren: in
het Italiaanfch, volgens ’t Latijn , Pet-
TINE Dl VENERE, of ScANDICE.
Hier van zijn mij in haren aart twee onderfcheydenc Twee on-
foorten bekend geworden ; te weeten : derfchey-
I. SCANDIX MAJOR, ftve PECTEN VENERIS, 0fdcnelOOr-
groote Naaldekervel-, anders Venus-kam. II. Scandix te"’
minor , of kleyne Naaldekervel , welke ook genoemd
word Perchepier Anglorum, of Perchepier van de
Engelfche. Deeze beyde zijn niet van eeven de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, meer Grond,
een gemeftte als ongemeftte grond : een vrije , wel-
gelegene plaats, en veel Water. Geeven volkomen
rijp Zaad, en vergaan daar mcè; de eene foort echter
vroeger dan de andere.
Het Scandix major, of groote Naaldekervel , an- Aanwin-
ders ook gezegt Pecten Veneris, of Henuskam , ning der
blijft niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Moet^r00tc
derhalven ieder Voorjaar , met een waflènde Maan van
Matrt j
8<?7 NaALDEKERVEL. ScORPIOENStAART &C. AdDERSKRUYD. 8(?g
Macrt, weer , niet diep in de aarden worden gczayd.
Want alleen hier door kan dceze foort aangewonnen en
vermeenigvuldigd worden. Komt anders ook van zelfs
genoeg op uyt ’t neergevallene Zaad.
en der Het Scandix minor, of kleyne Naaldckervel ,
Naaide- brengt voort een kleyn Zaad, ’t welk dat van ’t ander
kervel. gantfchelijk niet gelijk is. Deeze foort vergaat niet zoo
haalt. Kan felle koude, en alle andere ongelecgenrhee-
den der W’inter uytdaan. Bloeyd in de tweede Zo-
mer. Geeft volkomen rijp Zaad , en verderft daar
meê. Word door dit haar Zaad aangewonnen. Doch
komt, ter plaats daar het eens gedaan heeft, zoo over-
vloedig door ’t uytgevallene voort, dat de moeyte der
zaying gantfeh onnodig zou zijn.
KRACHTEN.
Gal. lib. Rooie Naaldckervel, in ’t Latijn Scandix major.
Simp. 8. I -j-is verdrogende en verwarmende in den tweeden
graad; ook fcharp en bitter op de Tong.
Diofc. l.t. Word veder weegen van veele voor een Moeskruyd
e. 16S. in fpijzen gebruykt. In Wijn gezoden, en daar van
gedronken, is aangenaam voor de Maag, en alle ande-
re inwendige deden des Ligchaams. Opend daarenbo-
ven dc ve rfioptheyd van Leever , Blaas en Nieren.
Diirant. De 'Bladeren, Bloemen en Wortelen van Naaldeker-
hift. Plant. met Boter, Wijn, en eenige Peeterzclie-bladcren,
]•> ■ 3Ï1- een wcynig in een Pan gebraden , en ,zoo gelegt op ’t
Gemagt der kinderen , welke haar waier met kpnnen
maken, doed haar ’t zelve lojfen.
Het Scandix minor, of kleyne Naaldckervel,
rauw in een Salade genuttigt, of anders ook, in pee-
kei ingelegt zijnde, zoogegeeten, doed fier kei ijswa-
ter lojfen. Opend daarenboven de verjloptheyd der in-
wendige Ligchaams deelen.
CCCCXXI HOOFDSTUK.
SCORPIOENST AART
met Bladeren van
HAAZE-OOREN.
Namen. Ord *n liet Neederlandfch dus , en ,
mijns wcetens , met gcenen anderen
naam genoerncl; den zelven bekomen
hebbende na dc gedaante haars krom-
gebogenen Zaads , niet qualijk een
5 Scorptonsftaart gelijkende. Word in
het Latijn geheeten Scorpioides, en in ’t Italiaanfch
Scorpioide.
Zes bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden zes
foorten- bijzondere foorten ; namentlijk:
I. Scorpioides Bupleuri polio, o f Htaze-oo-
r en met Bladeren van Bitpleurum. II. Altera Bu-
pleuri folio, of tweede foort van Haaze-ooren , of
Scorpioideskruyd , met Bladeren van Buplcurum. III.
PortulaCjE folio , of Hiazcn-oorcn met Bladeren
van Porcellain. IV. Leguminosa , of Scorpioides-
kruyd , anders Haazen-ooren met Peultjens. V. Le-
guminosa Lusitanica, of Haazen-ooren met Peult-
je ns uyt Portugal. VI. Scorpioides Leguminosa
secunda Lusitanica, of tweede Scorpioideskruyd ,
met z,eer teedere , dunne , in ’t ronde inwaarts gedrayde
Peultjens uyt Portugal. AI te zamen zijn ze van eeven
de zelve Bouwing en Maarneeming.
Grond. Zij beminnen een gemeene, zandige, goede aarde ,
met twee-jarige Paerdemid matig voorzien : een opene,
warme, vrije, wel ter Zon gelecgene plaats; en niet te
veel vochtigheyd. Blijven niet ianger dan cene Zomer
in ’t leeven. Geeven teegens de Winter volkomen rijp
Zaad, en verderven daar mee.
Moeten derhalven itiet een wafTende Maan van Maert Aanwia-
of April in ieder Zoor jaar weer op nieuws gezayd zijn : mn£‘
want alleen hier door konnenze vernieuwd en vermeer-
derd worden.
Dc foorten Van Scorpioides Lfouminosa , of Scorpioen-
Scorpioideskruyd met Peultjens , zijn de teedqrde van ^aart mee
alle; en geraken derhalven niet ieder jaar tot hare vol- Peu*0cns'
komentheyd. Moeten ter dier oorzaak in Potten ge-
zayd , niet verplant , en op een zeer warme plaats
gefield worden ; zoo krijgen ze dies te bcetcr rijp en
goed Zaad,
KRACHTEN.
SCorpioenfraart , in ’t Latijn Scorpioides , is verdro- Gal. 1.8.
gende in den tweeden , en verwarmende in den Med.simp:
derden graad.
De Bladeren gefloten , en op de bteten of fleeken der
Scorpionen gelegt, geneezen de zelve. Dcfgelijks ook
andere varffche Wonden.
Indien een Scorpioen met dit Kruyd word aangeraakt, Durantts
zoo valt hij tcrflond in onmagt. fel- 4**»
CCCCXXII HOOFDSTUK.
ADDERSKRUYD.
B^-P het Neederlandfch met deezen, en, Naroemen
Cj? mijns wcetens, gcenen anderen naam ooifproog.
i bekend. In het Latijn en Itahaanfch
geheeten Scor zonera : in ’t Hoog-
duytfch meedc Scorzonere, of ook
2^ Schlangen-mörd. De Franfcht
noemen ’t, gelijk dc Latijnen en Italianen , Scorzone-
ra , na ’t woord Scurzo, ’t welk in de Spaanfcht
taal een Adder bctcekend , vermits deeze Plant zeer
haaflig geneed de geenc, welke van Adderen, Slangen,
of anderer giftige Dieren gebeeten zijn geworden.
Hier van zijn mij in haren aart drie bijzondere foor- Drie ver-
ten bekend geworden ; namentlijk. anderlijke
I. SCORZONERA MAJOR LATIFOLIA FLORE LU- r°0rtCn’
TEO, of groot brecd-bladerig Adderskruyd, anders Scor -
contra, met geele Bloemen. II. Minor angustifo-
lia FLORE luteo , of kleyn Adderskruyd met geele
Bloemen. III. Scorzonera flore rubro, of Ad-
derskruyd met een roodeBlocm. Alle zijn ze van eenerley
Bouwing cn M 'aarneemmg.
Zij beminnen van naturen een goede zandige aarde , Grond,
wel voorzien met twee-jarige Paerdemifl : een vrije ,
wel gelecgene plaats; en tamelijk veel vochtigheyd.
Blijven eenige jaren in ’t leeven. Konnen in deeze
Gewcdcn felle koude, en alle andere ongelcegenthcedcn
der Wmter uytdaan. Bloeyen niet alleen , maar krij-
gen ook dikmaal , inzonderheyd bij drooge Zomers,
volkomen rijp Zaad : ’t welk met een wadende Maan
van April , niet diep, in de aarde word gelegt. Al- Aanwiti*
leenlijk hier door kan men ze aanwinnen en vermee- nin2-
nigvuldigen.
Dceze uyt ’t Zaad voortgekomene jonge Planten Bloeying,
bloeyen zelden voor in ’t volgende, ook wel eerd in ’t **
derde jaar. Ten minden een voet wijdte moeten ze van
malkander gedeld worden.
KRACHTEN.
ADderskruyd , of Scorzonera, met de Wortel in LoltL l.i.
Wijn, of Edik gekookt, en daar van ieder iaor-^‘^11’
gen nuchtcren een Roemertje gedronken; of het
uytgepardte Zap met Wijn ingenomen ; of ook dc
Wortelen geconfijt , en daar van ’s morgens wat gegee-
ten, drijd zeer krachtig teegens ’t vergif', dc fleeken
van giftige Dieren, cn de beeten der dolle Honden: in
zonderheyd ook teegens de Poft, Ja, indien iemand fJi.jiC,
lii z dc
Söp Beschryving der. KruYden, Bollen en Bloemen , III Boek , 8yo
Mat tb. I. 1.
c. «37.
de peftilentiale Ziekte of Koorts alreeds op ‘t lijf had,
of de zelve gevoelde , en dan van deczen Edik twee
oneen , of van de Wijn vier oneen , anders een Roemer
vol , innam , en daar op terflond ging leggen zwee-
ten , zoo zou hij binnen weynige dagen zich geneezen
bevinden. Is daarenboven ook goed voor de geene ;
welke gequeld zijn mee draying of zwijmeling des
Hoofds ; beeving en klopping van ’t Hert ; de vallende
Ziekte, en diergelijke gebreeken. Verfterkt defgelijks
de flauwmoedige menfehen ; maakt een vrohjl^Hert , en
verdrijft alle zwaar moedtgheyd.
Het Zap uyt de Wortelen van Adder skruyd geparft,
en in de Oogen gedaan , veroorzaakt een helder en
fcharp Gezicht.
Vcrfchey-
dene btf-
ziens-
waardigc
foorten,
groot
Speen-
kruyd.
Water-
fpeen-
kruyd, en
Ooftcn-
rijkfeh
groot
Speen-
kruyd.
CCCCXXIII HOOFDSTUK.
GROOT
SPEEN KRUYD.
N het Neederlandfch dus genoemd ,
word in Latijn geheeten Scrophu-
laria : in het Hoogduytfch Braun-
wurtz, ofook Knotenkraut. in ’t
Franfch Scropéiulaire; en in ’t Ita-
haanfeh Scrofolaria.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
eenigc bezienswaardige veranderlijke foorten 3 nament-
lijk :
I. Scrophularia vulgaris major , of gemeen
groot Speenkrttyd. II. Aquatica , of Waier-groot
Speenkruyd. III. Sambuci folia fi.ore purpureo
majori, of groot Speenkrnyd met Bladeren van Klier,
en een groot e purpure Bloem. IV. Pannonica flo-
RE luteo , of Oofienrijkfch groot Speenkrttyd , met
een geele Bloem. V. ./Estiva minor urtic^e fo-
lio , of Zomer groot Speenkrnyd met Bladeren van
FTectelen VI. Scordianje folio Lusitanica, of
Portugalfch groot Speenkrttyd met Bladeren van Scor-
dittm, oï Waterloop VII. Tenuifolia rutve ca-
NINA DICTA , of groot Speenkruyd met teedcre Blade-
ren , genoemd Hondsruyte. VIII. Scrophula-
ria ruta canina dicta Lusitanica , of groot
Speenkyruyd tiyt Portugal , Hondsruyte geheeten. IX.
Scrophularia (of Scrofularia) hiksuta Mons-
PELIENSIUM J of groot Speenkruyd van Mompclliers
met ruy ge Bladeren-, anders ook wel van zommige Her-
ba vENTi geheeten. Niet alle zijn ze ym eenerlcy Bou-
wing en Waarneeming.
Zij beminnen echter al te zamen een goede , gemee-
re, zoo wel zandige als andere, doch luchtige, voch-
tige, en welgemeflte grond: immers zoo zeer een be-
quaam ter Zon gelcegenc , als een fchaduwachtige plaats;
cn veel Water. Konncn tamelijk wel de koude en an-
dere ongeleegentheedcn der Winter uytflaan.
De Scrofularia vulgaris major, of gemeen
groot Speenkruyd, blijft veele jaren lang in ’t leeven.
Geeft ieder Zomer volkomen rijp Zaad : ’t welk met
een wallende Maan van April in de aarde moet gelegt
zijn. Hier door word ze genoeg vermeenigvuldigd : en
dan ook noch aangewonnen, door aangewaflëne jonge
Wortehjens, welke men op de genoemde tijd vandeo/r-
de afneemt en verplant.
De Scrofularia aquatica , of Water groot
.Speenkruyd , en Scrofularia Pannonica flore
luteo , of Oofienrijkfch groot Speenkruyd met geele
Bloemen , blijven zelden langer dan twee jaren in ’t lee-
ven. Verdragen de koude der Winter. Geeven de twee-
de Zomer volkomen rijp Zaad-, ’t welk op de hierboven
verhaalde wijze moet gezayd zijn ; en hier door konnen
ze genoegzaam vermeenigvuldigd worden. Komen ook
wel in veelheyd op van zelfs, door 'tuytgevallencZ.W.
De Scrofularia sambuci folia . flore pur- Groot
pureo majori, o f groot Speenkruyd met 'Bladerenvan Speen-
Klier, en een groote purpure Bloem, van Prosper al- kru)'d mc*
pinus lib. de Plantts Exoticis fol. 203. genoemd Si- Vlier
DERiTis Sambuci folio , of Tzerkruyd met. Blade- Portu-
ren van Klier: defgelijks de Scrofularia ruta ca- gal(ch
NiNA Lusitanica, of Portugalfch groot Speenkruyd,^001
genoemd Hondsruyte, blijven ook zelden boven de twee kruydj
jaren in ’t leeven. Worden, buyten flaande, door de anders’
koude der VI int er wechgerukt. Moeten derhalvcn in Honds-
Potten gezayd, teegens de aankomft van de Korfi bin-- ruytc'
nens huys op een luchtige plaats , waar in men geen
vuur flookt als bij vriezend Weer , gefield; met mati-
ge vochtigheyd voorzien , cn niet voor in April met
een zoete Lucht en R eegen , weer buyten gebragt ;
dan noch voor koude nachten en hayrige winden voor-
zichtig gewagt worden. Krijgen de tweede Zomer rijp
Zaad ; en vergaan dan. Zelden blijven ze langer in
fland.
Het gemelde Scrofularia ruta Canina Lufitanïca , Hoe waar
Of Portugalfch groot Speenkruyd , anders Hondsruyte tc nce*
geheeten , heeft aan hare Steel ontrent ten halvcn men'
gantfeh fmallc , daar na rondachtige Bladeren-, ruym
een halve vinger lang, ook een vinger breed : ontrent
donkcr-groen van verwe; aan de randen een wcynigjrr-
kerfd, cn van binnen voorzien met verfchcydcne teedc-
re Adertjcns , opwaarts lopende.
De Scrofularia jestiva minor urticte fo- Bladcrerf.
tl o , of kleyn Speenkruyd met Bladeren van Neete-
len-, en Scrofularia Scordi an./e folio Lusita-
nica , of Portugalfch groot Speenkruyd met Bladeren
van Waterloop, blijven niet langer dan een jaar in ’t
leeven. Geeven niet alleen Bloemen , maar ook goed
Zaad, en veriterven daar mee. Moeten derhalvcn
ieder Koor jaar , met een wallende Maan van Alaert ,
de ecrll-genoemde in de aarde ( welke ook wel genoeg
van zelfs opflaat) , de andere in een Pot, niet diep, op
nieuws gezayd zijn.
Dit Portugalfch groot Speenkruyd met Bladeren van KJeyo
Wattrlookj, heeft de zelve van vier vingerenbreedte, en sPeen-
ook meerder, lang. Ontrent of ruym half zoo breed
zijn ze ; aan de kanten aardig getand ; donker-grocn- van Nee-
verwig, van binnen voorzien met flerke omhoog ge- «En ; cn
kcerd flaandc Aderen. Rullen op tamelijk dikke cn Po.rï'?_
langachtige Steelt jens ; onder de Steel omhelzende ; ILdercn^
aan wclkeze regt teegens over malkander twee cn twee vanWater-
voortkomen. l°°k-
De Scrofularia tenuifolia ruta canina Bladeren
dicta , of groot 'Speenkrttyd met teedere Bladeren , clcr laat)’1-
ook Hondsruyte geheeten, krijgd uyt een kleync, niet ^°cmiio
zeer dikke, regt-neerfchietendc , bleek-bruyne , en in
veele Kcezelen verdeelde Wortel , verfchcydcne Scheu-
ten, anderhalve of twee voeten hoog; gemeenelijk on-
der bruyn-rood , of uyt den purpuren blinkende ;
maar daar boven bleck-groen ; rond ', doch met ccnige
uy tfleekende ribbetjens , of verhoogende fireeptjens voor-
zien ; waar door ze zich op zommige plaatzen gelijk als
vierkant vertoonen.
Aan de zelve groeyen fchoone, in veele deelen ge- Groot
fneedene, teedere Bladertjens. De onderfle zijn veel sPecn-
breeder als de bovenflc ; tamelijk-hoog boven den an-
deren gefield; altijd twee en twee regt teegens malkan- dere Bla-
der over zittende, en de Steel in ’t midden gelijk als deren, ook
omhelzende; de grootfle een kleyne vinger, wat meer ^°"gS’e
of minder , lang ; een vingerlid breed ; onder in ver- noemf.
fcheydene teedere deelen, hol gefield , gefneeden ; doch
boven breeder blijvende ; en alle rondom aardig ge- Steelen.
zaagd : van verwe Gras-groen , blinkende ; de mecfle B|adcrcn
regt-opflaande ; zacht van aart, cn een weynig dikach- van wat
tig : in ’r midden van elk deel vercicrd met een regt- voor ccn
doorlopend Adertje-, waar uyt voortkomen veel andere gedaante,
klcyncr, opwaarts -gaande. In de Mond geknauwd
wordende, zijn ze bitter van fmaak.
Tuflchen welke, in ‘t bovenfle der Steelen, vijftien, Geftalte
twintig.
Jt
■
e
- •• ••
. ■. . u ï . co
i - te
'
• i** •*
mamm
der Bloe-
men.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Dodon. l.l.
Mal tb. 1. 4.
f.90.
Duritntes
fol. 413.
Namen.
Zes ver-
anderlijke
foorten.
Grond.
871 Groot Speenkruyd. Bylkenskruyd. Boterbloem. 871
twintig, vijfentwintig , of ook wel meerder, korte
Takje»! , Ayrs-wijze, doch hol en luchtig boven mal-
.kandcr, te voorfchijn komen. Aan de zelve ziet men
de Bloemtjcns, neerwaarts hangende. Dcczc zijn kleyn ;
die van de Scr of alarm va /gans major, of gemeen groot
Speenkruyd , in gedaante en grootte niet zeer origclijk ,
doch een wcynig kleyner, zonder eenige reuk. Bcftaan
uyt vijf voor rond toegaande Bladertjem ; waar van ’t
onderfte , alleen gefteld , en de twee bovenfte zwart-
rood, de twee middenfte uyt den purpuren aangenaam-
rood gezien worden. Houdende in ’t midden vier wit-
achtige, uythangende ronde Draadje»! , vooraan met
klcyne gcelc ronde Knopje ns begaaft. Als ze eenige da-
gen lang hebben open geftaan, vallenze op de aarde
neer; nalatende eenige ronde, harde; bruyn-verwige ,
boven met een Jpitsje voorziene, ook gemeenelijk haar
in ’tmidden van malkander fcheydende Knopjem, gevuld
met een kleyn , rond , en zwart Zaadje.
Het zelve Zaad gceftze ieder jaar door de geheele
Zomer. Met een wallende Maan van Ataert moet men ’t
in de aarde leggen, en dikmaal met Water begieten , zoo
zal ’t dies te bccter voortkomen. Tloeyd in ’t tweede
jaar, en geeft nieuw Zaad. Alleenlijk door ’t zelve kan
deeze foort vermeenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
GRoot Speenkruyd , of in het Latijn Scrophula-
ria major , is warm en droog in den eerften
graad.
De Wortelen en Bladeren in Wijn gekookt , en daar
van morgens nuchtcrcn een Roemer gedronken ; of
’t uytgcparftte Zap der zelve met Wijn ingenomen ,
en ook ’t Zap met Honig tot een pap of falfje gekookt ;
dan daar mcê beftreeken de varjfebe wonde», vuyle in-
eet ende zecren en zoveer en, Adelaanheyd, harde gezwel-
len , Klieren , Kropzweeren , en de ■'■peenen of Talken
aan het Fondament, verdrijft en geneed dezelve. Doed
ook ophouden het bloeden uyt de New; ’t Bloedfpou-
wen, de Buykjoop , en de overvloedige roodc Adaand-
ftonden der Vrouwen.
Twee Drachmen van het pulver der gedroogde Wor-
telen met Wijn , Zuyker , of Honig drie dagen na
malkanders ’s morgens nuchteren ingenomen , dood
de Wormen.
CCCCXXIV HOOFDSTUK.
BYLKENSKRUYD.
zeer aardig en geen groot Gewas,
>rd in ’t Needcrlandfb dus genoemd,
het Latijn Securidaca : in het
diaanfeh ceven alzoo : in ’t Hoog-
)tfih Beylkraut.
Hiervan zijn mij in haren aart ceni-
ge veranderlijke foorten bekend; te wecten :
I. Securidaca major , of groot Bijlkenskruyd.
II. Minor, of kjeyn Bijlkenskruyd. III. Flore pur-
pureo , of met een purpure Bloem. IV. Peregri-
na flore purpurascente , of vreemd Bijlkens-
kruyd , met een bleek-purpure Bloem , en wonderlijk ■_
lang, aan beyde de zijden getand Zaad. V. Perennis
Clusii flore rubello, of altijd-bhjvend Bijlkens-
kruyd met een Roodachtige Bloem , van Carolus Clu-
sius befchreeven. VI. Securidaca vesicaria, of
Btjlkemkruyd met Blaasjens. Al te zamen zijn ze van
de zelve Touwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige aarde;
met een weynig twee-jarige Paerdemift , en ’t Mol van
verrotte Boombladeren doormengd : een opene , luch-
tige, warme, vrije, wel ter Zon geleegcnc plaats, en
matige vochtigheyd.
Blijven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Zuds
Gecven ook in deeze onze Gewcflen niet anders als met
goede jaren volkomen en rijp Zaad. Moeten derhalven
ieder Voorjaar, bij tijds , met een wadende Maan van
Adaert , niet boven een ftroobreedte diep , in Potten Aanwin-
gezayd; droog gehouden; voor koude bewaard ; niet n‘n£'
verplant, ook niet meer van elke foort als twee in eene
Pot gelaten zijn.
Dus behandeld, en warm gezet, zullen ze wel zom- Gecven
tijds volkomen rijp Zaad bekomen ; en dan daar mee niet altijd
vergaan. Echrcr blijft het Securidaca purpurea, z,aad-
of Bijlkenskruyd met een purpure Bloem , nu en dan
wel de Winter over.
Konncn op geen andere wijze, als alleen door ’t ge-
melde Zaad, aangewonnen en vermeerderd worden.
KRACHTEN.
v
BTlkemkruyd , in ‘t Latijn Securidaca , is verwar-
mende en verdrogende in den eerften graad : daar-
enboven afvagendc van aart.
In Wijn gezoden, fcn daar van ’s morgens gedron- Dumntes
ken; of het Zaad gedroogd, geftoten, dan met Wijn Planr-
en een weynig Saffraan , of ook in wat Honig gcbruykt, j,
zuyverd de Borjl van alle taye en / lijmerige vochtigheyd: c. 66.
dood de Af 'armen : is goed voor de beet en en fteekerf Gal- h *>■
der giftige Dieren : drijft der Vrouwen A/aandJlondcnafi ^
is boven dien aangenaam voor de Maag : opend de ver- c. 146.
fioptheyd der Lcever, Alilt, en van ’t geheele Ingewand.
Doch op dien dag, dat men ’t gebruykt, zou het een
vrouw beletten , zwanger te worden.
CCCCXXV HOOFDSTUK.
BOTERBLOEM.
Ord in het Neederlandfch niet alleeil Namen.'
dus , maar ook van veelc Hanevoet
genoemd. In ’t Latijn geheeten Ra-
nunculus : in het Hoogduytfch
Schmaltzbi.um ; ook Hahnenfusz:
in het Franfch Gobelet, Bassinet,
Bacinet , en GrenoIlle : in het Italiaanfch Ra-
noncolo, pie Corvino, pie Di Gallo, Herba
Scelerata, Tazza, en Bacinella.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vee- Veele
lc bijzondere en aardige foorten, onnodig hier al te za- foorten:
men genoemd te zijn. Doch vermits hare Bouwing en
Waarneeming niet cencrlcy is, zoo zullen wij eenige der
voornaamftc de liefhebbers voor oogen ftellcn ; tc wee-
ten :
Ranunculüs Asiaticus ; of Boterbloem uyt A- doch .1!-
zien ; ook genoemd Ranunculus Turcicus gru- l«nlijk
MOSA radice, of Turkfcbe Hanevoet met een Knob- cenlScder
beiachtige Wortel : waar van mij deeze veranderlijke naamfte
foorten in hare onvergelijkelijke fchoonhcyd bewuft
zijn.
I. Ranunculus Asiaticus Aleppo dtctus , en ver-
of Boterbloem uyt Azia, Alcppo geheeten, zijnde van wondc'
een zeer donkere bruyn-roode couleur. II. Aleppo ^"^aar*
trassee, of bonte Aleppo. III. Merveule de Pa-
ris , of het H onder van Parijs ; zijnde geel en rood
gevlamd ; anders ook Aleppo gevlamd genoemd. IV.
Monstrum, of het Aionfler-, groot Alonjler , met
geel en rood gevlamd. V. Grande Merveilleu-
se , of groot e Vcrwondercmwaardige. VI. Grande
Merveilleuse panache, of groot Wonder, met
geel en rood gevlamd. VII. Grand Tulpant, of
de groote Turkfcbe Tulleband , of A-futs , gevlamde
vanHoute. VIII. SpHjERicus, met een geheel ronde j,;er voor-
Bloem. IX. Sphtericus trassee, of met geel e» gefteld.
rood gevlamd. Klejne Oranje. Groote Oranje. OJfc-
bloed geheeten. X. Romanus, geel en rood gevlamd.
I i i 5 XI. Se-
873 BescHRyving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek , 874
XI. Seraphiqüe , met een bonte Bloem. XII. Een
wit en rood gevlamde, welke ik zelfs heb aangetecld ,
waarom hij ook van veele word genoemd de gevlam-
de van Munting : en dan nöch meer andere ; al re
zamen van de zelve Bouwing en Waarneeming , zoo wel
als van eenerley teedere Natuur. Moeten derhalven op
de volgende wijze zijn behandeld.
Hoedanig Neem een Bedde van uwen Hof, zeer warm , voor
ken.UCe a^c koude Noor de- en Oojlewinden genoeg befchut, en
zonder eenige verhindering vlak voor de Zon open leg-
ende. Maak’er een Zonnebal^af; teweeten: befchiét
et rondom met houte Deden , zoo dat het achter on-
trent twee voeten, voor ten naaften bij een halve voet,
Bercyding wat meer of minder , hoog word gezien. Maak daar
Zonncbak. twcc dr'e koute Lufken of Fenfleren , na gelee-
gentheyd van de lengte gepaft: welke men voor Reegen
; - en Forfi toe doen, doch bij goed Weer, en als de Zon
fchijnd > weer open Zetten kan. Graaf hier na het
diep uyt; en doe daar onder in, ter hoogte van
twee voeten , varfTche , warme Paerdemift , cTigt op
malkander getreeden , of geftampt , zonder dat’er ceni-
hoe ° toe £e aarde onder geraakt. Neem dan twee deden Veen-
tc rigten. aardc ; twee deden Mol van verrotte Boombladeren ;
twee deden gemeene grond , waar op in 't voorgaande
jaar niets met allen heeft geftaan ; zes deden grof zand;
vier deden twee-jarige kleyn-gewreevene Koeyemift ;
twee deden twee-jarige en tot aarde gewreevene Paerde-
mift, cn drie deden een- of twee-jarige Hoenderdrek;
al te zamen genoegzaam en kleyn door malkander ge-
wreeven, of gemengd.
Hoedanig Leg van decze dus bercyde grond (welke men een
lenfla»'" ^ *anS tC vooren moet doen gerccd maaken , ook nu
en dan eens laten omfmijten) over de gemelde Paerde-
mift heenen, ruym een halve voet hoog : daar op weer
een ftroobreed hoogte Zand , daar geen zoutigheyd bij
is j of half zand, cn half flegte magere grond onder een
gemengd. Zet’er de Bolletjens van decze foorten op,
wel droog, en niet cerft in eenige vochtigheyd geweeft
hebbende ; in de Maand September, in ’t laatft van
OElober , of 't begin van November , ftraks na volle
Maan, een halve voet van malkander; ook wel in Fe-
bruarius , of in Maert , na geleegentheyd van de tijd,
om tweemaal ’s jaars te hebben; alhoewel ’t zoo goed
niet is als in den Herfjl; vermits ze dan niet zoo^ veel
afz.etz.els , of jongen , aan hare Wortel voortbrengen ;
ondertulTchen eevenwel ook in een ander opzicht zoo
veel te beeter, wijl’er dan minder gevaar van felle Forft
of Sneeuw te verwachten ftaat.
lcEEin ”- Str°y dan cen duym breed hoog van ’t zelve zand,
g ng ofdegcdachte flegte gemengde zandaarde, daarover hee-
nen : daar op al weer een duymbreed hoogte van de
gemelde goede grond, doch niet meer. VVant dieper
mogen ze niet leggen, op datze niet quamen te verrot-
ten. Zouden dan ook zomtijds dies te minder Bloemen
geeven : maar twee duym diep geftcld zijnde, krijgen ze
veel afzetters, of jongen.
der Bollet- De Bollen dan dus in de aarde gebragt zijnde, wor-
jem, den om njet te veej \yatcr te ontfangen, met
de gemelde houte Fenflcrs overdekt; niet alleen in dee-
zetijd, maar ook vroeg in ’t Hoor jaar , vermits ze de
nattigheyd ongcerne verdragen. Échter niet digt toe,
maar ten halven, of wat meer, open ; met houtjens
ohderfchoord zijnde, op datze de Lucht en Zon, wel-
ke haar en de aarde zeer dienftig is, genieten mogen.
OndertulTchen eevenwel, als ze cerft varfch gezet zijn,
konnenze voor de eerftemaal wel een wcynig van bo-
ven neervallend Reegcnwater lijden : doch daar na niet
der la VCN mccr‘ dc ^aand Maert mag men de Fenfleren ge-
queeking keel open ftcllen , of gantfchelijk wcchneemen ; inzon-
derheyd als ’t niet veel meer rijpt, of dat’er geen fterke
winden wayen. Want als ze in Knoppen, of geheel open
ftaan, konnenze de zelve niet wel, maar dan wel veel
Reegen verdragen.
deczer Als nu in de Winter de Forfi fterk aankomt, doed
men dc r.HJkrc» weer voorzichtig toe; cn mefi bc- treffelijk,
legt ze boven, defgelijks rondom j met warme Paerdc- Bloemen,
midi cn daar over heenen dik met ftroo, opdat de
s""m “ i0° "’cyn'S als mogelijlc is door mogt komen
te dringen. Om ‘c welk noch meer te Verhinderen ,
zeer dienftig is, dat men eerft cen liaira Uud onderde
Fenfieren legt.
Deeze zeer fchoone Bloem vergaan, de Bladeren Tijd der
geel geworden , en verwelkt zijnde , neemt men de °Pnee-
Bolletjens uyt dc aarde op , zonder die langer te 1* min&
ten leggen; anders zouden ze verrotten; en men bé-
waard ze op een droogc plaats , ter tijd toe , dat ze
weer ingezet zullen worden. Hier op moet men wel
nauw en zonder eenig verzuym letten.
..J^dicn liet gebeurd, dat eenige Bladeren, buyten Vcrder-
ujds, geel beginnen te worden, zulks is een tce- vin£te
ken van verderving; inzonderheyd als ze, wanneer men ™°rko*
maar zachtjens daar aan trekt , terftond volgen, lh "
zulk een geleegentheyd neemt men de Bollen op ;
men zuyvcrd haar van de verrotting, cn men legt ze
in droog zand, tot datze dc aarde weer bevolen zul-
len worden.
Onder deeze foorten van Bloemen worden ook en- Enkele
hele een-verwige , zoo wel als bonte, gevoriden , wel- ecn-vcr-
kc alleenlijk in onze Gewcftcn Zaad te voorfchijn TIRC'-
brengen; echter zelden volkomen rijp. Worden der- ningT1"’
halven aangewonnen cn vcrmeenigvuldigd enkelijk door
hare aangewaflene jonge Bolletjens, welke men bij dc
opneeming van dc oude afdoed, cn te zijner tijd weer
in de aarde legt.
Indien iemaiid ongencegen was, de moeyte te doen. Andere,™
van de gemelde Zonnebal^ te laten maken; of zoo veel bequamcr
Bolletjens niet had, dat het zoo veel omflag waardig wijze
ware, kan dezelve met of ftraks na volle Maan van
Novetnbcr of Februarists zetten op een goede luch-
tige plaats , of Bedde ; in een goede zandige , ook
met een- of twee-jarige Koeyemift; of verteerde, uyt-
gedroogde Menfchendrek welgcmcftte grond ( vermits
ze van naturen een vette aarde begeeren) buyten in
de opene vrije Lucht , cen duym of twee vingeren
breedte diep. Hier ontrent moet men zich dragen na
tijds geleegentheyd, cn wanneer men beft in de aar-
de kan komen. Over de ingezettede heeft men flegts omdeBoI-
vt&tjlroo te dekken, en daar over weer een Flafchmat ,cn te
gebonden, om daar door af te kceren ’t Sneeuw-wa- plantcn*
ter, ’t welk haar zeer hinderlijk is, en verderft : waar
teegens de Vorft , hoe fterk die ook zijn mogt, de Bol-
letjens niet kan befchadigen. Of ook, men behoeft
alleenlijk Run uyt de kuypen der Schoenmakers , ter
hoogte van twee of drie vinger breedte, daar over te
fmijten, wanneer ’t begind te vriezen ; cn dan dezelve
dus ongerept te laten ftaan , tot in de Maert, wanneer
’t goed Weer begind te worden.
Op decze wijze behandeld, zullen ze veel meerder, en veel
ook hcerlijkcr cn grootcr Bloemen voortbrengen, als hecrliJker
dc geene, welke in Potten , houte Faatjens , of ook^T*1
zelfs in een Zonnebal ^ geplant zijn ; en afz,etters ge- dragen*!
noeg bekomen : inzonderheyd als men de Run daar
op laat leggen tot dat ze uytgcbloeyd hebben : vermits
de zelve dc grond vochtig houd ; ’t welk deeze Ra-
nunculi, of Boterbloemen, zeer aangenaam is. Want
bij een droog Foor jaar geeven ze wcynige , cn ook
kleyne Bloemen. Mogen derhalven wel in zoodanige
drooge tijden dagelijks met Water worden begoten,
’t welk haar op geenerlèy wijze kan fchadelijk vallen.
Doch als de Run daar op blijft, kan dc grond niet ligt
uytdroogcn.
De Ranunculüs arvensis echtnatus, o?Jlee- Steckende
kende Boterbloem , voortkomende op Grasachtige Boterbloe-
plaatz.cn, blijft niet langer dan eene Zomer in ’tlee-men’,
ven. Geeft, op een bcquamc plaats geftcld zijnde, mc°ndcóp
cn zomtijds met Water voorzien, in den Flerffl vol- Grazige P
komen rijp Zaad ; ’t welk ieder Foor jaar, met een plaat«n.
waflcnde Maan van Maert, weer op nieuws de aarde
moet
«75
moet aanbevolen zijn. Komt ook wel van zelfs ge-
noeg op door het uytgevallene Zaad. Alleenlijk hier
door konnen ze aangewonnen en vermeenigvuldigd wor-
den.
Verfchey- y\] <jc andere foorten, als Ranunculus autum-
foortenre NALIS Lüsitanicus , of Portngalfche Herfjl-Boter-
van Boter- bloem , zoo wel met een enkele als dubbele Bloem :
bloemen. roLio Plantaginis , of tnet Bladeren van Weegbree:
Dulcis Tragi , of wéte Boterbloem van Hiero-
nvmus Tragus : Bulbosis, of met een Bolwortel:
Aponinus Bifolius , of Italiaanfche twec-gebla-
derde Boterbloem van de Berg Apennm : Flammeus
major et minor, of groote en kleyne brandende Bo-
terbloem: Nivnus Anglicus, of Sneeuw-witte En-
gelfche Boterbloem : Radice Grumosa fof.io ru-
Tte , of tnet een knobbelige Wortel en Bladeren van Rny-
te : LanUGINOSUS ANGUSTÏFOfiIUS GRUMOSA RA-
dice, of meteen knobbelige Wortel , en lange , fmalle,
wolachtige Bladeren : Globosus , met een fchoone ,
feele , ronde Bloem : Septentrionalis , of Boter-
loem uyt de Noorder-gewejlen ; en dan noch veel meer
Grond. andere, blijven lange jaren in ’t leeven : geeven zelden
volkomen rijp Zaad : verdragen, buyten ftaande , de
Wrinter-koude zonder fchade , ook veele vochtigheyd.
Beminnen een goede, gcmcene , zandige aarde, met
twec-jarigc Koeyc- en Paerdemift genoegzaam door-
Aanwin- mengt: ook een vrije, welgeleegene plaats. Verliezen
nlng' ’s W inters haar Loof: ’t welk in de Maert weert e voor-
schijn komt. Worden alleenlijk aangewonnen en ver-
meenigvuldigd door hare aangegroeyde Wortelen: welke
men met een waflënde Maan van Maert of April van de
oude afneemt, en verplant.
Italiaan- De Ranunculus Aponinus bifolius , of Ita-
btoem°van ^,aanfi^e Boterbloem van de Berg Apennin , geeft uyt
de Berg cen cevcndrachtig-lange, dikke, bleek-bruyn-verwige,
Apennin. van binnen witte, de aarde doorlopende, en met Ster-
ke veezolen voorziene Wortel, een cenige , tamclijk-
Stee?61' , bleck-groene , zes vingeren breed hoog op-
fchictcnde Steel : op wiens bovenftc twee Bladeren ,
met hare Steden onder te zamen gevoegd , gelijklijk
voortkomen, zijnde ieder vijf vingeren breedte hoog,
Bladeren, en zeevén vingeren breedte lang, doch rondachtig van
“rdggZel’ gefokc : in vijf, doch meeft in zeeven , groote en bree-
daantc. de deden gefneeden ; boven, of voor, op ’t breedfte,
en daar weer gedeeld in tweeën , doch niet diep ;
voor wat fpits; ook hier en gintfeh een weynig ge-
tand: donkcr-groen van verwe , doch lichtelijk ver-
anderende in een bleeke plekkighcyd ; en onder bleek:
in ’t midden voorzien met zeeven fchoone, dikke
deren , in ieder deel met Takfen oplopende. Ruften
op teederc , ronde , bleek-grocn-vcrwige , twee vin-
ger-lccdcn lange Stecltjens: tuflehen welke regt in het
midden cen kort Steeltje , een eenige vinger lang, op-
KnoP- fchiet : waar op alleenlijk een dikachtige Knop ruft ,
onder breedft ; boven ftomp-fpits toegaande. Welke
haar in het laarftc van April en begin van May opend.
Bloem. Dan word gezien een bleek- of geheel- witte Bloem ,
ruym een halve Schelling in ’t ronde groot, ook hol
gefteld, gelijk een kleyn knopje: gemeenelijk beftaan-
dc uyt zes rondachtig-toegaandc Bladeren ; meeft al-
Zonder tijd in ’t midden met cen deukje. Ook in ’t mid-
onze Lan- dcn voorzicn met ccnigc langwerpige gedachtige we-
den. z-eltjens. Als ze eenige dagen hebben open geftaan ,
vergaan ze in haar zclven , zonder in onze Landen eenig
Zaad te geeven.
Engelfche De Ranunculus nïveus Anglicus, of Sneeuw-
witte 'bÖ- 'w,tte Engelfche Boterbloem , verdeeld zich uyt een
tcrbloem. bleek-bruyn Fècz.elworteltje in veele Takjens , meer als
een voet hoogte opfchictendc. Aan de zelve groeyen
tamelijk-groote, donker-grocnc, in vijf en meerder dee-
len gefneedene , zeer fterk en diep-geaderde, ook aan
Bladeren. Je ran(Jcn genoegzaam getandde Bladeren. Uyt dc
punten neemen veele Bloemen t’cffcns haren oorfprong,
ontrent zoo groot als een ftuyver $ geheel dubbel j
8 76
beftaandc uyt veele voor rond-toegaande Blader tjens,
van een aangename aanfehouwing. Lang dueren ze , Bloemen,
doch vallen eyndelijk op de aarde neer, zonder in onze
Geweften eenig Zaad na te laten.
De foorten der Boterbloemen met Knobbeli- Boter-
ge Wortelen, konnen ook, ec ven gelijk de Bloemen
ufche , wanneer hare Bladeren vergaan zijn , opgenö-
men, en in een varflche, nieuwlijks-omgefmeetene, en wortelen
op de hier boven verhaalde wijze welgemeftte grond,
ieder jaar, met een volle Maan' van September of Ode-
der, weer ingezet worden.
KRACHTEN.
ZOo wel de Bladeren als Wortelen van Boter- Durantes
bloem, in ’t Latijn Ranunculus, zijn brandende
van aart, en heet tot in den vierden graad ; der -züfit. l. 1
halvcn ondienftig, ja gevaarlijk, om inwendig gcbruykt enatr. 171.
te worden j want zouden de menfehen al lagchende doen Sallufihu.
fierven.
De gemelde Bladeren gefloten , en dan gelegt op Apu/ej.Ub.
Klieren, Krepzaveeren , Bloedvinnen , en allerley andere
^weeringen, doen dc zelve doorbreeken. Verteerenook, c, ï0.
en neemen wech de Wratten.
Het Zaad van Bloemen in Spijs of Drank ingeno-
men , doed dc Vrouwen veel Aielk, hare Borjlcn
krijgen.
CCCCXXVI HOOFDSTUK.
KRUYSWORTEL.
STet alleen in het Ncederlandfch dus , Namen,
maar ook van veele Kruyskruyd ,
en Grinokruyd genoemd. Word
in het Latijn geheeten Senecio , en
Er i ger um : in ’t Hoogduytfch Cr e utz-
wur’i z , Creutskraut, en Bald-
greisz: in ’t Franfch Senesson , of Du Senezon:
in ’t IiaUaanfch Senetio, Cardoncello, Spellic-
ciosa , en Senetione.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier Vier bïj-
bijzondere foorten ; namentlijk: zondere
I. Senecio vulgaris major , of ge, meen groot foorlC11,
Kruyskruyd. II. Vulgaris minor, of kleyn gemeen
Kruyskruyd. III. Senecio major tomentosa, of
groot Kruyskruyd met ruyge , wollige Bladeren. IV.
Senecio flore ooorato , of Kruyskruyd met een
riekende Bloem. Al te zamen zijn ze van de zelve Bou-
wing en Waarneeming.
Zij beminnen allerley Slag van grond , ’t zij ge- Grond,
meftte of ongemeftte. Hebben zoo lief cen opene,
vrije, luchtige, warme, of wel ter Zon gelecgene,
als een vochtige , donkere of fchaduwachtigc plaats.
Konnen veel Water verdragen , en vergenoegen zich
ook met weynig.
Blijven niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Zaad.
Geeven teegens de W'intcr volkomen rijp Zaad, en
verderven daar meé. Moeten derhalven met een waf-
fende Maan van Maert of April in ieder Voorjaar weer
op nieuws, niet diep, worden gezayd. Komen ook,
door de geheele Zomer , van zelfs genoeg voort van 't
uytgevallene. Doch deeze, welke dan geen Zaad be-
komen, konnen in de Winter onbefchadigd overblrjven;
en geraken in 't tweede jaar tot hare volkomcnthcyd.
Alleenlijk hier door konnenze aangewonnen en vermce- Aanwin-
mgvuldigd worden. n‘ng-
KRACHTEN.
KRuyswortel , in het Latijn Senecio, of Erigerum , j£gin. 1. 7.
heeft een gemengde kracht ; zijnde niet alleen #. j.
Boterbloem. Kruyswortel. Wilde Thymus.
877 Beschryving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek,
Apulej.
hifi. Mant.
Uiirantes
hifi. riant,
fel- 429-
verkoelende , maar ook fcheydende , re zamentrekken-
de, en rijpmakende van aart.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken; of in Wa-
ter gekookt, cn gegeeten; of het uytgcparftte Zap ; of
ook het Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn inge-
nomen, verdrijft de fmerten van de Maag , veroorzaakt
Dtofc.l. 4. door Galachtige vocht igheeden, en de pijn der Lendenen:
*•97- is goed voor de geene die met de Gal zijn gequeld; en
verwekt der Vrouwen Maandftonden.
De Bladeren en Bloemen alleen met een wcynig Wijn
gefloten , of in Water gekookt, of ook gediftilleert, cn
gelegt op wonden , verkeringen, Ac gezwellen der hcy-
mcltjke leeden , Bloedvinnen , de Roos, en meer andere
foorten van vuungheyd , verdrijft en geneert de zelve.
De zelve Bladeren met Schapevet vermengt, of met
Zout gefloten, neemen wcchdc pijn der Zeenuwen , cn’t
Flerezijn ; ook d c Voetjigt.
• De witte of grijze hayrcn der Bloemen , met een
weynig Saffraan en koud Water gewreeven , geneert
de zeere , loopendc Oogen , daar op geftreeken. De
zelve hayren varfch met eenig nat ingenomen , doen de
menfehen verflikken.
CCCCXXVII HOOFDSTUK.
WILDE THYMUS.
N het Neederlandfch niet alleen dus,
maar ook van zommige Quendel
genoemd; word in ’t Latijn gehee-
ten Serpyllum: in het Hoogduytfch
ook Quendel, en Hunerkohl : in
r het Franfch Pilloret , of Serpo-
let: in ’t Italiaanfch Serpillo, Serpiglio , ser-
POLLO of SeRPOLINO.
Hier van zijn mij in haren aart bekend drie onder-
fcheydene foorten ; namemlijk :
I- Serpyllum vu LGARE majus, of gemeene gr 00-
te wilde Thymtts. II. Vui.gare minus, of kjeyne
gemeene Quendel. III. Serpyllum citratum , of
Quendel met een geur van Citroen. Alle zijn ze van ee-
ven de zelve Bottwing en Waarneeming.
Zij beminnen van naturen een goede, gemeene, zan-
dige, zoo wel gemeftte als ongemeftte aarde: een ope-
ne, luchtige, vrije, wel ter Zon geleegene plaats, en
matige vochtigheyd ; ook veel Water.
Vergaan niet haart, maar blijven eenige jaren in ’t
leeven. Verdragen felle koude ; en alle andere onge-
Icegentheedcn der Winter, zonder groote fchade. Bloeycn
de mcefte tijd der Zomer , en gceven bij goede jaren
zomtijds volkomen rijp Zaad : ’t welk met een waf-
fende Maan van April of May niet diep in de aarde
moet gelegt zijn. Hier door worden ze aangewonnen
en vermeenigvuldigd : maar dan ook noch door ha-
re jonge . Takjens ; die men door meert de gehcele
Zomer in de aarde buygen , en geworteld zijnde
(’t welk haaflig gefchied) van de oude afneemen en ver-
planten kan.
Waar bij echter in acht ftaat te neemen , dat de
laatrte verplanting voor den Herffi , en niet later, mag
gefchieden ; op dat ze voor de Winter noch jonge
Wortelen mogten fchieten : anders zouden ze lichte-
lijk konnen verfloven; gelijk ook dikmaal gebeurd;
inzonderheyd door een fterke Vorft-, twee of drie ja-
ren ftil geftaan hebbende; boven welke tijd zij niet wel
mogen geraken.
KRACHTEN.
DoJ. lib. 9. | \E wilde Thymus , in ’t Latijn Serpyllum, is ver-
tap. 9- I J warmende cn verdrogende tot in den derden
graad ; ook doorfnijdende , dunmakende van
aart, en fcharp op de Tong.
Ö7Ö
Drie ver-
anderlijke
foorten.
Aanwin-
ning.
Wair-
fchou-
yving.
In Wijn gekookt, tot dat’er op’tderdendecl van ver- Diofe. l.f.
zoden is, of in fpijzen gebruykt, verfterkt de Maag , *-4<s.
cn t Hoofd. Doed ophouden de Buykloop , de Hik. H
maar bevorderd de Waterloffmg. Drijft uyt het Gra- ui
veel 5 en de Winden. Neemt wech de Buykfrimping ; Gal.l.6.
is goed voor de heetc gezwellen der Leever ; voor een s,mhMeti-
beginnende rafernij of ontfieltenis der Harjfenen: voor
dc Doofheyd , de beeten of fteeken der Slangen , en
andcrer giftige Dieren. Helpt de verjlopping der Oo-
ren : verwekt eetenslufl , en der Vrouwen Maand-
Jtonden. Maakt een kjaar Gezicht , de oogen daar meê
gewafichen zijnde.
De Bladeren gedroogt, gepulverifeert, en met Zoet-
hout, Anijs en Wijn vermengt , geneezen een dr oogen
Hoeft. s
Op kolen gelegt, verdrijven door haren reuk en rook Fuchf.cap.
alle giftige Gedierten. 91-
In Edik gezoden , cn daar meê dc Rapen
Hoofds , ook het voorhoofd beftreeken , neemt de
Hoofdpijn wech.
CCCCXXVIII HOOFDSTUK.
s E S A M U M.
,Oerd deezen naam zoo wel in het Namen.
Neederlandfch als in het Latijn. Word
in het Hoogduytfth geheeten Leindot-
ter , of gemeenelijker Flachszdot-
ter : in het Franfch du Sisame ,
Jujoline, of Jugioline : inliet
Italiaanfch Sesamo , of Sisamo , en Giuciole-
NA.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee Twee on-
onderfcheydene foorten; namentlijk; derfchey-
I. SESAMUM OFFICINARUM VERUM , of Oprente dene fo0r‘
Sefamum ; en II. Sesamum Americanum flore tCn'
LUTEO MAGNO, of Sefamum uyt America, met een
groote , fchoon-geele , ronde , ongedeelde Bloem , ook
veel breeder en grooter van Bladeren als de voorge-
melde foort; anders van eenerley gedaante en ftel-
ling. Beyde zijn ze van eeven dc zelve Bouwing en
Waarneeming.
Zij beminnen een gemeene , goede, zoo wel zandi- Grond,
ge als andere, doch met twee-jarige Pacrdemift genoeg-
zaam voorziene grond: een vrije, luchtige, wclgelce-
ne plaats, en veel Water.
Blijven niet langer als twee jaren in ’t leeven. Ver- Bloemen ;
dragen in deeze onze Geweften rterke Vorft , en alle an- en zeld-
dere ongelecgentheeden des tijds zonder eenige fchade. ^m,he)'d
In de tweede Zomer bloeyenze zeer fchoon. Gemeene- zelve.6
lijk openen de Bloemen zich teegens den avond ; en blij-
ven de gehcele nagt in dien ftand. Doch ’s morgens,
als de Zon opkomt, fluytenze zich weer, en verder-
ven. Worden echter ieder dag weer vernieuwd. Gee-
ven ook volkomen rijp Zaad: 't welk ieder Voorjaar, Zaad.
met een waffendc Maan van Maert of April, de aar-
de, niet diep gelegt, weer aanbevolen moet zijn. Ko- Aanwin-
men ook, door ’t neergevallene, genoeg van zelfs op: ning.
en hier door konnen ze overvloedig vermeenigvuldigd
worden.
KRACHTEN.
SEfamum is warm in den tweeden , en vocht in den Serapit ld.
eerften graad. Simp. c.86.
De Bladeren in Wijn gekookt, en daar van Gs^'b' 8'
— - yy guvuuRi , cn uaar van
gedronken, ofookmctdeWijn gewafTchen , of degezo-
dene Bladeren op de Oogen gelegt , neemen wech de
verhitting en roodigheyd der zelve. Is goed voor de
geene die van het Pleuris worden aangetaft ; of ge-
queld zijn van d cLongezucht, de Hoeft , een benauwden
Adem ; en onznyverheyd der Httyd.
Het
Dio/c. 1. 1,
C. 121.
Durantes
kift. Plant
fol' 434-
P. Alpin.
Je Plant.
JEg.c.1,1.
Rajis de
Simp.c.xo
Kamen.
Twee
foortcn:
Grond.
Zaad.
Waarnee-
mingin de
Winter.
Krachten
onbekend.
Namen.
Verfchey-
879 Sesamum. Sesamoides.
Het Zaad van Sefimum is vet van aart, en flopt
de zweetgaten; derhalven, om inwendig gcbruykt te
, worden , voor de Adaag en ’t geheele Ligchaam on-
dienftig. ’t Zelve gedroogd, gefloten, en met Rooze-
watcr vermengt, verdrijft de harde , dikke gezwellen-,
allerley verhitting , gebrandheyd ; leedenpijn , cpuetzuren
der O ogen-, de beeten en fieeken der Slangen , daar op-
gelegt ; en met Oly van Roozen gemengt , verzagt
de Hoofdpijn , veroorzaakt door groote hitte. Het
zelve vermogen de Bladeren , in Water gezoden , en
daar op gedaan.
De Oly , uyt dit Zaad geparft , en met Wijn
ingenomen , maakt de Menfchen vet ; doch doed
ook de Maag walgen. Verdrijft de jeukerigheyd, ook
de ruydigheyd van de Huyd ; de fmerten der Adoedcr
' van de Vrouwen ; en van de Darmen. Helpt de
Engborjtigheyd.
CCCCXXIX HOOFDSTUK.
SESAMOIDES.
Et deezen , en, mijns wcetens, gee-
nen anderen naam in ’t Neederlandfch ,
Latijn , of ccnige andere Taal bekend,
of genoemd.
Hier van zijn mij in haren aart
twee veranderlijke foortcn bekend ge-
worden ; te weeten :
I. Sesamoides Salamanticense majus. II. Mi-
nus ; dat is , groot en kleyn Sefamoides van Sala-
manca. Beyde zijn ze van eeven de zelve Bouwing
en Waarneming.
Zij beminnen een zandige, goede, gemeene grond,
met een weynig twee-jarige Paerdcmift voorzien : een
luchtige, warme , genoeg ter Zon gelecgene plaats; en
matige; voor al niet te veel vochtigheyd. Blijven drie,
of ook vier jaren in ’t leeven.
Geeven in deeze onze Geweftcn zelden , ten zij
met goede, warme, drooge Zomers , volkomen rijp
Zaad. Konnen op geenerley wijze veel koude Herffl-
reegenen ,of eenigc Korf verdragen. Moeten derhalven,
met een waffendeMaan van April in Potten zoo gezayd
als geplant zijnde, in ’t begin, of ren halven van Oïlo-
ber , na gelecgentheyd van de bequaamheyd of onbe-
quaamheyddes tijds, binnenshuys worden gebragt; ge-
zet op een plaats daar ze lang de Lucht konnen genie-
ten; en waarin of gantfeh geen, of immers zeer weynig
vuur word geftookt ; vermits ze door deeze voor haar
onnatuurlijke warmte haaftig zouden verderven. Ge-
durende de geheele IVinter moet men ze met flegts een
weynig Reegenwater voorzien : ook niet voor in het
begin van April, met een aangename Lucht en Ree-
gen , weer buyten ftellen : dan noch voorzichtig wach-
ten en wel dekken voor koude nagten , veel vochtigheyd,
en hayrige Winden.
KRACHTEN.
DE krachten van deeze twee aardige Gewajfen ,
groot en kleyn Sefamoides, zijn tot noch toe on-
bekend ; derhalven wij ook geen gelecgentheyd
hebben , om iet verder daar van te fchrijven.
CCCCXXX HOOFDSTUK.
S E S E L I.
En aangenaam Gewas , van een ieder dus,
en, mijns weetens, in geene taal anders ge-
noemd.
Hier van zijn mij in haren aart bekend
Seseli. ZüykerworteL. 88a
geworden èenige bezienswaardige , veranderlijke foor- deug bg-
ten; namentlijk: ziens-
I. Seseli pratense, of Sefili, groeyende op Gras- vaardige *
velden. II. Palustre lactescens , of Water- ïijk^foor*
Sefelt , met een Melkachtig Zap. III. Creticum, öf ten ; tor
Sefeli uyt Candien j anders ook Tordilium gehee- Se-
ten. IV. Creticum minus , of kleyn Sefeli van *a00t!"
Candien. V. Montis Libani, of van den Berg Li- fteld.
banus. VI. Massiliense , of Sefeli , groeyende on-
trent Marfilten. VIL Peloponnense majus ci-
CUT/E folio, of groot Sefeli van Peloponnefus , met
Bladeren van dulle Kervel. VIII. Peloponnense
MINUS CICUT.E folio, of kjeyn Sefeli van Pelb-
ponnefu met Bladeren van dulle Kervel. IX. Pe-
loponnense Lusitanicum , of Portugalfch-Pelo-
ponnefus Sefeli. X. ./Ethiopicum herba, of Se-
felikruyd uyt Moorcnland. XT. Seseli yEthiopi-
cum frutex , of boomachtig Sefeli uyt Adooren -
land. Niet alle zijn ze van de zelve Bouwing en Waar-
neem ing.
Echter beminnen ze al te zamen een goede , ge- Groni**
meenc, zandige aarde, vermengt met een weynig twee-
jarige Paerdemift : een luchtige, warme, wél ter Zon
geleegene plaats , en niet te veel vochtigheyd. Gee-
ven ook niet alle in deeze onze koude Geweftcn volko-
men rijp Zaad.
Het Seseli pratense, of Sefili , groeyende op Ecnige
Grasachtige plaatsen : Palustre lactescens; of ^aai,8ce_
voortkomende in vochtige Oorden , met een melkachtig éweejaren
Zap-. Creticum majus, & minus, groot en kleyn leevende
Sefeli van Candien , zijn tamelijk hard van aart. Kon- foortcn'
ncn felle koude, en alle andere ongcleegenthceden der
l'l inter , geduldig uytftaan. Bloeyen in ’t tweede jaar ;
geeven volkomen rijp Zaad, en verfterven daar mee.
Moeten derhalven ieder Koor jaar , of om ’t tweede *
met een wallende Maan van Adacrt , op nieuws, niet
diep , weer gezayd zijn. Komen ook uyt het neer*
gevallene van zelfs genoeg op. Hier door alleenlijk
konnen ze aangewonnen en vermeenigvuldigd worden.
Het Seseli Montis Libani , of Sefeli van de Se& l'van
Berg Libanus, word met de gemelde Maan van April BerS
in een Pot gezayd, en warm gezet. Blijft niet langer ’ anU*'
dan eene Zomer in ’t leeven. Bloeyd in den Herffi ,
en geeft in onze Geweftcn ter nauwer nood bij goe-
de Zomers volkomen rijp Zaad. Daar mee ver*
fterft ze.
Het Seseli Massiliense, of Sefeli van Adarfi^^ng^c-
lien -. Peloponnense Lusitanicum, of Sefeli uyt X,en°e
Portugal , een weynig gelijkheyd hebbende met de Se- van^Sefcli.
feli van Peloponnefus-, en Seseli jEthiopicum fru- '
tex , of heef er ig Sefeli uyt Adoorenland, vergaan niet
haaft, maar blijven veclc jaren in ’t leeven. Konnen op
geenerley wijze veel Water, of Herfflreegen^, veel min-
der, eenige Winterkoude verdragen.- Moeten derhalven,
m Potten gezet zijnde , in ‘t begin van OElobcr bin-
nens huys worden gebragt , op een goede , luchtige
plaats; waar in niet anders als bij vriezend Weer word
gevuurd; onderhouden met een weynig lauwgemaakt
Reegenwater ; en niet weer buyten gefteld voor in ’t
begin of ten halven van April , dan noch wel gewagt
en gedekt voor koude nachten en fchrale winden.
Jn deeze onze Geweften krijgen ze zelden, anders als Zelden
met gantfeh warme en drooge Zomers , volkomen rijp Zaat*-
Zaad. ’t W elk met een wadende Maan van April in
Potten gezayd moet zijn. Hier door konnen ze be-
quamelijk , gelijk ook het Seseli vEthiopicum
frutex, of heef er ach tig Sefeli uyt zAïthtopien , door
de bij of boven de Wortel uytgeloopene jonge Loot en,
aangewonnen en vermeenigvuldigd worden. Welke ge- Aanwin-
dacht e jonge Looien men met een volle Maan van April nin2-
ten halven , gelijk de Angelieren, infnijd ; in de aard-
de buygd ; of met aarde bedekt : daar na , Mortel
gekreegen hebbende , van de oude afneemt, en ver-
plant.
Kkk
Dc
SS i Beschryvinc der Krutoen, Bollen en Bloemen, III Boek , SSt
fionden , en drijft de doode Vrucht af. Doch dc
zwangere mogen het geenzins gebruyken.
Sefeli- De Seseli jEthiopicum herra, of Scjilikruyd
Uyl M°orcnl.ind , blijft ook lange jaren in het leeven.
laad Word ’s Winters binnens huys bewaard, vermits dee-
ze Plant, buytcn blijvende, door de Vorft van ’t leeven
word beroofd. Geeft een volkomen rijp Zaad , het
welk met de genoemde Maan van Ottobcr ( wijl het
lang, ja dikmaal een geheel jaar, in de aarde blijft leg-
gen, eer het opkomt) of Maert , in een Pot moet ge-
legt zijn, niet dieper als een halve vinger.
Wortel. Deeze foort krijgd uyt een korte, dikke, van buy-
ten bruyn-verwige, van binnen fpier-witte, krachtige,
welriekende, en in de Mond geknauwd wordende bit-
tere M brt el , op de wijze van Tbapfa, veele Bladeren ,
ruftende op teedere , platachtige , ronde, een kleyne
hand hooge, bleek -groene , en van naturen fponsach-
Stecltjens. tjgC Steeltjens. Zijn van gcftaltc die van het Ange-
hea lucida , of blinkende Angelica, niet zeer ongelijk,
doch rechter en hooger opwaflende, van aart; zijnde ge-
deeld in drie, cn ook in vijf deelen ; van welke detwee
regt teegens malkander voortkomende onderfte de
grootfte; de andere veel kleyner zijn, en eene regt in ’t
Gedaante midden als in een punt eyndigende : aan welke de Bla-
der Blade- deren , altijd twee en twee regt teegens den anderen
over , doch voor in een uytlopende , uytfpruyten :
waar van de onderfte gemcenelijk dc grootfte; ook in
zommige de voorfte puntbladeren de alderlangfte en
breedfte worden gezien: doch doorgaans een goede vin-
gerbreed, en ruym een vingerlid lang; aan de randen
rondachtig getand, donker-groen-verwig; weynig, of
niet blinkende; onder veel bleeker: in ’t midden voor-
zien met een regt-doorgaande groote Ader , waar uyt
veele kleyne ter zijden , en door ’t gehecle Blad lopen-
de, voortkomen : boven zacht, onder een weynigfeharp
in ’t aanraken : ook welriekende, krachtig, en zeer bit-
ter van fmaak.
Uyt welker onderfte Hert een , of ook wel meer
Steden , na dat de Plant oud en groot is , voor den
dag komen ; zijnde rond, twee Maatvoeten hoog op-
fchietende : en in ’t bovenfte der zelve veele wit-verwi-
ge, Wayers-wijx* in ’t ronde, op de wijze van Tbapjia
gefteldc Bloemt jens , in de Maand van Juliut uytgee-
vende. Deeze beftaan uyt vijfkleyne , fpier-witte , Herts-
wij^e gevormde, boven met een indruk begaafd zijnde
Bladert jens ; houdende van binnen vier en vijf witte
Zaad. Knopjens. Als ze tien, twaalf, of ook meerder dagen,
hebben opengedaan, vergaan ze eyndelijk in haar zcl-
ven, en laten in den Hcrfji achter een langwerpig, ge-
vleugeld , bleek-bruyn-vcrwig en breedachtig Zaad ,
dat van het Tbapjia zeer gelijk.
Groot cn Het Seseli Peloponnense majus et minus
kleyn Pc- cicut.e POLIO , of groote en kleyne Peloponnejifcbe
illch'se- SefeIi » WORkn beyde van naturen zeer oud. Vcrdra-
feli. gen felle Vórfi , en alle andere ongelcegenthceden der
Winter. Geeven meeft ieder jaar volkomen rijp Zaad;
’t welk met een wadende Maan van Ottobcr of Macrt
in een Pot de aarde moet aanbevolen worden. Ko-
men ook wel zomtijds uyt ’t neergevallene van zelfs
op. Hier door konnen ze aangewonnen en vermcenig-
Geftalte
der Bloe-
men.
KRACHTEN.
jEgin. 1. 7. T’ TLt Zaad en de Mortelen van Sefeli, welke meeft
c-3- I I worden gcbruykt, zijn verwarmende en verdro-
gendc in den tweeden graad, ook dun van dee-
lcn , en fijn van ftof.
eden. lil. In Wijn gezoden , en daar van gedronken , of ’t
K Zaad , of ook de Mortel gedroogd , gepulverifeert ,
t.60.' 3 en mct Wijn ingenomen, geneeft de Koudepis , de
FcnieU.f. Engborjligbeyd , een verouderde Hoejl ; de opflijging en
Blcth. andere gebreeken der Moeder : alle rauwigheyd van de
M,d‘ liorfl cn het Ligcbaam. Verdrijft de Winden , en de
‘Buykjrimping , veroorzaakt door koude. Doed de
Vrouwen gcmaljdijk. baren ; verwekt hare Maand- j
COCCXXXI HOOFDSTUK.
ZUYKER WORTEL.
Us genoemd in het NcederUndfcb ; Namen,
‘‘iwcegens hare lieflijke fmaak en aan-
gename geur van veele zeer begeerd. .
Word in het Latijn geheeten Sisek ,
SlSARUM, StRVILLUM, cn SacCHA-
RF.iE radicula; : in het Hoogduytjch
Gierlein, en Zuckerwurtzel :
in ’tFranfcb Chervy; en in ’t Jtahaanfch Sisaro.
Zij bemind een goede, gemeene , zoo wel zandige Grond,
als andere, doch luchtige, welgemcftte grond, enveel
Water: een vrije, bequaam ter Zon gclecgcne; of ook
een fchaduwachtigc plaars. Bloeyd niet ieder jaar ,
maar alleen zomtijds , verzet wordende. Geeft in
deeze Landen noyt volkomen rijp Zaad. Vcrdraagd
felle koude, cn alle andere ongelccgcntheeden der Win-
ter, zonder fchade.
Maar fchoon w ij van deeze Plant geen Zaad kon- Aanwin-
nen bekomen, echter kan men ze aanwinnen door hare n‘ng-
aangegroeyde jonge Wortelen; welke men in ieder Voor-
jaar , indien men wil (of anders ook om ’t tw'ecdc)
teegens de volle Maan van Maert of April opneemt;
de dikjle daar van afzonderd, om ter fpijs te gebruy-
ken ; de dnnjle weer inzet, om daar van andere aan
te winnen.
Ontrent de gemelde tijd des’jaars (in welke ze aldcr- Ter fpijs
bequaam ft zijn om gcgecten te worden) pleeg voortijds gebru),«*
Kcyzer Tiberius deeze Mortelen jaarlijks uyt Dnytfch-
land na Romen te doen brengen, wijl hij een groot be-
hagen vond in haar aangename fmaak.
Wil iemand hier van een delicate Salade toeberey- Hoe daar
den , die bedekke dc nieuwe uytloopcnde Scheut jens van ccn
in ’t Voorjaar , ter hoogte van drie of vier vingeren , Saiad^L
met zeer zandige aarde ; zoo fchieten zc door de zelve bcrc/dcn.
licencn. Daar na neeme hij deeze aarde weer wcch; cn
hij zal bevinden , dat de Scheuten en Bladeren , zoo
hoog als de aarde geleegcn heeft , geel geworden zullen
zijn. Deeze afgefneeden , en tot een Salade gebruykt,
zal men ongemeen lekker bevinden.
KRACHTEN.
ZVykerwortel , of Sifarttm , is droog en warm Gd. lil 8.
in den tweeden , ook vochtig in den eerften MeJ.simp.
graad.
De Mortelen in Water gekookt , of op allerlcy an- Luft.Hl 1.
derc wijzen gegeeten, zijn van een lieflijke fmaak , en tnarr- loS*
de Maag zeer aangenaam. Geeven goed Voedzcl aan L *’
’t Ligchaam : maken ectenslufl ; en defgelijks begeerte
tot het echte werk. Drijven het Water van de Blaas
voort. Verfterken zwakke, teedere Lieden; uyt een
zware ziekte eerft weer opgeftaan ; en zijn derhalven de
zelve zeer dienftig.
Het uytgeparftte Zap der Bladeren met Schapemelk maant.
gedronken , ftopt dc Buykloop. bifl. Plant,
Het Zaad gedroogd , gefloten , en met Wijn in--^'w‘
genomen , is goed teegens den Hik. ; dc krimping
der Darmen; de loop des Ligchaams , en de Nit-
ren-Jlecn.
CCCCXXX II
CCCCXXXII HOOFDSTUK.
SISYRINCHIUM.
Kamen. aardig 'Bol- gewas word , mijns wee-
KÏSSSJ® tens, van niemand anders, dan metdee-
^ zen naam, genoemd. De Italianen zeg-
Grond. Bemind, uyt eygener aart, een zeer
zandige, goede aarde, met een weynig
twee-jarige Paerdemift, en ’t Mol van verrotte Boom-
bladeren doormengt ; een warme, vrije, wel ter Zon
geleegenc plaats; en weynig water.
Waarnee- Lijd , buyten ftaande , ongeerne de felle koude dee-
SEde Kr Landen' Moet d=rhal™n , in een Pot gezet, ’s Win-
ters binnens huys worden bewaard op eentamelijk-war-
me plaats , zonder eenige vochtighcyd : ook niet weer
buyten zijn gezet voor in ’t laatfte van Maert, met een
zachte aangename Reegen.
Clocmcn. In ’t eerfte, en ook in ’t tweede jaar , na dat deeze
Plant uyt Spaanje of andere hcete Landen nieuwlijks
in onze Gewcftcn gezonden of overgebragt is, geeft ze
een Bloem. Daar na flegts om het tweede jaar; en
eyndelijk gantfeh niet meer, vermitsze de onaange-
name Lucht onzer Weercldftreek qualijk kan ver-
dragen.
Opnee- Word ieder jaar, gelijk de andere Bollen, in ’t begin
ming. van JHiiM opgenomen ; en dan in September met een
volle Maan weer ingezet, nadat men de aarde vervarfcht
en weer gemeft heeft.
gemelde Maan in ^4pril van de oude afgenomen , en
verplant worden.
KRACHTEN.
T^4ter-eppc,of Sittm, is verwarmende en verdro- Aart.
gende in den eerften graad.
Het Krujd op allerlcy manieren gebruykt, Lufit. I. i.
of de Bladeren in Wijn gezoden, en daar van gedron- tnaTr-'io-
ken , is aangenaam voor de Maag ; goed voor de Geel - 2°’
en Waterzucht •, voor de Gejchcurdheyd ; de Steen , en Diofc. 1. 1.
t Graveel. Maakt een helder , fcharp Gezicht: opend c- H4-
de verjloptheyd van de Milt : verwekt der Vrouwen sh»p.2.‘*‘
Maandjlonden , en doed haar gemakkelijk, verlojfen in
Barensnood. Jaagt uyt de doodc Vrucht-, de Nageboor-
te , en bevorderd een lichte watermakjng. Helpt daar-
enboven de geene, welke met de Bloedgang en Buykloop
zijn gequeld.
Met de zelve Wijn , of met het gediftilleerde Water tuchf. hifi.
deezer Plant , gewaflehen, neemt van het Aangezicht Pl,c' 171‘
wech de Zomer-Jproetelen , en alle andere onzuyver-
heyd der Huyd.
De Bladeren in Edik met wat Boter gezooden , zijn Duranm
zeer goed voor ’t Sprenktvuur , de Roos,t n andere hee - pla,’t.
te Gezwellen: defgelijks voor de Schurftheyd der Poer- 4J4'
den , warm daar op gelegt wordende.
CCCCXXXIV HOOFDSTUK.
GELIDTKRUYD.
KRACHTEN.
In Spaanje 'tf \E Bol-wortcltjens van Sijyrinchium worden in
en ander- I 1 spaanje , Portugal , en andere warme Landen
tcripijze gehouden voor een aangename fpijs, en gegee-
gebruykt. ten in plaats van Cajlanien. Gecven echter aan ’t Lig-
chaam weynig vocdzcl.
In deeze onze Neederlandcn worden ze noch ter lpij-
ze genuttigt, noch in dc GeneeskonJ } gebruykt.
CCCCXXXIII HOOFDSTUK.
W A T E R-E P P E.
Namen.
Twee bij-
zondere
foorten.
Grond.
Aanwin-
ning door
Zaad,
en door
jonge
Scheuten.
■Y de Neederlanders dus genoemd ,
word in het Latijn geheeten Sium,
Laver, Pastinaca aquatica : in
het Hoogduytfch Wasser eppich ,
Wasser marck, en Brunnen Pe-
terlein: in ’t Franfch Berle : in ’t
Italiaanfch Sio, of Gorgolestro.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
bijzondere foorten,; te weeten :
I. Sium majus verum, of groote opregte IVater-
eppe. II. Sium minus alterum, of tweede kleyne
Water-eppe. Beyde zijn ze van eeven de zelve Bonwing
en Waarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een gemeene, zan-
dige, vochtige, of watcrachtige aarde ; meer een don-
kere of fchaduwachtige , als een vrije, opene plaats;
cn veel Reegen. Blijven eenige jaren in ’t leeven.
Verdragen felle Vorfi , cn andere ongcleegentheeden
der Winter. Bloeyen ieder Zomer , en geeven dikmaal
volkomen rijp Zaad : ’t welk met een walTende Maan
van Maert , niet diep gelegt, de aarde moet aanbevo-
len , en dan meenigmaal met Water begoten zijn. Hier
door worden ze genoegzaam vcrmeenigvuldigd.
Boven dien kan men ze aanwinnen door hare aange-
waffene en bij de aarde kruypendc jonge Scheut jens ,
welke van zelfs Wortelen bekomen hebbende, met de
SIjjP het Ncederlandfch dus van veele ge- Namen.
f hceten , word in het Latijn genoemd
i* Sideritis. De Italianen zeggen Sx-
^ Hier van zijn mij in haren aart be- Eenige
* kend geworden eenige veranderlijke aar- .v.?Jan‘ler‘
dige foorten ; te weeten : loor*
I. Sideritis flore albo, of Gelidkruyd met ten
witte Bloem. II. Montana Lusitanica, of Berg-
Gelidkruyd uyt Portugal. III. Heraclea Fabii Co-
lumn je , of Gelidkruyd van Heraclea , door de Ge-
leerdeHcer Fabius Columna zoo genoemd. IV. An-
GUSTIFOLIA HisPANICA, of Spaanjch Gelidkruyd met
fmalle Bladeren. V. Montana Gallica flore AL-t°tneegen
BO ponctato , of Berg-Gelidkruyd uyt Frankrijkjmet in 8et"
een witte Bloem en purpure Jhppelen. VI. Montana ïcïeid°0r'
FLORE PURPUREO magno , of Berg-Gelidkruyd met
een groote purpure Bloem. VII. Arvensis , of Ge-
lidkruyd, voortkomende op Grasvelden. VIII. Cre-
tica odorata , of welriekend Gelidkruyd van Can -
dien. IX. Sideritis fcgtida spicata flore lu-
TEO,of jlinkend Gelidkruyd met een gcele geayrde Bloem-
van zommige ook geheeten Hysopus fcctidus , of
fiinkende Tfop. Niet alle zijn ze van dc zelve Bouwing
en Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, gemee- Grond,
ne, zandige aarde, met matige, twee-jarige Paerdemift
vermengt ; een warme , wel ter Zon geleegene plaats;
en niet al te veel vochtighcyd.
Het Sideritis flore albo, of Gelidkruyd met Gclid-
een witte Bloem , en Sideritis Montana flore kruyd«n«
purpureo magno, of Berg-Gelidkruyd met een groo-y£y^^^^n
te purpure Bloem, blijven niet meer als eene Zomer in Bcrg-Go-
’t leeven. Worden dcrhalven ieder Voorjaar , met een üdkruyd
walTende Maan van Jlpril , weer op nieuws gezayd , mct ecn
doch ’t Zaad niet diep in de aarde gelegt. Komen pu°pu%
ook van ’t neergevallene dikmaal van zelfs genoeg op; Bloem,
en konnen hier door genoegzaam vcrmeenigvuldigd wor-
den; vermits de Plant niet eer verdord of vergaat, voor
dat het Zaad in den Herfjl zijne volkomentheyd
heeft verkreegen.
Het Sideritis Montana Lusitanica, of Por- portu.
Kkk i tugalfch
885 Beschryving der Krutden, Bollen en Bloemen , III Boek , 826
Spaanfch
fmal-ge-
bladerd
Gelid-
kruyd.
Franfch
Berg-Ge-
lidkruyd,
galfch tugalfch Gclidkruyd : Heraclea Fabii Columns,
B^-Gc- 0f Gclidkruyd , befchreeven van de Heer Fabius Co-
GcM- lumna, groeyende niet verre van de Stad Heraclea , en
kruyd, bij SlDERITtS ANGUSTÏFOLIA HlSPANICA > of Spaanfch
Heraclea fmal-gebladerd Gclidkruyd , blijven gemeenelijk in dec-
groeyen- ze Gewcften tvvec jaren lang in ’t leeven. Verdragen
ongeerne veel koude Herfftreegenen , of fterkc Zorfl.
Moeten dcrhalvcn , met een wallende Maan in April
in Potten hol en luchtig gezayd zijnde, in ’t begin van
Oclobcr binnens huys worden gebragt; op een luchti-
ge plaats gezet, daar niet als bij vriezend Weer in ge-
vuurd word; gedurende de geheclc Winter onderhou-
den met flegts een weynig Recgenwater ; wijl ze an-
ders de verrotting haaftelijk onderworpen zouden zijn ;
en niet voor in ’t begin van April , met een zoete Lucht
en aangename Reegen, weer buyten gefteld; dan noch
eevenwel voorzichtig gewagt, en wel gedekt voor kou-
de nachten , veel VI 'ater , fchrale of hayrigc Winden.
Zij bloeyen in de tweed t Zomer; ook wel zomtijds in
de eerfte, laat in den Herfft ; doch geeven in decze on-
ze koude Geweften noyt cenig volkomen rijp Zaad ;
maar verfterven zonder ’t zelve na te laten.
Het Sideritis Montana Gallica flore al-
BO punctato , of Franfch Berg-Gclidkruyd met een
andere witte gefiippelde Bloem; Arvensis , of op Grasvelden
foor ten. voortkomende; Cretica odorata, of riekend Gclid-
kruyd van Candien; en Sideritis fcctida spicata
flore luteo , of Jlinkend Gclidkruyd met een gecle
geayrde Bloem , blijven eenige jaren lang in ’t leeven.
Geeven ieder Zomer volkomen rijp Zaad; verdragen
felle kpudc en allerley andere ongclcegentheedcn der
Winter , zonder fchade. Worden ook alleenlijk aange-
wonnen en vermecnigvuldigd door ’t gedagte haar Zaad;
’t welk op de genoemde tijd , niet boven een ftroo-
breedte diep , in de aarde word gelegt.
Doch het Sideritis Cretica odorata , of rie-
kend Gclidkruyd van Candien , niet zoo hard van na-
tuur zijnde, word wel zomtijds, door een fterke Vorjl ,
gantfehelijk van ’t leeven beroofd. Moet dcrhalven,
in een Pot gezet , ’s Winters binnens huys worden ge-
bragt op een luchtige , cn in koude dagen op een mati-
ge ; noch feller , op een geheel warme plaats ; onder-
houden met weynige vochtigheyd ; cn in ’t laatfte van
Aïacrt of begin van April , nagelcegentheyd van de be-
quaamheyd of onbequaamhcyd des tijds , met een rec-
genige Lucht weer buyten gefteld.
Zij bloeyd de tweede Zomer ( na dat ze voortge-
komen is uyt Zaad , in ’t voorigc jaar met een waflen-
de Maan van April in de aarde gelegt) , van de Maand
Augujlus af tot in de Maert , de geheele Winter door;
met zulk een kluchtige vcclvoudigheyd van Bloemen ,
dat men ze zou meenen te zijn een Plant zonder Loof, cn
enkelijk beftaande uyt 'Bloemen van een witte couleur.
Nauwelijks is de cene vergaan , of men ziet, met zon-
derling vermaak , de andere alreeds weer voortgeko-
men. Zoo dat men aan dit Gclidkruyd te eener tijd en
uurc kan aanfehouwen geheel rijp , noch onrijp, en eerfl
ontjlaan Zaad; dan noch geheel opene Bloemen : welke
Plant met hare groene, veelvoudige kleyne Steden rot
een weynig boven de grond afgefneeden wordende,
zoo ziet men de Wortel weer op nieuws uytloopcn.
In alle dcelen (alleen de gemelde Wortel uytgezondcrd)
is ze krachtig, fterk, niet onaangenaam van reuk; on-
trent een Maatvoet hoog; met een blecke groenheyd
vercierd , en, als ze word aangeraakt, klccvcndc van
aart. Heeft kleyne, veelvoudige, digt boven, doch
niet regt teegens malkander over gcftelde, ovaals-wij-
ze ronde, en met eenige witte ruygheyd bekleedde Bla-
dertjens.
Het Sideritis spicata fcctida, of Jlinkend Gc-
lidkruyd, met een gcele geayrde Bloem, groeyd van na-
turen ftruvelachtig op. Krijgd uyt een teedere, gecl-
verwige Zecz.elwortel een , twee , of meerder Scheuten ,
Riekend
Gclid-
kruyd van
Candien.
Wonder-
lijken ver
maaklijk
Blocyzel.
Zaad.
Stinkend
Gclid-
kruyd.
Wortel.
Scheuten, twee voeten , wat meer of minder, hoog opfehietende.
in deeze Geweften. Als ze den ouderdom van twee
cn meer jaren hebben bereykt , worden ze tamelijk
dik, grauwachtig of blcek-verwig, en gantfeh rond.
Uyt welke in ieder Zoorjaar nieuwe Scheuten voort-
komen ; geheel groen , doch beneeden gemeenelijk
wat bruynachtig, bekleed met een witte wolligheyd ,
en van een vierkante geftalte.
Aan de zelve groeyen de Bladertjens , op de wijze Bladeren;
van Tfop; twee cn twee regt teegens malkander over- en derzcI'
gefteld, cn boven den anderen. De bovenfte zijn de
kleynftc, de onderfte de grootftc; een vingerlid, wat
meer of minder lang; twee ftroobreedten breed , doch
onder fmal toelopende , en voor eyndigende in een
breed, ftomp-rond punt: aan de randen effen en flegt;
doch na vooren aan elke zijde begaaft met een of
twee kleyne Zaadjens. Donker groen-verwig zijn ze,
niet blinkende; ruyg van aart, cn in ’t midden voor-
zien met een rcgt-doorlopend Adertje , waar uyt
eenige andere kleyner ter zijden opwaarts voortvloei-
den.
Uyt de bovenfte punten ziep men opfehieten rond- Bloem-
achtige Ayren, anderhalf, of ook twee vinger-leeden ayrcn-
lang; beftaande uyt veelc digt bij en boven malkander
gevoegde, bleck-groenc , ruyge, en zoo wel in ’t mid-
den als aan beyde de zijden met eenige lange bleek-wit-
te, en fcharpe doornachtige punten voorzien zijnde Bla-
dert jens: tuflehen welke uyt langwerpige, ronde, ruy-
ge , en voor met vijf fcharpe fpitzen begaaft zijnde
hnopjens de Bloemt jens voortkomen. Deeze zijn bleek- Knopjens.
geel van couleur, uyt vier Bladertjens, ongelijk van Bloeraei1,
gedaante, beftaande; waar van ’t onderfte het breedfte
cn grootftc, het bovenfte voor ingefneeden wat fmal-
ler , en de twee middenftc de kleynfte zijn. Als ze
eenige weynige dagen hebben opengeftaan , vergaan ze
in haar zelvcn , en vallen op de aarde neer ; in den
Flerfjl achterlatende een kleyn, zwart, langwerpig en
driehoekig Zaadje, dat van het Marrubium , of Mal-
rovc , zeer gelijk.
KRACHTEN.
GElidkruyd, of Sideritis, is verdrogende, zuyve- UoJ. 1.4.
rende, cn te zamenrrekkende van aart. c.8.
In Wijn gekookt, cn daar van gedronken; of
’t uytgcparfttc Zap, of ook de Bladeren zelfs gekneufd, Diof.l. 4.
en dan gelegt op heete Bloed^wceren en varjfche Won - c. 3
den , geneezen de zelve , cn doen ’t bloeden terftond plin- l%
ophouden ; defgelijks de witte Zlocdcn der Vrouwen. c'
Helpt en brengt weer te regt de verjluykte en weer in-
gezette, ook de vermoeyde Leeden . Hceld de gefcheurd-
hcyd, of Darm-breuken.
De Bladeren in Water gezoden , terwijl ze noch cluf. bijt.
groen zijn , en daar meê de beenen gewaflfchen , neemt’cr Plant. V 4.
de Roos van wech. C'H-
CCCCXXXV HOOFDSTUK.
N N E P.
•En gantfeh wel bekend , zeer noodig; Namen, e»
en ondertuffehen voor vcele een al te boertey.
krachtig, onaangenaam, bitter, en te
dier gekogt Gewas ; vermits het fchie-
lijk van ’t leeven beroofd de gcenc ,
welke, ten affchrik van andere, ver-
oordeeld worden van de hooge Ovcrhcyd, om een glad
gedrayde koorde aan haren Hals te ontfangen ; welkers
toenijpping aan de Keel haar den Adem beneemt. Word
in ’t Neederlandfch niet alleen dus, maar ook Kennep
of Kemp; cn in plaats van Hennep bij veele Hennih
genoemd : in ’t Latijn Cannabis: in ’t Hoogduytfch
Hanff: in ’t Franfch du Chanvre : in ’t Italiaanfch
Canapa, of Canapé.
Hier
887 Hennep. Sermontein.
Vier on- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier
derfchcy- onderfcheydene foorten j namentlijk:
dene foor- Cannabis sativa mas, of tamme Hennep man-
netje. II. Sativa fccmina, of tamme Hennep ‘wijf-
je. III. Sporia fccmina flore majori , of
baflard-Hcnncp wijfje, met een grootc Bloem. IV.
Cannabis erratica, five spuria fccmina flore
au nor e , of wilde , anders Baflard-Hennep met een
kleyne Bloem. Al te zamen zijn ze van eeven de zelve
Bouwing en M 'aarneemmg.
Grond. Zij beminnen uyt eygener aait zoo wel een kleyi-
ge, als zandige , doch varfch omgefmcctenc en vetge-
meftte grond , inzonderheyd de twee eerft-genoemde
tamme foorten-, veel Water; een openc, vrije, en wel
ter Zon geleegene plaats. Blijven niet langer dan een
Zaad. jaar in ’t leeven. Gceven in de Zomer Bloemen-, en
Aanwin- *n de Hrfft een volkomen rijp Zaad. ’t Welk ieder
ning. Voorjaar , met een wadende Maan van April, de aarde,
niet diep gelegt, op nieuws word aanbevolen.
Tamme Doch het Cannabis sativa fccmina, of tamme
Wijfje ^ H‘nncp wijfje, geeft wel van naturen jaarlijks kleyne,
vier en vijf gebladerde , groene , vccle Tros-wijze bij
malkander gevoegde Bloemtjens , welke lichtelijk van
zelfs afvallen , of door de Wind wcch-gedreevcn wor-
den , en in ftof veranderen ; maar noyt eenig , ’t zij
volkomen , ’t zij onvolkomen Zaad ; onaangezien
decze foort is'woortgekomen door ’t vruchtbare Zaad
van ’t Mannetje.
Mannetje. Hier teegens ziet men aan het Cannabis sativa
m as , of tamme Hennep mannetje , noyt eenige Bloemen-,
en brengt echter genoegzaam Zaad voort,
foorten" Bcyde de gemelde baftard-foorten, afwilde Hennep,
oor cn' komen jaarlijks van zelfs overvloedig genoeg voort door
’t uytgevallene Zaad.
KRACHTEN.
Matth.l 3. \E Bladeren van Hennep, in ’t Latijn Cannabis,
e. 148. I 1 in Wijn gekookt, of een weynig van het uyt-
geparftte Zap met Wijn ingenomen, doodde
Wormen in de Ligchamen beyde van oude en jonge per-
sonen : daarenboven de Wandlnyz.cn cn Vlooyen , wan-
neer men de plaatzen, daar ze zich verfchuylcn , met
dit nat befprengd. Eeven ’t zelve kan men ook verrig-
ten , door een Tal^ met zijne Bladeren in ’t ftroo der
Bedfteede te leggen.
™ ’t Zaad van Hennep (warm cn droog tot in den der-
c. zó! '7' ^en 8raad) word tot veele dingen gebruykt. Heeft
eevenwel van naturen eenige quaadaardigheyd aan zich;
derhalvcn men gewaarfchouwd moet zijn , daar van niet
te veel, noch te dikmaal te neemen. Verwekt ook
eenige walging in de Maag.
Rafs hi. Gekneufd , en zoo in Wijn gekookt ; of met een
SJEgm. l°y. weyni8 Saffraan vierentwintig uuren lang laten weyken,
«.3. en daar van dagelijks nu cn dan een weynig gedronken,
jaagt uyt de winden, en de overvloedige vochtigheeden
des Ligchaams : verwekt Jlaap , en verdrijft de Geel-
zucht, gefproten uyt eenige verftopping, inzonderheyd
als’er geen Koorts bij vernomen word.
iomc. ƒ.2. >t Zelve Zaad in Water gediftillccrt , en daarmee
f' gewaflchcn geneert alle gezwellen des Hoofds , en
yuaadaardigc z weeringen van ’t zelve. Is ook zeer
goed teegens de fmerten van het Podagra , of Voet-
euvel.
Taleml.2. £)e Uyt j|t ^aad geparft, is zeer dienftig voor
allerley harde gezwellen-, voor de zweenngen en ’t loo-
pen der Ooren ; warm daar in gedaan.
Lufit.l .3. ’t Zelve Zaad dikmaal van Ploendercn en Duyven ge-
enarr. 162. geeten wordende, doed haar in de koude Winter Eyeren
3 ^ggen> en binnen een korte tijd vet worden.
Diofc. 1. 3. De Wortel in Water gezoden, en zomtijds daar mee
c.166. de opgekrompene Zecmrwen beftreeken, brengt de zelve
weer te regt.
Uyt dc Baf van dit Gewas maakt men allerley
Steekende Winde. 888
flag van Touwen, tot een grooten dien ft ert zonder-
ling gerief voor alle menfehen. Maar dan ook firop -
pen voor de quaaddoeners.
CCCCXXXVI HOOFDSTUK.
SERMONTEIN.
■ Ord in ’t Neederlandfcb , mijns wee-» Namen,
tens, met geenen anderen dan deezen
naam genoemd : in ’t Latijn geheeten
Silf.r Montanum: of ook Ligu-
strum verum Dodontei : in het
Franfch Sermontatne.
Bemind een goede, gemeene, zandige aarde, met Grond,
twee-jarige Pacrdemift genoegzaam voorzien : eèn war*
me, vrije, wel ter Zon geleegene plaats; en veel Wa-
ter. Kan, buyten ftaande, tamelijk wel de koude en
meer andere ongeleegcntheedcn der Winter verdragen.
Krijgt zomtijds in deeze Gcweften , bij goede Zomers,
Bloemen, maar noyt eenig rijp Zaad.
Doch in een Pot gezet, en ’s Winters binnens huys Zaad.
bewaard, bloeydze, als ze eenige jaren oud geworden
is , ieder Zomer , en brengt een in alles volkomen
Zaad voort , ’t welk men met een wadende Maart
van OEI ober, of Maert, de aarde cens Pots, een hal-
ve vinger-breedte diep gelegt , hol en luchtig moet
aanbeveelen.
Niet alleenlijk hier door word ze vermeenigvuldi^d , Aanwio-
maar ook door hare aangegroeyde jonge Loot en-, wel- ning*
ke men met dc genoemde Maan in Zpril van de oude
afneemt, cn verplant.
KRACHTEN.
HEt Zaad van Sermontcin , in het Latijn Si Ier Tuchf.lnft.
Afontanum, is verwarmende en verdrogende in Plant. eap.
den tweeden graad ; ook vertcerende van aart. 3°4-
Een Drachma van dit geftorene Zaad, of anderhalf Muh'. *
Drachma van ’t Poeder der geftotene Wortelen met Wijn Mtd.
ingenomen, verwarmd de Af aagt doed de fpijs vertee- Diofc- 1 3*
ren : verdrijft de winden .* is goed voor dc beet en en Cid'lii 7
fieeken der giftige Dieren-, voor inwendige gezwellen', Simp.td*d,
de krimping der Darmen ; de Steen der Nieren ; een be-
nauwde Borfl : doed gemakkelijk wateren-, en verwekt
der Vrouwen Maandflonden.
Het Kruyd zelfs in Wijn of Water gediftilleert, en
daar mee gcwadchen, verdrijft de Puyflen en andere on-
zuyverheeden van ’t Vel. Daar van gedronken , cn daar Durantet
mee gegorgeld, is goed teegens het Pleuris , de Zijde- hifi. riant,
fleekten; en geneert dc Squinantie, of ’t Kcel-gez.wcl , foL lJ7*
en andere ongeleegcntheedcn der Keel.
De JTöivr/f» gefloten , en op de beet en der dolle Hon -
den gelegt, geneezen dc zelve.
CCCCXXXVII HOOFDSTUK.
STEEKENDE WINDE.
P het Neederlandfcb dus genoemd , Verfdiey-
word in het Latijn geheeten Smilax de namen.
S bÈ' aspera > Convolvulus ACUTUS ;
Zarza parilla, en Salsa paril-
LA PERuviANA minor , in opzicht
van de opregte Salsa parilla, wel-
ke veel grooter van Bladeren is, en noyt in deeze Lan-
den bloeyendc word gezien ; anders de zelve in zommi-
ge dcelen zeer gelijk. In het Hoogduytfch Stechende
Winde : in het Franfch Liset picquant : in het
in ’t Italiaanfch Ruovo Cervino, Hedera spïno-
SA , cn VlLUCCHIO MAGGIORi.
Kkk J Hier
Vier ver-
anderlijke
foorten.
Grond.
Opregte
Salfa IJa-
rille.
Aanwin-
ning.
Is de befte
foort van
allen.
Stee'.en.
Gedaante
der Blade-
ren.
889 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, 890
Hier van zijn mij in haren aart vier bijzondere foorten
bekend geworden ; namentlijk :
I. Smilax aspera vuLGARis, of gemccne f teken-
de Winde . II. Smilax aspera folio maculoso,
of fleckende Winde met een langwerpig wit geflippeld
Loof. III. Smilax major l^evis , of groote flee-
kende Minde met gladde Bladeren. IV. Salsa pa-
RILLA VERA , ol SMILAX PeRUVIANA LEGITIMA ;
opregte Salfa Parille. Mecft al te zamen zijn ze van de
zelve Bouw mg en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemccne, zandige aarde,
met een weynig twee-jarige Pacrdcmift en ’t Mol van
verrotte Boombladeren doormengd : een opene, luch-
tige, vrije, warme , wel ter Zon gelccgene plaats , en
matige vochtigheyd.
Zijn teeder van aart, en konnen de fterke Vbrft dee-
zcr Landen niet verdragen. Moeten derhalven , in
Potten gezet zijnde, in Oftober binnens huys gebragt ;
op een matig-warme plaats gezet, gedurende de geheele
W int er met een weynig lauwgemaakt Rcegen water on-
derhouden , en niet voor April met een zachte Rcegen
weer buytcn , en de Zonncftralcn voorgcfteld ; dan
noch voor koude nagten, fchrale, hayrige Winden wel
gewagt worden.
De Saisa Parilla vera , of opregte Salfa Paril-
le > is wel zoo teeder van Natuur. Moet derhalven
ter Wintertijd in een gedurig-warme plaats, met een
weynig lauwgemaakt Recgenwater van onder in een Pan
verzorgd, en niet voor half April, of wat later, weer
buytcn gezet worden.
Zij geeven wel in dceze onze Geweften veelc bij
malkander gevoegde, kleyne, Stars-wijze gefielde, wit-
achtige Bloemtjens, maar nöyt eenig Zaad. Worden
echter bequamelijk aangewonnen door hare bij de Wor-
tel uytfpruytcndc jonge Scheutjcns : welke men met
een wadende Maan van April van de oude afneemt, eens
vingers lengte boven de aarde afgefneeden , en in Potten
verplant. Want dan vatten ze dies te fpoediger nieuwe
Wortelen- ; en groeyen te eerder voort ; ’t welk anders
langzaam toegaat.
Deeze opregte Salsa Parilla (van welke in A-
mcrica vier bijzondere foorten worden gevonden, ver-
mitsze in de gedaante der Bladeren de cene van de an-
dere verfchillcn) word gehouden voor de befte en krag-
tigftc van alle. Waarom ze dan ook alleen, of de Mor-
telen daar van , na alle Landen en Stcedcn van Europa
word vervoerd , weegens hare groote zeer zonderlinge
deugden, bij alle Geneeskundige bekend, gepreezen,
en gebruykt.
Krijgt uyt een hard en dik Hoofd, ronde , zeer lan-
ge , flegte , dunne , en ontrent bruyn-verwige Morte-
len: uyt welke voortfchicten verfcheydcne teedere Stoe-
len; haar uyt eygener aart door cenige hier en gintfeh
uytwafTcnde Pandjens omwindendc , en alzoo de bij
haar gefielde ftok of iet anders, wat het zijn mogt,
omvlcgtende. Zijn rond gevormd : aan de Zonne-zijde
roodachtig; maar aan de andere groen-verwig; bekleed
met vcele korte Doorntjcns, onder dikker als boven.
Men zict’er aan vcele fchoone , blinkende Bladeren ,
ruftende op korte Steeltjens, en uyt beyde de zijden
voortkomende, doch niet regt teegens malkander over.
Twee vingeren breedte, of daar ontrent, zijn ze lang
en breed; ook wel veel grooter : achter rond, en daar
breedft ; voor in een punt eyndigende; zulker wijze,
dat ze de gedaante van eens menfehen Hert , of die
van de Jndiaanfche Winde, niet qualijk vertonen. Aan
de randen vallenze flegt. De vciwe is donkcr-groen.
Inwendig zijn ze voorzien met een regt doorlopende
Ader, waar uyt veelc andere kleyne ter zijden voort-
fchcyden en uytlopcn. In onze koude Neederland-
fche Geweften brengt dceze foort noyt cenige Bloemen,
.veel min Vrucht ente. voorfchijn,gelijkzc anders doed in
haar geboorte-land.
KRACHTEN.
DE Bladeren en Wortelen van fleckende Minde , Galen. lib.
in ’t Latijn Smilax Afpera, zijn warm en droog simP- 7-
van aart, echter niet gantfehelijk zonder eenige
vochtigheyd , en fijn van deden.
De zelve in Wijn gezoden , en daar van gedron- Diofc. I. 4.
ken ; of ’t Poeder der gedroogde Bladeren, of der Wor- '44-
telen, met Wijn ingenomen , ftrijd zeer krachtig tee- Doi‘ l‘
gens allerley vergif; ook teegens de beet en en fteekendcr Camerar.
giftige Bieren; zulker wijs, dat iemand, wanneer hij 4 r. 140.
’s morgens iets hier van gebruykt, dien dag niet lichte- f uranUs
lijk van eenig vergif zal befchadigd worden. Doed daar- yjf
cnbovenfwee/en, en veel Water lojfen. Vcrfterkt ook ’ *
de Maag reynigd de Nieren en de Blaas; en neemt
wech de fmerten van al de Leeden des menfehelijken
Ligchaams. De Bladeren op ’t Hoofd pelegt, verdrij-
ven de Hoofdpijn.
De Martelen van Smilax Peruviana legitima, Opregte
of Opregte Salsa Parille, zijn warm, en wat Sa^a ^ar‘k
vochtig van aart. ,c-
In Water , of in Wijn gekookt , en daar van ieder Rccch.l. 8.
dag tweemaal, te weeten , ’s morgens en ’s avonds, Rer.Mexi*.
t’clkens zes oneen, warm, veertig dagen achter een ge-
dronken; zich daar op wel toegedekt, en gezweet: of ^JiTnov.
anders twee Drachmen van het Poeder der gedroogde Orb.c.xi.
Martelen met Wijn ingenomen , is zeer goed tot ge-
ncezing van de Spaanfche -pokken , verouderde kranig
heeden ; Koortx.cn , en trekkjng der Zeenuwen. Daar-
enboven zeer dicnftig voor allerley vuyle xwceringen
en gexwellen ; xinkingen en fchadclijke vochten : een
cjuade Maag ; winden in ’t Ligchaam : de koude ge-
brecken van der Vrouwen Moeder, der Harjfencn, cn
veel meer andere qualen. Neemt ook wech de hardig-
■heyd der Milt , en doed wel xweeten.
CCCCXXXVIII HOOFDSTUK.
ZEEWINDE.
en dus in het Neederlandfh , Namcn.
iok van veele Sodanelle ge-
, word in het Latijn geheeten
NELLA , BraSSICA MaRINA,
ilis Marina, en Convol-
Marinus: in het Hoogduyt fch
Meerwinde: in ’t Franfch Chou de Mer : in ’t
Italiaan fch eeven als in ’t Latijn.
Hier van zijn mij in haren aart drie onderfcheydene Drie on-
foorten bekend geworden ; te weeten : derfchey-
I. SoLDANELLA VULGARIS FOLIO ROTUNDO dcnC loor
of gemeene Zeewinde met een rond Blad. II. Oblon- tC“'
ga flore albo Syriaca , o f Syrifche Zenvtnde met
een langwerpig Blad en witte Bloem : welke foort, niet
zonder goede reedenen , zou mogen genoemd worden
Volubilis Marina Syriaca folio cordato, of
Zeewinde uyt Syrien met een Hert gelijk, _ zijnde Blad ,
weegens de gelijk-vormigheyd der Bladeren met de gc-
ftalte van eens menfehen Hert. III. Soldanella al-
pina, of Berg-Zeewinde. Niet alle zijn ze van de zelve
Bouwing en Waarneeming.
Het VoLumus Marina fruticescens SvttiA- Smurlta:
CA folio CORDATO, of Jlruvellige Zeewinde uyt Sy- Zeewinde
rien (in welk Landfchap dceze foort natuurlijk groeyd, u>'tSyricn-
niet verre van de Zee) met Bladeren, eens menfehen
Hert gelijk, lijnde ; anders ook genoemd Soldanel-
la FRUTICESCENS OBLONGA FLORE ALBO SyRIA-
CA , of langwerpig gebladerde fruvellige Zeewinde uyt
Syrien met een witte Bloem, waft niet gelijk de andere
foorten, maar flruvels-wijxe, begaaft met veele hout-
achtige Tak jent; van naturen rond , en voorzien met
een aangename blcck-roode-verwe. Aan de zelve ziet
men
891 Zeewmöë.Heydens\Vondkruyd.Hazensalade.Smyrnium&c. 8oi
Gedaante men dc Bladeren onordentlijk gefield , doch gemee-
der Blade- nclijk hangende zoo wel aan korte als lange Steelt -
rcn' jens. Zijn een vingerlid, of daar ontrent, lang; een
klcync vinger, wat meer of minder, breed; langwer-
pig; aan de Steel op ’t breedfïe; vooralderfmalft, niet
lpits , maar ftomp toegaande ; en aldaar in ’t midden
met een klcyne Kerf vcrcierd. Bevallijk-groen van
couleur zijn ze : ook voorzien met een regtdoorgaandc
groote , bleeke Ader , en eenige daar uyt voortfchic-
tende dwars-j4dertjens.
Geftalte Tuflchcn welke in het bovenftc gedeelte der nicu-
rnen ; en wclijks-gefchootene Takjens de Bloemt jens voortkomen;
Zaïd- zijnde een weynig langwerpig ; niet zoo groot als die
knoppen; van onze gemeene Zeewinde ; doch op de zelve wijze
onze lLi- VOOr v^» en rond, openftaande; wit van cou-
den zon- ^cur> van binnen hol, en aan de randen een weynig
der Zaad. gekarteld. Als ze afgevallen zijn, komen te voorfchijn
fchoone, tamelijk groote, Pcers-wtjze gevormde , bo-
ven dikke, onder dunne, doch ronde Knoppen, boven
in ’t midden vcrcierd met een draadachtig Knopje ; eerft
groen , daar na donkcr-rood wordende ; doch in onze
koude Landen geen rijp Zaad bekomende.
Grond. De nu gemelde foort, en dan dc Soldanella al-
pina, of Bcrg-Zeewinde, zijn tcedcr van aart. Be-
minnen een goede, zeer zandige aarde, doormengd
met twec-jarige Paerdcmift, een weynig Veengrond,
cn het Mol van verrore Boombladeren : een war-
me , wel ter Zon gclccgene plaats ; en niet te veel
vochtighcyd.
winter dC ^eevcn ‘n deeze onze Landen dikmaal Bloemen ,
waar Te maar noyr ccn'£ v°ikomcn Zaad. Verdragen ongeer-
neemen; ne veel koude Herfflreegenen , cn eenige Korft. Wor-
gelijk ook den derhalven , met een walïcndc Maan van April in
Zecwin". PotCcn ’r z‘ï geZ3yd, ’t zij geplant zijnde, in ’t begin
de. van Oktober, als men dc aarde boven droog ziet, bin-
nens huys gebragt , op een luchtige plaats , waar in
niet als bij vriezend Weer word gevuurd : gedurende
de geheele Winter met flegts een weynig lauw Reegen-
watcr van boven begoten ; en niet voor ten halven van
■aapril, met een aangename Rcegen, weer buyten gezet:
dan noch ecvenwel voorzichtig gewagt, zoo voor kou-
de nagten , als hayrige winden.
Aanwin- Deczc bcyde foorten worden alleenlijk aangewon-
niBg- ven cn vermeenigvuldigd in onze Landen ( bij gebrek
van Zaad , ten ware dan dat men ’t zelve uyt andere
Geweften bequaam)door hare aangegroeyde jonge Wor-
telen; welke men met een wallende Maan in -April van
de oude afneemt , en verplant.
Gemeene De Soldanella vulgaris tolio rotundo ,
Zcewin- of gemeene Zeewinde met ronde Bladeren, is veel har-
der van natuur. Blijft wel (geplant zijnde op een war-
me plaats, genoegzaam befchut voor koude Oofte- en
Noordcwinden , cn gezet in Zeezand , doormengd met
twec-jarige Paerdcmift, cn gemeene aarde) d e Winter
over; maar word ook daar teegens in onze Landen door
de zelve zomtijds wel wechgenomen, of van ’t leeven
Waarnce- beroofd. Is derhalven geraadzaam , dat men van dcc-
niHig- ze foort altijd, of immers teegens dc Winter, bijtijds,
iets in een Pot ftellc, om, als de Korft komt, dc zelve
binnens huys te konnen bewaren , en met wcynige
vochtigheyd te onderhouden ; op dat men’er zich niet
eens gantfeh onverwagt , door een felle Korft, t’eene-
maal van beroofd mogt vinden.
Aanwin- Zij geeft wel ieder jaar Bloemen, maar zelden volkö-
niog. men rijp Zaad. Word echter aangewonnen en vermee-
nigvuldigd door hare aangegroeyde Wortelen , op de ge-
melde tijd verplant zijnde.
KRACHTEN.
DoJ.l. 13. ^ A F.ewinde , in het Latijn Soldanella, is verwar-
f-ï' f mende en verdroogende tot in den derden
^ 1 graad.
In Wijn gezoden , cn daar van een halve onc«
met een weynig Zuyker en Car.eel gedronken; of een Femel. l.f.
Drachma van het Pulver der gedroogde Bladeren met Meth.
wat Anijs, Rhabarbar cnCubcbcn in Wijn ingenomen; Mcif'
of het uytgcpjtfttc Z„p tot een Rob, of dikke Syroop
met Zuyker gekookt, en daar van een halve once met
Conzerf van Rofmarijn gcbruykt, jaagt door de ktoel-
gang uyt alle overvloedige water achtige vochten opend
de verft optheyd der Lcever , en is goed voor de Wa-
terzuchtige.
Indien iemand deeze Plant, of ’t Zap, of ’t Poe-Hicft. l.i'.
der daar van, op zich zelven alleen wou gebruyken , c,l48.
zonder daar iet anders bij te doen, die zou zijn Maag te
zeer doen ontftcllcn; en krimping des Ligchaams ver-
oorzaaken, wcegens dc zoute, bittere, cn fcharpte aart
van dit Gewas.
CCCCXXXIX HOOFDSTUK.
H E Y D E N S
WONDKRUYD.
Y veele genoeg bekend , en met dec- Namen.
% zen naam in het Ncederlandfch ge-
fa? noemd , word in het Latijn gehectcn
CONSOLIDA SaRACENICA, ofSoLIDA-
M GO Saracenica : in het Hoogduytfch
Heidnisch Wundtkraut; en in’t
Franftk Consoul de Saracinne.
Deeze Plant bemind een gemeene, goede, meer een Grond,
zandige als andere , doch daar bij vochtige , welge-
meste grond : een luchtige, ook een fchaduwachtige
plaats ; en veel Water. Blijft eenige jaren lang in ’t
leeven. Verdraagt allerley ongeleegentheedcn der H m.
ter. Bloeyd ieder Zomer , doch geeft niet anders als
met zeer goede en drooge Najaren , volkomen rijp
Zaad. ’t Welk met een wallende Maan van Oktober Zaad.
of Mam (vermirs het lang in de aarde blijft leggen)
in een Pot , ruym een ftroobreedte diep , moet gc-
zayd zijn.
Niet alleenlijk door dit Zaad worden ze vermeenig- Aanwin-
vuldigd, maar ook aangewonnen door hare aangegroey- n‘ng-
de cn de grond doorlopende jonge Wortelen ; welke
men met een wallende Maan in April van de oude
afneemt, cn verplant.
KRACHTEN.
HEydens Wondkrnyd, in het Latijn Solidago, of Aar ten
Confolida Saracenica , is verdrogende in den dcuSden*
tweeden graad ; ook te zamentrekkende van
aart.
De Bladeren gefloten ; of het uytgeparftte Zap der DoJ- ’■ f*
zelve , of ook het Poeder der gedroogde Bladeren , h/,
gedaan op allerley Wonden, varjfche bloedige <j»et zuren, pTmt. tap.
ook verouderde zeeren en zweeren , geneert de zelve. *79-
Defgelijks ook de lopende gaten, en alle yuade, ft m ken-
de, verzworene Gezwellen.
In Wijn gezoden , en daar van gedronken , heeft ^obeL kift.
niet alleenlijk de zelve uytwcrking maar opend ook
de verft opping van de Lcever, Milt, en Galblaas. Is ’
goed voor een eerft-beginnendc Waterzucht-, voorde
zweeringen van het Ingewand, voor de lammigheyd
der Lee den ; de Geelzucht ; vuyle, ft inkende wonden ;
en dc zwelling van het Tandvleefch ; daar mee ge-
waflehen , en inzonderheyd een weynig Roozen-ho-
nig daar bij gedaan zijnde.
CCCCLX
VetTchey-
de namen.
Zeeven
verander-
lijke foor
ten.
Grond.
Soorten ,
welke
maar eei
Zomer
leeven.
Aanwin*
Ding.
Langlec-
vende
foorten.
Aanwin-
ning.
Gal. lik 8.
Simp.fac .
893 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen , III Boek, 894
ccccxl hoofdstuk.
HAZENSALADE.
N het Ncederlandfch niet alleen dus ,
mèar ook Ganzendistel , Kony-
nenkruyd , en Melkweye genoemd.
Word in het Latijn geheeten Son-
, Brassica Leporina , en
Leporina in het Hoog-
duytfch HASENKOHL,en Ganszdistel: in't Franfch
Palais de Lievre , Letsseron , en Laicteron :
in ’t Italiaanfch Sonco, Cicerbita, Crespigno ,
en Herba Chegitta latte.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden ec-
nige veranderlijke foorten , te wceten :
I. Sonchus LALVIS vulgaris, o i'gemeene , glad-
de, jlegte Hazcnfalade. IE Vulgaris aspera, ge-
meene rouwe , of Jleekcnde Hazcnfalade. III. Hie-
Racites major, Jive Arborescens, groote , of tot
een Boom opwajfende Hazcnfalade , met Bladeren van
Havikskruyd. IV. Hieracites minor , of kleyne
Hazcnfalade , met Bladeren van Havikskruyd. V.
Hieracites minor Lusitanicus , of kleyne Por-
tugalfche Haz.cn/alade met Bladeren van Haviks-
kruyd. VI. Aspera foliis dentis leonis , of
rouwe Hazcnfalade met Bladeren van Papenkruyd.
VIT. Sonchus Africanus, of Africaanfche Hazen-
falade. Niet alle zijn ze van cencrley Bouwing en
Waarneeming.
Zij beminnen meeft al te zamen een goede, gemee-
ne, zoo wel zandige als andere, doch welgemeftte aar-
de: immers zoo veel een fchaduwachtige, als een luch-
tige, wel ter Zon gcleegene plaats, en veel vochtigheyd.
Geeven niet alle volkomen rijp Zaad.
Het Sonchus LiEvis vuLCARis, gemeene, Jleg-
te Hazenfalade : Vulgaris aspera , of gemeene
'■ rouwe Hazenfalade : Aspera foliis dentis leo-
nis, of rouwe Hazenfalade , met Bladeren van Papen-
kruyd. Hieracites minor Lusitanicus , of kley-
nc Hazenfalade uyt Portugal ; en Sonchus Afri-
canus , of Africaanfche Hazenfalade , blijven niet
langer dan eene Zomer in ’t leeven. Geeven in den
Herfjl volkomen rijp Zaad, en vergaan dan door een
kleyne Vorfl.
Worden derhalven met een wallende Maan van
Maert [de Sonchus Africanus, en minor Lu-
sitanicus, of Africaanfche , en kleyne Portugalfcbe
Hazenfalade in de Maand April, en op een veel war-
mer plaats als de andere] ieder Voorjaar weer op nieuws,
niet diep gezayd. Doch komen ook ( uytgezonderd
de laatft-genoemdc twee) genoeg van zelfs op uyt het
neergevallene Zaad. Hier door konnenze alleenlijk
aangewonnen en vermeenigvuldigd worden.
HetSoNCHus Hieracites arborescens, of boom-
achtig Hazenfalade , met Bladeren van Havikskruyd-,
en Hieracites minor , of kleyne Hazenfalade met
Havikskruyd-bladcren , vergaan niet zoo haalt , maar
worden van naturen oud. Geeven niet anders als met
zeer goede Zomers eenig rijp Zaad. Verdragen ge-
duldig allerley ongeleegentheeden der Winter. Ver-
liezen teegens de aankom ft der zelve hare Bladeren.
Worden vermeenigvuldigd door haar Zaad-, en dan ook
noch genoegzaam aangewonnen door hare aangewaflene
jonge Scheuten ; welke men met een wallende Maan in
April van de oude afneemt, en verplant.
KRACHTEN.
AL de foorten van Hazenfilade , in het Latijn
Sonchus , zijn koud en droog; ook wat te zamen-
trekkende van aart: doch gedroogd zijnde, een
weynig warm.
In Wijn gezoden , en daar van gedronken ; of het Lufit. L 1.
uytgeparfttc Zap der Stoelen en Bladeren met Wijn in- tnarr- '
genomen , is aangenaam voor een heete en qualijk-gc-
ftelde Alaag ; ook voor een hitzige Leever-, en doed
wel wateren. Is goed teegens Vergif, de Nieren-Jleen;
de Geelzucht , een benauwde Borfl : verwekt in der
vrouwen Borjlen vee 1, entegelijk goed, gezond Zog .
Veroorzaakt de barende een lichten arbeyd. Doed het
Braken, en allerley Buykloop ophouden. Verdrijft ook
de Koudepis.
De Bladeren gefloten , en op heete gezwellen ge- pararites
legt, verkoelen de zelve. In Water gezoden, en tot
een Salade gegeeten, in plaats van Endivie , zijn zeer
gezond.
Het Zap met Cottoen gelegt op de heete gebree- Diofc.l. 1.
ken van het Fondament , en andercr heymelijke Lee- c'
den , verzacht de pijn , en neemt’cr de brand van
wech.
CCCCXLI HOOFDSTUK.
S M Y R N I U M
van C A N D I E N.
aUs in het Ncederlandfch genoemd , Namen,
word in het Latijn geheeten Smyr-
nium Creticum , Petroselinum
cilici/e , en Hipposelinum A-
greste : in het Franfch Smyrnium
de Candie : in ’t Italiaanfch Smir-
nio , en Macerone.
Deeze Plant bemind van naturen een zandige, ge- Crond.
meene, doch welgemeftte grond: immers zoo zeer een
opene , vrije, als een fchaduwachtige plaats; en veel
Water. Blijft eenige jaren in ’t leeven. Geeft ge-
meenelijk ieder Zomer volkomen rijp Zaad. Ver- Zaad.
draagd felle Vorjl , en andere ongeleegentheeden der
Winter, zonder fchade. Verheft voor den Herfjl haar
Loof , doch word in de Maand Maert weer groen.
Word vermeenigvuldigd door haar Zaad ; ’t welk Aanwin.
met een walfende Maan van September of Februarius ninS-
C indien dan de grond open en onbevroren is ) niet
boven een halve vinger breedte diep , op een fchaduw-
achtige plaats in de aarde moet gelegt zijn. Maar dan
ook noch aangewonnen door hare aangegroeyde jonge
Bollet jens-, welke men in Augujlus mag opneemen, van
de oude fcheyden , en terftond weer in zetten. Zomtijds
komen ze van zelfs overvloedig genoeg voort door het
neergevallene Zaad.
KRACHTEN.
SMyrnium van Candien , in het Latijn Smyrnium Aart.
Creticum , is verwarmende en verdrogende van aart,
tot in den tweeden graad.
De geheele Plant in Wijn gekookt , en daar van een Diofc. I. j.
Roemertje gedronken , of het Poeder der gedroogde c- 79-
Bladeren en Wortelen met Wijn ingenomen, ftild de
Buykloop. Is goed teegens de beet en en fleeken der Slan-
gen, en anderer giftige Dieren. Verzacht een verouderde
Hoejl , en een benauwde Borjl. Gcneeft de Koudepis ,
en doed gemakkelijk water lojfen.
’t Zaad , zijnde warm en droog tot in den derden Galen. lit>.
graad, gedroogd, gefloten, en met Wijn ingenomen, simP- 8-
verzacht de fmert der Heupen : verdrijft de opblazmg
van de Maag: verwekt de Alaandfonden der Vrouwen: Meu.‘
doed zweet en-, is dienftig voor de Waterzuchtige opend
de verfloptheyd der Mdt , Nieren, en Blaas : drijft uyt
de Nageboorte, en de do ode Vrucht.
De Wortelen gefloten, en van buytcn op gelegt, ge- Durantts
neezen de wonden : doen de hardigheeden , hitzige ver- bijl. Plant,
gaderingen, en varjfche gezwellen fcheyden, en vergaan. 4jS‘
CCCCXLII
8?5
Fiekruyd. Stachyskruyd. Luyskruyd.
8 95
CCCCXLII HOOFDSTUK.
Aanwia-
ning.
LobiU l. i.
fol. 901.
niafc. I. 4-
c. 9Ö.
Galen. lib.
Simp. 6.
Trag. I. 1
FIEKRUYD.
F Fykruyd , van ccn ieder in het
Neederlandfch dus , en, mijnsweetens,
met geenen anderen naam genoemd ;
zijnde een verkorting of verbaftering
'si van ’t woord Sophik. Word in het
!,*///« geheeten Sophia, of ook Se-
riphium Gi-.rmanicum: in 't Hoogduytfch Welsa-
MEN, en SoPHIENKRUYD.
Bemind van naturen een zandige, gemcene, zoo wel
goede als Hegte , gemeftte als ongemeftto, vochtige als
droogc grond: immers zoo zeer een opene, vrije, als
ccn donkere , fchaduwachtige plaats : veel Water, en
ook weynig vochtigheyd.
Blijft niet meer dan ccne Zomer in ’t leeven. Geeft
voor de Winter volkomen rijp Zaad, en vergaat dan
van zelfs. Word dcrhalvcn ieder Voorjaar, met een
wallende Maan van Alaert, weer op nieuws eezayd ,
niet diep in de aarde gelegt. Komt ook, daar’c cens gc-
ftaan heeft, overvloedig genoeg van zelfs voort door ’t
uytgevallencZ.W; en kan deczcr wijs genoegzaam ver-
meenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
Fiekruyd , in ’t Latijn Sophia , is verdrogende, ver-
warmende en te zamentrekkende van aart, eeven-
wel niet zonder eenige verkoeling.
De Bladeren gefloten; ook 't uytgcparllte Zap der
zelve, gelegt op Wonden, Kanker , quade, loopende
z.ceren , en oude zrweeren , zuyveren en geneczen ze :
defgelijks ook de Beenbreuken van Menfchcn en Bee-
llcn.
Het Zaad gefloten , en met roode Wijn , of ge-
flaald Water , ingenomen , flilt haaflelijk de Bloed-
gang , of roode- , defgelijks de Buykloop. ’t Zelve
met witte Wijn gebruykt , genecfl allerley inwendige
quet zeuren, veroorzaakt door vallen of floten.
Het zelve Zaad , of ook het Kruyd, in Wijn ge-
zoden , en ’s morgens nuchteren , drie dagen achter
malkander , een Roemer daar van gedronken , dood
de M'ormen.
CCCCXLIII HOOFDSTUK.
Het Stachys vera Dioscoridis j of opregt Opregt
Stachyskruyd van Pedacius Dioscorides, blijft niet Slacliys-
langer dan eene Zomer in ’t leeven. Word met een DiofcorU11
wadende Maan van Zpril in een Por , niet boven een des.
flroobreedte diep, gezayd; en, opgekomen zijnde, niet
verplant. Kan niet veel vochtigheyd verdragen. Illoeyd
wel genoegzaam in dceze onze Geweflen , maar krijgt
zelden, ten zij zeer warm gezet, en dan noch alleenlijk
bij goede Zomers, volkomen rijp Zaad.
Het Stachys lanuginosa Hispanica, of Spaan- Spaanfche
fche riekende vin doorn , met ruygc Bladeren , is hard AndronL
van aart. Kan niet veel Water verdragen; maar wel,
buyten blijvende, de kpude en alle ongeleegcnthcedcn
der Winter, zonder fchade. Geeft, de tweede Zomer,
volkomen rijp Zaad, en vergaat daar mee. Word der-
halvcn, ter voorgenoemder tijd , op nieuws, niet diep*
weer in de aarde gezayd. Komt ook wel , door het
neergevallene Zaad , van zelfs genoeg voort , ter
plaats daar ze geflaan heeft. Hier door kan deeze
fbort bequamclijk aangewonnen en vermeenigvuldtgd
worden.
Het Stachys spinosa Clusii , of Stachyskruyd Stachys-
met doornen van Carolus Clusius, is veel teederder met
van aart. Word met de zelve Maan van -rfpril in een varTc*1
Pot, niet diep, gezayd; met matige vochtigheyd on- Clufius.
derhouden : zoo voor koude Herfjlreegenen , als voor
Korft nauw gewagt ; in ’t begin van Ottober binnens
huys gebragt, op een plaats, welke lang de Lucht, maar
weynig vuur geniet; gefield buyten alle tochten; ge-
durende de Winter droog gehouden ; en niet voor
in ’t laatftc van Adacrt , of 't begin van sipril , na ge-
leegentheyd van de bequaamhcyd of onbequaamhcyd
des tijds, met een aangename Lucht en zachte Recgen
weer buyten gezet: dan noch ccvenwcl gewacht cn‘ ge-
noegzaam gedekt voor koude nagten , hayrige en fchralc
winden.
KRACHTEN.
STachyskruyd , is verwarmende van aart, tot in dert Diofe. l.j.
derden graad. g7° Vb
In Wijn gekookt, en daar van een goede Roe- swip.8.' ‘
mer vol gedronken , doed der Vrouwen Alaandfton-
den voortkomen ; ook veel en gemakkelijk Water lojfem
Drijft uyt de Nageboorte , en de doode Vrucht. Doch
moet van de zwangere Vrouwsperfoonen niet, of im-
mers zeer matig gebruykt worden, om hare lecvcndi-
ge Vrucht geen fchade te doen.
STACHYSKRUYD.
CCCCXLIV HOOFDSTUK.
Namen.
Drie bij-
zondere
aardige
Iburten.
Grond.
B&Iet alleen dus in het Neederlandfth ,v
P maar ook van veelc Riekende An-
|e doorn genoemd. Word in het La-
W. tijn gchecten Stachys : in ’t Hoog-
W* duytjch Riechender Andorn : in
S het Franfcb Sauce Sauvagej en in
het Italiaanfch Stachi , of ook Salvia Salva-
TICA.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden drie
bijzondere aardige foorten ; als :
I. Stachys vera Dioscoridis , of opregt Sta-
chyskruyd van Dioscorides. II. Lanuginosa Hi-
spanica, of Spaanfche riekende .Andoorn met wolach-
tige Bladeren. III. Stachys spinosa Clusii , of
doornachtig Stachyskruyd , van de geleerde Heer Ca-
rolus Clusius. Niet alle zijnze van dezelve Bou-
wing en Waarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een goede, gemee-
ne, zandige aarde , doormengd met een weynig twee-
jarige Paerdemift : een warme , vrije, wel ter Zon ge-
lecgcnc plaats, en niet veel Water. Geeven gemeenelijk
volkomen rijp Zaad.
LU YSKRUYD.
U s genoemd in ’t Neederlandfch , word Namen,
in ’t Latijn gchecten Staphisagria ,
of ook Pe Di cu la ris : in het Hoog-
tWzÊ I duytfch Lauszkraut, of Sfeichel-
CTC,..„rT kraut • in het Franfcb Herbe a.ux
Povilleux , of Aux Pouls: in ’t
Italiaanfch Stafissaria, of ook HeRba per i Pea
DOCCHI.
Deeze Plant bemind een goede , gemcene , zandi- Grond,
ge aarde , met genoegzame twee-jarige Paerdemift ,
en een weynig Mol der verrotte Boombladeren door-
mengt: een warme, vrije, wel ter Zon gclecgene plaats,
en matige vochtigheyd.
Blijft niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Geeft Hoedanig
id deèzë Geweften, zelfs ook bij goede Zomers, zelden te koelie-*
volkomen rijp Zaad ; ten zij dan dat het Zaad in een
Por, rüym een ftroobreedte diep, word gelegt met een
wallende Maan van Februanus (vermits het wel vijf
of zes wecken in de aarde blijft , eer het voor den
dag komt): eerft binnens huys gezet; daar na buytéfi
Lil • iu
S97 Beschryving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 898
in warme Paerdemifl tot de bovenftc rand des Pots
toe; voorts voorzichtig gewacht zoo wel voor koude
dagen als nagten.
om’er Dus waargenomen en gekoefterd zijnde, krijgd dit
Zaad ran Luyskruyd dikmaal zijne volkomentheyd,en rijp Zaad-,
xnen.k0 waar na ?l*nt verfterft : doch kan door het ge-
dachte Zaad , ieder Voorjaar de aarde op de gehoor-
de wijze weer aanbevolen, vernieuwd en vermeenigvul-
digd worden.
KRACHTEN.
Duranus T" Vyskruyd , in het Latijn Staphifagria , is heet
hift. Plant. I en droog van aart tor in den vierden graad :
f°l' 4*7- ook fcharp-bijtende , de huyd verbrandende,
cn daar op Bladeren makende. Is derhalven gant-
fchelijk ongeraadzaam en ondienftig, ’t zelve inwendig
te gebruyken.
Dod-l ïi. Het Zaad en de Wortel, of ’t Zaad alleen , in Edik
e'10 ‘ gezoden, met wat Honig vermengt, en daar meê de
Mond gewaflehen , verdrijft de Tandpijn , en bewaard
Zoo Tanden als Tandvleefch voor verderving.
Lupt. 1. 4. ’t Zelve Zaad geftooten ; met Edik , Sulpher , Co-
GaF’/ii^" m'in* Bakelaer en Oly vermengt, dan op het Hoofd,
Simp. 6. ar)dere deden des Ligchaams geflreeken , verdrijft
en dood de Lujz.cn ; geneeft de Schurfrheyd , quade
Krauwagie , 't Jeukzel, en de Melaatsheid.
CCCCXLV HOOFDSTUK.
STECHASKRUYD.
Namen. 3 F n zeer Medicinale . en genoegzaam
ffH riekende Plant , voerd dceze naam in
W/fc het Neederlandfch. In ’t Latijn ook
jaSn genoemd Stvechas : in het Hoog-
JaR-u duytfch Stichaskraut: in’t Franfch
c "ïdËËÉ» Stxcheoes : inliet Italiaanfch Ste-
CADE , of ook StECA.
vier on- Hier van zijn mij in haren aart vier onderfcheydene
dene foor *"oorten bekend geworden ; te weeteri :
ten. L St/echas Arabica officinarum , of Stechas-
kruyd tiyt Arabien , gcbruykclfk. in de Apotheekers
■winkelen. II. Arabica prima Ci.usii , of eerfie
Arabifch Stechas van Carolus Clusius. III. A-
RABICA FOLIO CRispo , of Arabifch Stechaskruyd
met kroeze Bladeren . IV. Stalchas citrina , of
Stechaskruyd met aardige Citroen-geele Bloemen. Niet
alle zijn ze van eenerley Bouwing en Waarneeming.
Grond. Echter beminnen ze al tezamen een goede, gemeene,
zandige aarde, met twee-jarige Paerdemifl:, ’t Mol uyt
van binnen vermolmde ofbedorvene Boomen, en een
weynig een-jarige Hoenderdrek tamelijk vermengt: een
warme, luchtige, wel ter Zon gelecgene plaats; en in
de Zomertijd veel vochtigheyd.
Hoedanig Blijven eenige jaren lang in ‘t leeven. Konnen op
t^nee'3^ 8ccnei'ky wijze veel koude Hcrfjlreegenen of Vorjl ver-
men , dragen. Moeten derhalven, met een wallende Maan
van April in Potten , hol en luchtig , niet boven een
ftroobreedte diep, gezayd zijnde, in ’t laatfte van Sep -
tember, of ’t begin van Oüober , na gclecgentheyd van
de bcquaamheyd of onbequaamheyd der Jaarstijd ,
binnens huys worden gebragt ; gefield op een luchti-
ge plaats , doch zonder eenige tochten of zuygingen
van wind; waar in niet , als bij vriezend Wéér, word
beyde in gevuurd : onderhouden met niet veel lauwgemaaktRee-
en in'de^’ ?enwater> 200 ^an8 de Winter duurd; ’t zij van onder
Zomer! *n cen Pan gege<wen , of zachtjens met de hand van
tijd. boven begooten : en niét voor in ’t begin van April ,
met cen aangename Lucht en Reegen,’ weer buyten ge-
zet ; dan noch eevenwel nauw gewacht en voorzichtig
gedekt zijn voor veel Water , hayrige of fchrale Win-
den , en koude nagten.
Dus waargenomen , bloeyen ze in dceze koude Ge*
wellen niet alleen jaarlijks , met een gedurige groente
vercicrd blijvende; maar geeven ook, bij goede Zo-
mersy volkomen rijp Zaad-, en t’elkens nieuwe icheut-
jens , zoo bij de Wortel , als aan hare dikke Steelen te
voorfchijn komende; gelijk bij mij mecnigmaal gezien
is, als die de zelve drie, vier, en ook wel vijfjaren
in ’t leeven heb bewaard. Maar om dit te konnen
verrichten , moet men haar inzonderheyd nauw wach-
ten voor te veel vochtigheyd , vermits ze daar door lich-
telijk verflerven.
Het STjêchas Citrina, of Stechaskruyd met Ci- Stechas-
troen-geele Bloemen , is veel harder van natuur. Wall kruyd met
üyt een veelvoudige , zeer dunne , hayrachtige en c,tljoen'
bruyn-verwige Veezelwortel op tot de hoogte van twee Bloemen;
Maatvoeten , ook wel hoger; Jlruvels-wijze : uyt-
fchietende in zeer veel dunne, bruyn-achtige en ronde Wortel.
Takjens, aan hare voornaamfle Stam, van de Wortel af. Takjcn*-
Als men vlijtig paft , deeze al te zamen wech te nee-
men , zoo dat’er maar alleenlijk eene in ’t midden
word gelaten, kan men’er lichtelijk een Boomt je van
doen groeyen.
Uyt de oude Takjens, waar aan de Bladeren , een Bladeren,
jaar of wat meer oud zijnde, van zelfs vergaan , ko-
men door de gantfche Zomer gedurig nieuwe voort ;
niet van zulk een verwe als de andere, maar bleek-wit:
waar aan rondom uytfchieten veelc uytneemende fmal-
lc, fterk-, doch ook aangenaam-rickende Bladert jens;
gras-groen van couleur ; een vingerlid lang ; nauwe-
lijks ’t vierdedeel van een ftroobreedte breed; in’t mid-
den voorzien met een genoegzaam zichtbaar Adertje ,
ofRugge : tuffehen welke men gemeenelijk gewaar word
vier korte Bladertjens , zittende in de geftalte van een
kruysje.
Uyt der zelver bovenfte Hert fchieten voort lange Bloemen.
Steelen-, boven vercierd met veele digt bij malkander
gevoegde kleyne Bloemt jens, fchoon Citroen-gecl-ver-
wig, beftaande uyt veele nop jens, Kroons-wijze gefield,
en langdurende van aart; doch vergaan eyndelijk, zon-
der in onze Landen cenig Zaad na te laten.
Deeze foort blijft gemccnelijk, ’s Winters buyten Hardheyd.
ftaandé , twee of drie jaren lang in ’t leeven, bij een
matige koude ; doch door een fterke Vorjl word ze
zomtijds lichtelijk wechgcnomen. Is derhalven ge-
raadzaam , van de zelve altijd iets, in een Pot gezet ,
ter Wintertijd binnens huys te bewaren; daar met ma-
tige vochtigheyd te onderhouden ; in het laatfte van
Maert weer buyten te ftellen, en in de Zomer met
veel Water te voorzien, ter oorzaak van hare veelvou-
dige Wortel.
Wij hebben alreeds gezegt , dat ze in deeze Lan- Aanwin-
den jaarlijks zeer veelc aangenaam-geele Bloemen be- n‘D£-
komt, doch noyt eénig volkomen Zaad. Word ech-
ter genoegzaam aangewonnen en vermeenigvuldigd door
hare jonge bij de Wortel uytlopende en van zelfs Wor-
telen krijgende, of anders in de aarde gebogene Scheut -
jens ; welke men met een waffende Maan van April ,
Maj of Junius van de oude afneemt, en, ten halven
afgefneeden zijnde, verplant.
KRACHTEN.
STechaskruyd, in het Latijn Stachas, is ontroeren
de , iot braken verwekkende, en het Ligchaam
verhittende van aart. Moet derhalven van kou-
de , vochtige naturen , niet van heete Menfchen ge-
bruykt worden.
Alleenlijk, of ook met zijn Bloem, in Wijn gezo-
den , en daar van gedronken , jaagd uyt het Ligchaam
wech alle quade, fchadelijke vochten: opend de ver-
fioptheyd van de Leever, Milt, Moeder , Longe, Blaas,
en andere inwendige deden. Yerdrijfd de zwijmeling
en draying des Hoofd, en de fcheemcring der Oögen :
verfterkt de geheugenist gok alle iewendige, verkoudde
Ligchaams-
Durantes
hift. Plant,
fel. 448.
Rafts de
Simp.
temp. c. i2.
Aver. Ub.
Simp. c. 4».
Galm. 1 . 8.
WÊÊÊ
Diofc. I. 3
•- 3«-
Ltifit. I. 3
tnarr. xy.
Namen.
Drie on-
dcrfchey-
dene foor-
ten.
Grond.
Aanwin-
ning.
Aart.
Matth.l.i.
f.138.
Camtrar.
I. 3. c. 10 6.
Durantcs
hifi. Plant.
fol- 4?°.
Fuchf. hifi.
f. 13.
899 StechaskruYd. WorMKRuyd. Teucrium.
poo
Ligchaams-deelen. Verzacht de fmerten der vermoey-
de Zcenuwen, en is goed voor de gebreckcn der Borft.
Zet daarenboven ’t water der Blaas voort, en verwekt
der Vrouwen Maandftonden.
De Conferve , gemaakt van deeze Bloemen , is zeer
dienftig voor een koude Maag, ook voor de koude ge-
brecken des Hoofds , en der Moeder van de Vrouwen*
CCCCXLVI HOOFDSTUK.
WORMKRUYD.
Ajgi N het Neederlandfch niet alleen dus,
maar ook van veele Reinvaar gc-
noemd , word in het Latijn gehecten
]\Tanacetum, en Athanasia : in ’t
%Hoogduytfch Reinfarn : in ’t Franfch
ïAthanasie; en in ’t Italiaanfch Ta-
naceto, Atanasia, en Daneda.
Hier van zijn mij in haren aart drie onderfcheydene
foorten bekend geworden ; te weeten :
I. Tanacetum vulgare, of gemeen Wormkruid.
II. Crispum , of Wormkruyd met kroeze Bladeren.
III. Tanacetum inodorum , of Wormkruyd zon-
der reuk. Alle zijn ze van eeven de zelve Bouwing en
Waarneeming.
Zij beminnen uyt eygener aart een gemeene, zandi-
ge, of fteenigc , zoo wel ongemeftte als vetgemeftte
grond ; en een wel ter Zon geleegene plaats. Heb-
ben liever veel Water, als matige vochtigheyd. Gee-
ven ieder jaar volkomen rijp Zaad. Verdragen felle
koude, en alle andere ongcleegentheeden der Winter ,
zonder eenige fchade.
Worden aangewonnen op tweederley manieren ; als,
eerft, door haar Zaad-, ’twelk met een wadende Maan
van Maert of -April , niet boven een ftroobreedte
diep , in de aarde moet gclegt zijn. Ook Haat het,
door het neergevallene, dikmaal van zelfs genoeg op.
Dan noch, door hare bij de Wortel veelvoudig uytlopen-
de jonge Looten ; die men op dc zelve tijd van de oude
afneemt, ook met een wallende Maan in September af-
fnijd, en verplant. Hierdoor worden ze genoegzaam
vermeenigvuldigd.
KRACHTEN.
WOrmkrujd , of Reinvaar , in het Latijn Ta-
nacetum , is warm en droog in den tweeden
graad.
In Wijn gezoden en daar van gedronken , of het
uytgeparftte Zap met Wijn ingenomen , neemt uyt
de A'faag de onzuyvere , vuylc vochtigheeden wech :
verdrijft het Graveel der Nieren, de Koudepis. en de
Winden; verzacht de fmerten der Blaas , en doed ge-
makkelijk water lojfen.
In dun Bier en Edik gekookt; dan een goede Roe-
mer vol daar van gedronken , is goed teegens de Pefi ,
en doed zweeten.
De Bladeren in roode Wijn gezoden , en zoo warm
gelegt op de uyt gezakte -Aersdarm , doed de zelve weer
ingaan , als men te vooren met Wierook een beroking
heeft gedaan.
Een Dracbma van het gedroogde en gepulverifeer-
de Zaad met Wijn , Syroop, of iet anders, drie dagen
na malkander ’s morgens nuchteren gebruykt, doodde
Wormen , en drijft ze uyt.
ccccxLvii Hoofdstuk.
TEUCRIUM.
Ord in het Neederlandfch , Latijn , Naam, .eri
Hoogduytfch , en andere fpraken met aa wien*
deezen, en mijns weetens, geenen ande-
ren naam genoemd, behalven dat de
Italianen , na hare fpreekwijs, zeggen
Teucrio; dus gehecten na Teucer,
de broeder van Ajax , die de eerftc vinder deezer
Plant , of uytvtnder van der zclvcr krachten, zou ge-
weeft zijn , volgens het geen men hier van leeft "bij
Plinius, in ’t vijfde Hoofdftuk, zijns vijfentwintigften
Boeks.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier v;er 0
onderfcheydene foorten ; te weeten : derfchey-
I. Teucrium vulgare , of gemeen Teucrium. dene foor*
II. Pratense spurium, of baftard-Tcucrium, voort- tcn'
komende op Gras-velden. III. Bccticum arbore-
scens , of boomachtig Teucrium, uyt de Provincie Boe-
tia , gelecgcn in slndaluzien. IV. Teucrium ve-
RUM OFFICINARUM FRUTICANS , of opregt boom-
achtig Teucrium, in de -Apotheekers winkelen gebruyke-
lijk. Niet alle zijn ze van cenerley Bouwing en Waar-
neeming.
Het Teucrium vulgare, of gemeene Teucrium, Gemeen,'
en Teucrium pratense spurium , of baftard- en ba Hart
Teucrium, groeyende in Gras-achtige plaat zen, bemin- Teucrium-
nen een goede, gemeene, zandige, met oude Paerde-
of Koeyemift wel-voorziene grond : een opene , be-
quaam ter Zon geleegene plaats, en veel Water ; doch
ook matige vochtigheyd. Blijven lange jaren in ’t lee-
ven. Bloeyen zeer aardig , en geeven dikmaal volko-
men rijp Zaad. Verdragen felle Torft, en allerlcy an-
dere ongcleegentheeden der Winter. Worden genoeg- Aanwin-
zaam aangewonnen en vermeenigvuldigd , niet alleenlijk ning-
door haar Zaad, ’t welk met een wadende Maan van
Maert of Zpril , met diep , in de aarde gelegt moet
zijn ; maar ook door hare aangewalTene jonge Worte-
len, welke men op de zelve tijd van de oude afneemt,
en verplant.
Het TèUCRIUM bccticum, of Teucrium uyt Zn- Teucrium
daluzien , en Teucrium vhrum fruticescens of- uyc Anda-
FICINARUM, of opregt , Heeft erachtig Tetter, um , ge- én^prêet
bruykelijk in der Zpotheekers winkelen , zijn veel tce- HceiKr-
derder van aart. Vergaan wel niet haaft; doch worden, “Mg
buyten ftaande, door een fterke Fbrft lichtelijk van *t Teucrium*
leeven beroofd.
Moeten derhalven, met een wadende Maan van A- Hoedanig
pril , hol en luchtig, niet boven een ftroobreedte diep, in de’win-
in Potten gezayd, of ook geplant, voor veel koude terwaarte
Herfjlrcegenen wel gewacht ; in ’t begin van Otlobcr neernen-
binnens huys gefteld worden op een luchtige plaats,
waar in niet anders als bij vriezend Weer word Ge-
vuurd; of ook wel, zoo lang de Zbrft duurd, ineen
verwelfde Kelder, nochtans buyten gevaar van te kon-
nen bevriezen. In deeze gantfche tijd moet men ze
onderhouden met niet te Veel lauw-gemaakt Reegen-
water, haar van onder door een Pan gegeeven. Niet
voor in ’t begin van April, met een zoete Lucht en
aangename Reegen, mag men ze weer buyten, en de
Zonneftralen voorftellen : dan noch eevenwcl haar voor-
zichtig wachten voor koude nagten , hayrige of fchrale
O ofte- en Noordc-winden.
Zij geeven gemcenelijk in deeze onze Geweften jaar- Aanwin-
lijks volkomen rijp Zaad , inzonderheyd bij goede ning.
Zomers. Hier door konnenze (op de . voorgemelde
tijd en plaats de aarde aanbevolen zijnde) aangewon-
nen en vermeenigvuldigd worden : maar niet wel door
hare gedurig bij de Wortel uytlopende jongen ; wijl de
zelve geen Wortelen willen vatten; zoo dat de aanwinning
genoegzaam alleen door ’t Zaad moet gefchieden.
Lila Deeze
O
901 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, ooi
Grend. Deeze foorten beminnen ook een goede , zandige
grond, met twee-jarige Paerdemift, en ’t Mol van ver-
rotte Boombladeren doormengt : een gantfeh warme
plaats, en veel Water. Verliezen noyt hare Bladeren,
ten zij ze zich in nood van gebrek , verderving , of
krachtelooshcyd bevinden. Anders blij ven ze gedurig
groen , cn eeven jeugdig.
KRACHTEN.
Aart. * | Eucrium is verwarmende en verdrogende van aart,
1 in den derden graad.
Di°fc. 1. 3. in Wijn gezoden, cn daar van gedronken , of
Galtn. lib. hct Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn of eenig
simp. 8. ander nat ingenomen , verwekt der Vrouwen Maand-
-£Pul- bijl. ftonden : drijft het water der Blaas voort: neemt wech
Trag.*Li. c*c v erfi°PP‘»g van het Ingewand: Maakt dun alle^ro-
c. 68. Ve vocht igheeden , brengt weer te regt een verharde of
gevwollcnc Milt : is goed voor de gefpannene Zeenu-
wen ; de gebreeken van Leevcr en Longe , de Hoeft ;
een eerft aankomende Waterzucht-, de Maag; d e pijn
der Zijden , en der Heupen ; ook in ’t water maken ;
defgelijks voor de geene die van binnen geborften zijn.
Verlicht daarenboven den arbeyd der barende Fr ou-
wen , en zuyvcrd het Bloed.
Tim. 1. 16. j)c bladeren gefloten , met Honig vermengt ; dan
gelegt op oude zeereu cn vuyle zoveer en ; defgelijks op
de beeten cn fteeken der Adderen, Slangen , en anderer
giftige Dieren, geneezen de zelve; doch met Edik op
de wonden gedaan.
De Bladeren met Meel van Lupynen in looge ge-
kookt , en daar mee gewaflehen , reynigt het Hoofd
van allcvuylighejd, cn Schubben of Schüfferen.
CCCCXLVIII HOOFDSTUK.
T H A P S I A.
Namen. Fr deezen naam zoo wel in het Nee-
derlandfch als in ’t Latijn bekend; al-
hoewel ook van Matthias de Lo-
bel geheeten Turbith Gallicum;
gelijk ook inliet Franfch Turbit;
— -^2 maar van de Italianen Thassia ge-
noemd.
Verfchey- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
aaderlijkc vcrfchcydene aardige veranderlijke foorten ; nament-
fooitcn. lijk :
I. ThAPSIA MAJOR LATIFOLtA PRIMA CLUSII ,
of groote breed-bladerige Thapfta, zijnde de eerft e foort
van Carolus Clusius. II. Major secunda la-
Tifolia Clusii, of tweede foort van den welven Clu-
sius mei breede Bladeren. III. Minor latifolia
Peloponnensis, of klcyne breed-bladerige Thapfta van
Peloponncfui. IV. Major angustifolia glabra,
of groote Thapfta met ftnalle blinkende Bladeren. V.
Major angustifolia minus glabra, of groote
Thapfta met ftnalle , en minder blinkende Bladeren. VI.
Angustifolia media , of middelfoort van ftmalge-
bladerde Thapfta. VII. Angustifolia minor , of
kleyne fmal-gebladerde Thapfta. VIII. Thapsia te-
nuifolia minima , of alderk[eynfte fmal-gebladerde
Thapfta. Meeft alle zijn ze van eeven de zelve Botswing
en WaarnecTfting.
Grond. Zij beminnen een goede, gemeene , zandige , ’t zij
wel, of matig, of weynig gemeftte aarde : een warme,
genoegzaam ter Zon geleegene plaats , en veel Water,
of ook geen overvloedige vochtigheyd.
Bloeying. Worden van naturen zeer oud. Bloeyen dikmaal , en
geeven om de tweede, ook wel ieder Zomer, volko-
Zaad. men rijp Zaad , uytgezonderd het Thapsia minor
latifolia Pfloponnensis , of kleyne breedbladerige
Thapfta van Peloponneftks , welke foort bij mij. noch
noyt heeft gebloeyd , onaangezien de zelve nu alreeds,
terwijl ik dit fchrijf , necgen jaren lang mijne zorge en
waarneeming is onderworpen geweeft.
Verdragen felle Vorft , cn allerley andere ongeleegcnt- Hardheyd.
heeden der Winter-, inzonderheyd als men ze bedekt
met droog Turfmul , cn Pannen daar overlegt, om
niet nat te konnen worden. Verliezen hare Bladeren
met voor teegens de Winter. Worden ook gemee- Aanwin-
nelijk alleen aangewonnen en vermeenigvuldigd door haar ninS-
Zaad (weynig door hare Wortelen); ’t welk met een
wallende Maan van O SI ober of lebruarius , vermits het
lang in de aarde blijft , in een Pot word gezayd, on-
trent een kleyne vingerbreedte diep.
Zij worden al te zamen in Auguftus ( ’t Zaad rijp Tijd van
geworden zijnde) indien iemand zulks geliefd, opge- dc opnee,
nomen , en terllond weer geplant. Want men heeft ™ing V1
ondervonden, dat dit de bcquaamlle rijd is, om zulks te 13
verrigten. Ja ook, men legt ze wel droog in een doos,
en men zendze waar heenen men wil : ’t welk op andere
tijden zonder fchade niet kan gefchieden. Men mag ze
ook wel in ’t Voorjaar , met een waflende Maan van
Maert, uyt de aarde neemen ; doch ’t zal niet zonder
gevaar zijn. Geeven dan ook geene Bloemen weer ,
voor in ’t tweede jaar daar na. Derhalven de eerft-ge-
noemdetijd, als de bequaamfte , behoord gevolgd en
waargenomen te worden.
Het Thapsia minor latifolia Peloponnen- Kleyne
sis , of kleyne breed-b ladenge Thapfta van Peloponne- breed-bla-
ftus, geeft in ieder Herfft , ook vroeg in elk Voorjaar, dcrigc
uyt hare niet zeer dikke , ronde, bruyn-verwige, cn ThaPfia
onder fpits toegaande Wortel nieuwe Bladeren-, op ver- pdnndiis.
re na niet zoo groot, lang en breed, ook niet zoo zeer
ingezaagd, als die van de twee voorgemelde foorten :
eerft een alleen, een halve vinger lang, een duym breed,
en voor ftomp toelopende: daar na noch een, maar
wat fm aller; ook voor in een langer en fpitzer punteyn-
digende: dan wederom een andere, in drieën hol ge-
deeld ; waar van ’t middenfte het grootfte , echter niet
wel een kleyne vinger breed is; de twee onderfte fmal,
een ftroo breed, doch al te zamen voor /pitsachtig toe-
gaande, en ruym een vingerlid lang zijn. Vervolgens Gedaante
weer een, in vijf deelen gefcheyden; alle wat breeder , der llladc-
en alleenlijk het voor-aanftaande het langfte. Eynde-ren'
lijk voor ’t laatfteen, of meer, in zeeven deelen ge-
fcheyden ; van welke dc twee onderfte de breedfte en
langde ; de twee volgende ongelijk, te weeten 't cene
veel fmaller als ’t andere, gezien worden; de overige
twee volgende dc kortfte cn fmalfte , ook ’t een wat
breeder als ’t ander, doch beyde onder als met Vleuge-
len voorzien ; tuflehen welke het bovenfte alleen ftaat ,
wel zoo kort , doch ’t breedfte van allen , en voor
rondachtig eyndigende. Al te zamen rullenze op ron-
de, doch geen zeer lange Steden ; alle voortkomende
uyt een Hert digt bij malkander. Zijn een weynig
blinkende uyt den groenen blauwachtig ; en met zeer
fchoone , teedere , gelijk als geveederde Aderen in-
wendig voorzien : aan hare randen gantfeh liegt; zom-
tijds echter een weynig omgekruld : uyt welker binnen-
fte Hert in deeze onze Gcweftcn noyt eenige Bloemen
voortfehieten.
Deeze foort is teeder van aart. Kan op geenerley Hoe In de
wijs eenige felle Vorft verdragen. Word derhalven , Winter
in een Pot gezet zijnde, 's Winters binnens huys op waar tc
een bequame luchtige plaats gebragt : zoo lang de Vorft Deemca'
duurd met zeer weynig lauwgemaakt Reegenwater
van boven begoten : in ’t begin van April weer buyten
dc Zonncftralen voorgefteld , en zorgvuldig bewaard
voor veel Reegen , vermitsze daar door zeer lichtelijk
verderft. Zij verheft (gelijk ook defgelijks doen het
Thapsia major latifolia prima et secunda
Clusii , of eerfte en tweede groote Thapfta van Caro-
lus Clusius met breede Bladeren) hare Bladeren in
de Maand van Julius op welke tijd , indien zulks
noodwendig is, hare Wortelen zonder eenige gevaar,
mogen
O
■
9° 3
T h a :
T h A
mogen opgenomen worden , en dan weer voorzien
van een varffche grond , zoo als hier boven is aan-
geweezen.
Groo*e De Thapsia major latifolia, o £ groote breed-
derfeUa" ^laderige Thaj ofta , krijgt uy teen ontrent een duym dik-
Thaplia. kc » *n vec*e 'dakk?» verdeelde, witte Wortel, ook bo-
WortcJ. ven, gelijk de voorgaande, liegt, met gantfeh geen
hayrige ruygheyd, als wel de andere , voorzien ; gom-
achtig, en in de Mond geknauwd wordende, zeerfterk
en bitter van fmaak , verfcheydenc Bladeren , op de
wijze der andere foorten boven de aarde gefield ; ru-
ftende op dikke, ronde, en met een witte wolhgheyd
Geftaltc bekleedde Steden. Zijn ruym een voet lang ; onder
der Blade- met hare CHgelen aldcrbreedft , en voor , allenxcn
fmaller wordende, fpits-toegaande ; gefneeden in ontel-
bare deden, een kleyne vinger breed , of ook wel
meerder, gemeenelijk na boven zich teegens malkander
ombuygcndc. De verwe is boven donker-groen , een
weynig blinkende ; onder bleek-wit , en ruyg. Aan
al de voorfte punten der ingekerfde deden ftaan kleyne
harde Doorntjens. Inwendig in al de grootfte deden
ziet men een bleek-verwige regt-doorgaande -Ader ,
waar uyt ontelbare andere kleyner voortvloeyen. Wij-
ders zijn de gemelde Bladeren wat dikachtig van aart ;
bitter en onlieflijk van fmaak.
Steel. Tuflchen welke in ’t midden, als uyt het inwen-
dige Hert, gemeenelijk een eenige Steel voortkomt; in
dceze onze Geweften opfehietende gewoonelij k ter hoog-
te van anderhalve voet, wat meer of minder; zijnde
Bloem- rond, en uyt den groenen bleek-verwig. Op wiens
tros. bovenfte punt te voorfchijn word gebragt een eenige,
rond-gefteldc , uyt den geelen wit-verwige "Bloemtros ,
gelijk men ook in de andere foorten ziet. Zij komt
voort in de Maand van Junins. Eynddijk vergaatze
in haar zelven , en word gevolgd van een ovaals-wijze
Zaad. rond , platachtig Zaad , dat van de Ferula niet zeer
ongelijk.
KRACHTEN.
Galen. 1.6 . I Wortel van Thapjïa, inzonderheyd de Schel ,
S'mf' °f Baft der zeIve’ is ^cet in dcn derde° graad,
en vochtig van aart.
Diofc. 1. 4. Een Drachma van de gedroogde Schors dcezer Wor-
Loèd l.u td mCt Wat Zuyker en Gcngebar, of met het Zaad
f°l-9S 4- Van (maar gantfchlijk niet voor zich zelven al-
leen) in Wijn ingenomen , purgeert het Ligchaam ,
uyr jagende tilt galachtige , ook tayc, grove , en koude
vochten. Zuyverd de Maag en Borjl van allerley ver-
ft optheyd : verbeeterd de Kortademheyd ; verdrijft het
Colijk., de Kramp , de Zijdcpijn ; de fmerten der Ge-
wrigten, en het J pannen der Zeen/twen.
Durant. De ld ’ortel gedroogt, gefloten, met Oly vermengt;
kift. Plant, en dan gelegt op de ejttade Schurft heyd des Hoofds , ge-
PlimL IJ. nee^ dc zeve‘ Doed ook het uyt gevallene hayr weer
c.ió. ’ groeyen. De zelve vermengt met Wierook en Wafch ,
verdrijft de blanw-geftootene , of gevallene plekken
op de huyd , en doed het geronnene Bloed zich
fchcyden.
Het uytgevloeyde Zap der Wortelen met Honig
gemengd , neemt wech alle fproetden en vlekken des
Zangez-ichts.
Temel. 1.6. ’t Zelve Zap gemengt met geftotene Zwavel , fcheyd
Med’ a^e k°ude en harde Gezwellen , daar op gelegt zijnde.
Doch men moet het niet langer als twee uuren tijds
daar op laten blijven.
L I C U Ü M,
CCCCXLIX
T u L P. 904 e
hoofdstuk.
THALICTRUM.
P het Needer/andfch niet alleen dus , Namen,
maar ook wel, wecgcns de verwe der
|| pP|bP| Wortel , van zommigc Valsche
Rhabarber genoemd. Word in ’t
Latijn ook Thalictrum geheeten:
in’t //öog^wj/yé/ïWiEsnNRAUTE: in’t
Italiaanfch Verdemarco, en Thalittro.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vijf^'ft on_
onderfcheydene foorten ; als: dencfoor
I. Thalictum majus vulg/re fiore albo , ten.
of gemeen groot Tha/itlrum met een witte Bloem. II.
Hispanicum majus flore luteo , of groote
Spaanfche Thaliiïrum met een geele Bloem. III. Tha-
lictrum medium, of middelbare ThaliUrum. IV.
Pratense flore viridi , of ThahUrum , voortko-
mende op Grasvelden, met een groene Bloem. V. Tha-
lictum MtNiMUM Cordi , of alderkjeynfte ThaliElrnm
van Valerius Cordus. Alle zijnze van eeven dc
zelve Bottwing en Waarneemmg.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wel- Grond,
gemeftte grond. Hebben immers zoo lief een opene ,
luchtige , vrije , wel ter Zon gelecgcnc, als een fcha-
duwachtige plaats; en willen veel Water.
Blijven lange jaren in ’t leeven. Blwyen ieder Zo- BIoeying;
mer; en geeven , bij goede drooge tijden , volkomen
rijp Zaad. Konnen rterke koude , en alle andere on- z'‘ud-
geleegentheeden der Winter, zonder fchade uytftaan.
Worden op tweedcrlcy wijs aangewonnen en v ermee- Vermc».
nigvuldigd. Eerft, door haar Zaad, ’t welk met een ni"vu,di-
waffende Maan van Oclobcr word gezayd in een Pot ,
binnens huys gezet ( wijl het tamelijk' lang in de aar-
de blijft, eer men ’t ziet opkomen) ; of in Maert opeen
fchaduwachtige plaats; ontrent een halve vingerbreedte
diep in de aarde gelegt. Daar na , door hare bij de
Wortel uytlopcnde jonge Scheut jens ; welke men met
de genoemde Maan in Zpril van de oude afneemt,
en verplant.
KRACHT EN.
THaliürum , dus in ’t Latijn en Neederlandfth be- Aart;
kend, is warm en droog in den eerften graad.
De Bladeren gefloten , of het uytgeparftte D‘oft. l- 4*
Zap der zelve, of ook wel het daar van gcdiftillcer- c‘9*m
de Water , t zij met Doekjcns , ’t zij alleen , gedaan
op wonden , oude z-eeren en *: weeringen , gencezen en
verdrijven de zelve.
De Wortelen, of anders ook de Bladeren, in Wijn Dol l.v
gezoden, en daar van ’s morgens nuchteren een Roe- c' 3*
mer gedronken, ontroerd het Ligchaam, en verwekt
Stoelgang.
CCCCL HOOFDSTUK.
tulp.
Ecze, in hare veelvoudige fchoonheyd Namen,
der veranderlijke en bezienswaardige
coulcuren alle andere verre overtref-
^gt) y fende Bol-plant word in ’t Nccder-
j&M&htndfch genoemd Tulp of Tulpe:
in ’t Latijn , Franfch en Italiaanfch
Tulipa: in ’t Hoogduytfch Thum-
pal , of Tulpant, na het Griekfchc woord Dul-
pant, of Tulipant, beteekenende een Mutsje, of
Hoedje. De voornaamfte onder dc geleerde houden Aanmer-
het daar voor, dat het Woord Tulipa is een Sla- k,Dg°P't
woord , beduidende esn Tarkfche Hooi , of tXI
LH 5 Ho.fi.
poj Beschryving der Kruyden, Bollen En Bloemen , III Boek , 906
Meer dan
drie hon-
dcrd-dcr-
ley foor-
%aad.
Tijd van
opnce-
ming, cn
weer in-
zetting.
Wat ook
daar bij in
agt moet
genomen
worden.
Aanwin-
ning.
Tijd, en
wijze van
zaying.
Hoofdwind^el , van deeze Natie genoemd Tulïpant,
Dulpant, ofDuLBENT; ter oorzaak dat deeze Bloe-
men eenigzins vertonen de vorm van zulk een Turk?
fche Hoed , of Tulleband. Bij de oude vindmen gee-
nen naam deezer Bloemen ; buyten twijffel, om dat ze
haar onbekend zijn geweeft; alhoewel eenige Kruyd-
kundige het daar voor houden , dat de Tul i pa is des
Theophrasti viluuv. Andere houden ze voor het
Sattrium Erythronium; noch andere voor Pli-
nii ROODH Narcissus; doch ’t zijn maar vermoe-
dingen. Van de Turken word deeze Bloem genoemd
Cafa, Lale, Ale, Zambul.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
meer dan drie honderd bijzondere aardige foorten, te
veel, en ook onnodig, om hier opgeteld te worden ;
wijl ze doch al te zamen van ecven de zelve Bouwtng
en JVdarneeming zijn.
Alle beminnen ze een zandige, goede, gemeenc aar-
de , met een weynig yeengrond en twee-jarige Paer-
demifl: matig voorzien: een openc, vrije, luchtige,
wel ter Zon geleegene plaats ; en niet te veel vochtig-
heyd. Zijn zeer hard van natuur. Verdragen flerke
koude , cn allerlcy andere ongeleegenthceden der Winter
geduldig. Bloeyen in de May -maand ; en leeveren in
deeze onze Geweften gemeenelijk ieder jaar volkomen
Zaad. Doch de geene, welke niet meer dan een Blad
uyt de aarde te voorfchijn brengen, geeven voor dat
jaar geen Bloemen ; en veel minder ziet men’er rijp
Zaad van.
Zij worden ieder jaar, in ’t begin van Jun'uu , uyt
de aarde opgenomen , behalven de geene , van welke
men voorncemens is. Zaad te winnen. Deeze moet
men laten flaan , tot dat het Zaad zijne volkomcne
rijpheyd heeft gekreegen. Mogen dan ook opgenomen
worden , en in een drooge plaats binnens huys bewaard,
tot in September ; wanneer ze met een waflende of volle
Maan , van hare buytcnjle Baft en oude Wortel op ’t laat-
ftc gczuyverd zijnde, weer worden ingezet in een varf-
fche, nieuwelijks-gemeftte, zandige aarde ; elk jaar op
een bijzondere plaats , als men ruymte en geleegent-
hcyd daar toe heeft ; vermitsze uyt eygener aart ver-
andering van grond beminnen, en in de zelve veel voor-
fpoediger groeyen ; ook beeter Bloemen voortbrengen.
De inzetting moet gcfchicden vier vingerenbreedte diep,
of een weynig meer.
Of ze fchoon wel een of twee jaren konnen over-
flaan, zoo is echter zulks op geenerley wijze dienflig :
want dan komen ze lichtelijk tot verrotting ; vermits
de grond, te zeer op malkander gepakt wordende, het
water na beneeden dies te befwaarlijker kan doordrin-
gen. Ook moet men gedenken , dat de aarde , waar
uyt de Bollen zijn opgenomen, (indien ze weer op de
zelve plaats zullen ingezet worden ) ieder week , tot
op den tijd der weer inplanting toe, eens moet geroerd
of omgefmeeten zijn; op dat ze varfch en luchtig blij-
ven; niet fchim melig, muf, of qualijk-riekende wor-
den mogt ; want hier door zouden de Bollen verder-
ven. Daarenboven moet de zelve grond om ’t derde,
of ten langflen om ’t. vierde jaar, weer op nieuws ver-
zorgt zijn met de voorheenen gemelde Mift, en varfch
zand ; daar gantfeh geen zoutigheyd bij is.
Zij worden, niet alleen in deeze, maar ook in ande-
re Landen aangewonnen en vermecnigvuldigd door twee
bijzondere middelen; teweeten: door haar Zaad-, en
door hare aangewaffene Bolle rjens.
Het Zaad is tot zijne volkomcnthcyd geraakt, wan-
neer de Knop , of’t Huysje, waar in het befloten leyd,
hare groenheyd heeft verloren , en nu van malkander
bard. Dan worden de gedachte Knoppen afgefneeden;
op een drooge plaats binnens huys gelegt ; cn in Sep-
tember ’t Zaad daar uytgenomen ; ’t welk teegens de
volle Maan deezer Maand ontrent een vingerbreedte
diep word gezayd in een houte Vat met aarde : ter-
dond na de zaying begraven in de grond , of ook wel
eerd in de grond gezet ; met aarde tot boven toe ,
ceven-gelijk met de grond , gevuld , en dan ’t Zaad
daar ingelcgt, op een donkerachtige, geen warme plaats.
In ’t volgende jaar zal men ’t zien opkomen gelijk Gras,
of Bieslook.
Deeze jonge Bollet jens neemt men niet op , voor Hoe met
dat ze twee jaren lang in hare Geboorte plaats gedaan dc j°nge
hebben; ook dan niet eerder , als wanneer haar teedcr
Loof , of de B lader tj en s verwelkt zijn. In ’t laatde van lcn.
Hugujlus (wijl zulke kleyne, teedere Bollet jens niet zoo
lang. als wel de groote uyt de aarde konnen blijven) zet
men ze in een andere cn warme grond ; ook ieder jaar
op een bijzondere plaats ; tot dat ze eyndelijk Bloemen
uytfchieten ; ’t welk gemeenelijk nietgefchicd, voor
datzezeeven, agt, neegen, en ook wel tien jaren oud
zijn geworden.
Deezer wijs worden aangetecld veele veranderlijke Wat voor
zeer fchoonc , vermaaklijke eoleuren ; welkeze voort- ^tt
brengen, niet alleen met hare eerde Bloemen , maar daar befte houd.
in ook jaar op jaar veranderen; de een de ander in fchoon-
licyd te boven gaande: inzonderheydindienze zijn voort-
gekomen uyt Zaad van een witte Bloem, met een flerke
zwarte grond, of paerjfche verwe ; welke men voor de
bede ter Zaying houd.
De gemelde jonge Bollet jens fchieten dikmaal, eer ze WatZin-
noch eenige Bloem hebben gedragen, zommigc nieuwe kerszijn.
uyt, zeer diep in de aarde, welke men Zinkers noemd.
Deeze worden doorgaans eens z.00 groot, als dc oude zijn
geweed, vermitsze ’t voedzel gantfehelijk na zich zel-
ven alleen trekken ; waar door dan de oude zoo t’eene-
maal vertecren, dat ze niet meer dan een leedtgcBaft be-
houden ; waar van de ervarentheyd een genoegzame en
gedurige getuygenis geeft.
In ’t opneemen moet men vlijtige navorfTching na Hoe daar
deeze Zinkers doen. Want indien ze in de aarde blij- ontrent te
ven, zullen ze in ’t volgende jaar z,oo diep neerwaarts fianilcICB-
binken, dat ze naderhand qualijk gevonden zouden kon-
nen worden. Is dcrhalven zeer goed , dat men het
Bedde , of de plaats, daar de Tulpbollen worden ge-
plant , onder vóórzie met een Steene of houte Vloer.
Want vermits haar hier door ’t binken word verhin-
derd, zoo kan men ze dies te bequamcr uyt neemen.
Ten anderen gefchicd ook de aanwinning en vermee- Aanwin-
nigvuldigtng door jonge aangewafTene Bollet jens , uyt ning door
de oude fpruytende : onder welke defgelijks dikmaal |°"f^sBo1’
eenige Zinkers worden gevonden. Deeze uyt de aar- J
de genomen, en van hare Moeder gefchcyden zijnde,
gelijk men gemeenelijk doed, worden verplant. Doch
deeze vermeerdering draagd op verre na zoo veel niet
toe, als die door ’t Zaad: ook komen’er zoo veel Zin-
kers niet van. Maar zij bloeien veel eerder : want zij
geeven in ’t volgende jaar, of in ’t tweede, of ook wel
in ’t derde, na gcleegenthcyd datze groot zijn, hare
eerfle Bloem.
Daarenboven heeft de ervarentheyd in deezen ons Wonder-
noch geleerd, dat alle Tulpbollen, jaarlijks in haar wee-
zen niet blijven; noch ook, op dc manier van andere deezer***
Bollen aangroeyende , van tijd tot tijd grooter worden. Bollen.
Maer dat ze ieder jaar alleen uyt het alder-inwendig-
fte vaftte of digtfte Hcrtknopje een grooter en geheel
nieuwe Bol maken ; wiens inwendige kleyne Hert in
agt maanden tijds grooter word, als de gchccle Bol ge-
wcefl: is, doeze in de aarde wierd geplant. Al ’t ove-
rige van de gedachte Bol vergaat jaarlijks in een affehilf-
ferende en verdorvenc vuyligheyd. Een curieus aan-
merker kan dc waarheyd hier van ondervinden , ieder
veertien dagen , drie weeken of maand t’clkens een Bol
uyt de aarde neemende, en de zelve met een Mes door-
fnijdende. Ook kan men ’t naderhand genoegzaam be-
merken , eene Bol op zijne behoorlijke tijd uyt de aarde
genomen zijnde. Want de Bladeren en Steden komen
eerft alle uyt het midden fte-Z/m van de Bol voort; welke
daarna, als dc Bloem vergaan is, gezien word geheel van
buyten aan de platfle zijde van de Bol gefield te zijn.
Ten
Aanfflcf-
kelijk-
heyd.
Wederom
een ande-
re.
Tulp ra-
zerny in
Holland.
Waren ,
gegccven
voor eene
Tulpbol.
Verko-
ping der
Bollen , bij
't gewigt.
907 T ü
Ten laatftcn is aanmerkens-w aardig, dat alle Tulpen
niet gedurig eeven fchoon blijven ; maar gemeenelijk
ieder twee jaren veranderen. Want die de eene Zomer
zich boven maten fchoon van coulcuren heeft vertoond :
zal in ’t volgende Voorjaar eenverwig , en van gantfeh
geen aanzien te voorfchijn komen. Maar daar na we-
derom zoo fchoon , zoo zeer aangenaam en verlufti-
gend van verwen, dat men nauwelijks zou konnen ge-
loven , uyt eene de zelve Bol zulk een zonderling-groo-
te verandering te zijn gereezen.
Ik zelfs ook heb dikmaal door ervarentheyd bevon-
den , dat een Bol van deeze , hebbende een Bloem ge-
geeven , veel fchooner dan oyt te voor en , terftond daar
na is vergaan. Eeven als of ze noch, voor ’t laatfte,
haar alderuyterfte kragt had willen in 't werk ftellen,
al ’t hoogfte vermogen der Natuur had willen vertoo-
nen, om de Oogcn van haren Heer op een ongemeene
wijze te verluftigen door een opgehoopte fchoonheyd
der aangenaamfte , bevallijkftc coulcuren ; op dat ze
hier door dies te langer in zijne gcheugenis (laan , na
hare dood noch lieflijk geroemd worden, en in hoog-
achting blijven mogt. Men zou ook noch andere, en
fligtelijke gedachten hier uyt konnen opvatten , welke
de verftandige konnen natrachten.
Bij deeze verhandeling der Tulpen word mij in-
dachtig den wonderlijken Bloem- of Tulphandel, wel-
ke in de jaren 1034., 1635., 1636., en 1637. zoo
onmatig hier in Holland en de bij-geleegene Provintien
der P'ereenigde Neederlanden in zwang ging; en doe
de grootfte koophandel des Landt was ; ter oorzaak ,
dat ’cr zeer veel mee gewonnen wierd. Waarom dan
ook zommige Weevers hare Touwen , een goed deel
gemeene Winkeliers al hare Waren verkochten , en zich
enkelijk begaven tot de koopmanfehap met Tulpen ; wel-
ke men driemaal hooger fchattedc dan Goud; koftc-
lijkcr reekende als Paerlen , of eenig ander dierbaar
eedel Gefteente. Tot bewijs, en een eeuwige geheu-
genis hier van , kan dit volgende dienen.
Men heeft doe voor een Ticeroy ( zijnde een nietige,
haart verganglijke Tulpbol) gegeeven deeze volgende
Waren , ter bij-gevoegder prijs:
Twee laften Tarwe waardig 448 guldens
Vier laften Rogge. 558
Vier vette Oflen. 480
Agt vette Varkens. — 240
Twaalf vette Schapen. 120
Twee oxhoofden Wijn. 70
Vier tonnen agt guldens Bier. 3 2
Twee tonnen Booter. 19a
Duyzend ponden Kaes. 120
Een Bed met zijn toebehoren. 100
Een pak Kleederen. 80
Een zilkere Beeker. ■ — ■ 60
Summa, voor eenTulpbol 2500 guldens
Doch hier bij is ’t niet gebleeven. Want tot noch
meerder verwondering heeft men naderhand openbaar-
lijk de Bollen bij ’t gewigt verkocht , elk met den haar
toegevoegden naam ; en voor zoodanig een prijs , als
uyt deeze bijgaande lijft te zien is.
400 Azen Admirael Liefkens tot — 4400 guld.
59 Azen van de zelve, tot 10 15 .
44c» Azen Admirael vander Eyk, tot 16 20
2 14 Azen vander Eyk_, tot 104$
523 Azen Grebber , tot 1485
106 Azen Schilder , tot itji 5
200 Azen Semper Auguftus , tot 5500
280 Azen met een dubbele Bloem , tot iz 00
410 Azen Ticeroy , tot 3000
658 Azen van de zelve, tot 4200
1000 Azen Gouda, tot 3600
En dan noch veel meer andere , te lang , en ook
onnodig hier voor te ftellen.
L P. 908
Maar zie hief noch eenige uyttrekzcls uyt de Boeken Invoeging
van zommige Kooplieden.
Verkogt aan N. N. een vierendeel pond witte Kroo-
nen, voor de fomme van 525 guldens, en vier Koeyen,
die zoo haaft de leverantie gefchïed is , gereed zijnde ,
van den Stal gehaald, en in des Verkopers huys geleyd
zullen mogen worden.
Overgenomen van N. N. twee pond Switzers^ wel- van eenige
ke hij gekogt had voor duyzend tweehonderd guldens',
die den overncemer ten zijnen lafte neemt; en aan den
overdoener zal geeven een quarteel Pruymen , terftond
te keveren , en noch binnen veertien dagen duyzend
vierhonderd guldens , aan te tellen , of in Banco af te
fchrijven.
Verkogt aan N. N. een pond geele Kroonen voor
agt honderd guldens , mits noch den Verkoper veree-
rende Laken tot een pak^ Kleederen , en een Mantel , de
elk, na ’t oordeel van alk kenners, over de agt guldens
waardig.
Gekogt van N. N. een pond witte Kroonen , voor zeer zcl‘f*
drie duyzend en tweehonderd guldens-, mits hem vereeren- zamc
de tweehonderd guldens gereed , en een Zilvere Schelf
waardig geacht tfeftig guldens.
Is ook overgedaan aan N. N. vijf ponden geele
Kroonen van de geenedieze gekogt had voor driebon*
derd vijfentfeeventig guldens ieder pond , welke hij tot
zijnen lafte neemt ; en den anderen gereed geeft zijn
Paerd mee zijn Kales ; twee vilvore Beekeren , en hou-
der dvijftig guldens aan geld.
Noch zijn te zamen veraccordeert N. N. en N. N., kopingen
dat den eenen zal aanneemen feftien M er gen Landt, waar-
dig na taxatie van goede lieden feftien duyzend guldens
waar voor den anderen hem zal leeveren zoo veel Tulp-
bollen van die waarde; mits dat de lceveraar der Tulp-
bollen alle jaar zal moeten aanneemen de Afzetteren, en
de vervallen daar af, vijf jaren gedurende, tot een vijf-
de part van de capitale fom.
Op de zelve voorwaarde is verkogt een Hujs, waar- en verko.
dig gefchat 4400 guldens. pingen
Is ook gekogt van N. N. een pond Centen voor een
duyzend agt honderd guldens , mits haar geevende (want
de Vrouwen dreeven ook deezen handel ) haar befte
weerfchijne Rok, een oude Roozanobel , en een Penningje
met een zilvere Keetentje , om aan cens kinds Hals te
konnen hangen.
Zeeker perfoon had gekogt een Tijteroy van honderd derTulp-
vijfentfeventig Azen in de aarde geplant zijnde, voor nee- bollcn*
genhonderd guldens : welke een ander van hem overnam,
mits hem vereerende een Kleed en een Mantel z.00 koftc-
hjb als hij z>elfs wilde, en noch daarenboven, als de
leeverantie zou gefchieden , duyzend guldens, ’t Kleed
wierd hem terftond afgcfchcurd ; en hij liet het boorden
met goude Kant ; de panden met groen Fluweel ; de
Mantel geheel gevoederd.
Is verkogt aan N. N. een Brabancon Spoor , wee- getrokken
gen de driehonderd en tfeventig Azen , in de aarde ge-
plant ftaandc, voor zeevenhonderd guldens-, mits gereed
geevende tweehonderdgl.-, een Kabinet-kasje , gemaakt van
Ebbenhout, meteen vcrmecnigvuldigcndc Spiegel daar
in ; en noch een groot ftub Schilderij , zijnde een
Bloempot.
Is verkogt aan N.’N. een Semper Auguftus , wee- u)’t Jc
gende honderd drie-en-tneegentig Azen, voor de fom- Bot*tcn
me van vier duyzend zeshonderd guldens-, daarenboven
noch een nieuwe wel toegemaakte Caros met twee Ap-
pelgrauwe Paerden , en alles wat’er toe behoord ; wel-
ke in den tijd van vier weeken zouden gekeverd ,
de beloofde penningen daadelijk in Banco afgefchree-
ven worden.
Is gekogt van N. N. een Gouda van honderd en
elf Azen, voor zeevenhonderd guldens, met de leeve-
rantie te betalen ; en gereed te geeven vier Roozenobcls ,
neevens een Tsfteede, Zadel, Toom , en voorts alles wat
tot een Paerd behoord.
Is
GOO BeSCHRYVING DEK KrUYDEN , BöLLEN EN BlOEMEN , III BoEK
wn zom- Is verkogt een Hof aan N. N. , met de Bloemen en de
mige Plantingen , zoo ze ftond in zijne Heyningen , voor agt-
^oop ic- gUldem • te betalen als de 'Bloemen in haar Zai-
foen ftaan. Doch zou de verkoper eenige bloemen ,
welke hij daar uytkiezen, en noemen zoude, na zich
neemen, indien het de Koper begeerd, bedragende on-
trent tweeduyzcnd guldens.
Is overgenomen van N. N. een verbeeterde Spinne-
kpp , van vierhonderd Az.cn , alreeds geplant zijnde ;
dien hij voor zeevenhonderd guldens had gekogt ; mits
hem terftond vereerende honderd Schippond Edamfche
Ka.es.
ook uyt ft verkogt een Semper Auguftus van twee-en-tneegentig
ecn'ge Azen, voor de fomme van tweeduyzend guldens , wel-
ke terftond in de Bank vvierd afgefchrceven; met deeze
verbintenis, dat hij die niet zou mogen verkopen of ver*
handelen , zonder bewilliging des geenen , van wien hij
die gekogt had.
Is op den vijfden van Februarius Anno \6\j. op
de Zaal van de nieuwe Schutters Doelen , aan Tulpbol-
len, voor de Erfgenamen van Wouter Bartholomeeuwfz
in zijn leeven Kaftcleyn der oude Schutters Doelen te
Alkmaar , verkogt voor de fomme van tneegentig
duyzend guldens.
Notarialc In deeze tijd, gelijk ons getoond is uyt de aantee-
Acten. keningen van een curieus liefhebber en geloofwaardig
getuyge , is voor eene Tulpbol ongccyfcht geboden
Drie bol tu>aatf Mergcn Land , gelcegen in de Schermer.
Jen van de Decker treflijk Man t c Amft er dam had aan iemand
Semper te Haerlem verhandeld een Semper Auguftus ( hij ook
AufUaUS een bchoudcnde) met deeze verbintenis, dat geenc ha*
voor°der- rer beyde ze've zou mogen afftaan , zonder malkan-
tigduy- ders kennis en bewilliging. De cerft-genoemde echter
zend gul- wierd zwak gemaakt, door de aanbieding van een zeer
Bancö af. heerlijk_SpaanJch Cabinet , daar hij lang na had getragt,
gcfchrec • en geerne tienduizend guldens daar voor betaald zou
ven. hebben. Dit wierd hem gegeeven , en noch driedui-
zend guldens daarenboven , voor eene Semper Augu-
ftns. De andere dit vcrncemende, nam ook zijn flag
waar; en verhandelde drie Bollen van de Semper Augtt-
flus voor de fomme van dertigduyzend guldens , ter-
ftond in Banco af te fchrijven. Dien zelvcn Heer te
Ander ge- Amjlerdam wierd geboden voor zijnen Thttyn jaarlijks
val. vijftienduizend guldens te huur, tot zeeven jaren ach-
ter makandcr (bedragende in dien tijd de fomme van
honderd-cn-vijfduyzcnd guldens ) : onder verbintenis ,
van alles , tot 't minfte toe , daar in te zullen laten ; zoo
dat de Huurder maar alleen de voordeelen van de aanwas
zou trekken.
Heeren, Door zulke Voorbeelden van Winflen wierd deczen
Weevers wonderlijken Koophandel gedurig fterker gedreeven.
Zakke- ’ Icc^er vond’cr behagen in. Onder zoo veel andere
dragers, had alleen een perfoon , wiens naam ik , om reedenen ,
ft een vee ^’Cr voorb‘j ga j ‘n de tijd van vier maanden met
gers, deeze Bloem Koopmanfchap gewonnen over de tfeftig-
Vrouwen duy zend guldens. Dit lokte niet alleen Edelheden, ïlee-
en Drên ft- ren en Burgers , maar ook Boeren, Schippers , Tocrlie-
worlen™ den. Weevers , Tnrfdragers , Schoorjieenveegers , van
BIoc- dag tot dag meer en meer aan tot deezen Bloemhan-
miften. del. Zelfs ook Trouwen en Dienft maagden bemoey-
den zich hier mcê, op hoop van binnen weynig tijds
rijk te zullen worden. Dus wierd het Collegte der Flo-
r ijlen dagelijks grootcr.
Boven ma- Eyndclijk begonden eenige der voornaamfle dit werk
ren groote niet langer voor een opregte Koopmanfchap te houden.
fYorf" ^33r bii nocb quana, dat vcele meer fchade hier door
heeden." ^ce^cn > als andere voordeel daar van trokken. Zagen
ook veclcrley en groote zwarigheeden ontwijfelbaar te
gemoct. Want eenige begonden in de Penningen ,
welkeze moeften opbrengen , verzuymig te zijn. An-
dere in teegendcel , die eenig voordeel hadden gedaan ,
braken uyt in groote buytenfpoorighceden. Die nauw-
lijks in haar eygen huys te vooren een dronk kleyn
Bier voor haren dorft, en een Pot Brij voor haren hon-
ger hadden konnen bekomen, witten nü niet, hoe ze
’t zcyl hoog genoeg in top zouden hijzen. Gcmeene
Wijn was haar te flcgt; ’c moeft Tin Bruid, ofheete
Wijn met Zuyker daar in , ten minften Spaanfche
Wijn zijn , dat haar fmaken zou. Een Hoentje ge -
laerft en gefpoord , ja de befte delicatejfen moeften ze
hebben. Dus ging men de natuurlijke leevensreegcl in
vcelen te buyten. Die van de germgfte foort waren
geweeft, kogten nu Wagenen, Kalcffen, Baerden j en
telden als Princelijk. Niemand wift noch) hoe hoog
hij zijnen ftaat wou zetten. Weevers en diergelijk flag
van volk wilden groote Meefters zijn ; en niemand eenen
anderen wijken, of iets toegeeven.
Ter dier oorzaak, en om veel andere zwarigheeden Kort be-
te voorkomen, hebben de Eloristen, op den vier- riSc-
entwintigften van Februarius Anno 1C5-7. u)'c alk Hol-
landfche Stceden binnen Amftcrdam vergaderd , een Ter-
drag gefloten , inhoudendc: dat alle hopen van Tul-
pen, gedaan tot den laatften November nieuwe ftijl des
jaars 1636. , zouden moeten gehouden worden: doch
degeene, welke daar na waren aangegaan, zou de kpo-
per mogen te niet doen , mits geevende aan de verkoo-
per tien ten honderd-, en in de Maand van Maert Anno
1 637. nieuwe ftijl den verkpoper aanzeggendc , of hij
de koop wou houden of niet.
Maar onaangezien dit dus afgchandcld was, zoo bleef van derf
echter in zommige noch een groote achtcrdogt, dat dit pfotflijkeii
accoord, alhoewel onderteekend, bij ecnigc in ’they*val
melijk, of ook wel opentlijk (wijl die van Amftcrdam
hier toe hare bewilling niet gegeeven hadden ) mogt
te buyten gegaan worden. Hebben derhalvcn , tot
meerder beveiliging, eenige verzoehfcbriften ingelce-
verd aan hare Ed. Grootmogende de Heeren Staten van
Flolland en Weft-Frieftand in ’s Gravenhaag. Welke ,
om meerder onheylen en zwarigheeden in deczen ra-
zenden Bloemhandel te vermijden , ook de ruft en het
welvaren harer ingezeetenen dies te meer te bevorderen ,
op den zeevenentwintigften April Anno 1637. hebben
doen afkondigen een Placcaat in al de Stceden van Hol-
land en Weft-Frieflar.d, en daar na openbaarlijk aanflaan:
„ bij ’twelk zij de Planters van Tulpen authorizeer- der Tul-
„ den , hare verkpgte Tulpen ten lafte van hare kp°PerL peni
„die in gebreeke bleevcn , hare gekogte Tulpen te
„ontfangen, na voorgaande behoorlijke inftnuatie , te
„ behouden of te verkoopen , en hare fchade daar na op
„de zelve kpopers te verhalen, ingcvallc verftaan zou-
„ de mogen worden , dat de voorfchreevcn koopen haar
,, ejfeiï behoren te forteeren; blijvende middclertijd alle
„verdere Contradlen van Tulpen in fufpens en onge-
„ prejudicieert.
Hier door kreeg deeze noyt meer gehoorde Koop- waar door
handel zulk een plot (lijke val en ondergang, dat men ^ Mee-
kom hier na een Bol heeft gekogt voor vijftig gul- vcrs’ die
dens, die eenige weeken te vooren over de vijfduy zend Heeren
had gekoft. Men zag derhalvcn overal een algemcene meenden
onfteltcnis der Gemoederen deczer onbedagte Kooptie- ce ziJn *
den. De eene zag de andere aan met deernis en mee- hm
dedogen. Niemand derfde met deeze zijne Waren Touw
weer te voorfchijn komen. Zommige, bij deezen han- moeften
del rijk geworden zijnde, fielden naderhand haar leeven keercn‘
in ftilheyd aan : maar andere quamen’er zeer flcgt af.
Dit Eclyptifch Schrikkeljaar veroorzaakte een groote
duyfternis in hare Beurzen. Keerden derhalven onverge-
noegd weer tot haar voorig Ambagt ; de. Weevers
tot haar Touw , de Toer lieden tot hare Magen , en
zoo voorts.
Indien deeze Tulp, waarlijk een Tulpifche of Narren- Schade-
handel, langer in fiand ware gebleeven , zoo zou daar^J^cyd
door de Koophandel van geheel Holland zijn verdor-deezer..
ven geworden. Want men kon voor de alderflégtfte raZCrDIJ‘
Bol, die men voor deezen op de Meflhoop wierp, en
die ook nu geen meerder ccre word aangedaan , beko-
men alles wat men begeerde. De betaling zou ook
voortaan niet meer met geld, maar alleenlijk met Tulp -
bolle $
HHHHi Hl
yu Tulp. Vreemde wilde Kerssë. TasjenskRüyd. $>,,
bollen zijn gefchied. Ik heb ook van verfcheydene ge-
loofwaardige Mannen gehoord , welke hier van aantee-
kening hadden gehouden , dat alleen in een eenige Stad
van Holland binnen de tijd van drie jaren waren ver-
kogt voor meer dan tien Millionen guldens van decze
Bloemen.
Mijn Vader had ook in ’t jaar 16} 6. aan ccnen ,
geboortig van Alkmaar, verkogt eenige weynigc Bol-
len, voor de fomme van zeevenduyzend guldens ; on-
der deeze Voorwaarde , dat de koop vaft zou blij-
ven, indien binnen de tijd van zes Maanden geen af-
Jlag quam voor te vallen : maar anders zou hij daar
van ontflagen zijn met tien ten honderd te geeven. Ver-
mits nu den slfjlag binnen de zes Maanden voorviel ,
zoo ontfing mijnen Vader wel zevenhonderd guldens
voor niet, want hij behield zijn Bollen: maar liever zou
hij de zelve gelceverd, en de zevenduizend guldens ont-
fangen gehad hebben.
Oorfprong Ik heb niet willen nalaten , dit hier in te voegen ,
deezes op {|at onze Nakomelingen hier als in een Spiegel kon-
lijken " ^cn z*en 1 toc wat voor cen dwaasheyd de Hollanders
Koophan- z'jn vervallen geweefl ; t’harer waarfchouwing hier aan
dclsj en gedenken , en hier door vermaand zijn , zich te wach-
groote ten van zuik een onbchooriij^en cn a]s razenden han-
cenVge- del; welke, mijns oordeels, zijnen oorfprong heeft ge-
brokene haald uyt Frankrijk. Want een weynig voor en ontrent
bloem in deczer zotterny in Holland , gaven de GrootenA-
Frankrijk. daar, inzonderheyd binnen Parijs, eenige honderd, ja
duyzend guldens voor flegts eene afgebrookjtne Tulp-
bloem. Na de fchoonhcyd der couleuren wierd de prijs
verhoogd. Deeze vereerden ze hare Maitrefen cn an-
dere Dames : welke van haar aangenomen wordende,
wierden vaflgemaakt aan de linker zijde haars Boezems,
de plaats daar ’t Hert legt; cn hier mee pronkten ze veel
meer, als met de fchoonfte Diamant of Parel des Wee-
relds; achtten ze ook veel hooger.
Haart ge- Doch als in Frankrijk wierd vernomen den afflagdee-
rallcn. zer Bloemen in Holland , verloren ze ook daar haregroot-
achting; welke zoo kortdurig was, als de fchoonheyd
deezer Bloem is.
krachten.
t "ü vE Bohvor telen der Tulpen , zoo wel rauw als
lcn. I 1 een weynig opgekookt , cn alzoo gegcetcn in
een Salade, of bij gedoofde, of gebradene jon-
ge Hoenderen , of ook gedaan bij andere fpijzen , zijn
aangenaam voor de Maag. Geeven niet alleen een goed
voedzel aan het Ligchaam , maar ook een goede fmaak
en geur aan de gemelde fpijzen. Verfterken de inwen-
dige deelen: vermeerderen het natuurlijk^Zaad , en ver-
wekken lujl tot het echte werk.
CCCCLI HOOFDSTUK.
VREEMDE WILDE
K E R S S E.
ffclct alleen dus in ’t Nccdcrlandfch , maar
? ook van zommige Wisselkruyd ,
> en wilde Mostaart genoemd.
1 Word in ’t Latijn geheeten Thlaspi :
2 in het Hoogduytfch Baurensenff ,
— * Bawrenkre , en wilder Kresz :
in het Franfch Seneve Sauvage: in het Italiaanfch
Tlaspi;
Veclcrley Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
verander- verfcheydene bezienswaardige veranderlijke foorten ; na-
lijke foor- mentlijk :
I. Thlaspi latius DodonjEI , of breede wilde
Kerfe van de geleerde Heer Rembertus Dodonjeus.
II. Thlaspi latius flore sulphureo, of breed-
des Bol
bladerige wilde K ■<# •»« een geele zwavelachtige
Bloem. IIT. Creticum umbellatum flore au
EO, of wilde Kerfe uyt Candien met een witte bekroon-
de Bloem. IV. Creticum umbellatum%lore
PURPUREO, of Wilde Kerjfe van Candien met een pur-
pure gekroonde Bloem. V. Creticum sempfr vi-
RENS SURRECTUM FLORE PURPUREO, of regt-op*
fiaande, altijdgroen blijvende wilde Kerjfe uyt Candien
met cen purpure Bloem. Vf. Creticum semper
virens HE PENS flore ALBO , of altijd-grotn blij-
vende wilde Kerjfe uyt Candien , kruypende bij der aar-
den, met een witte Bloem. Vil. Mechliniense, of
wilde Kerjfe, groeyende ontrent Adechclcu. VIII. Sem-
per virens majus flore luteo , of altijd-groen
blijvende groote wilde Kerfje met een geele Bloem. IX»
Semper virens minus , of kleyne altijd-groen blij-
vende wilde Kerjfe. X. Umbellatum elegans Lu- van welke
siTANicüM, of aardige wilde Kerjfe uyt Portuual , met *lier
een gekroonde , of in 't ronde Wayers-wijze gejlelde
Bloem. Xl. Umbellatum majus Gallicum , of
groote wilde Kerjfe uyt Frankrijk. .» met een gekroonde
Bloem. XII. Umbellatum minus Gallicum ibe-
RiDis folio, of kleyne wilde Kerjfe uyt Frankrijk,
met een gekroonde Bloem , cn Bladeren van Iberis.
XIII. Clypeatum , of wilde Kerjfe met cen rond
Zaad gelijk, een Schild. XIV. Clypeatum sege-
tum Lusitanicum , Thlafpi , of wilde Kerjfe uyt
Portugal in 't Koorn wajfende , met een Zaad gelijk.
Schild. XV. Clypeatum Montis Libani, of wil- twintig
de Kerjfe van de Berg Libanus , met een Zaad van een ingcd'al
Schildswijze vorming. XVI. Saxatile perpetuum, Toorge"
of altijd-durende wilde Kerfe, voortkomende op Jlcen- field.
achtige plaatzen. XVII. Puatense flore albo ,
of wilde Kerjfe groeyende op Grasvelden , met een wit-
te Bloem. XVIII. Minimum, of alderkjcynfle wil-
de Kerfe. XIX. Minimum spicatum lunatum
Fab. Columns, o f alderkleynjle geayrde wilde Kerfe,
met een Zaad, rond gelijk de Maan. XX. Thlaspi
medicorum, of wilde Kerfe der Genees-mccftcrs :
en dan noch veel meer andere. Niet alle zijn ze van de
zelve Bouwing en V darneeming.
Zij beminnen echter al te zamen een goede , ge- Grond»
meene , zandige aarde, met cen weynig twee-jarigc
Paerdemift doormengt: een opene, luchtige, warme,
vrije , wel ter Zon gelcegcnc plaats, cn matige voch-
tigheyd.
Geeven meelt den tijd elk jaar volkomen rijp Zaad-, Zaad.
’t welk ieder Voorjaar met een walkende Maan van
Maert of April op nieuws, niet boven een ftroobreed-
tediep, moet gezayd worden. Eenige foorten komen
ook wel, door ’r neergevallene, van zelfs genoeg op.
Hier door kan men ze alleenlijk vernieuwen, aanwin- Aanwïa*
nen én vermecmgvuldigcn. Want zij blijven voor ’t nin2-
meefte gedeelte niet langer dan eene Zomer in het
leeven.
Doch het Thlaspi Creticum stmper virens Candiaan-
surrectum flore PURPUREO, of altijd-groen blij- ' cn
vende opjlaande Thlafpi van Candien met een purpure achtT^ e”"
Bloem : Creticum semper virens repens flore pLtfen
Albo , of altijd-groen blijvende kruypende Thlafpi uyt £roc>cndc
Candien met een witte Bloem ; cn Thlaspi saxa- ^ iItic
TILE perpetuum, of langdurige wdde Kerfe , groeyen- CS’
de op Jlccnachrige plaatzen , vergaan niet zoo haalt ,
maar blijven eenige jaren lang in ’c leeven. Konnen op
geenerley wijze veel koude Herfflrcegenen of fterkc Vorjl
verdragen.
Moeten derhalven, in Potten gezet, of met de ge- Waarnee-
melde Maan van April niet diep daar in gezayd zijnde , ming«nde
in OÜober binnens htiys worden gebragt; op een luch- W‘nlcl*
tigc plaats gefield , waar in niet anders als bij vrie-
zend Weer word gevuurd ; gedurende de gantfche
IV ft er onderhouden met flegts een weynig lauwge-
raaakt Reegenwater; cn niet weer buytcn gefield voor .
in ’t begin van April met een rccgenachtige Lucht;
Mmm dan
i I
4 i
ë i'
Pi
1
5>i3 Beschryving der Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, 914
KRACHTEN.
dan noch wat gewagt zijn voor koude nagten , en hay-
rige Winden.
BlocytijJ. Zij bloeyen ieder Zomer , vroeg in ’t Voorjaar: gce-
z,aad‘ ven ook in deeze onze Geweften volkomen rijp Zaad ;
waar doorze alleenlijk konnen aangewonnen en vermee-
nigvuldigd worden. Eevcnwel laat het Thlaspi Cre-
TICUM SEMPER VIRENS REPENS FLORE ALBO , of
altijd-groen blijvende hruypende Thlafpi uyt Candien
Aanwin- rnet een witte Bloem , zich ook aanwinnen door hare
aangegroeyde jonge Loot jent ; welke men , van zelfs
Wortelen gekreegen hebbende, van de oude afneemt, en
verplant, op de boven gedachte tijd. Doch vermits ze
dan gemeenclijk in volle Bloemen ftaan, zoo moet men
de zelve eerft affnijden , en dan verzetten : anders zou-
denze veel bezwaarlijker beklijven, ja wel geheel ver-
gaan.
Wilde Het Thlaspi Mechliniense , of wilde Kerjfe,
groeyende ontrent Moekelen te voorfchijn komende , blijft niet lan-
ontrent gcr dan twee Zomers in ’t keven. Word met een waf-
Mechclen. fende Maan van Maert of Aprd niet diep gezayd.
Komt ook wel genoeg van zelfs voort door het neerge-
vallene Zaad. 'Bloeyd in ’t tweede jaar. Geeft volkomen
rijp Zaad, en verfterft dan van zelfs.
KRACHTEN.
Xgin. 1. 7. T" TEt Zaad van al de foorten der vreemde wilde
/ 1 I" 1 Kerjfe, of Thlafpi, is warm en droog tot in den
f.iV. derden, ja tot in ’t laatftc van den derden graad';
ook fcharp en bijtende van aart.
Galen. 1.6. Gedroogd, gefloten, en met Wijn ingenomen,
l)7o/c l 1 ftriid ree£ens allerley Vergif. Is een dienftig middel
t.iSó. teegens de Pcft : verwekt der Vrouwen Maandflonden.
Durantes Verdrijft de pijn der Heupen : doed de inwendige Ge-
f°l. 4 ƒ6. zwellen doorbreeken : jaagt zoo wel van boven als van
onder uyt alle Galachtige en bloedige overvloedige voch-
tigheyd. Doch moet, ter oorzaak van zijn hitte en fter-
ke kragt , van geen bevrucht Vrouwen worden ingeno-
men ; vermits het hare Vrucht zou doen flerven.
CCCCLII HOOFDSTUK.
TASJENSKRUYD.
Vcrfchey- Ndcrs ook in ’t Neederlandfcl: Tesch,
denamen. Teskens en BeursekRuyd genoemd,
word in het Latijn geheeten Bursa
1>ASTORls : *n ^ct Hoogduytfch Ta-
scHEN- of Teschenkraut ; anders
^ ook Seckelkraut : in het Franfch
Bourse de Pasteur , of Bourse de Berger :
in ’t Italiaanfch Borsa di Pastore, Tasca, Zai-
no, en Borsa da Pecoraio.
Twee bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden
zondere twte bijzondere foorten ; namentlijk :
foorten. ■— ,,
I. Bursa pastoris major , of groot Tasjens-
kruyd. II. Bursa pastoris minor, of kleyn Tas-
jensbruyd. Bcyde zijn ze van ceven de zelve Bouwing
en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen een opene vrije lucht: een goede zoo
wel zandige als flecnigc, of ook een gemeene , welgc-
meflte grond, veel meer als een dorre, of fchaduwach-
tige plaats. Willen veel water, maar zijn ook te vree-
den met matige vochtigheyd.
Zaad. Blijven niet langer dan eene Zomer in’t keven. Krij-
gen in ’t begin van den Herfjl een volkomen rijp Zaad-,
en vergaan dan van zelfs. Dcrhalvcn word het Zaad
ieder Voorjaar met een wafTende Maan van Maert ,
niet diep gclcgt , de aarde weer aanbevolen. Komen
anders ook , door het uyrgevallene, ter plaats daar ze
gcflaan hebben , van zelfs genoeg op ; en konnen
deczer wijze overvloedig vcrmccnigvuldigd worden.
HEt Tasjenskrttyd , in ’t Latijn Burfa P aflor is , is Lolel. 1 1.
verdroogendc in den cerften graad ; en zeer te f°1, ló*’
zamentrek kende van aart.
De Bladeren gefloten, en gelegt op bloedige of bloe- DoJ.lit. 4.
dende Wonden, op heete zoveer ingen, op pejlilenriale ge- ^ (
zovellen , doen ’t bloeden ophouden , en geneez.cn de ge- c, ^ f
noemde qttalcn.
De zelve Bladeren gehakt, in koekjens gebakken, en
daar van gegeeten , ftillcn allerley Bloedvloeden. In
de Neusgaten geflokcn , flempen het bloeden uyt den
Neus. J
Het ICruyd in roode Wijn gezoden, en daar van ge- fame rar-
dronken ; of het uyrgeparflte Zap met Wijn inge
nomen , is zeer goed teegens ’t Blocdpijfen : teegens Z33. ’
de Buykz cn Bloedloop .- de Pefl ; de Geelzucht , de
overvloedige Maandjlonden der Vrouwen, cn een hee-
te Aiaag.
Het daar van uyrgeparflte Zap in de Ooren ge-
daan, droogd op de zwecringen, en de etterige onrey-
nigheyd der zelve.
Eeven dit Zap vermengt met het Zap van Huyslook Matth.l.i.
en Edik 3 dan gedaan op de Roos , en allerley andere c'
vuurigheyd , nccmt’er de brand van wech.
De Bladeren en Bloemen met wat Haverengort in
Melk gekookt, tot dat ze dik word; dan gcflagen
om een gczwollcne en vuurigc arm of been , doed zeer
veel goed.
De Bladeren in Water gekookt , en in een Linnen
doekje gelegt op de Oogen der kinderen , wanneer ze de
Pokjens hebben, ncemen’er de brand van wech, en be-
warenze voor allerley ongekegentheeden.
CCCCLIII HOOFDSTUK.
tormentil
neemt, maar ook verdrijft de Tandpijn, eertijds van de
Romeynen Torment genoemt) : of ook wel Septi-
folium : in ’t Hoogduytfch Birckwurtz, of anders
Rot keilwurtzel: in ’t Franfch Tormentille.
Zij bemind een goede , gemeene , zandige , luch- Grand,
tige , cn met twee-jarige Paerdemifl matig-voorziene
grond; een wel ter Zon geleegene plaats, doch, indien
’t gefchieden kan , aan hare Wortel een weynig fchaduw;
en veel Water.
Blijft cenige jaren lang in ’t keven. Verdraagd felle Zaad.
kpude , en alk andere ongekegentheeden der Winter
zonder nadeel. Bloeyd ieder Zomer , en geeft een vol-
komen rijp Zaad: ’t welk met een wafTende Maan van
Maert of slpril , na geleegcntheyd van de bequaam-
heyd of onbequaamheyd des tijds, de aarde, niet bo-
ven een flroobrccdte diep gelegt, moet aanbevolen zijn.
Hier door word deeze Plant genoeg vermeenigvuldigd : A.anwin‘
en dan ook noch aangewonnen door de aangegroeyde n1"®*
jonge Wortelt jens, welke men met dezelve Maan in Hpnl
van de oude afneemt en verplant.
KRACHTEN.
DU Wortelen van Tormentil, of Torment illa, zijn jr erneLl.j.
verdrogende tot in den derden graad, en warm Mtth.
in den cerften : ook te zamentrekkendc van aart, Med‘
cn fijn van dcclcn.
In
■■■■■
Mi,
pi j Tormentil. Boksdoorn. Boksbaard. Water-sterrekruyd. m 6
Matth.l.4. In Wijn gezoden, en daar van een Roemer gedron-,
c' *• ken ; of een Drachma van het Poeder der gedroogde
'Bladeren, of ook der Wortelen , met Wijn ingeno-
men, weerftaat allerley verrotting-, de pefl, en het ver-
gif-, neemt wech de fmerten, door ’t zelve veroorzaakt.
Doed ophouden de overvloedige Maandjlonden en
Camtrnr. Vloeden der Vrouwen : het bloeden van eenig lid des
. Ligchaams ; de Buyk- en Roodcloop : het hloedfpou-
FUnt.clp. wen en Bloedpijfen. Droogd op , en verfterkt de Maag.
98. Is goed voor de geenc die van binnen gefcheurd zijn,
Lonic. 1. 1. 0f een hooge val gedaan hebben. Dienftig teegens
f‘ 1^‘ de Geelzucht. Scheyd het geronnene Bloed : geneeft
de Wonden, en lopende gaten ; een gequetfte en verjlopte
Longe, Lcever , en Milt. Dood de Wormen der kin-
deren , drie dagen na malkander ’s morgens nuchteren
gedronken. Verdrijft de ejuade zeer en van de Alond,
daar meê gewaftchen zijnde. Jaagt het Water der
Blaas af: verfterkt de zelve, en ook de Nieren. Ver-
hinderd , dat de zwangere Vrouwen een Alifval zou-
den krijgen.
Trag.l.1. Het uytgcparfttc Zap dcezer Plant met Wijn ingeno-
e-,7(’ men , is goed teegens ‘t vergif , en doed zeer krachtig
zweeten. Werkt ook met voordeel in al de hier boven
genoemde gebreeken.
hare kluchtige groenheyd ’t leeven zelfs. Is derhalven °m'er
geraadzaam, dat men altijd van deeze foort eene in een ^■aj*Jvan
Pot plante; de zelve binnens huys beware, en haar met te r^Si;n-
weynige vochtigheyd voorzie. Zoo krijgdze zom-
tijds wel, bij goede Zomers , in deeze onze Landen een
volkomen rijp Zaad : gelijk mij in mijnen Hof hier
binnen Groeningcn gebeurd is in de jaren 1 66j. eo
1671. Het zelve is geelachtig van verwe , befloten
in korte ronde Peultjens , voorzien met klcyne Steelt-
jens.
De Tragacantha tomentosa Cretica , 0fWo,acI»i-
wolachtige Boksdoorn uyt Candia , is niet zoo hard van foor^u t
aart. Verdraagd ongeernc veel koude Herfftreegenen, Candia.07
en eenige Vorfl. Moet derhalven , in een Pot gefield
zijnde , in ’t begin van OÜober binnens huys worden
gebragt, op een luchtige plaats, waar in niet anders
als bij vriezend Weer word gevuurd : gedurende de
Winter onderhouden met zeer weynig vochtigheyd;
en niet weer buyten gezet , voor in ’t begin van
April , met een aangename Lucht en zoete Reegen :
dan eevenwel noch gewagt voor koude nagten , en
fchrale winden.
KRACHTEN.
CCCCLIV HOOFDSTUK.
BOKSDOORN.
Namen.
Us, en, mijns weetens , met geenen
anderen naam in ’t Neederlandfch , gc-
H* noemd , word in het Latijn en Ita-
K liaan fch geheeten Tragacantha .
PoTERiUM, en Sptna hirci. In het
Branfch Baree deRenard, ofRA-
MEBOVE.
Twee bij- Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden twee
zondere bijzondere foorten ; te wecten :
loorten. r -r r „ ,
1. 1 ragacantha vulgaris , of gemeene Boks-
doorn. II. Tragacantha tomentosa Cretica,
of ruyge Boksdoorn uyt Candien. Beyde zijn ze niet van
eeven de zelve Botswing en Waarneeming.
Grond. Zij beminnen echter beyde een goede , gemeene ,
ïandige aarde, met een weynig twee-jarige Paerdemiff,
en ’t Mol van verrotte Boombladeren doormengt : een
opene, luchtige, warme, vrije, wel ter Zon gcleegene
plaats ; en matige vochtigheyd.
Zelden Blijven lange jaren in ’t leeven. Geeven meert elke
Zaad. Zomer Bloemen ; maar zelden in deeze Gcweften vol-
komen rijp Zaad. Konnen eevenwel genoegzaam aan-
gewonnen worden door hare aangegroeyde jonge , of
ook oude Takken. Welke men in de Maand May met
een Pennemcs voorzichtig, op de wijze der Anjelieren,
ten halven infnijd; en met aarde bedekt. In ’t eerfte
Aanwin- of tweede jaar krijgen ze Wortelen. Doch rvietvoor’t
Takken °r ^ ^ ^ 013:11 03 m3& mCn ZC Vatl ^ 0H^e a^ncemen >
a ea‘ om te verplanten-, vermits de Wortelen , noch jong en
tceder zijnde, zulks niet eerder mogen verdragen.
Door Zaad Maar wanneer men ’t Zaad uyt andere warmer Lan-
uytwar- den heeft ontfangen, zoo word het, meteen waflen-
den ^bëko- Maan van May, hol en luchtig gezayd in een Pot,
men. C °’ gcvuld met de hier boven befchrccveneaarde; dan warm
gefield, en zomtijds van boven begoten met een wey-
nig in de Zon lauw geworden Reegenwater. Niet boven
een rtroobreedte diep moet hetZWin de grond gelegt
worden.
Gemeene De Tragacantha vulgaris, o f gemeene Boks-
doorn doorni is zeer hard van natuur. Op een warme plaats
buyten gezet zijnde , bevrijd voor alle koude Oofle-
cn Noordewinden , kan ze dikmaal wel eenige jaren
’s Winters overblijven, inzonderheyd als men ze tee-
Hoe waar gen« de Vorft met drooge Turfmufbedekt. Eyndelijk
te neemen echter verheft ze, door een felle Vorjl , te zamen met
DE Gom , of het uytgevloeyde Zap van de Wor- Aart-
tel deezer Plant , word gehouden voor vochtig
in den eerften, en koud in den tweeden graad ;
alhoewel Galenus in een ander gevoelen is.
In Melk geweykt , en gelegt op de puyflen, en het Matth.l f.
jeukzel der Oogen , geneeft de zelve. Een Drachma in c'}°: .
Wijn met Zuyker, en een Drachma Gom van Arabien, Cm'l£‘
te zamen geweykt, en gedronken, neemt van de Borfi Ruell. i. j.
wech de Kortademheyd -, verzacht de Hoef, geneeft de c‘ l8‘
heesheyd der Keel-, verdrijft de Nieren fmerten-, ook de
pijn der Lendenen , en der Blaas.
De zelve Gom gedroogd, gepulverifeert, en daar van camtrar.
een Drachma met roodc Wijn, of met het Zap vanl3-f<,8-
Queepeeren gebruykt, of in een difterie gedaan , flild
de Bloedgang, of Roodcloop.
De zelve in Roozcnwatcr met een weynig Camfer Durante,
gelegt ; een doekje daar in natgemaakt , en dan het hift-
Aangezicht daar meé beftreeken , maakt een helder
zuyver, klaar vel.
CCCCLV HOOFDSTUK.
BOKSBAARD.
■Iet alleen in het Neederlandfch dus , Namen,
maar ook van veele Salsefy genoemd,
word in het Latijn geheeten Tra-
gopogum , of Barba Hirci : in ’t
Hoogduytfch Boksbart : in ’t Franfcb
Barbe de Bove , of Barbe Che-
vre: in het Italiaanfch Tragopocano, Barba di
Becco, of Barba di Capra.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf in hare v'if on~
Bloem veranderlijke foorten: als: dcrfchey-
t -r _ deneloor-
1. Iragopogum FLORE PURPUREO , of Boks- ten.
baard met een purpure Bloem. II. Flore pallido
cceRULEO, of met een bleekblauwe Bloem. III. Flo-
RE albo , of met een witte Bloem. IV. Flore lu-
teo , of met een geele Bloem. V. Tragopogum
suave rubente flore Farii Columnje, of Boks-
baard met een lieflijk; roodc Bloem van de geleerde Heer
Fabius Columna. Alle zijn ze van eenerley Bouwing
en W aarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, wel-Grond.
gemeftte aarde : een opene, vrije, luchtige, bequaam
ter Zon geleegene plaats, en veel Water. Blijven Zaad.
niet meer dan twee Zomers in ’t leeven. Verdragen
felle Vorfl , en alle andere ongeleegentheeden des tijds.
Mm ra 2 Bloeytn
i7 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek
Bloeyen in ’t tweede jaar ; geevcn volkomen rijp Zaad-,
en vergaan daar meé.
Aanwin- Moeten dcrhalven in ’t tweede, of zoo men ’t goed
ning. vind, ieder Zoor jaar met een waflende Maan van Maert
of April op nieuws weer gezayd zijn , niet diep gelcgt,
komen ook van ’t uytgevallene van zelfs genoeg op.
Hier door konnen ze overvloedig aangewonnen en ver-
meenigvuldigd worden.
KRACHTEN.
Aart. “ï Wortelen van Boksbaard , in het Latijn Tra-
I hopogum , zijn warm en vocht in den tweeden
graad; wat bitter van fmaak, en een weynig te
zamentrekkende van aart.
Trag.l. i. In Wijn of Vleefchnat gezoden; voor een Salade,
%9\r btl kij andere fpijzen genuttigd; of ook, eerze noch
P/. c. 38. gefchoten hebben , gcconfijt, en alzoo gegcetcn , zijn
Lobel. /. 1. goed voor een kittige Maag en Lecver : voor de gebree-
^Matth'l i ^en ^Cr B^aas en Nieren .- voor de Peft, vergif ;
c. 137. * de betten en fleeken der Slangen , en andcrer giftige Die-
Durantes ren , ook der dolle Honden.
fol. 61. Het uytgeparfttc Zap der Bladeren en Wortelen ge-
legt op Wonden en diergelijke verkeringen , zuyverd
en heeld de zelve.
Het zelve Zap met eenig nat ingegeeven , is goed
voor ’t Pleuris.
CCCCLVI HOOFDSTUK.
WATER-
STARREKRUYD.
Namen, Et deeze naam in het Hecderlandfch
bekend, word in het Latijn gehee-
ten "^Ripolium , Amellus Ma-
RiNus, en Aster Marinus: in ’t
Hoogduytfch Wasser-sternk’raut,
-ï— — 5S» en in ’t Italiaanfch Trifolio.
Plaats. Wall van naturen aan den Oever van op- en aflopen-
de Rivieren , welke dikmaal met zout Water word be-
vochtigd. Doch zulkcr wijsopgenomen zijnde , dat
de geheele klomp aarde aan hare Wortel blijft , en dan
verplant in een goede varffehe grond, voorzien met zand
en een weynig twee-jarigePaerdemift,zoogroeydze ook
wel in de Hoven.
eirond. Bemind een opene , luchtige , vrije , bcquaam ter
Zon geleegene plaats ; en veel Water. Blijft eenige ja-
ren lang in ’t leeven. Verdraagd felle Torfi, en allerley
andere ongelcegentheedcn der Winter geduldig. Geeft
aardige langdurige Bloemen ; en ook, bij drooge Zo-
mers, volkomen rijp Zaad. ’t Welk met een waflende
Maan van Maert of April word gezayd in een Pot , ge-
vuld met goede aarde en zout Zeezand, ruym een flroo-
Aanw'm- breed diep gelegt. Dikmaal moet het van boven met
ning. Water zijn begoten ; zoo zal het voor den dag ko-
men; ’t geen anders zelden gebeurd. Alleenlijk hier
door kan deeze Plant worden aangewonnen en vermee-
nigvuldigd.
KRACHTEN.
Galm. lil. V "\E Wortelt van Water-Starrekruyd , in ’t Latijn
simt‘ 8- M Tripolium , is verwarmende in den derden graad;
fcharp op de Tong, en heet van fmaak.
c 'ff'. Een half lood van deeze gedroogde Mortelen met
Wijn ingenomen, gekookt, en onder andere fpijzen
gegeeten, helpt 'de Waterzuchtige: doed veel Hater
lojfen , en drijft alle waterachtige vochtigheeden door
de Stoelgang uyt.
Het uytgeparfle Zap der Bladeren op de Honden
gelegt, of ook de gekneufde Bladeren zelfs, doen ze
zeer fpoedig geneezen.
CCCCLVII HOOFDSTUK.
AMERICAANSCHE
TARWE.
aardig Gewas , dus in ’t Needer- Namen.
aÜ landfch genoemd , word in ’t Latijn
W/k geheeten Triticum Americanum:
m ^et dioogduytfch IndianïSCHE
Weytz : in het Franfch Bled, of
Fourment d’Indes .• in het Ita-
liaanfch Grano Indiano.
Zij groeyd in deeze onze koude Geweften op-Geftalte
waarts tot de hoogte van drie voeten ; met vcelvoudi- deezer
ge bij malkander gevoegde, en uyt de Wortel voort- pla,lt*
komende Bladeren-, ontrent een Maatvoet of anderhalf,
wat meer of minder , lang , gemeenelijk een kleyne
vinger breed ; vercierd met een aangename donkere
groenheyd. Waar uyt verfcheydene Steden voort-
fpruyten , geelachtig-grocn van verwe ; met Ayren ,
ruym een halve voet lang , als met veele Leeden op
malkander groeyende ; aan beyde de zijden voorzien
met uytfteekende Knopjens , waar aan het Zaad vafl-
houd, gelijk als Schubachnge Fleugeltjens , wonderlijk
en aardig boven malkander zittende.
Vergaat niet haafl, maar blijft eenige jaren in ’t lec- Zaad.
ven. Is tceder van aart; en geeft, bij heete Zomers,
volkomen rijp Zaad.
Bemind een gcmcene , zandige aardige , met flegts Grond,
een weynig twee-jarige Paerdemifl , en het Mol der
verrotte Boombladeren doormengd.- .een opene, vrije,
warme, wel ter Zon geleegene plaats, voor alle kou-
de Oojle- en Noordewinden befchut ; ook matige voch-
tigheyd.
Kan gantfehelijk geen koude Herfftreegenen of eeni- Waarnee-
ge felle Torfi verdragen. Moet derhalven , in een Pot niing iu de
flaande , in den aanvang van Ottobcr binnens huys wor- winUr-
den gebragt, en gezet op een luchtige plaats , waar in
niet anders als bij vriezend Wéér word gevuurd : ge-
durende de Winter met weynig Water voorzien
zijn , vermitsze door te veel vochtigheyd lichtelijk
verrot; en niet voor in ’t begin van April, met een aan-
gename Lucht en zachte Reegen , weer buy ten gefield;
eevcnwel dan noch voor koude nachten veel vochtigheyd ,
hayrige of fchrale winden wel gewagt en genoegzaam
gedekt worden.
Het Zaad word met een waflende Maan van May Aanwin-
in een Pot , niet diep gelegt , de aarde aanbevolen , ning>
en met weynige vochtigheyd voorzien. Hierdoor word
ze aangequeekt en ve rmeenigvuldigd. Maar dan ook
noch aangewonnen door hare aangewaflene altijd groen-
blijvende jonge Scheut jens: welke men op de genoem-
de tijd meteen Mes voorzichtig van de oude affnijd ,
en in Potten verplant.
KRACHTEN.
DEeze Americaanfche Tarwe , in ’t Latijn Tri- Aart
ticum Americanum , is warm van aart in den
cerften graad.
Het Brood, ’t welk hier van gemaakt wotd , is van en ge-
een aangename fmaak. Geeft daarenboven goed voed- bru/E
zei aan 't Ligchaam ; en verflerkt al de inwendige dee-
len van ’t zelve.
Het Meel deezer Tarwe in Edik gekookt, en gelegt (ieezes
op verhittede Ligchaamsdeelen , de Roos , ’t Sprenkt- Tarwe.
vuur , en andere diergelijke vuurigheyd , trekt’er de
brand van uyt, cn verteerd ze.
CCCCLVIII
pip Torrekruyd. .Zotsknodze. Vaccaria. Eerenprys.
p 20
Vier bij-
zondere
foortcn.
Aanwin-
ning.
Cebruyk
heelmid-
delen.
CCCCLVIII HOOFDSTUK.
TORREKRUYD.
&N het Neederlandfch dus , of veel
smeer Thoornkruyd genoemd, ver-
ï mits hare Steden Thoorns of Naalds-
ï wijze groeyen ; word in het Latijn ge-
£heeten Turritis, ofTuRRiTA.
Hier van zijn mij in haren bekend
geworden vier bijzondere foorten ; namentlijk :
I. Turritis major , of groot Torrekruyd. II.
Minor longifolia , of kjeyn lang-gebladerd Torre-
kruyd. III. Minor Plateau, of kleyn Torrekruyd , van
Plateau befchreeven. IV. Turritis Lusitanica,
of Portugalfch Torrekruyd. Al te zamen zijn ze van de
zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede , gemccne, zandige aarde ,
met matige twee-jarige Paerdcmift voorzien : een ope-
ne luchtige, warme , wel ter Zon geleegene plaats, en
tamelijke vochtigheyd.
Konnen reedelijk wel de Vorfi , en andere ongelee-
gentheeden der Winter uytftaan. Bloeyen in de twee-
de Zomer ; geeven volkomen rijp Zaad ; en vergaan
daar mee : wijl ze niet , of zeer zelden , langer in ’t
leeven konnen blijven. Worden derhalven ook ieder
Voorjaar , met een walTcnde Maan van April, weer in
een Pot zoo gezayd als geplant; en hier door kan men ze
alleenlijk aanwinnen en vermeenigvuldigen.
KRACHTEN.
DE gekneufde Bladeren van Torrekruyd , in het
Latijn Turritis , gclegt op allerlcy vujle en hee-
te gezwellen, zweer en en zeeren , helpen en ge-
neezen de zelve.
Het Poeder der gedroogde Bladeren , of het uyt-
geparftte Zap daar van , gedaan op varjfche bloedige
Wonden , bewaard de zelve voor alle verhitting, endoed
ze toegroeyen.
Twee ver-
anderlijke
foorten.
Grond ,
hoedanig.
Bloeyende
Vrucht,
zonder
Zaad.
CCCCLIX HOOFDSTUK.
ZOTSKNODZE.
.Iet alleen in het Neederlandfch dus ,
maar ook van zommige Dodden ,
Dollen en Dolzen genoemd, word
,in het Latijn gcheeten Typha pa-
LUSTRIS of ScEPTRUM MORIONIS !
— in het Hoogduytfch Wasserkolben ,
Moszkolben, en Narrenkolben .• in het Franfch
Rouseau , of Masse de Sonc : in het Itahaanfch
Massa Sorda , of Tipha.
Hier van zijn mij in haren aart bekend/j/w verander-
lijke foorten ; te wecten :
I. Typha major, of gr oote Zot sknodze. II. Ty-
pha minor , of kleyne Zotsknodze Beyde zijn ze van
eeven de zelve Bouwing en Waarneeming.
Door een haar natuurlijke eygenfehap gróeyen ze
zeer geerne in moerafligc plaatzen , ftaande wateren ,
en lopende ondiepe Rivicrtjens , of Slooten. Willen
derhalven gantfeh niet wel in Hoven , of eenige andere
drooge grond voortkomen. Doch zulks gefchicd noch
in Vijvers , met een wallende Maan van April daar in
gezet zijnde. Echter fchieten ze hierop verre na zoo hoog
niet op als inde voorgedachte met haren aart overeenko-
mende grond. Geeven ook veel kleynder Vruchten.
Hard van aart zijn ze. Konnen zware koude en
fterke Vorft verdragen : door welke wel hare Bladeren
verdorren ; doch in het Voorjaar loopen ze weer uyt.
Geeven in den Herfjl een bloeyende Vrucht (waffen-
de op lange Sreelen ) , die men Knodzcn of Dodden
noemd, gelijk alreeds hier boven gezegt is; doch bren-
gen gantlchclijk geen Zaad voort. Niet alleen in den
Herfjl , maar ook door de gehecle Winter konnen ze op
de gedachte hare Steden goed, en gelijk als onverder-
velijk blijven ftaan.
Worden alleenlijk aangewonnen en vermeenigvuldigd Aanwin-
door hare vermeerderende Wortelen , welke vecle jaren ning'
lang goed blijven.
KRACHTEN.
ZOtsknodze, of Typha, gelijk ook de Bloem der Aart.
zelve, is verwarmende, verdroogende, en afva-
gende van aart. Het onderfte ded der Bladeren
is mals , en goed om te eeten ; geeft echter weynig
voedzel aan ’t Ligchaam.
De zachte wolachtige hayrcn van de Ayren, of Dod- Do‘l l' 10'
den , in de Ooren gedaan , ncemen het Gehoor vvech. ca*‘ l8‘
Met Reuzel vermengt , en op de gebrandheyd gelegt ,
geneezen de zelve; want ze droogen en zuy veren van
naturen : ftillen daarenboven het Bloed; droog , of al-
leenlijk van buyten opgelcgt zijnde.
Met Roozcwatcr nat gemaakt, en op de Takjen of Dl°fe- E
Speenen van ’t Fondament gelegt ; ook , als het afyalt, c‘
weer vernieuwd , geneert de zelve ; defgdijks de won-
den; der zelver vuurigheyd na zich trekkende.
De zelve wollige -Ayren rijp geworden zijnde, kon- Duranr.
nen dienen om Kujfens en Bedden mee te vullen; wel P'"
ke zeer goed zijn voor hitzige Nieren :
Ook worden de Bladeren gebruykt, om Stoelen daar
mee te bekleeden.
hift. Plant.
Jol. 4J7.
CCCCLX HOOFDSTUK.
VACCARIA.
I örd zoo wel in ’t Neederlandfch als in Namen.
| het Latijn dus genoemd; doch in de
laatrtgemelde taal ook Lychnis per-
FOLiATA, en Lychnis perfoliata
, rubra. Mijns wcetens is deeze Plant
geenen anderen naam toegevoegd.
Zij bemind een goede, gemeene, zandige, en ma- Grpnd.
tig met twee-jarige Paerdemift voorziene grond : een
openc, warme, vrije, luchtige, wel ter Zon geleegene
plaats, en tamelijke vochtigheyd.
Blijft niet langer dan eene Zomer in ’t leeven; en Zaad.
geeft m den Herfjl volkomen rijp Zaad : ’t welk ie-
der Voorjaar , met een wallende Maan van Aiaert of
April, niet boven een rtroobreedte diep, weer op nieuws
de aarde moet aanbevolen zijn. Anders komt het ook Aanwin.
zomtijds door ’t neergevallene van zelfs genoeg op. Hier ninS'
door kan ze overvloedig vermeenigvuldigd , en gelijk als
vernieuwd worden,
KRACHTEN.
VAccana is warm en droog van aart, in den eer- Aart.
ften graad.
De Bladeren in Edik, Wijn, of Water ge-G?ne«-
kookt, of gediftilleert ; dan daarmee gewaflehen de middclc*.
voortlopende , hitzige zeeren en zweeren ; de Rood-
grond , Roos ; zwelling van de Navel, en meer andere
heete ongeleegentheeden , verdrijven de zelve. •
M m m 5
CCCCLXI
hmhjhhhhhi
Namen.
Vijf bij-
zondcre
foorten.
Grond,
Zaad.
Aanwin-
ning.
Kleyn Ee-
renprijs
mee Bla-
deren van
Thym.
Aldcr-
grootfte
prijs, met
een geayr-
de Bloem
Gedaante
der Blade-
ren.
Stceltjens.
Geflalte
der Bloe-
den.
pn Beschryving der. Krutoen, Bollen en Bloemen, III Boek, 911
cccclxi hoofdstuk.
EERENPRYS.
Us in het N'eederlandfch genoemd ,
word in het Latijn geheeten Vero-
nica : in het Italiaanfch eeven al-
zoó : in het Hoogduytfch Ehren-
preisz , of ook Grundheil: in’t
Franfch V eroniqjj E.
Hier van zijn mij in haren aart
bekend geworden vijf bijzondere foorten : nament-
lijk :
I. Veronica vera , of opregte Eerenprijs. II.
Mas repens , of Eerenprijs mannetje, bij de aarde
kruypende. III. Minor serpilli folia, of kjeyne
Eerenprijs met ronde Bladeren van wilde Thymtts , of
Ouendel. IV. Maxima spicata , of aldergrootfte
Eerenprijs , met een blanw-geayrde Bloem. V. Vero-
NI CA SUPINA TeUCRII, PRATENSIS FACIE, of leg-
gende Eerenprijs , met een gedaante van Teucrium ,
groeyende op Grasvelden. Alle zijn ze van eeven de
Zelve Bouwing en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene , zandige, ma-
tig- en ook wclgemeftte grond : immers zoo zeer een
warme, vrije, en genoegzaam ter Zon gelcegene , als
een fchaduwachtigc plaats: veel Reegen, en ook ma-
tige vochtigheyd. Blijven uyt eygener aart eenigc ja-
ren in ’t leeven. Verdragen geduldig felle koude en alle
andere ongeleegentheedcn der IVinter. Gceven ook
dikmaal bij goede Zomers volkomen rijp Zaad : het
welk met een wallende Maan van Maert of April, niet
boven een ftroobreedte diep , hol en luchtig in de aar-
de moet gelegt zijn.
Niet alleen hier door worden ze vermeenigvuldigd ,
maar ook door hare aangewaffene jonge Looten , wel-
ke men , van zelfs W or telen gefchoten hebbende , op
de gedagte tijd , en met de gemelde Maan van de oude
afneemt en verplant.
Het Veronica minor serpilli foeia, of kjeyne
Eerenprijs met Bladeren van wilde Thymus ; doch gant-
fchelijk niet in grootte, maar in gedaante alleen dezelve
gelijk zijnde, blijft van naturen niet zoo lang in’tleeven.
Geeft in de tweede Zomer volkomen rijp Zaad , en
verfterft dan gemeenelijk. Word door ’t zelve Zaad
genoegzaam vermeenigvuldigd ; met een walfende Maan
van Maert of April in de aarde gelegt zijnde. Of komt
ook genoeg op door ’t uytgevallene.
Het Veronica maxima spicata, of aldergroot-
fte Eerenprijs , met een geayrde Bloem , krijgt uyt een
teedere, bruyn-verwige , en bittere Veezelwortel veele
Bladeren, plat op de aarde neerlcggende, twee en twee
altijd regt tcegens malkander over gefteld ; ruftende
op een Steeltje, ontrent een vingerlid lang zijnde. Zijn
boven donker , of zwart-groen van verwe , ook wat
blinkende; doch onder bleeker : een kleyne vinger,
wat meer of minder, lang, en een lid van een vinger
breed ; doch voor wat fmaller als achter; en aldaar in
een ftomp punt eyndigende : aan de randen teeder en
aardig, doch rondachtig, en niet diep ingezaagd; zacht
van aart, voorzien met een weynig ruygheyd. In de
Mond geknauwd wordende , vallen ze te zamentrek-
kende, ook onlieflijk van fmaak. Hebben in ’t mid-
den een regt-doorgaande Ader ; waar uyt verfchey-
dene andere voortvloeyen , ter zijden opwaarts ge-
keerd.
Uyt der zelver middenfte of voorfte punten ko-
men voort ronde , bleekgroene, zeer taye, en ruyg-
achtige Stceltjens , voorzien met fchoone , meer dan
een hand lange , en voor fpits toegaande Ayren ; be-
ftaande uyt ontelbare donkcr-blauwe Bloemen , hou-
dende vier langwerpige Bladert jens , waar van het on-
derfte het fmalfte, ook afhangende ; het bovenfte op-
ftaande het breedfteis, en de overige twee ter zijden de
middelmatigfte zijn. Hebben inwendig drie lang-uyt-
fteekende blauwe Draadjens ; van welke de twee kort-
te ter zijden voor begaaft zijn met een langwerpig,
dikachtig , en uyt den blauwen purpur-verwig Knopje ;
maar het middenfte heeft’er geen. Alsze eenige dagen Zaadhuy*.
zeer bezienswaardig hebben opengedaan, vallenze eyn-ic-
delijk op de aarde neer; nalatcnde een kleyn rondach- Zaad
tig Zaadje, gefteld in ’t midden van vier kleyne, groe- ™ '
ne, en een weynig ruygachtige Bladert jens-, ook voor-
zien met een kleyn , half-rond en bruyn-rood-verwig
Zaadje .
KRACHTEN.
EErenprijs, in ’t Latijn Veronica , is verwarmende De</. /. i.
en verdrogende in den eerften graad. e'11'
In Wijn gezoden, en daar van een Roemer ge- Camtrar.
dronken, of anders twee Drachmen van het Poeder 1-%-c.xf.
der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen , ver- * l' u
drijft het Colij\: geneeft de Wonden ; de Gefcheurd-
heyd, of 'Breuken-, end e Melaatsheyd. Is goed voor
een befmettelijke ziekte; de Koortzen; de onvrucht-
bare Vrouwen ; de Hoeft ; de uytteerende menfehen ; ook
voor de op werping van etterige en bloedige Fluymen.
Doed daarenboven wel water loften opend de verftopt-
heyd der Leever , Milt, en Longe: reynigd de Nieren:
en drijft het Graveel uyt.
De groent Bladeren geftoten, of het Poeder der ge- Fuchf. bijl.
droogde gelegt op wonden , vnyle ze er en en zweeren , C-S9-
inzonderheyd zulke, welke aan den Hals komen, ver- Matth.U\.
weekt de zelve, en geneeft ze. Twee Drachmen \ an
het gedachte Poeder ingenomen met twee Drachmen
Theriac, is goed voor peftilentiale Koon zen.
CCCCLXII HOOFDSTUK.
W I T Z E N.
■Y veele genoeg bekend, en in ’t Nee- Namen.'
derlandfch niet alleen dus, maar ook
gemeenelijk Vitzen ; dan noch wel
Wikken genoemd : in het Latijn
geheeten Yicia: in het Hoogduytfch
Wicken: in het Franfch Vesce : in
het Italiaanfch Vecchia, Veccia, cn Vezza.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden zee- Zeeven
ven veranderlijke foorten ; te weeten : yerander-
I. ViciA MAJOR VULGARIS , of groote gemeene f°°r'
Witzen. II. Minor vulgaris , of kjeyne gemeene
Witzen. III. Minima, of alderkjeynfte Witzen. IV.
Africana, of Witzen uyt Africa. V. Hispanica,
of Spaanfche Witzen. VI. Lusitanica radice
grumosa, of Portugal fche Witzen, met kleyne Knobbelt-
jens aan hare Wortelen. VII. Vicia hirsuta , of
H'itzen met een ruyge Vrucht , of Peul. Niet alle zijn ze
van eeven de zelve Bouwing en Waarneeming.
Echter beminnen ze al te zamen een goede, gemee- Grond,
nc, zoo wel zandige als andere, zoo gemeftte als onge-
meftte , doch van naturen een droogachtige grond :
immers zoo zeer een opene , vrije, luchtige, als een
fchaduwachtige plaats, en matige vochtigheyd. Blij-
ven niet meer dan eene Zomer in ’t leeven. Gceven in Zaai
den Herfft volkomen rijp Zaad, en vergaan daar mee.
Moeten derhalven ieder Voorjaar , met een waffende
Maan van Adaert of April (na geleegentheyd van de
bequaamheyd of onbequaamheyd des tijds) weer op
nieuws worden gezayd ; ’t Zaad niet diep in de aarde
gelegt. Alleenlijk hier door konnenze aangewonnen en Aanw‘n-
vermeenigvuldigd worden. nlnS'
De Vicia major et minor vulgaris flore Groote.en
CCCRULEO purpurascente , of groote en kjeyne ge- k,e)'ne S^
meent Vitze/s, met een uyt den blauwen purpur achtige vhsen.
Bloem t
Klll
913 Witzén. Drie-verwige Violette. Maèrtsche ViolE.
9*4
Bloem, vergaan niet zoo haart , maar blijven eenige ja-
ren lang in ’t keven. Verdragen felle koude , en aller-
ley andere ongelcegenthecden des tijds. Verliezen in
de Winter hare Bladeren ; maar fchietcn vroeg in ’t
Zaad, Voorjaar weer uyr. Geeven aardige Bloemen, en vol-
komen rijp Zaad ; ’t welk op de hier boven genoem-
de tijd , en met de gemelde IV] aan de aarde word
Aanwin- aanbevolen. Hier door kan men ze genoegzaam ver-
laag. mccnigvuldigeu.
KRACHTEN.
Aart. W \E Witten , Vitten of Wikken , in het Latijn
I 1 Vicia , zijn verwarmende in den eerften , ver-
Mim 'fnr drogende in den tweeden graad: ook zuyveren-
1 'de, afvagende, en een weynig te zamemrekkende van
aart. Gekookt , en zoo gegeeten , zijn ze onaangenaam
voor de Maag ; zwaar te verteeren. Veroorzaken een
tnclancholijk Bloed: geeven weynig voedzel aan ’t Lig-
chaam , en verftoppen de Buyk.
Trag.l.i. Het Meel der zelve Witten met eenig nat inge-
^1,6‘ , nomen , doed veel water loffen ; en is eoed voor de
hift. Plant, fijt teer ende Alenfchen: doch te veel gebruykt, is zeer
ƒ»/. 467. Ichadelijk aan de Darmen en de Blaas. Het zelve Adeel
Matth.l.z. mct \\7ijn vermengd, en gelegt op de beet en van raz,en-
e l*1‘ de Alenfchen, dolle Honden, en andere fchadehjke Die-
ren , helpt de zelve. Met Honig gemengd , neemt
wech de Sproeiden en andere plekken derllujd, daarop
geftreeken.
Decze Vitten , of Wikken , de Paerden onder de
Haver te eeten gegccven , maken de zclye vet en wel -
gefield.
CCCCLXIII HOOFDSTUK.
DRIE-VERWIGE.
VIOLETTE.
Verfchey- aangenaam en bezienswaardig Co-
denamen. gpf! was, voerd deeze naam in het AFee-
derlandfch. Word defgelijks , wee-
Iï|N gens de cierlijkc verfcheydentheyd
harer aangename verwen in het Latijn
geheeten Viola tricolor, of Vio-
la trinitatis : in het Hoogduytfch Dreyfaltic-
kf.it Blumen, of ook Kriechende Viole: in ’t
Franfch Pensees, of Menues Pensees: in het Ita-
liaanfcb Fiore di Giove , ^Minuti pensieri, en
Jaccea.
Zceven Hier van zijn mij in haren aart eenige veranderlijke
verander- foorten bekend geworden ; te weeten :
ten' l00r" I- Viola tricolor magna , o (groote dric-ver-
wige Violette. II. Tricolor flore parvo , of
kjeyne drie-verwige Violette. III. Flore albo , of
met een witte Bloem. IV. Flore purpureo, of met
een geheel purpttre Bloem. V. Flore luteo amplo
odorato , of met een groote geelc welriekende Bloem.
VI. Flore luteo amplo odorato variegato ,
of met een groote geel-bonte welriekende Bloem. VII.
Viola assurgens flore cccruleo , of opftaande
Violette met een blauwe verwe. Niet alle zijn ze van de
Zelve Bouwing en Waarneeming.
Grond. Echter beminnen ze al te zamen een goede , zandi-
ge, drooge, ongemeftte; dan pok een vochtige en wel-
gemeftte aarde; zoo wel een opene, vrije, luchtige,
als een fchaduwachtige plaats , veel Recgen , en ook ma-
tige vochtighcyd.
Zaad. Blijven gemeenelijk niet langer dan eene Zomer in ’t
leeven, vermits ze, als ze teegehs de Winter Zaad ge-
geeven hebben, daar mee verderven. Worden dcrhal-
ven ieder Voorjaar , met een waffendeMaan van Alaert,
of in September , weer op nieuws gezayd. Komen ook,
daar ze eens geftaan hebben , door het uytgcvallene Aanwin-
Zaad overvloedig genoeg van zelfs te voorfchijn ; ning.
niet alleen in de Voortijd , maar ook in de Zomer , ja
teegens den Herfft : welke dan, de koude der H mter
uytftaande, overblijven, en door de gantfche Zcmer-
tijd mcx. fchoone, verluftigendc Bloemen vercierd zijn.
Hier door konnenze genoegzaam aangewonnen en ver-
meenigvuldigd worden.
Dc Viola tricolor flóre luteo amplo odo- 'Vc’rif-.
RATO , of groote drie-verwige geelc welriekende Vio- ^'^;drie*
lette , en Flore luteo amplo odorato varie- violcuen.
gato , of groote geel-bonte welriekende Viclctte, ver-
gaan niet in ’t eerfte jaar, gelijk dc andere, voortgeko-
men zijnde van Zaad, met een walfendc Maan van A-
pnl niet diep gezayd geworden; maar blijven twee, ook
wel drie jaren in ’t leeven.
De Viola assurgens , of regt-opjfaande Violette Regt-op-
met een blauwe Bloem , blijft lange jaren in .’t leeven.
Verdraagd felle koude, en alle andere ongeleegentheeden meteen
der Winter, zonder fchadc. Bloeyd ieder Zomer, en blauwe,
geeft volkomen rijp Zaad ; ’t welk op de genoemde Bloem'
tijd , en met de gemelde Maan in een Pot, niet bo-
ven een ftroobreedte diep gelegt, de aarde word aan-
bevolen,
KRACHTEN.
DRie-verwige Violette , of Viola Tricolor , is DoJ- l- ö-
matig vocht van aart; ook verzachtende, afva- c l‘
gende, fcharp van fmaak, en fijn van deden.
In Wijn gezoden, en daar van gedronken, of het ubil. 1. 1.
Poeder der gedroogde Bladeren met Wijn ingenomen ,f°l ■ 7*7-
is goed teegens dc Kramp, en trekking der Leeden-, voor f°”'^ l' *'
dc krimping der Darmen , en de vallende kiekte der Mai,h. /.4.
jonge Kinderen. Neemt wech de verflopping van de Borft c. 1 1 7.
en Longe-, allerley /lijmerige vocht igheeden , en de in- <*amer‘'r\
wendige verhitting. Geneert: daarenboven de Schurft- •+,c' ll1,
heyd, Wonden , Gefchettrdheyd , jeukerigheyd der Httyd,
z.eeren , z,wceren ; en ook de Spaanfche Pokken , als
men’cr ’s avonds en ’s morgens , tien dagen achter
een , t’elkcns drie oneen van inneemt , en daar op
zweet.
CCCCLXIV HOOFDSTUK.
MAERTSCHE VIOLE.
N ders ook in ’t Necderlandfch Maert- Verfchc*-
I® ^I0LtrTE genoemd, ieder ge- de namen,
*3* noeg bekend. Word in het Latijn
geheeten Vioia Martia , Viola
NIGKA j Viola purpurfa, en V10-
Ihif l a R i a : in het Hoogduytfch Mertz-
violen, of Blaw -violen: inliet Franfch Violet-
tes de Mars: in ’t Italiaanfch Viola di Marzê,
Viola PavonazzA, Viola Mammola, en Viola
Porporea.
Hier van zijn mij in haren aart bekend vijf onder- Vijf on~
fcheydene foorten ; namentlijk: derfchcy-
I. Viola Martia flore simplici cccruleo , ^cc“c foor'
of blauwe enkele Afaertfche Viole. II. Flore cce-
RULEO pleno , of met een dubbele blauwe Bloem.
III. Flore simplici albo , of met een enkele wit-
te Bloem. IV. Flore pleno cinf.ro , of met een
dubbele grauwe Bloem. V. Viola inodora syl-
vestris , of wilde Alaert fche Viole ronder reuk Al te
zamen zijn ze van eeven de zelve Bouwing en Haar -
neeming.
Zij beminnen een gemeene zandige, liever gemert- Grond,
te als ongemeftte aarde : immers zoo zeer een vrije wel
ter Zon gcleegcne, als een fchaduwachtige plaats; en
veel Water. Blijven eenige jaren lang in ’t leeven.
Bloeyen niet alleenlijk, maar geeven ook ieder jaar vol-
komen
9* 5 Beschryving der Kruyden , Bollen en Bloemen , III Boek, m 6
Zaad, komen rijp Zaad ; ’t welk niet t 'effens, maar mct’er
tijd , ’t een vroeger ’t ander later, zijne rijpheyd be-
komt; beginnende ten halven van de Maand Junius ,
en ontrent den aanvang van O tl ober eyndipende. Men
vind het niet alleen onder zijne Bladeren , maar ook
half, ja zelfs zommige Knoppen bijna geheel onder de
Hoe re aarde en fteclen verborgen leggen. Niet voor dat het
winnen, tot zjjne volkomene rijpheyd is geraakt, mag men ’t
afplukken ; te wectcn , als de Knoppen, waar in het bc-
floten is, zich blauw-verwig , en ’t daar binnen zijnde
Zaad zelfs , ’t welk te vooren wit word gezien , zich
na ’t geel trekkende vertoond. Zoo men dan langer
wagt, barft de Knop fchiclijk van malkander, en 'tZaad
valt ter aarden neer. Indien men ’t kan afplukken met
een volle Maan , zoo blijft het langer goed als anders;
en heeft dan zijne hoogde volmaakthcyd. Echter blijft
het, om gebruykt te konnen worden, niet langer als
een jaar oj anderhalf bequaam.
cn te be- Het zelve nieuwclijks gewonnen zijnde, moet men
waren. *t Jrje Qf vjer Wccken Iang binnens huys leggen op een
houte Bord, of Tafel, luchtig cn hol, om te drogen.
Daar na zuyvcrd men het van de Huppens , en be-
waard het op een drooge plaats, op dat het geen fchim-
meligc reuk mogt krijgen.
Aanwin- Zij verdragen derkc Vorft , cn alle andere ongelce-
Ring. gentheeden des tijds, buytcn daandc. Blijven gedu-
rig groen; cn worden aangewonnen , niet alleen door ’t
gedachte haar Zaad; ’t welk meteen wadende Maan van
Maert , niet diep gelegt , de aarde word aanbevolen ;
Inaar ook overvloedig door ’t neergevallene , ’t welk
van zelfs opfiaat, zonder dat men de moeyte van zaying
behoefd te doen : en dan noch door de aangewadene
jonge Looien ; welke men , van zelfs M ortclen eekree-
gen hebbende ; op de gemelde tijd van de oude af-
neemt cn verplant.
Dubbele De Viola Martia flore pleno cceruleo, et
blauwe cn ciNEREc/ pleno, of dubbele blauwe , en grauwe
IlaerTfche Maertfehe Viole , krijgen noyt cenig Zaad. Worden
Violen, echter genoegzaam aangequeekt cn vermeenigvuldigd
door hare jonge aangegrocyde Scheut jens; welke van
zelfs Wortelen fchietcn ; en die men met een wadende
Maan van Maert , of ook van Augujlus , of Septem-
ber, om ’t tweede jaar opneemt, cn verplant. Anders
zouden ze enkel van Bloem worden , of geheel ver-
gaan.
KRACHTEN.
Aart. | ~\E 'Bladeren cn Bloemen deezer Matrtjcbe Vio-
f J le, in het Latijn Viola Martia , zijn verkoelen-
de in den eerden , en vochtmakende van aart in
den tweeden graad.
Diofc. 1. 4. De Bladeren alleen gekookt, en van dit Nat gedron-
C. ixz. lcen ■ of de zeivc bij andcrc Mocskruyden gedaan, en
gegecrcn , verzacht en verkoeld beyde de Maag en ’t
Ligchaam: maakt ook een lichte Stoelgang .
Trag.Lt. Eeven ’t zelve vermogen ook de Violen of varjfche
rèrneil S^oemen ze^s- Necmen daarenboven wcch de brand
Mnh '. ‘‘ der Koortz.cn : de onnatuurlijke hitte der Leever, Lon-
Med. ge. Nieren, Blaas, en andercr inwendige dcelen. Ver-
zachten de rauwigheid van de Borjl en Keel. Zijn
goed gebruykt in 't Pleuris, of Zijdewee. Bedwin-
gen de bijtende fcharpheyd der Galachtige vochten, en
verdaan de Dorfl.
Rentalhijl. Een of twee Drachmen van ’t Poeder der gedroogde
JW. Bloemen met Wijn ingenomen , opend de verjlopthcyd
144. 9 van ^ Leever : is goed teegens de Geelzucht : doed
Matth.l. 4. de hitte der inwendige Gezwellen fcheyden : geneert de
c.iij. Squinantie of ’t Keel-gczwel , en andere gebreeken der
Keel. Purgeert ook zachtelijk het Ligchaam.
Rutll. I. 3. De purpure Bladeren der Bloemen voor haar zelven
f.117. alleen gedroogd , gepulverifeert , en met liet gcdirtil-
lecrde Water van Pcconie Bloemen ingenomen, is zeer
goed teegens de vallende Ziekte der kinderen.
De Syroop, gemaakt van Violen, verkoeld de brand Mefiinl. t.
der Koor t zen ; verquikt het Hert ; verzacht de pijn der Sotv' ‘ 1 •
Zijden fchcyd ’de inwendige zweer mgen , cn maakt
een week, Ligchaam , als men drie ®f vier oneen daar
van inneemt.
Een Conferve van deeze Bloemen gemaakt, en daar
van gebruykt, heeft een diergelijke uyrwerking.
De Oly van Vtolen verzacht en verkoeld ook zeer. Dammes
In de flapen des Hoofds geftreeken, verwekt (laap. De Plant‘
zelve vermengt met de Dooyer van een Ey, en geftree- '47**
ken op den Aarsdarm, of de Speetten aan ’t Fondament,
verzacht de fmerten der zelve.
Het Zaad van Violen met een houte Stamper in een M». tii.'
fteene Mortier gefloten; met het Water, daar Peterzelic l9'
in gekookt is geweeft, in of door een Zeef uytgedrukt,
en zoo gedronken , is een zeer goed hulpmiddel voor
het Graveel ; ook teegens de Steen der Nieren en der
Blaas: delgelijks teegens de Jleeken derScorpioenen. Ver-
wekt Stoelgang, en doed wel Water lojfen.
Gedroogde Violet ten zijn zeer dienftig, om gemengt DoJ. I. 6.
te worden bij 'de Dranken cn andere middelen, welke ci'
men gebruykt om ’t Hert te verfterken , en ’t zelve ver-
quikking toe te brengen.
De Bladeren worden ook met goed nut gelegt op iJcmiliJ.
een verhitte Maag , en quade ontftookene O ogen ; def-
gelijks op een uytgezonkene -Aarsdarm ; doch in het
eerft ; niet om weer in te drijven , of te doen optrek-
ken, maar om te verzachten, en te verkoelen, indien ze
zeer verhit is : ’t welk dikmaal voor al noodwendig
moer gefchieden , eer men ze weer kan doen inkeeren.
Bij gebrek van de Bloemen , mag men zeer wel ’t
Kruyd van Violen gebruyken ; bijzonderlijk in heete
Koortzen, en verhitting van de zelve.
CCCCLXV HOOFDSTUK.
GULDENROEDE
SUs in het Necderlandfch genoemd , Namen,
weegens de zeer fchoone couleur der
Bloemen, cn, mijns wcetens, in deeze
Taal met geenen anderen naam bekend:
word in ’t Latijn geheeten Virga au-
rea : in het Hoogduytfch Wund- of
ook Fedderkraut : in het Franfch Verge d’or :
in ’t Italiaanfch als in ’t Latijn.
Hier van zijn mij in haren aart vier bijzondere foor- vier bij-
ten bekend geworden; namentlijk: zondere
I. Virga aorba officinarum latifolta MA-foortcn‘
JOR, of groot e brecd-bladerige Guldenroede , in de win-
kelen der Apotheekeren gcbrujkelijk. II. Officina-
rum latifolia MINOR , of kleyne breed-bladerioe
Guldenroede, ook.gebruykeltjkjn der Apotheekeren win-
kels. III. Latifolia pf.regrina, of vreemde breed-
bladerigc Guldenr/jede. IV. Virga aurea angusti-
folia peregrina, of vreemde Guldenroede met fmalle
Bladeren. Alle zijn ze van eeven de zelve Bonwing en
Waarneeming.
Zij beminnen een gemeene , zandige , welgemeftte Grond,
grond; een vrije, warme, luchtige, bequaam ter Zon
geleegene plaats; cn veel Water. Blijven lange jaren
in ’t leeven. Bloeyen ieder Zomer zeer fchoon ; en
geeven dikmaal bij goede jaren volkomen rijp Zaad. Zaad.
Verdragen felle koude , cn alle andere ongcleegenthce-
den der Winter, zonder fchade. Worden aangewon- A anwin-
nen en vermeenigvuldigd , niet alleen door ’t gedachte n'n£;
haar Zaad, ’t welk met een wallende Maan van April ,
immers zoo geerne in een Pot , als op een andere
plaats , wil in de aardet zijn gelegt , niet boven een
ilroobreedte diep ; als door hare aangegrocyde jonoe
Wortelen , welke men op de zelve rijd Van de oude af-
neemt en verplant.
KRACH-
Dod.l. f.
t.16.
Cnmtrnr.
I. 4-C-3+.
Durant.
hifi. Plant,
fel. ii 6.
Lome. I. 1.
e-W-
Dod. loc.
C. II.
Namen.
Tweeiter-
ley foor-
ten.
Grond.
Zaad.
Aanwin-
ning.
Deugden
deezer
Plant,
9'. 7 Guldenroede. Vliegenet. Geytenbaart. Duyzendelad SU.
KRACHTEN.
GVldenroede , in ’t Latijn V irga aurea , is ver-
warmende en verdrogende in den tweeden
graad; ook zuy verende , en een weynig te za-
mentrekkende van aart.
In Wijn gezoden, of gediftillccrt, en daar van een
Roemer gedronken , geneeft alle uyt- en inwendige Won-
den , Ver zeer ingen , Fifielen > of lopende Gaten , heete
Zweeringen , Gefcheur iheyd ; de Buykloop , en de
zwelling van bet Tandvleefch , daar mee gewaflehen
zijnde. Opend daarenboven de verjloptheyd van de
Nieren ; breekt de Nteren-Jlcen ; drijft uyt het Graveel ,
het water van de 'Blaas ; en de j lijmerige vochtigheid
der zelve.
Een Drachma of twee van het Poeder der gedroog-
de Bladeren met roode Wijn ingenomen , doed op-
houden allerley Zinkingen > en de Bloedgang , of Roo-
deloop.
Het uytgeparfttc Zap der Bladeren geneeft de hit-
zige gezwellen van de ALond, daar op geftreeken ; of
anders met Wijn gemengt , en daar meê gewaflehen ,
of gegorgeld.
Guldenroede word gercekend onder de Kruyden ,
welke men pleeg te doen onder de H'ond-dranken , en
word zoo krachtig gehouden om allerley flag van Won-
den te geneezen , als het Heydenfch Wondkrttyd zelfs.
Mag derhalven gcbruykt worden tot alle dingen, waar
toe ’t gedachte ff 'ondkruyd goed is.
CCCCLXVI HOOFDSTUK.
VLIEGENET.
B- P h eederlandfch dus van veele gc-
? nociflö ; word in het Latijn gehectcn
t VlSCARIA, ofLYCHNIS SYLVESTRIS
% Hier van zijn mij in haren aart be-
' kend geworden twee veranderlijke foor-
ten ; als :
I. V ISCARIA flore rurro , of Vliegenet met
roode Bloemen. 11. Viscaria flore carneo , of
Vliegenet met een lijfverwige Bloem. Bcyde zijn ze
van de zelve Bouw mg en Waarneeming.
Zij beminnen een goede, gemeene, zandige, zoo
wel ongemeftte als gemeftte grond : een vrije , genoeg-
zaam ter Zon geleegenc plaats : veel Water , en ook
matige vochtigheyd. Blijven niet langer dan eene Zo-
mer in ’t keven. Gceven in den Herfft volkomen rijp
Zaad ; en verfterven dan van zelfs, of door een klcy-
ne Rijp.
Worden derhalven ieder Voorjaar , met een waflende
Maan van Maert , op nieuws , niet diep gelegt, weer
gezayd : of komen ook, daar ze cens geplant zijn , door
’t uytgcvallcne Zaad van zelfs genoeg te voorfchijn.
Hier door konnen ze overvloedig vermeerderd , en als
eeuwigdurend gemaakt worden.
KRACHTEN.
VLiegenet , of Vifcaria, met Wortelen en Bloemen
in Wijn gekookt, en daar van een goede Roe-
mer vol gedronken, is goed teegens allerley be-
fmettelijke ziekten; doed genoegzaam wateren : drijft uyt
de Nierenfleen: cn neemd wech de pijn des Hoofds , daar
meê gewaflehen zijnde.
Een Drachma van het Poeder der gedroogde Blade-
ren cn Wortelen met Wijn ingenomen, ftrijd teegens de
Pefi) en allerley V ergif: ook teegens de beet en der dol-
le Honden , de fteeken der Scor pioenen , en anderer fcha-
delijkc Dieren.
De Bladeren gefloten , en op wonden gelegt *• genec- tof ge-
zen de zelve. Trekken ook te gelijk uyt de Doornen,
fchilfferen van Beenderen j cn andere daar in zijnde
dingen. ,
Twee Drachmen van het Zaad gefloten , en met
Wijn ingenomen , ontlaft het Ligchaam van alle heete
galachtige onreynigheyd-.
CCCCLXVII HOOFDSTUK.
GEYTENBAARD.
En welbekend en bezienswaardig Ge- Verfchey-
was , word in het Necderlandfch niet de namen.
a^een dus, maar ook van veele Rey-
f&jrj ||jg|y3^ nette genoemd: in het Latijn ge-
heeten Ulmaria, om dat hare Bla-
ggssjggggsfis, deren die van den Olm of Ipenboom een
weynig gelijk fchijnen; dan ook noch Regina Pra-
ti, cn Barbi Capra : in het Hoogduytfch Wald-
Geiszbart: in’t Franfch Barbe de Chevre; in’t
Italiaanfch Bar ba di Capra. Word ook wel in ’t
Latijn gezegt Aruncus.
Hier van zijn mij in haren aart bekend twee bijzon- Twee bij-
dcre foorten ; te weeten : zonetere
I. Ui. Maria , five Regina Prati flore cöl- *°ortcn'
LECTO i of Geytenbaard met een digte te zaam-gefiotene
Bloem. II. Ulmaria peregrina flore sparso,
of vreemde Gcjlcnbaard , met een holle , of van mal-
kander gefcheydene Bloem ; die ook van de geleerde Heer
JaCOBUS ThEODORUS TaBERNjEMONTANUS WOrd
geheeten Drymopogon. Alle zijn ze van de zelve
Botswing cn Waarneeming.
Zij beminnen van naturen een goede gemeene , Grond,
vochtige , zandige , welgcmeftte , of ook een vette ,
kleyige grond. Hebben immers zoo geerne een luch-
tige j wel ter Zon geleegene , als een fchaduwachtige
plaats; en willen veel Water. Blijven lange jaren in ’t 2,aad.
keven. Konnen fterke Vorfl , en allerley andere onge-
kegcnthccdcn der Winter uytftaan zonder fchade. Gee-
ven ook bij goede Zomers volkomen rijp Zaad.
Doch het Ulmaria peregrina flore sparso, Vreemde
of vreemde Geytenbaard met een holle Bloem , geeft in Geytcri- ^
deeze koude Geweftcn zeer zelden cenig goed Zaad. ^nholte^
Het zelve word met een waflende Maan van September bloem,
in een Pot (om dat het lang in de aarde blijft, eer het
opkomt), of in de Maand van Aiaert in de aarde,
een halve vingerbreedte diep , op een fchaduwachtige
plaats gezayd. Hier door konnen deeze foorten be- Aanwin-
quamclijk vermcenigvuldigd , en dan ook noch aange- ning.
wonnen worden door hare aangegroeyde jonge Wortelen;
welke men met de genoemde Maan in Zpril van dq
oude afftcekt, en verplant.
KRACHTEN.
GEytenbaard , of Ulmaria , is droog en koud in Bauhau.
den eerften graad ; ook een weynig te zamen- **■ *•
trekkende van aart. ’ 3'
De Wortelen , of Bladeren en Bloemen , in roode DoJ. I. 3.
Wijn gezoden , cn daar van gedronken ; of het Poeder e • *•
der gedroogde 'Bladeren cn Wortelen met de zelve Wijn ^ ‘
ingenomen , ftopt de Buykz en allerley Roodeloop. Ge- Lome. 1. 1.
nceft ook de Fifielen , en hopende Gaten. c. 77.
De Bladeren en Wortelen in Water gekookt, cn het
zelve de Paerden te drinken gegeeven , is goed teegens
der zclver Wormen , en Buykpijn.
Nnn CCCCLXVIII
9i9 Beschryving der. Kruyden, Bollen en Bloemen, III Boek, no
CCCCLXVIII HOOFDSTUK,
DUYZENDBLAD
met Bladeren van
DUYZENDBLAD-
'J? het Neederlandfch dus , en , mijns
a weetens, met geenen anderen naam ge-
noemd, word in het Latijn geheeten
ACHILLEA STRATIOTES, ofMlLLE-
FOLIUM NOBILE FOLÏIS MILLEFOLXI,
■ vermits men van deeze Plant niet anders
kan oordcelen, dan dat ze is een rcgte mecde-foort van
Di<jz,endblad, Gerwe of 'Millefolium , weegens de groote
gclijk-vormigheyd.
Zij bemind een goede
- "*• , gemeene , zandige , liever
gemeBte als ongemefttc grond: een opene, vrije, luch-
tige , wel ter Zon geleegene plaats , voor alle koude
Oojle- en Noordavtndcn befchut. Verdraagd veel, en
ook weynig vochtigheyd : groote, en ook matige hit-
te in de Zomertijd. Bloeyd gemeenelijk in deeze on-
ze Gewcflen ieder jaar, maar geeft zelden eenig volko-
Zaad.doch men rijp Zaad. Is tamelijk hard van Natuur ; zoo
dat ze, buyten Baande, al vrij wel de koude deezer
Landen , als ze niet te Berk is , kan uytBaan. Doch
als de zelve te fel en te langdurig valt, gaat ze dikmaal
daar door verboren. Is derhalven niet ongeraadzaam ,
dat men t eikens, teegens de Winter, een weynig van
deeze foort in een Pot, bij de een of de andere Plant ,
welke ruymte genoeg heeft, inBeeke, en alzoo met de
zelve, gedurende de koude, binnens huys beware, om 'er
altijd iets van in voorraad te hebben, indien de buyten
blij vende onverwacht eenig verderf mogt bejeegcncn. Aanwiu-
Ik heb alreeds gezegt , dat ze geen volkomen rijp ning.
Zaad geeft, ten zij met zeer goede jaren. Echter kan ze
bcquamelijk aangewonnen en vermeenigvuldigd worden
door hare de aarde doorlopende jonge Scheut jent :
welke , van zelfs genoegzaam Wortelen gekreegen heb-
bende , zoo wel in A ugujlut , als in Moert of April,
met een wallende Maan van de oude worden afgeoo-
men, en verplant.
KRACHTEN.
DVyz,cndblad met Bladeren van Duyzendblad, of Aart
Achtllea Srratiotes, is verdrogende, verwarmen-
de, heelende, verflcrkende , en te zamentrek-
de van aart.
Een Drachma van het Poeder der gedroogde 'Blade- frofp. Al-
ren met roode Wijn ingenomen , of het uyt de Blade- ïin-
rn geparfte Zaf met de zelve Wijn gebruykt. Hopt de &
Bloedgang, de onnatuurlijke bloeden der Zr ouwen-, en *
doed het Bloedfpouwen ophouden.
Het zelve Poeder , of ook ’t zelve Zap, op varjfche
Wonden , oude Gezwellen , en loopende Gaten gelegt ,
genceB de zelve.
Eynde deezcs gcheelen Werks.
ra)g
MSB).
RH3§
BLAD-WYZER
Van dc
NAMEN
DER
BOOMEN, PLANTEN.- KRUYDEN,
bloemen,
In de NeederUindfche , Latijnfche , Hoogduytfche , Franfche
en Italiaanlche Spraakcn.
AAN DEN LEEZER.
_Esi tatöEeze Blad-wijzer field op de Orde van ’t A. B. C. voor oogen de Namen der
Gewajfen in de gedachte vijfderley Talen. Vermits sin veele Boomen , Planten ,
Mjl, Kruyden en Bloemen meer dan eenerley naam in elke Taal voeren ; zominige men-
^miFjchen met deezen, andere met dien naam, of alleen of meeft , bekend zijn, zoo hebben
■*'**wij al de benoemingen op deeze Lijft gebragt , op dat ieder gereedelijk mogt kennen
vinden 't geen waar van hij in ’t JVerk verder herige wil halen. De Namen, ' r
als ze in de Hoofd-tirelen deezes Boeks worden voorgefield , fiaan hier (in de Neederlandfche
(freak j met Capirale Letteren. Daar neevens dan wat voor andere Namen zij in de zelve Taal
hebben: daar achter , hoe ze in’ t Latijn, Hoogduytfch, Franfch en Italiaanfch worden geheet en ;
welke verfebeydene Namen , zoo veel 't Neederduytfch en Latijn betreft met gemeene Letteren
in de zelve orde van ’t A. B. C. zijn vytgednikt. De Hoogduytfche Franfche en Italiaanfche
(buyten de geene die achter de Neederlandfche met Capitale 'letteren gefielde volgen), hebben wij
op de Lijft voorbij gegaan , om ’t Regifter n iet te groot te doen vallen. Ook niet aangeweczai
(als alleenlijk zelden ) de benoeming der voeler ley foorten van elke Boom , Plant, &c., welke mee-
nigvuldig zijn , en in ’t IV erk zelfs , onder ieder Hoofdftuk , te vinden.
gALBEZIE. S. Jans Bezie. S. Jans
Druyfjens. Bczekens over Zee.
Lat. Ribes. Ribcfium. Groflula
Transmarina. Hoogd. S. Johans
Beerlcin. Franfch , Groifleletz
Transmarin. hal. Ribes. Uva
d’Orfo. 193.
2 Aardakel. zae op Aardaker.
* AARDAKER. Aardnoot. Aard-
eykkel. Akkernoor. Aardakel. Muyzen met (taarten.
Lat. Lathyrus tuberofus. Chamaebalanus. Glans terra:.
Apios. Hoogd. Erdnufz. Grund-eychelen. Erdfeigen.
Fr. Tarnotes. Gland dc terre. hal. Ghian de terre-
Itre. 349.
AARDANGEL. Lat. Tribulus terreftris. Hoogd. Burfel-
dorn. hal. Tribolo. 791.
AARDBEZIE. Lat. Fraga. Hoogd. Erdbeeren. Erdbee-
renkraut. Fr. Fraifes. ha. Fragelaria. Le Fraghe. Fra-
gole. 772.
Aardeykcl. z,ie op Aardaker.
Aardnoot. x.ie op Aardaker.
AARDNOTEN. Lat. Bulbocaftanum. Buniiun antiquo-
rum (ook wel in ’t Necderhwdfch Bunium der Ouden).
Hoogd. Erdnufz. Erdkaften ha'. Bulbo Caftano. Ca-
(tagnc agrefti. 413.
Aardrook. z,ie op Duyvenkervel.
Abcclboom. z.ie op Popttlierboom.
Abics. z,ie op Denneboom.
Abraliamsboom. x,ic op Boom der Kuyshcyd.
ABRIKOOS BOOM. Vroege Perzikboom. Lat. Ma-
lus Armeniaca. Malus pracox. Hoogd. Marcllen. Mol-
lettenbauni. S. Johans Pfcrzig. Fr. Abricot. Avant
Perfes. Pefchcs de Troyc. hal. Albricochc. Bacoche.
68. '
Abrotanum. z,ie op Averuyt.
Abfinthium. z,ie op Aljfen.
Abutilon Avicenns. z,ie op geele Afalve.
ACACIA, in alle talen dus genoemd; maar ook wel in ’c
Latijn Spina /Egvptia. 49.
Acanthus farivus: Acanthus lauvïs. z.ie op Becrcnklamv.
Accipritina. z.ie op Havikfkruyd.
Acer. z,ie op Booghcur.
Acetofa. z.ie op Zuring.
Achillea. z.ie op Dttyz.endblad.
Nnn z
Achillea.
BLAD-WYZER
Acilillea. Stratiotcs. zie op Duizendblad met Bladeren van
Duizendblad.
Acoleyen. zie op Akeleyen.
Aconitum. zie op M olfswortel.
Aconitum Monococcum. zie op Wolfsbczie.
Aconitum Pardalianchcs. zie op Doromcum.
Acorus. zie op welriekende Lis.
Acus Paftoris. zie op Oyevaarsbek.
ADDERS KRUYD. Lat. Scorzonera. Hoogd. Scorzo-
nere. Schlangcnmord. Lr. Scorzonera. Ital. Scorzone-
ra. 8<?8.
Adderstong. zie op Specrkruyd.
Adders wortel, zie ep Naterwortcl.
Adiantum. zie op ï'iouivenhayr.
Admirabilis peruviana. zie op opregte falappe,
/Egilops altera Mathioli. zie op y dele Haver.
AFPODILLE. Lat. Afphodelus. Hoogd. Aphodil. Fr. A-
Fodille. Ital. Anfodelo. 571.
Africaanfche Bloem, zie op Fluweelbloem.
Agcratum Diofcoridis. zie op Ageratum van Diofcorides.
AGERATUM van Diofcorides. Lat. Ageratum Diofco-
ridis. Hoogd. Leber-Balfam. Ital. Agcrato. Eupatorio
di Mefue. Herba Guilia. 295.
Agnus Caftus. zie op Boom der Kuysheyd.
Agnus Vitex. zie op Boom der Kttysheyd.
Agrifolium. zie op Httlfl.
Agnmonia. zie op Agrimonie.
Agrimonia Sylveftris. zie op Ganzerich.
AGRIMONIE. Boclkenskruyd der Oude Grieken. Lat.
Agrimonia. Eupatorium Grxcorum. Hoogd. Odcrmen-
nig. Brukwurtz. Fr. Agrimonie. Ita. Agrimonia.
294.
AJUYN. Cipol. Uycn. Lat. Ccpa. Hoogd. Zwibel. Fr.
Oignon. Ciboule. Sfboulle. Ital. Cipolla. 302. Zee-
ajuyn. zie op Zee-ajuyn.
AKELEYEN. Acoleyen. Klokkebloemen. Lat. Aquile-
gia. Aquilina. Hoogd. Akeley. Fr. Ancolye. Ital.
Aquilcja 357.
Akkcrnoot. zie op Aardakers.
ALANT WORTEL. Galantwortel. Ita. Enula Campana.
Inula. Helcnium. Hoogd. Alantwurtz. Fr. Enule Cam-
pane. Herbe d’Eleine. Ital. Helenio. Enola. Enoo.
5<D.
ALA TERNUSBOOM. In de Latijnfche en andere talen,
Alaternus. Ital. Alaterno. zo6.
Albinum. zie op Gnaphalium.
Alcanna. zie op Alcanne.
ALCANNE. Lat. Alcanna. Cyprus. Hoogd. Alcanna. Fr.
Alcanne. Ital. Alcanna. Ook wel gcheeten groote en
kleyne Phyllirea ; of Phyllirea major & minor. 213.
Alchimilla. zie op Syr.nauw.
Alcea. zie op Sigm.iartskruyd
Aldergrootftc Holwortcl van Candia. zie op Leeuwen-
blad.
Aledorolophos. zie op wilde Hanekam.
Alfsrank. zie op Hoe langer hoe liever.
Alliaria. zie op Looi ^ zonder Look.
Allium. zie op Knoplook.
Allium. zie op Moly.
Alnus. zie op Elzenboom.
Alnus nigra. zie op Pijlhout.
Alnus minor Montana. zie op kleyne Berg-Elzenboom.
Aloë. Dus genoemd in ’t Latijn , ïloogduytfch , Neerduytfch ,
Franje b , en Italiaanfch. 309.
Aloë paluftris. zie op Ruyterskruyd.
Alope curoides. zie Hojféjlaarten Gras.
Alp-roozcn. zie op Bergroozen.
AUTem. zie op Aljfen.
ALSSEN. AKTem. Lat. Abfimhium. Hoood. Wermuth.
Fr. Aluine. Ital. Aflenzo. 271.
Alfine. zie op Muur.
Althéa, zie op witte Malve.
Althéa lutea. zie op geele Malve.
Althéa arbor ; arborefcens. zie op 'Boom-malve.
Althéa arborea montis Olbix Gallo Provinci®. zie op Boom-
malve van Provencen.
Alyiïon. zie op Alyjfum.
ALYSSUM , Alyllon. In ’t Neederlandfch , Latijn , Hoogd.
en Franfch dus genoemd. Ital. AlifTo. 320.
AMANDELBOOM. Lat. Amygdalus. Hoogd. Mandel-
baum. Fr. Amandier. Ita. Mandolaro. 33.
Amaranrhus. zie op Fluweele Bloem.
Amara dulcis. zie op Hoe langer hoe liever.
Amaracus Galeni. zie op Aioederkruyd.
Ambarettc. zie op Koornbloem.
Ambcrbloem. zie op Koornbloem.
AMBROSIA. Dus genoemd in het Latijn , Hoogduytjch ,
Neederlandfch , Franfch en Italiaanfch. 328.
Amcllus Marinus. zie op M ater-Starrckruyd.
Americaanfchc Britannica. zie op Virgmiaanfchc Patich.
Americaanfche Spinagie met een Bolwortel. zie op Batata.
Americaanfch Swaardkniyd. zie op Phalangium.
AMERICAANSCHE TERWE. Lat. Triticum Ame-
ricanum. Hoogd. Weitzen aufz Indien. Indianifchc
Weyrz. Fr. Bied. Froment d’Indes. Ital. Grano In*
diano. 918.
AMMI. Dus genoemd in ’t Neederlandfch, Latijn, Hoog- •
duytfch , Franfch , en Italiaanfch. 320.
Amygdalus. zie op Amandelboom.
Anagallis. zie op Gttychelheyl.
Anagallis aquatica. zie op Beekjunge.
ANANAS. Dus in ’t Neederlandfch , Portugeefch en La-
tijn. Van de Canarijns geheeten Ananafa. Van de Brazi-
lianen Nana Annanas. Van de andere Americanen Jaja-
ma. 493.
Anagyris. zie op Ebbenhout met geele Bloemem.
Ancliufa. zie op kleyne OJfetong.
Andoorn : riekende Andoorn. zie op Stachyskruyd.
Androfxmum. zie op S. Janskruyd.
Andyven. zie op Endivie.
Anemona. zie op Anemone.
ANEMONE. Windbloem. Lat. Anemone. Flos Venti.
Hoogd. Anemone. Windrofzlein. Ital. Anemone. 326'.
Anechum. zie op Dille.
Angelica. zie op Angeltca.
Angclica Lucida. zie op Laferpittum.
ANGELICA. Lat. Angelica. Hoogd. Angelic. Bruft-
wurtz. Heiligeo-Geift-wurtzel. Fr. Angcliquc. Ital.
Angelica. 329.
ANGELIEREN. GinofFel of GirofFelbloemen. Tefte*
bloemen. Violettcn. Pluymkens. Lat. Caryophyllus
Flos. Bctonica Coronaria. Superba. Hoogd. Naglcin.
Nagelblum. Fr. Oeilletz. Ouilctz. Ital. Garofani flori
domcftichi. 3 59. Berg-angelicr. Zce-angelier. zie op
Zee-gras. .
Anifoides Americana. zte op Anijskruyd uyt America.
Anifum. zie op Anijs.
Anonis. zie op Stalkruyd.
Anthillus. zie op Anthillus.
Anthillus Lunata. zie op Maankruyd.
ANTHILLUS. In ’t Latijn , Hoogduytfch, en Franfch
ook Anthillus. Ital. Antillide. 333.’
Anthora. zie op IVolfswortel.
Antirrhinum. zie op Kalfsmuyl.
ANYS. Lat. Anifum. Hoogd. Anifz. Fr. Anis. Ital. Ani-
fo. 332.
ANYSKRUYD UYT AMERICA. Lat. Anifoides A-
mericana. 667.
Aparimo. zie op Kleefkruyd.
Apenhoofd, zie op Kalfsmuyl.
Aphaca. zie. op Aphace.
APHACE. Lat. Aphaca. Ita. Afaca. 336.
Apiaflxum. zie op Mcltjfe.
A pios. zie op Aardakers.
APOCYNUM. Dus in ’t Neederlandfch , Hoogduytfch ,
Franfch , en Latijn. Dan noch Periploca. Beidelfar.
Ital. Apocino. 346'.
Apocynum quartum. zie op Scammonie.
APPEL-
der NAMEN.
APPELBOOM. Lat. Malus. Pomus. Hoogde ApfFelbaum.
Fr. Pommier. Ital. Pomaro. i.
APPELBOOM ; lage Appelboom zonder bloeflem ; een
ongcmeene foort. Lat. Malus pumila flore carens. i.
Appel der Liefde. zie op Gouden-appel.
Appel van Jcrufalem. zie op Ba/Jfem-appel.
Aquifolium. zie op Huift,
Aquilcgia. zie op Akeleien.
Aquilina. zie op Akeleien.
Arachydna fubterranca. zie op Lathyrus.
Aracus latifolius. zie op groot e Krol ^
Arbor Amoris. zie op Judasboom.
Arbor Aromatica. zie op Alufcaeiboom.
Arbor Caffia. zie op Kaneelboom.
Arbor Cafta. zie op Boom der Kuysheyd.
Arbor Caryophyllus. zie op Nagelboom.
Arbor dyfenterix. zie op Alacerboom der Oude .
Arbor Judx. zie op Judasboom.
Arbor Lagenaria. zie op Flejfchenboom.
Arbor Mefchata. zie op Alufcaeiboom.
Arbor Myriftica. zie op Mufcaetboom.
Arbor Sanéta. zie op Adacerboom der Oude.
Arbor virofa. zie op Ibenboom.
Arbor vitx. zie op Boom des Leevens.
Arbutus. zie op Arbutusboom.
ARBUTUSBOOM. Lat. Arbutus. Unedo. Hoogdi Ar-
butus. Fr. Arboufier. Ital. Arbuto. Albacro. Ccrafe
Marine. 1 24.
Argentina. zie op Ganferich.
Aria Theophrafti. zie op Sorbenboom.
Ariftoloehia. zie op Ariftolochie.
ARISTOLOCHIE. Sarafijnskruyd. Lat. Ariftoloehia.
Piftolochia. Sarafenica. Hoogd. Ofterlucie. Fr. Ariftolo-
ge. Sarafine. Ital. Ariftoloehia. 364.
ARRAGONSCHE MOSTAART. Lat. Sinapi Arrago-
nicum. Hoogd. Senft aufz Arragonien. Fr. Sencve
d’Arragon. Mouftarde d'Arragon. Ital. Scnavro d’Ar-
ragonia. 568.
Arrefta bovis. zie op Stalkruyd.
Artcmifia. zie op Bijvoet.
Artichok. zie op Articiok '.
ARTICIOK. Artichok. Artifock. Lat. Cinara. Cnrduus
fativus. Carduus altilis. Hoogd. Strobildorn , Artifchok.
Artfchok. Fr. Artichaut. Ital. Cardo. Carciofi. Arti-
chiocco. Archichocci. 491.
ARTICIOKKEN ONDER DE AARDE. Lat. He-
lianthemum Indicum tuberofum. Flos folis tuberofus.
Helenium tuberofum. Hoogd. Artichocken unter erden.
Ital. Heliantemo Indiano. 624.
Artifock. z;e op Articiok.
Arum. zie op Ka fs voet.
Arundo. zie op Ried.
Afarum. zie op Alans-oor.
Afchkruyd. zie op S. Jacobskruyd.
Afclepias. zie op Zivaluwenwortel.
Afcyrum. zie op S. Janskruyd.
Afparagus. zie op Afpcr^ien.
ASPERGIEN, Afper/ien. Koraalkruyd. Sargcl. Spergel.
Lat. Afparagus. Sparagus. Spina muris. Corruda. Hoogd.
Spargen. Fr. Afperges. Spcrages. Ital. Afparago. Afpa-
raci. 669.
Afpergula. zie op Walmeefter.
Afpcrlicn. zie op Afpergien.
Afperula. zie op Walmeefter.
Afphodolus. zie op Affodille.
Afplenum. zie op Stcenvaarn.
Afplenum magnum, zie op Gragtvaarn.
Afplenum fylveftre. zie op Gragtvaarn.
After. zie op Starrekruyd.
After Marinus. zie op Water-Starrekruyd.
ASTEROIDES. In alle talen met dcczen naam bekend ,
41 6.
Aftragalus filiqua Triangularc. zie op Aftragalus , &c.
ASTRAGALUS met een dric-hoekige Zaadpeul. Lat.
Aftragalus filiqua Triangulari , five Triangularis. Itah
Aftragalo Triangolare 376’.
Aftrantia. zie op Adcefterwortcl.
Athanafia. zie op Wormkruyd.
Aftragenes Theophrafti. zie op Klimt eygentlijk. •
Atriplcx. zie op Adelde.
Attra&ylis. zie op nulde Sajfraen .
Avcroon. zie op Averuyt.
AVLRUYT. Averoon. Cypreskruyd. Lat. Abrotanutn.
Hoogd. Stabwurtz. Cypreftcnkraut. Fr. Alronne. Ital.
Abrotano. Brotano. Hcrba Canforata 26^9.
Aurea mala. zie op Gouden-appel.
Auricula muris. zie op Aduys-oor.
Auricula alpina. zie op ïeeren-oor.
Auricula urfi. zie op Becren-oor.
Azedarach Avicennx. zie op witte Lotusboom.
BACCHARIS. In alle Talen dus geheeten j en met
geenen anderen naam bekend. 387.
Balanus Myrepfica. zie op welriekende Eykelboom.
Balfaam-appel. zie op Baljfem-appcl.
Balfam-appel. zie op BalJJ'em-appcl.
Balfamina. zie op Balftem-appel.
Balfamum. zie op Ba/Jfem-appel.
Balfamum alpinum. zie op Berg-roozcn.
BALSSEM- APPEL. Balfaam-appel. Balfam-appel. Lat.
Balfamina. Cucumerina. Momordica. Charantia. Hoogd.
Balfam-apffcl. Fr. Merveille. Ital. Viticella. Balfamina.
Porno di Gierufalemmo. 388.
Banana. zie op Bananicboom.
BANANIENBOOM. Planc. IndiaanfcheVijgeboom.Z.rf/.
Mufa. Banana. Banantes. Ficus Indica. Indiaanfch, Ce*
norins. Quelli. Palam. Egyptifch , Maus. Adoorfch t
Inninga. Iminga. Braftliaanjcb , Pacobucu. 25.
Banantes. zie op Banonicnboom.
Barba jdvis frutex. zie op boomachtig Jttpitersbaard.
Barba fovis Hcrba. zie op Huyslooks
Barba Hirci. zie op Boksbaard.
Barbarea. zie op Kers.
Barbi Capra. zie op Geytenbaard.
BASILICOM. Lat. Bafilicum. Ocymum. Hoogd. Bafil-
gen. Fr. Bafilio. Ital. Bafilico. 498.
Bafïlicom, wilde, zie op wilde Bafthcom.
Bafilicum. zie op Baftlicom.
Batata Cathartica. zie op purgeerende Bataten.
Batatas. zie op "Bataten.
BATATEN. Batatas. Patatas. Americaanfche Spinagie met
een Bolwortel. Lat. Spinachia Americana tuberofa. Fr.
Batadcs. 625.
Bataten , purgeerende. zie op purgeerende Bataten.
Becabunga. zie op Beekbungc.
Bcchium. zie op Hoefblad.
BEEKBUNGE. Waterbungc. Lat. Becabunga. Anagallis
aquatica. Hoogd. Bachbungen. Fr. Berle. Ital. AnagaU
lide aquatica. 3 24.
Been album, zie op witte Been.
Been , witte Been. zie op witte Been.
BEERENKLAUW. Tamme Acanthus* Lat. Acanthus
fativus. Acanthus lxvis. Brama urfina. Hoogd. Welfch
Bahrenklauw. Fr. Branchue urfine. Ital. Acantho. Branca
Orfino. Hcrba Marmoraria. 27 6.
BEERENOOR. Lat, Auricula urfi. Auricula urfina, fi-
ve Alpina. Hoogd. Bahrenohren. Bahrfanikcl. Fr. Orcille
d'ours. Ital. Orecchia d’orfo, 381.
BEERWORTEL. Lat. Mcum. Fceniculum Porcinum.
Hoogd. Bahrwurtz. Ital. Mco. Imperatrice. Finochiel-
la. 764.
BEET . Warmmoes. Lat. Bèta. Hoogd. Mangolt. Fr.
Jore. Poiree. Bete. Ital. Bictola. 393.
BEETWORTEL. Roode Beet. Lat. Bèta rubra. Hoogd.
Roter Mangolt. Fr. Bete ruge. Ital. Bieta , Bietola ne-
ro. 544.
Bellis, zie op Afaagdelieven.
Berberis, zie op Berberisboom.
Nn n 3
BER-
BLAD-WYZER
BERBERIS BOOM. Sauflcboom. Boomzurkel. Zuur-
boom. Lat. Berberis. Berberus. Oxyacanrha Galeni.
Oxalis arborea fpina acida. Hoogd. Paiflelbeer. Saurich.
Erbfell. Fr. Efpine vinctte. Efpinc aigrette. Ital* Berbc-
ro. Crefpino. 187.
Berberus. zie op Berberisboom.
Berckenboora. zie op Berkenboom.
Berg-angelier. zie op Zeegras.
Berg-elzenboom. zie op kiepte Berg-elz.er.boom.
Berg-mifpelboom. zie op lage Bcrg-mifpelboom.
BERG MUNT. Lat. Calamintha Montana Hoogd. Berg-
muntz. Akkcrmuntz. Fr. Calamcnt. /tal. Calamento.
Mentuccia. Nepetella. 427. zie oolgop Munt.
BERG-ROOZEN. Alp-roozen. Lat. Balfamum alpinum.
Lcdum alpinum fecundum Caroli Clufii. F/oogd.
Bahrenbluft. Alp-rofèn. Hunerlaub. Fr. Des Ourles.
Ital. Balfamo alpino. 17 1.
BERG-SLANGEKRUYD. Lat. Serpentaria mirabilis
Montana. Sidereon. Hoogd. Berg-Slangcnkraut. 751.
BERKKENBOOM. Lat. en Ital. Betula. Betulla. Hoogd.
Birckenbaum. Fr. Bouleau. Bes, Bovillet. Bovilleau.
13a.
BERNAGIE. Borage. Lat. Borrago. Bugloflum vererum.
Hoogd. Burretfch. Ochfenzung. Blaw Himmelftern.
Fr. Borrache Ital. Boragine. 404.
BERTRAM. Lat. Pyrethrum. Pes Alexandrinus. Fr.
Pied d’Alexandre. Hoogd. Bertram. Geyferwurtz. Ital.
Piretro. Bertram. 841. zie oolg op wilde Dragon.
Bèta rubra. zie op Beetwortel.
Bctonica. zie op Betonie.
Betonica Coronaria. zie op Angelieren.
BETONIE. Lat. Betonica. Vetonica. Hoogd. Bethonien.
Fr. Betoine. ƒ/<*/. Betonica. Betonia. 395.
Betula. zie op Berkkenboom.
Betulla. zie op Berkenboom.
BEUKENBOOM. Lat. Fagus. Hoogd. Buchbaum. Bu-
che. Fr. Feine. Fan. Foutcau. Heftre. Ital. Faggio.
S>3-
BEVEND GRAS. Lat. Gramen tremulum. 618.
Beurzckruyd. zie op Tasjenskruyd.
Bezekens over Zee. zie op Aclbezien.
BiefJook. zie op Pareye.
Bifolium. zie op Fweeblad.
BILSENKRUYD. Kleyne Tabak. Opregte brecd-blade-
rige Tabak. Lat. Hyofcyamus. Nicoriana minor. Ta-
bacum verum latifolium. Nicotiana major anguftifolia.
Floogd. Bilfenkraur. TeufFelsaugep. Dollkraut. Fr.
Hannebanc. Endormic. Herbc aux tignes. Ital. Hiof-
ciamo. Jufquiamo. Fava Porcina. Tabacco. Herba di
Santa Croce. <>48.
BINGELKRUYD. Lat. Mercurialis. Hoogd. Bingelkraut.
Kuhwurtz. Mercuriuskraut. Fr. Mercuriale. Ital. Mer-
corella. 760.
Bipinella. zie op Pimpinel.
Biflingua. zie op Tongeblad.
Bifmalva. zie op witte Malve.
Biftacia. zie op Pijlacicnboom.
Biftorta. zie op Naterwortel.
Blattaria. zie op Mottcnkruyd.
Blauwfchuytskruyd. zie op Scorbuthskruyd.
Blitum. zie op Meyer.
Bloem van Conlïantinopol. zie op Jenette.
BLOEMDRAGEND GRAS. Lat. Gramen floridum.
617.
BLOEM DES LYDENS. PalTiebloem. Lat. Clematis
Paffiflora. Clematis fiore Rofeo pun&ata. Granadilla.
Maracot.FIosPafiionis. Hooed. Patlionblume. Zr. Fleur,
du Pafllon. Ital. Fior del Paffione. 5 84.
BOEKWEYT. Lat. Fago-pyrum. Fago-triticum. Fru-
mentum Saracenicum. Hoogd. Heydenkorn. Fr. Bied
Saracin. Dragee aux Pourceaux. Ital. Frumcntone. Gra-
no Saracinerco. 569.
BOELKENSKRUYD. Lat. Eupatorium. Cannabina.
Hcpatorium. Hoogd. S. Kunigundkraut. Wafferdurft.
Ital. Eupatorio volgare. 295.
Boelkenskruyd der Oude Grieken, zie op Agrimonie.
Bocren-nardus. zie op Faleriaen.
BOJv-OREGE. Lat. Tragoriganum. Ital. Tragorigano.
742-
BOKSBAARD. Salfefy. Lat. Tragopogum. Barba hirci.
Hoogd. Boksbart. Fr. Barbe de Bovc. Barbe de Chevre.
Ital. Tragopogano. Barba di Becco. Barba di Ca-
pra. 917.
BOKS-DOORN. Z,*/.Tragacantha. Potcrium. Spina hir-
ci. Fr. Barbe de Renard. Ramebovc. Ital Tragacan-
tha. 916.
Bombax. zie op Kottocnkruyd.
Bonus Hcnricus. zie op Patich.
Booghout. zie op Ibenboom.
BOOGHOUT , eygentlijk. Lat. Acer. Hoogd. Ahorn.
Waldtfchern. Mafzholter. Fr. Plafne. Ook geheeten ,
na zommige foorten , kleyn Booghout. Groot Boog-
hout. Wielboom. Lat. Acer major. Acer minor. Carpi-
nus. Berillus. Hoogd. Hanenbuchen. Steinbuchen. Fr.
Erable. Ital. Pic d'Oca. Platano acquatico. 5 6 .
BOOM DER KUYSHEYD. Kuyfchboom. Abrahams-
boom. Lat, Agnus Vitex. Arbor Cafta. Agnus Caftus.
Hoogd. Kuysbaum. Keufchbaum. Schaffmaul. Fr. Ai-
gnel Chafte. Ital. Vitice. Agno cafto. j 66.
BOOM DES LEEVENS. Cederboom uyt Licien. Lat.
Arbor Vita. Cedrus Licia. Thuya Thcophrafti. Fr. Ar-
bre de vie. Ital. Albero dcllavita. 59.
BOOM-MALVE. Lat. Althtea arbor. Altha:a arborefccns.
Ital Altea albero. 190.
BOOM-MALVE VAN PROVENCE. Lat. Althxa ar-
borea Montis Olbix Gallo Provincia:. Ital. Althéa albe-
ro di Monte Olbia. 191.
Boom-Surckel. zie op Berberisboom.
BOOM-VAARN. Veelvoet. Lat. Polypodium. Hoogd.
Engelfufz Baumfarn. Dropfwurtz. Fr. Polypode. Ital.
Polipodio. 289. zie ook^ op Faam. Grachtvaam. Steen-
vaam.
Boom-wollckruyd. zie op Kottocnkruyd.
Boomachtig Epimcdium uyt Virginicn. zie op Wijngaard
van Canada.
BOOM ACHTIG JUPITERSBA ARD. Lat. Barba
Jovis Frutcx. Ital. Barba di Giove arborea. 215.
BOOMACHTIG SPINAGIE uyt America. Lat. Spï-
nachia Frutefcens Amcricana. Ital. Spinace arborea di A-
merica. 205.
BOOMACHTIG STRATIOTES. Lat. Stratiotes. ar-
borefcens. //4/.Stratiote arborea. 202.
Boomig Drieblad, zie op Cytifus.
BOONEN. Z,d/.Faba. Hoogd. Bohnen. ir.Febucs. Ital.
Fava. 486". zie voorts op Tttrkfche Boonen.
Borrage. zie op Bernagie.
BOSCHBOOM. ook wel Palmboom, doch oneygentlijk.
Lat. Buxus. Hoogd. Buchzbaum. Fr. Buys. Ital. Bof-
fo. 157.
BOTERBLOEM. Hancvoet. Lat. Ranunculus. Hoogd.
Schmaltzblum. Hanefufz. Fr. Baflinet. Baciner. Grc-
noille. Ital. Ranoncolo. Pie Corvino. Pie di Gallo. Her-
ba Scelerata’. 872.
Boterbloem , groote. zie op Water-Goudsbloem.
Botrys. zie op Druyvcnkruyd.
Bourgonfch Hoy. zie op Opregte Medica.
Braambezicn. zie op Brommelbezicn.
Brame urfina. zie op Beerenl^auw.
BralTica. zie op Kool.
BraHica Leporina. zie op Hazenfalade.
B ra Hi ca marina. zie op Zeewinde.
Brafiliaanfche Linfe. zie op Linfe.
BRASILIAANSCHE PEEPER. Lat. Capficum BraF-
lianum. Capficum Indicum. Pipcr Brafilianum. Hoogd.
Indianifchcr Pfefïer. Fr. Guinee ; Poivre d’Indc. Ital.
Capfico Indiano. Pepc di Rrafilia. 445.
BREM. Ginfl. Lat. Gcnifla, Hoogd. Pfremcn. Ginfl.
Kunfchruthcn. Fr. Geneft. Ital. Gincfta. 178. VER-
WERS-
der N A
WERS-BREM. Lat. Genifta tinftorum. Hoogd. Hey-
denfchmuck. STERKENDE BREM. Lat. Genifta
Spinofa. Scorpius. Hoogd. Galpeldorn. 179.
Britannica. zie op Patich.
Britannica Amcricana. zie op Virginiaanfche Patich.
BROMMELBEZIEN. Braambezien. Lat. Rnbtis. Scnris.
Hoogd. Brombeeren. Fr. Ronce. Bruiflbn. hal. Rovo.
Moro. 247.
Bromos fterilis. zie op Tdele Haver.
Bromus herba. zie op Tdele Haver.
Brunella. zie op Brunelle.
BRUNELLE. Lat. Brunella. Prunclla. Confolida minor.
Hoogd. Braunellen. Fr. Brunelle. hal. Confolida mino-
re. 419.
Brufcus. zie op AFuysdoorn.
BRUYNETTE. Lat. Flos Adonis. Eranthemum. Hoogd.
Feld-Rofzlein. hal, Erantemo. Fior di Adonide. 424.
Bruyn-rood Vierbkd. zie op rietblad.
BRYONIE. Wilde Wijngaard. Quartclbezien. Lat. Bry-
onia. Hoogd. Wilder Zirwen. Teuffelkurbs. Zaunruben.
Stichwurtz. Fr. Colubrine. Couleuree. hal. Vite bianca.
Yite ncra. 414.
Bugla. zie op Sencgroen.
Bugloffa. zie op Ojfetong.
Bugloflum. zie op Ojfetong.
Bugloflum fylveftre. zie op Slangenhoofd.
Bugloflum veteram, zie op Bernagie.
Bulapathum Plinii. zie op Bulapathum van Plinius.
BULAPATHUM van Plinius. Oflc-Patich. Lat. Bula-
pathum Plinii. Lapathum Fibrofum. 704.
Bulbocaftanum. zie op Aardnooten.
Bulbonach. zie op Penningsblocm.
Bulbus leucanthemus. zie op Keldajuyn.
Bunium antiquorum, zie op Aardnooten.
Bunium der Oude. zie op Aardnooten.
Buphthalmum. zie op Koe-ooge.
Bupleurum. zie op Hazen-oor.
Burgundifch Hoy. zie op Opregte Mcdica.
Burfa paftoris. zie op Tasjenskrnyd.
Butonium. zie op Riedgras.
Buxus, zie op Bofchboom.
BYLKENSKRUYD. Lat. Securidaca. Hoogd. Beylkraut.
hal. Securidica. 87 1 .
BYVOET. Lat. Artemifia. Hoogd. Beyfufz. Fr. Armoife.
hal. Artemifia. Artemira. 352.
CAcubalum. zie op Muur.
Calamintha Montana. zie op Bergmunt.
Calamus aromaticus. zie op Welriekende Lis.
Calamus faccharatus. zie op Ried.
Calceolus Maria;, zie op Papenfchoe.
Calceolus facerdotis. zie op Papenfchoe.
Calendula. zie op Goudsbloem.
Caltha. zie op Goudsbloem.
Caltha paluftris. zie op M atcr-Goudsbloem.
Caltha virgilii. zie op ld ater-Goudsbloem.
Camclina. zie op Cameline.
CAMELINE. Lat. Camelina. Myagrum. Hoogd. Flachs.
Lcindotter. Fr. Cameline. 774.
CAMILLE. Lat . Camomilla. Chamsmelum. Cotula. Leu-
canthemum. Hoogd. Camillen. Krotendill. Fr. Camo-
mille. Efpargoute. hal. Camomilla. 422.
Camomilla. zie op Camillc.
Campanula, zie op Klokjens.
CANARIEZAAD. Lat. Phalaris. Hoogd . Canarienkraut.
hal. Fallaridc. Falari. 819.
Candela regia. zie op Wullekruyd.
Caneelboom. zie op Kaneelboom.
Canella. zie op Kaneelboom.
Cannabis, zie op Hennip.
Canna Indica. zie op Ried.
Canum Cerafa. zie op Hondskarffen.
Capillus veneris veras, zie op Krostwenhayr.
Capnos. zie op Dujvenkervel.
M E N.
Capparis. zie op Kapper sl
Cappers. zie op Kappers.
Cappillaris. zie op Wedcrdood.
Caprifolic. zie op Geytenblad.
Caprifolium. zie op Geytenblad.
Capficum Brafïlianum. zie op Brajilie-Pceper .
Capfïcum Indicum. zie op hrUjilie-Pccpcr.
Caput Gallinaceum Belgarum. zie op Hunckammttjens .
Caput Simia:. zie op Kalfsmuyl.
Cardamine. zie op Kers.
CARDAMOM. Paradijskoorn. Malcgctte. Lat. Carda-
momum. Maleguetta. Millcguetta. Granum Paradifi.
Hoogd. Paradifzkorncr. Fr. Graine de Paradis. Milleguet-
tc. Melegete. Melcguctie. hal Cardamotno. 255.
Cardamomum. zie op Cardamum.
Cardiaca. zie op Hertgefpan.
Cardinaalsbloem. zie op Kardinaalsbloem .
Cardobenedift. zie op Dtfiel.
Carduus. zie op Difiel.
Carduus benediótus. zie op Difiel.
Carduus Maris. zie op DiJleL
Carduus altilis. zie op Articiok.
Carduus fattvus. zie op Articiok \
Cariophillate. zie op Garyophyllate.
Carlina. zie op Carline.
Carlina f'yl velt ris. zie op Drie-diflel.
CARLINE. Lat. Carlina. Carolina. Chamsleon. Leuca-
cantha. Hoogd. Erberwurtz. Fr. Carline. hal. Chamc-
leone. Carlina. 448.
Carobc. zie op S. Jansbrood.
Carolina. zie op Carline.
Caroten. zie op Peen.
Carpinus. zie op Booghout.
Carthamus. zie op Wilde Saffraan.
Carui. zie op Huf-Comijn.
Carum. zie op Hof-Comijn.
Carwe. Carwi. zie op Hof-Comtjn.
GARYOPHYLLATE. Gezeegendkruyd. Lm. Caryo*
phyllata. Herba Bcnedi&a. Hoogd. Benediftwurtz. hal.
Herba Benedctto. Cariofillata. 457.
Caryophyllata. zie op Garyophyllate.
Caryophyllus arbor. zie op Nagelboom.
Caryophyllus flos. zie op Angehsrcn.
Car)'ophylIus marinus. zie op Zeegras.
Caryophyllus minor, zie op Duyzendfchoon.
Caryophyllus montanus. zie op Zeearas.
Ca llia fiftula Brafiliana. zie op Caffieboom.
CASSÏÊBÖOM UYT HRAZILIEN. Z^.Caiïia fl Au-
la Brafiliana. Hoogd. Caflia fiftula aufz Brazil. Fr. Caflie
fiftule de Brazil. hal. Caflia di Brafilia. 1 1 5.
Caftanea. zie op Cajlanienboom.
Caftanea paluftns. zie op ld at er noot.
CASTANIENBOOM. Lat. Caftanea. Hoogd. Kaften-
baum. /V.Chaftaigner. //^/. Caftagnaro. 39. WATER-
CASTANIEN. zie op Waternoot.
Cataputia major, zie op Wonderboom .
Cataputia minor, zie op Springkruyd.
Cattaria. zie op Adum.
CAUCALIS. Lat. Caucalis. Daucus fylveftris. Hoogd. Ak-
kerkletten. Fr. Pcrfil fauvage. hal. Caucalidc. Petrofello
falvatico. 461.
Cauda equina. zie op Paerdeflaert.
Cauda muris. zie op Hartshoorns.
Cauwoorde. zie op Kauwoorde.
Cawoerde. zie op Kauwoorde.
Cederboom, zit op Lage Cederboom.
Cedrus humilis. zie op Lage Cederboom.
Cednis Licia. zie op Boom des Leevens.
Celaftras. zie op Ce/ajlnuboom.
CELASTRUSBOÓM. Lat. Cclaftrus. hal. Celaftro.
208.
Centauris. zie op Gods Genade.
Centaunum. zie op Santorie.
Centimorbia. zie op Penningskruyd.
Ccntum
n
i' '4
I
BLAD-WY2ER
Ccntum Grana. zie op Paronychia.
Centunculus. zie op Gnaphahum.
Centunculus. zie op Riterkruyd.
Ccpa. zie op Hjuyn.
• Ccpa marina. zie op Zee-ajuyn.
CEP/EA. In alle Talen dus genoemd. Is een meedefoort
van Sedum minus , of klcync Dondcrbaard. 4 66.
Cerafus. zie op Karffeboom.
Ccrafus folio Laurino. zie op Karffeboom met Bladeren van
Laurier.
Ccraria filiqua. zie op S. Jansbrood.
Ccratonia. zie op S. jansbrood.
Ccrcfolium. zie op Kervel.
CERINTHE. Lat. Cerinthc. Maru Herba. Leucogra-
phis. Tclcphium maculofum. Hoogd. Bcrg-hundszung.
Flcckcnkraut. hal. Ccrintha. 474.
Ccrvicaria major, zie op Klokjens.
Ccrvicaria minor, zie op Raponce.
Cctcrach. zie op Steenvaarn.
Chamxbalanus. zie op Aardaker.
Chamxdaphnc. zie op kleyne Lauwerboom.
CHAMjE.DR.YS. Lat. Chamxdrys. Hoogd. Gamander.
Bathcngcl. Fr. Gcrmandrec. Chcfncttc. hal. Chamc-
drio. Qucrcivola. Calamandrina. 475.
Chamxdrys. zie op Chamxdrys.
Chamxiris. zie op Lis.
Chamclxa Gcrmanica. zie op Pceperboom.
Chamxlcon. zie op Carhne.
Chamxmclum. zie op Cami/le.
Chamxmcfpilus alpina. zie op Lage Berg-Ahfpelboom.
Chamxpitys. zie op Keld-Ctpres.
Chamxriphcs. zie op Daadelboom.
Charantia. zie op 'Balffem-appel.
Chclidonium. zie op Oogenkjaar.
Chxrophyllon. zie op Kervel.
Chxrophyllum. zie op Kervel.
Chineefche Roos. zie op Malve van China.
Chondrilla. zie op Condritlc.
Chriflophoriana. zie op IVofswortel.
Chriftus-oogc zie op Jenette.
Chryfanthemum. zie op Ganzebloem.
Chryfanthcmum pcruvianum. zie op Zonnebloem.
Ciccr. zie op Ciceren.
CICEREN. Erven. Lat.C\ccr. Ervum. Hoogd. Richern.
Fr. Cices. Chiccs. hal. Ervo. Ccci. 482.
Cichorium Verrucofum. zie op Condrille.
Cichorium. zie op Cicoreye.
CICOREYE. Zuykerey. Lat. Cichorium. Iloogd. Wcg-
warten. Fr. Cichoree. hal. Cicoria. Tornafole. 490.
Cicuta. zie op Dulle Kervel.
Cicutaria odorata. zie op Kervel.
Cinara. zie op Hrticiok.
Cineraria, zie op S. jacobskruyd.
Cinnamomum. zie op Kaneelboom.
Cipel. Cipol. zie op Hjuyn.
Circxa Lutetiana. zie op Circea van Parijs.
Circxa Monfpelienfium. zie op Hoe langer hoe liever.
CIRCEA van Parijs. Lat. Circxa Lutetiana. 495.
Cirfium luteum. zie op Drie-dijlel.
CISTUS. Wilde Roos. Ciftus. Rofa falvatica. Hoogd.
Ciftus. Fr. Ciftus. hal. Cifto. 167.
Citrago. zie op Melijfe.
Citroenboom, zie op Oranjeboom ; als daar onder be-
greepen.
Clematis, zie op Klim.
Clematis Daphnoides. zie op Maagdcpalm.
Clematis paiTillora. zie op Bloem des Lijdcns.
Clematis florc rofeo punótato. zie op Bloem des Lijdens.
Clinopodium. zie op Wilde Bafilicom.
Clinopodium minus, zie op Erinus van Diofcorides.
Clymenum. zie op Hondsterren.
Cneoron Theophrafti. zie op Peeperboom.
Cnicus. zie op Wilde Saffraan.
Coccigria. zie op Ferwloof
COCCINILIEBOOM. Karmofijnboom. Lat. Ilex mi-
nor. Ilex coccifera. Kermes. Hoogd. Scharlachbaum. Fr.
Efcarlate. hal. Ilice minore. 218.
Cochlearia. zie op Leepelblad.
Cxlidonum. zie op Oogenkjaar.
Cccli rofa. zie op jenette.
Coggygria Plinii. zie op Ferwloof.
Colchicum. zie op Harmodaüelen.
Colocafia. zie op Kalfsvoet.
Colocynthis. zie op Coloquint-appel.
COLOQUINT-APPEL. Lat. Colocynthis. Cucurbita
amara. Hoogd. Coloquint-apffel. Fr. Coloquinte. Cour-
ge fauvagc. hal. Coloquintida. 501.
Colubrina. zie op Naterwortel.
Colutea. zie op Lombaardfckc Linze.
Colutea Brafiliana. zie op Linze.
COMYN. Lat. Cuminum. Hoogd. Romifche Kummcl.
Fr. Comin. hal. Cimino. Comino Romano. 5 1 2. zie op
Hof-Comijn.
Concommer. zie op Konkommer.
CONDRILLE. Lat. Chondrilla. Cichorium Verucofum.
hal. Condrilla. Tarracrcpolo. 481.
Confolida major, zie op Waalwortel.
Confolida media, zie op Stnegrocn.
Confolida minor, zie op Brunelle.
Confolida regalis. zie op Ridderjpoor.
Confolida Saracenica. zie op Heydenfch Wondkruyd.
Contravenenum. zie op Windend Paardshoejyzer.
Convolvulus. zie op M inde.
Convolvulus acutus. zie op Steellende Winde.
Convolvulus marinus. zie op Zee-winde.
CONYZA. Lat. Conyza. Hoogd. Durrwurtz. Berufkraut.
hal. Coniza. 509.
Coralloides. zie op Koralkruyd.
CORIANDER. Lat. Coriandrum. Corianum. Hoogd.
Coriandcr. Fr. Coriandre. hal. Coriandro. Coriando.
5 11.
Coriandrum. zie op Coriandcr.
Corianum zie op Coriander.
CORNOELJEBOOM. Lat. Comus. Hoogd. Cornel-
baum. Welfch Kirfchbaum. Fr. Corneillier. hal. Cor-
niolo. Cornaro. 38.
Cornu Cervi. zie op Hartshoorn.
Cornus. zie op Cornoeljeboom.
Corona Imperialis, zie op Keyzerskroon.
Corona Terrx. zie op Hondjensdraf.
Coronopus. zie op Hartshoorn.
Corruda. zie op Hfpergien.
CORTUSA. In alle Talen dus genoemd. 515.
Corylus. zie op Hazelaar.
Coftus horfenfis. zie op Munt.
Cotinus. zie op Verwloof.
Cottoenkruyd. zie op Kottocnhruyd.
Cotula. zie op Camille.
Cotum. zie op Kottoenhruyd.
Cotyledon. zie op Navelkruyd.
Crambe. zie op Kool.
Craffula. zie op Smeerwortel.
Creta marina. zie op Ganzebloem.
Creta marina. zie op Zee-venkel.
Crifta galli. zie op Wilde Hanenkam.
Crithmum. zie op Kruysdiflel.
Crithmum marinum. zie op Ganzebloem.
Crithmum marinum. zie op Zee-venkel.
Crocodilium Diofcoridis. zie op Kruysdiflel.
Crocum. zie op Saffraan.
Crocus. zie op Saffraan.
Crocus Saracenus. zie op Wilde Saffraan.
Cucumer. zie op Konkommer.
Cucumerina. zie op Ba/ffem-appel.
Cucumis. zie op Konkommer.
Cucurbita. zie op Kauwoorde.
Cucurbita amara. zie op Colocjuint-appeU
Cuminum. zie op Comijn.
Cunila.
der
N A
Cunila. zie op Kunneke.
Cupreflus. zie op Cyprefenboom.
Cyanus. zie op Koornbloem.
Cyclamen, zie op Varkensbrood.
Cymbalaria Italorum. zie op Cymbalaria der Italia-
CYMBALARIA der Italianen. Lat.C ymSalaria Italorum*
Hoogd. Zymbelkraut. hal. Cimbalaria. 539.
CynoglofTa. Cynogloflum. zie op Hondstong.
Cyperus. zie op Wilde Ga.lt ga.
Cypreskruyd. zie op Averuit.
CYPRESSENBOOM. Lat. CuprelTus. Cyprcflus. Hoogd.
Cyprcfzbaum. Fr. Cypres. Ital. Cipreffo. 60.
Cypreflus. zie op Cyprefenboom.
Cyprus, zie op Alcanne.
CYTISUS. Dus genoemd in ’t Neederlandfch , Latijn en
Franfch. In ’t Hoogd. Geifzklec. Word ook bij ons
gchecten Boomig Drieblad. Lat. Trifolium arborefcens.
177.
DAADELBOOM. Lat. Palma. Phcenix. Chamaeri-
phes. Palmites. Hoogd. Dattelbaum. Fr. Datte.
hal. Palma. Tamarindo. Indiaanfch Tamair. 69.
Damafonium. zie op Doronicttm.
DAMASTBLOEM. Juffrouwen-violier. Lat. Viola Ma-
tronalis. Viola Damafcena. Hefperus. Hoogd. Winter-
violen. Fr. Violettes de Dames. Giroflcs de Dames.
Blanche Moufque. hal. Viola Matronale. 686.
Dambezienboom. zie op Geneverboom.
Daphne. zie op Lauwerboom.
DATURA. Lat. Datura. Stramonium. NuxMetella. hal.
Noce Metella. 541.
Daucus. zie op Peen.
Daucus fylveftris. zie op Caucalis.
Delphinium. zie op Ridderfpoor.
DENNEBOOM. Pckboom. Pijnboom. Lat. Abies. Pi-
cea. Pynus. Hoogd. Tannenbaum. Fichtenbaum. Hartz-
baum. Fr. Pefle. Arbre de la Poix. Pin. hal. Pi-
no. 42.
Dcns Canis. zie op Hondstand.
Dentaria. zie op Koralkruyd.
Dcntillaria. zie op Tandekenskruyd.
Deurblad. zie op Deurwas.
DEURWAS. Lat. Perfoliata. Hoogd. Durchwachfz.
Bruchwurts. Fr. Perfoliatc. hal. Perfoliata. 810.
Diapenfia. zie op Sanikel.
Ditftamnum. zie op Ditlamnus.
Didamnus. zie op Diclamnus.
DICTAMNUS. Diptam. Lat. Diiftamnum. Di&amnus.
Pfeudo-diéhmnus. Hoogd. Diptam. Fr. Diptamncr.
hal. Dittamo. Dittamo di Candia. 5 50.
Digitalis, zie op Vingerhoed.
DILLE. Lat. Anethum. Hoogd. Dill. Fr. Anet. hal. A-
neto. 32c).
Dipcadi. zie op Adufcari.
Dipfacus fpinofus Americanus. zie op Steekendc Kaarden
uyt America.
Diptam. zie op Ditlamnus.
DISTEL. MARIEN-DISTEL. Cardobenediót. Lat.
Carduus. Carduus Bcnediétus. Carduus Marias. Hoogd.
Diftcl. Fr. Chardon. hal. Cardo. 450. zie voorts op
Driedijlel. Kruysdijlel , &c,
Dodden. zie op Sotsknodze.
Dokkcbladeren. zie op Peflilentiewortel.
DOLAPPEL. Lat. Malum Infanum. Floogd. Melant2an.
DollapfFel. Fr. Verangenes. Pommes d’Amour. hal.
Melanzane. Pctrancianc. 745.
Dolle Kervel, welriekende, zie op Kervel.
DOLLE KERVEL. Schcrlink. Schcrling. Water-dullc-
kervel. Lat. Cicuta. Phillandrium. Hoogd. Scherling.
Fr. Cigue. Sigue. hal. Cicuta. 488.
Dolzen. zie op Sotsknodze.
Donax. zie op Ried.
Donderbaard, kruyd. zie op Huyslook.
M E N.
Doornbezienboom. zie op KruysbezienbooM.
Doovc Ncetelen. zie op verkeerd Arcetelkruyd.
Doronicum. zie op Doronicum.
DORONICUM. Wolverley. • Lat. Doronicum. Dama-
fonium. Aconitum Pardalianchcs. Hoogd. Gemfen-
wurtz. hal. Doronico. Aconito Pardalianches mino-
re 5 53*
DORYCNIUM. Dus genoemd in ’t Neederlandfch, La-
tijn , en Franfch. Van de Italianen Doricnio. 5 54.
Dotterbloem, zie op IVater-Goudsbloem.
Draakenbloed. zie op Patich.
Draco herba. zie op Dragon.
Draco fylveftris. zie op Wilde Dragon .
Dracontium. zie op Kalfsvoet.
Dracunculus hoi tenfis. zie op Dragom
Dracunculus paluftris. zie op Kalfsvoet.
DRAGON. Lat. Dracunculus hortenfis. Draco Herba.
Hoogd. Dragune. Fr. Dragon, hal. Dragoncllo. Dra-
gonc. 55 6. zie voorts op 11 ilde Dragon.
DRIEBLAD. Klaver. Lat. Trifolium. Hoogd. Klcc.Wic-
fenklee. Fr. Trefflc. hal. Trifoglio. 768.
DRIE-VERWIGE- VIOLETTE. Lat. Viola Tricolor.
Viola Trinitatis. Hoogd. Dreyfaltigkcit-blumen. Kric-
chende Viole. Fr. Pcnfees. Mcnucs Penfees. hal. Fiore
di Giove. Minuti Penficri. Jaccea. 923.
DRIEDISTEL. Lat. Carlina fylveftris. Onopyxon Thco-
phrafti. Cirfium luteum. Hoogd. Drcydiftcl. Sauwdiftcl.
Satkraut. hal. Cirfio. 454.
Drofium recentiorum. zie op Zonnedauw.
Druyfjens-willigen. Lage Druyfjens-willige uyt Silezien.
zie op Spiraa van Theophrafiiu.
DRUYVENKRUYD. Piment. Lat. Botrys. Hoogd.
Traubénkraut. Krottenkraut. Fr. Pymeu. hal. Bo*tri.
408.
Drymopogon. zie op Geytenbaard.
Dul-appel. zie op Dol-appel.
Dulcamara. zie op Hoe langer hoe liever.
Dulcis Radix, zie op Zoethout.
Dulle Kervel, webiekende. zie op Kervel.
Dulle Kervel , Scheerling, zit op Dolle Kervel.
Dullen. zie op Sotsknodze.
DUYNBEZIENBOOM. Lat. Rhamnus. Spina alba.
Oleafter Germanicus Cordi ( Wilde Olijfboom van
Duytfchland). Hoogd. Sand-dorn. Wciden-dorn. Fr.
Burguefpin. Nepnin. hal. Ranno. 82.
DUYZENDBLAD. Gcrwc. Lat. Millcfolium Achillea.
Hoogd. Gerben. SchafFgrafz. Taufcndblatt.Tr. Mille fueil-
le. hal. Mille foglio. 7 66.
DUYZENDBLAD MET BLADEREN VAN DUY-
ZENDBLAD. Lat. Achillea ftratiotes. Millefolium nobi-
le Foliis Millefolii. 929.
DUYSENDKNOP. Lat. Polygonum. Proferpina. hal.
Polygono. Corrcggiola. Centonodi. 829.
Duyzendkop. met fmalle Bladeren, zie op Knawel.
DUYZENDKOORN. Lat. Herniaria. Herba Turca. Po-
lygonum minus. Hoogd. Taufentkorn. Fr. Boutonet.
hal. Poligono minore. Herniola. Correggiola minorc.
Millegrana. Herba Turca. 633 .
DUYZENLiSCHOON. Kcykensbloem. Tuylkensbloem.
Koekkoeksbloem. Lat. Fles Armerius. Caryophyllus mi-
nor. Hoogd. Tonnemagclcin. Fr. Armoircs. hal. Fior
Armerio. Garafano minorc. 3 62.
DUYVE-KERVEL. Aardrook. Eerdrook. Splith. Lat.
Fumaria.Capnos.Fumus Terra:. Hoogd. Erdrauch. Tau-
bcnkropfF. Ratzcn-kervcl. Fr. Fumi terre. hal. Fumos
terno. Fumaria. 5 96.
DUYVELS-BEF.T. Lat. Morfus Diaboli. Succifa. Hoogd.
Teuffcls-abbeifz. Fr. Mors de Diable. hal. Morfo di
Diavolo. 865.
EBBENHOUT met gcele Bloemen. Lat. Ebenus flore
luteo. Anagyris. Laburnum. Ebenus fccundus Thep-
phrafti. Hoogd. Baumboonen. Fr. Pudis. hal. Ana-
giro. Fava inverfa. 99.
O o o
EBBEN-
BLAD-WYZER
EBBENHOUT van Candien. Lat. Ebenus Cretica.
Hoogd. Ebenholtz aufz Candien. hal. Ebeno di Can-
dia. ioi.
Ebenus Cretica. zie op Ebbenhout uyt Candien.
Ebenus flore luteo. zie op Ebbenhout met geele Bloemen.
Ebulus. zie op Wilde Vlier.
Echino-melocaólos. zie op Indiaanfche Doorn -appel.
Echinus Galeni. zie op Erinus van Diofcorides.
Echium zie op Slangenhoofd.
EEDEL LEEVERKRUYD. Gulden Leeverkruyd. Lat .
Heparica nobilis. Hcpatica trifolia.Trifolium Hepaticum.
Hoogd. Edel Lcberkraut. Gulden-klee. Fr. Hepatique.
hal. Herba Trinita. 628.
EEDELE RAKETTE. Lat. Eryfimum. Irio. Hoogd.
Eyfenkraut Weiblein. Fr. Ravenon, hal. Erifimo. Irio-
ne. 5tr5.
Eenblad. zie op Afaybloem.
Eerdrook. zie op Duyvenkervel.
EERENPRYS. Lat. Veronica. Hoogd. Ehrenpreifz. Grund-
heyl. Fr. Veronique. hal. Veronica. 921.
Egyptifche Vijgeboom. zie op Vijgeboom.
Eikkelboom. zie op Eykelboom.
Eikkcnboom. zie op Éykenboom.
Eilof. zie op Eylof.
ELATINE. Lat. Elatine. In ’t Hoogduytfch, Franfch , en
Italiaan fch eeven alzoo. 559.
ELICHRYSON. Goudenbloem. Lat. Hcliochryfon.
Hoogd. Winterblum. Reinblum. hal. Hclichrifo. 560.
Elleborus. zie op Nieswortel.
ELSENBOOM. Lat. Alnus. Floogd. Erlenbaum. Ellern-
baum. Fr. Aulne. hal. Auno. 89. KLEYNE BERG-
ELZENBOOM. zie op kjcync Berg-Elzenboom.
Endivia. zie op Endivie.
END1VIE. Andyven. Lat. Endivia. Seris. Intybum fa-
tivum. Hoogd. Scariol. Fr. Scariole. hal. Endivia.
489.
Enule Campana. zie op Plantwortel.
Enfis. zie op Zwaardkruyd.
Ephemerum Lethale. zie op Harmodaüe'en.
Ephemerum non Lethale. zie op Alaybloem.
Ephemerum Matthioli. zie op Ephemerum van Afatthio-
lus.
EPHEMERUM VAN MATTHIOLUS. Lat. Ephe-
merum Matthioli. 263.
Epimedium frutefcens Virginianum. zie op Wijngaard van
Canada.
Epimedium herba. zie op Epimediumkruyd.
EPIMEDIUMKRUYD. Lat. Epimedium herba. Hoogd.
Bifchoffs-hut. hal. Epimedio. 562.
Epimedium uyt Virginien. zie op Wijngaard van Ca-
nada.
Eppe. Water-eppe. zie op Water-eppe.
Equifetum. zie op Paerdejlaert.
Eranthemum. zie op Bruynette.
Erigerum. zie op Kruyswortel.
ERINUS VAN DIOSCORIDES. Lat. Erinus Diofco-
ridis. Echinus Galeni. Clinopodiurn minus. In ’t Nee-
derlandfch ook wilde Bafilicom. 672.
Eruca. zie op Rakette.
Eruca Italica. zie op Italiaanfche Rakette.
Erven, zie op Ciceren.
Ervilia. zie op Erweten.
Ervum. zie op Ciceren.
ERWETEN. Peulen. Poelen. Lat. Pifum. Ervilia. Hoogd.
Erbfen. hal. Bifo. Pifelli. 485, ZEE-ERWETEN.
zie op Zee-erweten.
Eryngium. zie op Kruysdiflel.
Eryfimum. zie op Eedele Rakette.
ESSCHENBOOM. Lat. Fraxinus. Hoogd. Efchenbaum.
Efchenholtz. Stein-Efchen. Malbaum. Fr. Frefne. Frefne
Champeflrre. hal. Fraflïno. 94.
Effchenkruyd. zie op Fxaxinellc.
ESULA. Lat. Efula. Pityufa. Peplus. Fr. Turbith noir. hal.
Efula. 458.
Eufrafia. zie op Oogentroofl.
Eul. zie op Mankop.
Euonyrhus. zie op Papenhout.
Eupatorium. zie op Boelkenskruyd.
Eupatorium Grxcorum. zie op Agrimonie.
Euphrafia. zie op Oogentroojt.
Eykelboom , welriekende, zie op Welriekende Eykel-
boom.
EYKENBOOM. Lat. Quercas. Robur. Hoogd. Eych-
baum. Fr. Chefne. Chermillat. Drillie. hal. Quercia.
Cerqua. 74.
EyloF. Eyloof. zie op Veyl.
FAba zie op Boonen.
Faba Romana. zie op Turkfche boonen.
FabaTurcica. zie op Turkjche boonen.
Fago-pyrum. zie op Boekyveyt.
Fago-triticum. zie op Boekwcyt.
Fagus. zie op Beukenboom.
Farfara. zie op Hoefblad.
FENEGRIEK. Lat. Fcenum Grxcum. Hoogd. Boks-
hom. Fr. Fenegrec. hal. Fiengreco. Coma di Becco.
590.
Ferrum Equinum. zie op Paerdsyzer.
Ferrum Equinum volubilc. zie op Windend Paerdshoef-
yzer.
FLRULA. In alle Talen dus genoemd. 571.
Feftucago Gazs. zie op Tdele Haver.
Ficomorus. zie op Vijgeboom.
Ficus, zie op Vijgeboom.
Ficus Aigyptiaca. zie op Vijgeboom.
Ficus Indica. zie op Bananienboom.
Ficus Indica. zie op Indiaanfche Vijge.
Fiekruyd. zie op Fykruyd.
Filago impia. zie op Ruerkruyd.
Filicula. zie op Weederdood.
FILIPENDULA. Roode Stccnbreek. Lat. Filipendula.
Hoogd. Rot-Steinbrech. Fr. Filipendule. 577.
Filipendula Aquatica. zie op Wajer-Fihpendula.
Fiftikenboom. zie op Piflacienboom.
Filix. zie op Vaam.
Fiftularia. zie op Wilde Hanekam.
Flicr, wilde, zie op Wilde Vlier.
Flierboom. zie op Vlierboom.
Flos Adonis, zie op Bruynette.
Flos Africanus. zie op Fluwcelbloem.
Flos Amberualis. zie op Kruysbloem.
Flos Armerius. zie op Duyzendfcboon.
Flos Cardinalis. zie op Kardinaalsbloem.
Flos Conftantinopolitanus. zie op Jenette.
•Flos Cuculi. zie op Duyzendfchoon.
Flos Hierofolymitanus. zie op fenette.
Flos Keiri. zie op Aluurbloem.
Flos Pafiionis. zie op Bloem des Lijdens.
Flos Principis. zie op Winde.
Flos Solis. zie op Zonnebloem.
Flos Solis tuberofus. zie op Articiokfcn onder de aarde.
Flos T unetanus. zie op Fluweelbloem.
Fluytcboom. zie op Syrinqe.
FLUWEELBLOEM, Tunisbloem. Lat. Flos Tunetanus.'
Flos Africanus. Hoogd. Indianifche Rlum. Fr. Oeillctz
d’Inde. hal. Fiore Africano. Garofano Indiano. 580.
FLUWEELE-BLOEM. Papcgayenkruyd. Lat. Amaran-
thus. Hoogd. Tnufendfchon. Fr. Palfe Velours, hal.
Amaranto. Fior di Vellato. Fior di Amore. 321.
Fceniculum. zie op Venkel.
Fceniculum marinum. zie op Zee-venkel.
Fceniculum Porcinum. zie op Varken s-venkel.
Fceniculum Porcinum. zie op Beerwortel.
Fcenum Burgundiacum. zie op Venkel.
Fcenum Grxcum. zie op Fenccriek.
FONTEYNKRUYD. Lat. Potamogetura. Fontinalis.
Hoogd. Samkraut. hal. Potamogeto. 832.
Fontinalis. zie op Fontcynkruyd.
Fraga.
der
N A
Fraga. zie op Aardbez.it.
Frambezien. zie op Hmnebezien.
Fi'artboifen. zie op Hinnebezien.
Frangula. zie op Pijlhout.
Fraxinella. zie op Fraxinelle.
FRAXINELLE. AfTchcnkruyd. Lat. Fraxinella. Hoogd.
Afchwurtz. Fr. Diptam Baftard. Ital. Fraffincllo» Dit-
tamo Bianco. 593.
Fraxinus. zie op EJfchenboom.
Fraxinus fylveftris. zie op Sorbenboom.
Fritillaria. zie op Kievitsbloem.
Frumentum Indicum. zie op Indiaanjche Weyt.
Frumcntum Saracenicum. zie op Boelqveyt.
Frumentum Turcicum. zie op Indiaanjche Wejt.
Fumaria. zie op Duyvenkcrvel.
Fumaria Bulbofa. zie op Holwortel.
Fumaria maxima Bulbofa Crctica. zie op Leeuwenblad.
Fumus Tcrrx. zie op Duyvenkervel.
Fuftethout zie op Verwloof
FYEKRUYD. Fickruyd. Lat. Sophia. Seriphium Germa- ,
nicum. Hoogd. Wclfamen. Spohickraur. 895.
GAGEL. Lat. Myrtus Bclgica. Myrtus Hollandica.
Myrtus Brabantica. Rhus fylveftris Dodonxi.
Pfeudo-Myrtus. Fr. Pimente. Piment Royal. Ital.
Mirto di Hollandia. Mirto falfo. 146.
Galantwortcl. zie op Plantwortel.
Galatium. zie op Mdjlroo.
Galega. zie op Galege en H'ilde Galega.
GALEGE. Geytcn-ruyt. Lat. Galega. Ruta Capraria.
Hoogd. Zicgenraut. Geifzraut. Fr. Galege. Ital. Ga-
üga. S9j.
Galcophfïs Tragi. zie op vcrkcerdNcetelkrttyd.
Gallium. zie op Waljiroo.
GANZEBLOEM. Wockelaar. Guldebloem. Zee-crith-
mum. Zce-creta. Lrt/.Chryfanthemum. Crithmum ma-
rinum. Creta marina. Hoogd. S.Johansblum. Ganzblum.
Ital. Chrifantemo. 42 1 .
Ganzcdiftel. zie op Hazenfilade.
GANSERICH. Ganfcrich. Gcnfrijk. Zilverkruyd. Lat.
Argentina Potentilla. Agrimonia fylveftris. Hoogd.G ren-
zig. Genzericli. Fr. Argentinc. Becq d’Oye. Tanefïe
Sauvage. Ital. Argentina. 833.
GEELE MALVE. Lat. Althéa lutea. Abutilon Avicen-
nx. Hoogd. Ibifcli met gclben Blumen. Abutilon. Ital.
Malvavifco baftarda. 319.
GEERS. Gierft. Heers. Hirs. Lat. Milium. Hoogd. Hir-
fe. Hirfch. Hirfz. Fr. Millet. Mil. Ital. Miglio.
765.
Gelfeminum. zie op Jafmijn.
GELIDKRUYD. Stinkende Yfop.Sideritis. Lat. Sideritis.
Ital. Sideritc. 884.
Gembar. zie op Gemjebar.
GEMEENE KLEYNE ROORIDDER. Gemeenc
kleyne Patich. Lat. Lapathum vulgarc minus. Oxylapa-
thum. 705.
GEMEENE MEDICA. Lat. Medica vulgaris. Mcdica
fylveftris. Lat. Mcdica falvatico. 592. Zcc-medtca. zie
op Zee -medica.
GENEVERBOOM. Dambezienboom. Jeneverboom.
Iinbecrenboom. Lat. Juniperus. Hoogd. Wachholdcr.
Wechholrer. Fr. Genevrc. //.i/.Gcnepro. 219.
GENGEBAR. Gembar. Gymbar. Lat. Zinzibar. Zingi-
ber. Hoogd. Ingber. Ingwer. Fr. Gingembrc. Gingenbre.
Ital. Gcngevo. 66 5.
Gcniculata. zie op Kniekenskruyd.
Gcnifta. zie op Brem.
GENTIAAN. Lat. Gentiana. Hoogd. Entziaen. Bitter-
wurtzel. Fr. Gerttiane. Ital. Gentiana. 600.
Gentiana. zie op Gentiaan.
Geranium, zie op Oyevaarsbek.
Gerwe. zie op Duyzendblad.
Geftreept Spaanfch Gras. zie op Spaanfch geflreept Gras.
GEYTENBAARD. Reyncttc. Lat. Ülmaria. Regina
M E N;
rati. Barbi Capra. Drymopogon. Hoogd. Wald-gcifz.
arth. Fr. Barbe de Chevrc. 928.
Geytcnblad. zie op Hondskarjfen.
Gil YTEN BLAD (cygcntlijk). Caprifolic. Mammetjensr
kruyd. Weewinde. Lely onder de Doornen. Lat. Ca-
prifolium. Periclymenon. Lelie intcr fpinas. Hoogd. Gcifz-
blatt. Waldtgilgen. Fr, Chevrefueille. Vincibofle. Itah
Caprifoglio. 243.
Gcyten-ruyt. zie op Galege.
Gezcegendkruyd. zie op Cariophillaté.
Gierft. zie op Geert.
GINGIDIUM. Lat. Gingidium. Vifhaga. Ital. Gingidio.
606.
Ginoffelbloem. zie op Angelieren.
Ginft. zie op Brem.
Gi roffel bloem, zie op Angèlier.
Gith. zie op Koornroos.
Gladiolus, zie op Zwaardkruyd.
Gladiolus Americanus. zie op Phalangir/m .
Glans Myrepfica. zie op Welriekende Eykjelboom.
Glans Terrx. zie op Aardakers.
Glans Unguentaria. zie op welriekende Eykjelboom'.
GLASKRUYD. Parietarie. Lat. Vitraria. Helxine. Pa-
rictaria. Hoogd. Tag und Nachtkraut. S. Peeterskraut.
Mawrkraut. Fr. Parietaire. Ital. Vctriola. Parietaria. Her*
be Murale 804.
Glaftum. zie op M'eede,
GLAUX. Melkkruyd. Lat. Glaux. 6b8.
Glaux latifolia. tie op Zoethout.
Globularia. zie op Madelieven.
Glycyrrhiza. zie op Zoethout.
GNAPHALIUM. Leeuwenvoet. Lat. Gnaphalium. Cen-
tunculus. Albinum. Leontopodium. Hoogd. Ruhrkraut.
Fr. Herbe a Cotton. Ital. Gnafalio. Filago> Cartafilago.
tri3.
GODS GENADE. Lat. Gratiola. Gratia Dei. Ccn-
tauris. Hoogd. Aurin. Ital. Gratiola. Stanco Cavallo.
<>18.
Goeden Henrik. zie op Patich.
Goflïpium arbor. zie op Wolboom.
Goflipium herba. zie op Kottoenkruyd.
GOLJDENAPPEf.. Appel der Liefde. Lat. Pomum
amoris. Aurea mala. Hoogd. GoldapfFel. Fr. Pommcs
d’Orccs. Pommcs d’Amour. Ital. Porno d’Oro. Pomi
d’Amorc. 745.
Goudcnbloem. zie op Elichryfon.
GOUDENKRUYD. Lat. Herba Doria. Hoogd. Her-
ba Doria. Fr. Herbe d’Or. Ital. Herba di Oro.
Ó29.
GOUDSBLOEM. Lat. Calendula. Caltha. Hoogd. Rin-
gclblum. Fr. Soucie. Souflie. Ital. Colcndola. Fior Ran-
cio. Fior d’Ogni mefe. 435. zie ook^op Water-Gouds*
bloem.
Gouwe. Kleyne Gouwe, zie op Oogenkjaar.
GRACHTVAARNj Lat , Lonchitis Afpcra. Afplenium
fylveftre. Afplenium magnum. Hoogd. Grofz Miltz*
kraur-» Ital. Lonchite afpcra. 290. zie voorts op Vaam,
l oomvaarn. Steenvaarn.
Gramen Alopecimum. zie op Vojfejlaerten Gras.
Gramen Floridum. zie op Bloemdragend Gras ,
Gramen Hedcraceum. zie op Gras van Parnajfus.
Gramen Leucanthemum. zie op Oogentrcojl Gras,
Gramen Marinum. zie op Zeegras.
Gramen Parnaiïi. zie op Gras van Parnajfus.
Gramen Plumeum. zie op Pluym-gras.
Gramen Stiriatum Hifpanicum. zie op Spaanfch gejlrcept
Gras.
Gramen Tremulum. zie op Beevend Gras.
GRANAATBOOM. Lat. Malus Punicd. Malus Gra-
nata. Hoogd. Granatbaum. Fr. Migraine. Grenadier.
Ital. Albcro di Porno Granato. 1 6.
Granadilla. zie op Bloem des Lijdcns.
Gras. Pluymgras. Geftreept Spaanfch -gfas. Oogentrooft-
gras. Bloemdragend-gras. Zec-gras. Becvend-gras. Voffe-
O o o 2 ftaarten-
B L A D - \V
kaarten -gras. zie van ieder op zijnen naam.
GRAS VAN PARNAS. Lat. Gramen Parnaffi. Gra-
mcn Hcderaceum. Hoogd. Lcbcrblumlein. hal. Grami-
gna di Parnafo. 616.
Granum Paradifi. zie op Cardamom.
Gratia Dei. zie op Gods Genade.
Gratiola. zie op Gods Genade.
Grindkruyd. zie op Kruyswartel.
Groene Doorn, zie op Peeredoorn.
Groot Halskruyd. zie op Klokjens.
Groot Maankruyd. zie op Hemionitis.
GROOT SPEENKRUYD. Lat. Scrophularia. Hoogd .
Braunwurtz. Knotenkraut. Fr. Scrophulaire. Jtal. Scro-
folaria. 8 69.
Groote Hoefbladeren, zie op Pejlilentie-ivortel.
GROOTE KROK. Lat. Orobus. Aracus latifolius. Ital.
Orobo. 75>x.
Grove Majoraan. zie op Orege.
Groflula Transmarina. zie op Aalbczienboom .
Groffularia. zie op Kruysbeztenboom.
Guajacana. Guajacum. zie op Pokhout.
Gnanabanus. zie op Vlejfcheboom.
Guldebloem. zie op Ganzcbloem.
Gulde Lceverkruyd. zie op Ecdel Lceverkrayd.
Guldcnappel. zie op GoudcnappeL
Guldenkrnyd. zie op Goudcnkruyd.
GULDENROEDE. Lat. Virga aurea. Hoogd. Wund-
kraut. Feddetkraut. Fr. Verge d’Or. Ital. Virga aurea.
92 6.
GUYCHELHEYL. Lat. Anagallis. Hoogd. Gauch-
JieiJ. Ital. Anagallo. Anagallide. Morlb di Gallina.
325.
Gymber. zie op Gingebar.
aanekam, wilde, zie op Wilde Haanekam.
HAANEKAMMETJENS. Lat. Onobrychis. Ca-
put Gallinaceum Belgarum. Polygala vera Dalc-
champii. Hoogd. Kcrftwurtzel. Fr. Sainiüt Foin. Ital.
Uppuparia del Maghi. 790.
Haanckop. zie op Verkeerd Ncctelkruyd.
Haanevoct. zie op Booterbloem.
HAAZENOOR. Lat. Buplcurum. Hoogd. Wundkraut.
Ital. Bupleuro. Orecchia di Lieviro. 474.
HAAZENPOOT. Lat. Lagopus. Pcs Leporis. Hoogd.
Hafenfufz. Katzenklee. Fr. Picd de Licvre. Ital. Lago-
po. 684.
HAAZENSALADE. Ganzen-diftel. Konynenkruyd.
Melkwey. Lat. Sonchus. Bralïica Lcporina. Laétu-
ca Leporina. Hoogd. Hafenkohl. Fr. Palais de Lic-
vre. Leifl'eron. Ital. Sunco. Cicerbita. Crefpigno.
893.
Hadich. zie op Wilde Vlier.
HAGEDOORN. Lat. Spina acuta. Oxyacantha Diofco-
ridis. Spina alba. Hoogd. Hagcdorn. Fr. Aubefpine. E-
fpine Blanche. Ital. Oxiganta. 185.
Halimus. zie op Zee-porcellein.
Halimus marinus Syriacus. zie op Roos van Jericho.
Halskruyd; Groot Halskruyd. zie op Klokjens.
Halskruyd. Kleyn Halskruyd. zie op Raponce.
Handekenskruyd. zie op Palmaria.
Harmala Syriaca. zie op Harmala uyt Syrien.
HARMALA UYT SYRIEN. Lat. Harmala Syriaca.
85G
HARTSHOORN. Kraeyevoet. Muyzcftaart. Lat. Co-
ronopus. Cornu cervi. Stellaria. Cauda muris. Hoogd.
Krahenfufz. Fr. Dent au Chicn. Cornc de Cerf. Pied
de Comeille. Ital. Coronopa. Corno Cervino. Herba
Stclla. 513.
Hartstong. zie op Natenvortcl.
H ARTSTONG. Lat. Lingua Cervina. Phyllitis. Scolo-
pendria. Hoogd. Hirfchzung. Fr. Langue de Cerf. Ital.
Phillitide. Phillito. Lingua di Cervo. 2 8<S.
Havcr-eflcn. zie op Sorbenboom.
HAVIKSKRUYD. Lat. Hieracium. Accipitrina. Hoogd.
Y Z E R
Habichkraut. Fr. Cichorée Jaune. Ital. Hieraico. (>3 5.
HASELAAR. Hazelnootenboom. Lat. Nux Avellana.
Corylus. Nux pontica. Hoogd. Hafclpufz. Fr. Noyfel-
les. Noifellier. Couldrier. Ital. AVellarc. Noccivolc.
161. ;■
Hazclwortel. zie op Alans-oor.
Hebenus. zie op Ebbenhout.
Hedera. zie op Veyl.
Hedera Terrcftris. zie op Hondjensdraf
HEDERIK. Herik. Hcrk. Lat. Rapiftrum. Sinapi fylve»
ftre. Hoogd. Hederich. Fr. Velar de la Tortelle. Rave-
non. Ital. Senape falvatico. Rapiftro. 5<>7.
Hedyfarum Clypeatum. zie op Schilddragende Hedyft-
rum.
Heers, zie op Geers, of Gierfl.
Hclenium. zie op Alantwonel.
Hclenium tuberofum. zie op Articiokjen onder de aarde.
Hclianthemum Indicum tuberofum. zie op Articiokjeen on-
der de aarde.
Hcliochryfon. zie op Eliochryfon.
Helleborus. zie op Nieswortel.
Helleborus Ferulaceus. zie op Koe-ooge.
Hemclfleutel. zie op Sleutelbloem.
HEMIONITIS. Groot Maankruyd. Lat. Hemionitis.
Lunaria major. Ital. Hemionite. 287.
HENNIP. Hennep. Kennep. Kemp. I.at Cannabis. Hoogd.
HanfF. Fr. Chanure. Ita. Canapa. 88<J.
Henophyllum. zie op Speerkruyd. ,
Hepatica. zie op Stcen-Leeverkruyd.
Hepatica nobilis. zie op Ecdel-Leeverkruyd.
Hepatica -trifolia. zie op Eedel-Leeverkruyd.
Hcpatorium. zie op Boelkptskruyd.
Herba Amoris. zie op Indiaanjch Kruydje roer mij niet.
Herba Bencdidta. zie op Caryophyllate.
Herba Doria. zie op Goudenkruyd.
Herba Impatiens. zie op Kruydje roer mij niet.
Herba Paralyfis. zie op Sleutelbloem.
Herba Paris, zie op W'olfsbczie.
Herba Polucaris. zie op Vlookruyd.
Herba Senfifica. zie op Indiaanfch Kruydje roer mij niet.
Herba Turca. zie op Duyzendkgorn.
Herba Veoti. zie op Keukenkruyd.
Herba Vita. zie op Indiaanfch Kruydje roer mij niet .
Herik, zie op Hederik.
Herk. zie op Hederik.
HERMODACTELEN. Tijdloozen. Tijloozen. Teyl-
roozen. Lat. Colchicum. Hermoda&ylus. Ephemerum
Lcthalc. Hoogd. Zeitlofen. /V.Mort au Chicn. Ital. Col-
chico. Ephemero. Hermodattylo. 500.
Hermoda&ylus. zie op HermodaFlelen.
Herniaria. zie op Duyzendkoorn.
Hers. zie op Geers.
Hert-gelij kende Erwet. zie op Nacht fchade.
HERTGESPAN. Lat. Cardiaca. Lycopfis. Hoogd. Hert-
gefpan. Fr. Agripaulme. Ital. Licopfide. Cardiaca.
447;
Hefperis. zie op Damajlbloem.
Hefperis odorata. zie op Welriekende Nachtbloem.
Heul. zie op ALankpp.
HEIDENS WONDKRUYD. Lat. Confolida Saraceni-
ca. Solidago Saracenica. Hoogd. Heidnifz Wundkraut.
Fr. Confoul de Saracine. 892.
Heylighout. zie op Pokhout.
Hieracium. zie op Havikskruyd.
HINNEBEZIEN. Frambezien. Framboifen. Lat. Rubus
Id^us. Hoogd. Himbramen. Hindbeeren. Hinnbeeren.
Fr. Frambolicr. Ital. Rovo Ideo. Rovo Montano.
248.
Hippolapathum rotundum. zie op Opregte oude Rbabar-
bar.
Hippofelinum agrefïe. zie op Smyrnium van Candia.
Hippuris. zie op Paerdejlaert.
Hirundmaria. zie op Zwaluwemvortcl.
Hirundinaria. zie op Oogenklaar.
HOE
der
HOE LANGER HOE LIEVER. Alfsrank. Lm.
Dulcamara. Amara dulcis. Solanum Lignofum. Circsa
Móntpelienfium. Hoogd. Heinskraur. Je lenger je lieber.
Ital. Dolce amara. Vite Fylveftre. 557.
Hoe langer hoe liever. zie op Feld-Cypres.
HOEFBLAD. Lat. Tuflilago. Farfara. Bechium. Ungu-
la Caballina. Hoogd. Rofzhuf. RoFzhub. Brandlattich.
Fr. Pas d’AFne. Pattc d'Afne. Patte de Cheval. Ital.
TolTilagine. Farfarella. Ungia di Cavallo. 385. GROO-
TE HOEFBLADEREN. zie op Peftilent iewortel.
HOF-COMYN. Carwi. Carwc. Lat. Carui. Carum.
Hoogd. Kummel. Ital. Caro. 456. z,ie ook^op Comijn.
HOLWORTEL. Lat. Fumaria Bulbofa. Radix Cava.
Hoogd. Hölwurtz. Fr. Racine creufe. Ita'. Radice cava.
598. ALDERGROOTSTE HOLWORTEL VAN
CANDIA. zie op Leeuwenblad.
Hondcrdknop. zie op Paronychia.
HONDJENS-DRAF. Lat. Hcdcra Tcrrcftri. Corona Ter-
ra- Hoogd. Gundelrabcn. Grundreben. Ital. Hcdcra
Terreftre. 622.
Hondsboom. zie op Pijlhout.
HONDS-KARSZEN. Geytenblad. Lat. Canum Cerafa.
Clymenum. Pcriclymenum. Xylofteum. Hoogd. Hunds-
kirlïchen. Ital. Pericimeno. Circfaro di Cane. 204. ■
HONDS-TAND. Lat. Dens Canis. Satyrium Erythre-
nium. PFeudo-Hermodadylus. Hoogd. Hundszahn. Ital.
Denre Canino. 546.
HONDS-TONG. Lat. CynoglofTum. CynoglolTa. Lin-
gua Canis. Hoogd. Hundszung. Fr. Langue de Chicn.
Ital. CynoglolTo. Lingua di Cane. 538.
HOP. Hoppe. Hoppckruyd. L*r. Lupulus. Hoogd.HopS.
Fr. Houblon. Ital. Lupolo. Brufcandola. 731.
Hordeum Murinum. zte op Muyzcnkoorn,
Horminium. zie op Scharley.
HULST. Lat. AgriFolium. Aquifolium. Hoogd. Wald-
diftel. Fr. Agron. Hous. Houflbn. Ital. AquiFoglio.
AgriFoglio. 1 64.
HUYSLOOK. Dondcrbaard. Lat. Sedum. Barba Jovis
Herba. Scmper vivum. Illecebra. Hoogd. HauFzlaub.
HauFzwurtz. Donnerbart. Fr. Joubarbc. Ital. Scmper-
vivo. 467. Cepa:a, een Foort van kleyne Donderbaard.
zie op Cepaa.
HYACINTH. Jacinth. Lat. Hyacinthus. Hoogd. Hya-
cinth. Yacinth. Ital. Hiacintho. 641.
HyoFcyamus. zie op Bilzenkruyd.
HYPECOON. Lat. Hypecoum. Ital. Hipecoo. 651.
Hypecoum. zie op Hypccoon.
Hypericum. zie op S. Janskruyd.
Hydrolapathum. zie op Pattch.
HyFop. HylTopus. zie op Tfop.
HyFopus Fcetidus. zie op Geltdkruyd.
Hyuca Canadana. f
Hyuca GlorioFa. > zie op Juca uyt America.
Hyuca Americana J
IBENBOOM Lat. Taxus. Arbor ViroFa. Milus Theo-
phrafti. Hoogd. Eybenbaum. Ibcnbaum. Ybenbaum.
Fr. EF. YF. Ital. Taflb. MalTo. 48.
Iberis. zie op Wilde Kers.
Ilex CocciFcra minor, zie op Coccinilicboom.
Ilcx GlandiFcra major, zie op Coccinilicboom.
Illecebra. zie op Huyslook.
Imbecrenboom. zie op Geneverboom.
Impaticns Herba. zie op Kruydje roer mij niet.
Imperatoria. zie op Meeflerwortel.
IndiaanFch Koorn. zie op Indiaanfche Weyt.
INDIAANSCH KRUYDJE ROER MY NIET.
Lat. Herba Viva. Herba Amoris ; Herba Senfifica.
Hoogd. Fuhlendeskraut. Ital. Herba di vita. Herba di
Amore. 6 30.
INDIAANSCHE DOORNAPPEL. Lat. Pomum Fpi-
noFum opuntiatum. Echino-melocados. Ital. Porno Fpi-
noFo opuntiato. 575.
IndiaanFche Tarwe, zie op Indiaanfche Weyt.
NAMEN.
INDIAANSCHE VYGE. Lat. Ficus Tndica. Opuntia.
Hoogd. IndianiFche Feiqe. Ital. Fico d’Jndia. 5-2.
INDIAANSCHE WEYT. TurkFche Weyt. 'Furkfch
Koorn. Lat. Frumentum Turcicum. Frumentum Indi-
cum. Hoogd. Turckifch Korn. Fr. Ble de Turquie. ItaL
Grano di India. Fermento Indiano. 595.
INDIGO. Lat. Indigo. Indigofera. Indtaanfeh Gali. Nil»
Portug. Herba d’Anir. Anil. 228.
IndigoFera. zie op Indigo.
Ingroen, zie op Senegroen.
Intybum Farivum. zie op Endivici
Inula. zte op Plantwortel.
IPENBOOM. Ipc-rboom. Olmboom. Ldt.Ulmus. Hoogd.
Rufter, Ruftbaum. Illmenbaum. Ulmenbaum. Fr. Or-
me. Ital. Olmo. Stf.
Ipcrboom. zie op Ipcnboom ,
Irio. zie op F.edele Rakette ,
Iris. zie op Lu.
Iris AnguftiFolio odorata. zie op Welriekende Lis 1
Iris Fylveftris. zie op Stinkende Lis.
IFatis. zie op Weede.
ItaliaanFche Klaver, zie op Opregte Mcdica.
I TALIAANSCHE RAKETTE. Z<i/.Refcda. ErucaTta»
lica. Hoogd. RcFede. //d/.Ruchetta di Italia. ReFcda. 5 66.
Iva MoFchata. zie op Held-Cypres.
JACEA. Lat. Jacea. Hoogd. Flokblum. Ital. Jacea. Jac-
cea. 653.
Jacobxa. zie op S. Jacobskruyd.
Jacobskruyd. zie op S. Jacobskruyd.
Jalnppa vera. zie op Opregte Jalappe.
Jalappe , of Wonderbloem van Peru. zie op O pre ne Ja-
lappe.
Jansbczien. zie op Aelbezien.
Jansbrood. zie op S. Jansbrood.
Jansdruyfjens. zie op Aelbezien.
Janskruyd. zie op Aelbezien.
JaFminum. zie op Jafmijn.
JASMYN. JeFemijn. Lat. JaFminum. Jc-Feminum. Gelfe-
minum. Hoogd. TaFmin. Fr. TaFmin. TcFemin. Ital. Gel-
Femino. 233.
JENETTE. Chriflus-oog. Bloem, van Conftantinopel.
Lat. Lychnis. Oculus Chrifti. Cccli RoFa. Flos Con-
ftantinopoliranus. Flos HieroFolymitanus. Hoogd. Fra-
wen-RoFzlein. Himmels-RoFelein. Widerftofz. JcruFa-
lems-Blum. Fr. Ocillctes. Ocillctes de Dicu. Ital. Lich-
nide. 733.
Jenettc; SpaanFche. zie op Spaanfche Jenet te.
Jeneverboom, zie op Geneverboom.
JeFeminum. zie op Jafmijn.
jOBS-TRANEN. Lievevrouwen-trancn. Lat. Lachryma
Jobi. Lachryma Chrifti. LirhoFpermum majus. Fr. Lar-
mes de noftrcDame. Hoogd. Hiobs-zeher. Ital. Lagrime
di Giobbc. 6(16.
JODENDOORN. Lat. Paliurus. Spina Judacia. Spina
Chrifti. Ital. Paliuro. 188.
Joden kerflen. zie op Nachtfchade.
Jodenkruyd. zie op Wederik.
Joffrouwen-violier. zie op Jujfrottwen-Violier.
johansbrood ; Bezien; Druyfjcns; Kruyd, &c. zie op
Jam , en S. Jans.
Jonquillen. zie op Narcijfe : en op Lis.
Joriskruyd. zie op S. Joriskruyd.
Jovis glans, zie op-Nooteboom.
Juca Americana. Juca Canadana. Juca Gloriofa. zie op Ju-
ca uyt America.
JUCA UYT AMERICA. Lat. Juca, oFHj’uca Cana-
dana. Hyuca Gloriofa. Hyuca Americana. Hoogd. Jucke.
Bij de Indianen Mandiba. Manyba. Maodioca. ÏVIany-
oc. 66\.
JUD ASBOOM. Lat. Arbor Juda;. Arba Amoris. Sili-
quaftrum. Siliqua Fatua. Hoogd. Judasbaum. Fr. Guai-
nier. Gaines. Ital. Siliquaftro. Siliqua Silveftre. Albero
de Guida. 12 6.
O o o } Juf-
ii j*
m 1
BLAD-WYZER
Juffrouwen-violier. tie op Damajlblocm.
Jujubaz Officinarum. zie op Jujubcnboom.
JUJUBENBOOM. Roode Jujubenboom. Lat. Zizy-
phus rutila. Jujube Officinarum. Zizypha Grxcorum.
Paliurus Athcngji. Hoogd. Bruftbeerbaum. Bruftbeer-
lein. Fr. Jujubicr. Guindoulicr. Ital. Giuggiolc. 117.
Junipcrus. zte op Geneverboom.
J upicersbaard. zie op Boomachtig fupitersbaard.
K Aarden. zie op S toekende Kaarden.
KALFSMUYL. Apenhoofd. Orant. Lat. Antirrhi-
num. Capur Simite. Hoogd. Lewenmaul. AV.Mu-
ron Violet. Ital. Antirrino. 33 6. ,
KALFSVOET. Manskragt. Lat. Arum. Hoogd. PfafFen-
pint. Teutfch Ingwcr. Fr. Pied de Veau. Vit de Pre-
ftre. Ital. Aro. Giaro. Gigaro. Een foort hier van
in 't Nederlandfch Speerwortel. Lat. Dracontium. Ser-
pentaria. Andere foort , Colocafia. Dracunculus Palu-
ftris. 353.
KALI. In alle Talen dus genoemd : doch in ’t Italiaanfch
ook Soda. 471.
KANEELBOOM. Lat. Cinnamomum. Canella. Arbor
Caffia. Hoogd. Zimmet-rohrleinbaum. Zimmetrinden-
baum. Canelbaum. Fr. Arbrc de Canclle. Ital. Cinna-
moroo. Cannella. 119.
KAPPERS. Lat. Capparus. Hoogd. Kappern. Fr. Cappres.
Ital. Capparo. 2 54.
KARDINAALSBLOEM. Lat. Flos Cardinalis. Trache-
lium Americanum. Ital. Trachclio Americano. Fior di
Cardinale. 582.
Karmolïjnboom. zie op Coccinilieboom.
KARSSEBOOM. Lat. Cerafus. Hoogd. Kirfchbaum. Fr.
Cerifier. Ital. Ciregio. Cirefaro. 36. In ' t zelve Hoofd-
°ok. Karfleboomen met groene Karflen j met welrie-
kende Blodfemen , &c.
Karfleboom met Bladeren van Laurier, zie op Lauwerboom
met blinkende 'Bladeren.
Kaftanienboom. zie op Cajlanienboom.
Kattekruyd. Berg-Kattekruyd. zie op Munt.
KAUWOORDE. Cowoerdc. Kauwoerde. Lat. Cucur-
bita. Hoogd. Kurbs. Kurbilz. Fr. Courge. Coucorde.
Ital. Zucca. 521.
KEELKRUYD. Mondhout. Ligufter. Rijnwillige. Lat.
Liguftrum. Hoogd. Beynholtzlcin. Muntholtz. Rheyn-
wcyden. Fr. Troefne. Frezillon. Ital. Liguftro. Gui-
ftrico. Alcanna. Olivella. 258.
Keesjenskruyd. zie op Malve.
Kelderhals, zie op Pceperboom.
Kemp. zie op Hennip.
Kennep. zie op Hennip.
Kermes, zie op Coccinilieboom.
KERS. Lat. Nafturtium. Barbarea. Cardamine. Hoogd.
Krefz. Fr. CrelTon. Ital. Nafturtio. Agrctto. 660.
WILDE KERS. zie op Wilde Kers : en op vreemde
W tlde Kers.
KERVEL. Lat. Cerefolium. Cha:rophyllum. Chterophyl-
lon. Hoogd. Kerbelkraut. Fr. Cerfueil. Ital. Cerefo-
glio. 463 . WELRIEKENDE DULLE KERVEL.
Spaanfche Kervel. Lat. Myrrhis fativa odorata. Cicuta-
ria odorata. WILDE BERG-KERVEL. Lat. Cere-
folium montanum fylveftxe. Myrrhis fylveflris monta-
na. ibid. DULLE KERVEL, zie op Dulle Kervel.
Keule. zie op Kunneke.
KEUKEN KRUYE). Lat. Pulfatilla. Herba Venti. Hoogd.
r Kuchcnkraut. Fr. Coquelourdes. Ital. Pulfatilla. 835^
Keykensbloem. zie op Duyzendfchoon.
KEYSERSKROON. Lat. Corona Imperialis. Hoogd.
Kayferkron. Fr. Couronne de 1’Empereur. Ital. Corona
Rcale. 5 14.
KIEVITSBLOEM. Kievitseyeren. Lat. Fritillaria. Me-
leagris. Hoogd. Frittilary. Ital. Meleagride. 594.
Kievitseyeren. zie op Kievitsbloem. .
Kladdenkruyd. zie op KliJfcnkrujd.
Klaflen. zie op KliJfcnkrujd.
Klaver, zie op Drieblad .
Kleef. zie op Fejl.
KLEEFKRUID. Lat. Aparine. Hoogd. Klcbkraut. Fr.
Reble Glateron. Ital. Spcronella. Aparine. 337.
Kleyn Bcrg-Wollekruyd. zie op Phlomos.
Kleyn Halskruyd. zie op Raponce.
KLEYN MAANKRUYD. Lat. Lunaria. Iunaria Bo-
trytis. Hoogd. Mondkraut. Mondrautc. Fr. Taure. Lu-
naire. Ital. Lunaria del Grappolo. Lunaria minore. 72 6.
zie ool^ op Maankrujd der Chmeezcn. En Maanekop op
Mankop.
KLEYNE BERG-ELZENBOOM. Lat. Alnus minor
Montana. Hoogd. Klcyner Bcrg-Elfebaum. Fr. Amc-
lanchier. 161.
Kleyne Gouwe, zie op Oogenklaar.
KLEYNE LAUWERBOOM. Lat. Laureola. Chamte-
daphne. Hoogd. Zeilant. Kcllerhals mit grunen Blu-
men. Fr. Laureole. Ital. Laureola Maggiore. 155. zie
ook. °P groote Lauwerboom. Wilde Laurier.
Kleyne Look. zie op Pareje.
KLEYNE OSSETONG. Lat. Anchufa. Hoogd. Ochlèn-
zung. Fr. Orcancttc. Ital. Ancufa. 225.
Kleyne Tabak, z/e op Bilfenkrujd.
Klim. zie op Vcyl.
KLIM. Lynen. Viorne. Lat. Clematis. Vioma vulgï. Vi-
tis alba. Atragenes Theophrafli. Hoond. Linen. Rcbcn.
Waldreben. Ar. Viorne. Ital. Clematidc. 252.
Klim-boonen. zie op Turkfcheboonen.
KLISSEN KRUYD. Klaflenkrüyd. Kladdenkruyd. Lat.
Lappa. Xanthium. Hoogd. Klcttcn. Bettler-laufz. Spitz-
kletten. ' Fr. Gloutcron. Gletteron. Ital. Bardana.
384.
Klokkcblocm. zie op Akeleyen.
KLOKJENS. Groot Halskruyd. Lat. Campanula. Ra-
punculus hortenfo latiore folio. Cervicaria major. Uvu-
laria. Hoogd. Gloklein. Glockenblum. Ital. Campanellc.
Campanola. 437.
KNAWEL. Duyzendknop met fmalle Bladeren. Lat. Po-
lygonum anguftifolium. ^77.
KNIEKENSKRUYD. Lccdekenskruyd. Lat. Gcnicu-
lata. 518.
Knoflook, zie op Knoplook?
Knol. zie op Rapé.
KNOPLOOK. Knoflook. Knuyflook. Lat. Allium.
Hoogd. Knoblauch. Fr. Ail. Aux. Ital. Aglio. Aio.
300. zie hier bij na Look zonder Look. Berglook.
Bieflook. Pareye. Kleyne Look.
Knuyflook. zie op Knoplook.
Koekoeksbloem, zie op Duyzcndfchoon.
KOE-OOGE. Nieswortel, met Bladeren' van Ferula. Lat.
Buphthalmum. Hclleborus Fcrulaccus. Hoogd. Rinds-
aug. Fr. Oreil de Beuf. Ital. Buflalmo. ‘Occhio di
Bove. 420.
Koninkskaers. zie op Wollekruyd.
KONKOMMER. Lat. Cucumcr. Cucumis. Hoogd. Cu-
cumer. Cucummer. Cucumber. Fr. Concombre. Ital.
Cocomero. Cicomero. Cedruolo. Citriolo. 526'.
Konijnenkruyd. zie op Hazenfalade.
KOOL. Moes-kool. Lat. Braffica. Crambc. Hoogd. KohI.
Kohlkraut. Fr. Choux. Ital. Cavoli. Cavolo Cappuc-
cio. 410.
Koorn , Indiaanfch. zie op Indiaanfche Wcjt.
KOOLBLOEM. Roggebloem. Ambarette. Amberbloem.
Lat. Cyanus. Cyanus odoratus Turcicus. Hoo^d. Korn-
blum. Fr. Blaverle. Aubifoin. Bluet. Soulfie. Ital. Cia-
no. Fior di Frumento. Fior del Formento. Battifecula.
529.
KOORNROOS. Gith. Lat. Nigcllaflxum. Pfeudo-Me-
lanthium. Hoogd. Raden. Kornro/c. Fr. Yvraye. Nielle
des Bleds. Ital. Nigellaftro. Melantio falfo. Gittone.
Ruofola. 759.
KORALKRUYD. Koraalkruyd. Dentaria. Coralloi-
des. Ital. Dentaria. 548.
Kojalkruyd. zie op Afpergen.
Kor-
/
■■■■■
der NAMEN.
Kornocljcboom. zie op Córnoeljeooom .
Kors. zie op Kers.
Kofl. zie op Aiunt.
KOTTOENKRUYD. Boomwollekruyd. Lat. Gofli-
pium hcrba. Bombax. Cotum. Hoogd. Baumwoll. Fr.
Cotton. Iral. Bambagia. Cotone. 615.
KRAAKEBEZIEN. Poftelbezicn. Lat. Myrtillus. Vac-
cinia. Hoogd. Heydelbeereu. Fr. Airellc. Avrclle. hal.
Mirtillo. Calavezza. Uva Orfa. Vigna d’Orfo. 775.
Kraayenvoct. zie op Hartshooru.
Krabbenklauw. zie op Ruyterskruyd.
Kraekebczien. zie op Kraakebezien.
KRAP. Mee. Rotte. Lat. Rubia. Hoogd. Rodte. Zr.Ga-
rance. Ruble. hal. Robbia. Rubia. 339.
Kreeftkruyd. zie op Zonnewende.
Kroesbezicnboom. zie op Kruysbezienboom.
Kroeze-, of Kruyzemunt. zie op Aiunt.
Krok. Groote Krok. zie op Groote Krok.
KRUYDJE ROER MY NIET. Springkruyd. Lat.
Hcrba impatiens. Noli me tangere. Hoogd. Spnngkraut.
629. INDIAANSCH KRUYDJE ROER MY
NIET. zie op Indiaanfch Kruydje roer my niet.
Kruyze- of Kroezemunt. zie op Aiunt.
KRUYSBEZIENBOOM. Doornbczicnboom. Kroes*
bezienboom. Kruysdoorn. Steek elbezicn. Lat. Uva
Crifpa. Groffularia. Hoogd. Stachelbcercnbaum. Kraufz-
beerenbaum. Fr. Groifeilles. GroifTelles. hal. Uva fpina.
Uva macina. 221.
KRUYSBLOEM. Lat. Flos Amberualis,Polygala. Hoogd.
Creutzblumc. hal. Polygalia. S28.
KRUYSDISTEL. Lat. Èryngium. Hoogd. Manstreuw.
Brachcndiftcl. Fr. Chardon teffu. Fanicaut. Iringes. hal.
Eringio. Iringo. 454. zie ool^op Diftel : en Driediftel.
Kruysdoorn. zie op Kruysbczicnboom.
Kruyskruyd. zie op Kruyswortel.
KKUYSWORTEL. Kruyskruyd. Grindkruyd. Lat.
Senccio. Erigerum. Hoogd. Creutzkraut. Baldgreifz.
Fr. SencfTon. hal. Scnetio. Cardoncelle. Spellicciofa.
875.
Kullekenskruyd. zie op Standelwortel.
Kun. zie op Kunne ke.
KUNNEKE. Kun. Keule. Saturey. Lat. Saturea. Cu-
nila. Hoogd. Gartcn-KTop. Zwibcl-HifTbp. Kuncli. Sa-
turey. Fr. Savorie. hal. Coniclla. Saturcia. Savoreggia.
Pcvcrella. 8<Jo.
Kuyfchboom. zie op Boom der Kuyfchheyd.
LAage Appelboom zonder Bloeflcm. zie op appel-
boom.
LAAGE BERG-MISPELBOOM. Lat. Chamae-
mefpilus alpina. Mefpilus humilis montaDa. hal. Nefpo-
lo minore montanara. 217.
LAAGE CEDERBOOM MET VRUCHTEN VAN
CYPRES. Lat. Cedrus humilis fabinifera fru&u Cu-
prefïl. hal. Cedro minore col Frutto di CiprefTo. 64.
Laagc Druyf jens-willigen uyt Silczicn. zie op Spiraa van
Theophrafius.
Laage Zee-erweten. zie op Zee-erwetcn.
Labrufca Virginiana. zie op Wilde Wijngaard uyt Virgi-
nien.
Laburnum. zie op Ebbenhout met geele Bloemen.
Lachryma Chrifli. zie op Jobs-tranen.
Lachryma Jobi. zie op Jobs-tranen.
Laéluca. zie op Salade.
Laóhica Leporina. zie op Haazen-falade.
Laétuca Petrea. zie op Steen-lattouw.
Lagopus. zie op Haazcpoot.
Lamium. .zie op Kerkeerd Neetelkruyd.
LAMPSANA. Lat. Lampfana. Fr. Lampfane. Sanues
blanches. hal. Di Lafana. Di Landri. 689.
Lancea. Chrifli. zie op Specrkruyd.
Lantana. zie op Wiburnboom.
Lapathum. zie op Paticb.
Lapathum fibrofum. zie op Bulapathum van Plinins,
Lapathum Lanuginofum Chinenze longifolium * vel ve*
rum Matthioli. zie op' Opregte Rhabarbar van Aiatz
thiolus.
Lapathum fativum rotundifoliurti amplifïimum. zie op Op-
regte ronde Rhabarbar ■.
Lapathum tuberofum Americanum. zie op Patich met een
Knobbelwortcl uyt America.
Lapathum Virginianum. zie op Virgmiaanfche Patich.
Lapathum vulgare minus, zie op Gemeene kleyne Roo-Rid-
der.
Lappa, zie op KHJfenkruyd.
LAPPA BOARIA PLINIT. Met geenen anderen naam
genoemd. Is een meede foort van Caucalis. 462.
LASERPITIUM. Lat. Silphium. Angelica lucida. La*
ferpitium lucidum. 332.
LATHYRUS. Lat. Lathyrus. Arachydna fubterranca*
Hoogd. Platte Erbfen. 6 85.
Lathyrus, zie op Springkruyd.
Lathyrus tuberofus. zie op Aardakers.
Lat touw. zie op Salade.
Lattuw. zie op Salade.
Lattuw. Stccnlattouw. zie op Steenlattouw.
LAVAS. Lubflork. Lavitfe, Lubflikkel. Lat. LeveflicumJ
Ligufticum. Hoogd. Leibflockel. Fr. Liveche. Livefche.
hal. Liguflico. 712.
LAVENDEL. Lat. Lavendulafpica. Nardus Italica.
Lavendel. Fr. Lavandc. hal. Lavanda. 707.
Lavendula fpica. zie 'op Lavendel.
Laver. zie op IVatcr-eppe.
Lavetfê. zie op Lavas.
Laureola. zie op kleyne Lauwerboom.
Laurierboom, zie op Lauwerboom.
Lauro-ccrafus. zie op Lauwerboom met blinkende Blade-
ren.
Laurus. zie op Lauwerboom.
Laurus Alexandrina. zie op Tongeblad.
Laurus Inodora. zie op Wilde Laurier.
Laurus major folio, zie op Lauwerboom met blinkende Bla*
deren.
Laurus Rofca. zie op Oleanderboom.
Laurus fylveflris. zie op Wilde Laurier.
Laurus Tinus; ofTinnus. zie op Wilde Laurier.
LAUWERBOOM. Laurierboom. Lat. Laurus. Daphne*
Hoogd. Lorbeerbaum. Fr. Laurier, hal. Lauro. 150.
LAUWERBOOM MET BLINKENDE BLADE-
REN. Lat . Laurus major folio. Lauro-cerafus. Cera*
fus folio Laurino. Hoogd. Lorbeerkirfchcn. hal. Ciregio
Laurino. 155.
Lauwerboom , kleyne. zie op kleyne Lauwerboom. r-
Lauwerboom, wilde, zie op ld ilde Lauwerboom.
Lcdum alpinum. zie op Eerg-roozen.
Leedekenskruyd. zie op Kmekenskruyd.
LEEPELBLAD. Leepelkruyd. Lat. Cochlcaria. Hoogd.
LefFelkraut. Fr. Herbe aux Cuilliers. hal. Cochlca*
ria. 497.
Leepelkruyd. zie op Leepelblad.
Lceverkruyd. zie op Eedel Leevcrkruyd.
Lecverkruyd. zie op Steenleeverkruyd.
LEEUWENBLAD. Aldergrootfle Holwortcl van Can-
dia. Gr. Leontopetalon. Lat. Frumaria maxima bulbofa
Cretica. hal. Leontopctalo. 8 1 6.
Leeuwenvoet. zie op Gnaphalium.
LELIE. Lat. Lilium. Hoogd. Lilien. Gilgen. Fr. Lis. haL
Giglio. Lilio. 715.
Lelie onder de Doornen, zie op Geytenblad.
Lelie van den Dalc. zie op Aday bloem.
Lens. zie op Linzen.
Lentifcula. zie op Linzen.
Lentifcus. zie ep Adajhkboom.
Leontopetalon. zie op Leeuwenblad .
Leontopodium. zie op Gnaphalium.
Lepidium herbula. zie op Wilde Kers*
Leucacantha. zie op Carline.
Leucanthemum, zie op Camille,
Leu-
BLAD-VVYZER
Leucantlicmuni. zie op Moederkruyd.
Leucographis. zie op Cerinthe.
Leucojum. zie op Stok^vtolicr.
Lcucojum Bulbofum. zie op Zomcr-zotje.
Leucojum luteum. zie op Muurbloem.
Levifticum. zie op Lavas.
Libanotis coronaria. zie op Rofmarijn.
Liburnium. zie op Ziburneboom.
Lichen. zie op Steen-leeverkruyd.
Lignum Sanfhim. zie op Pokhout.
Ligufter. zie op Keelkruid.
Liguftxum. zie op Keelkruid.
Liguftrum verum Diofcoridis. zie op Sermontein.
Lilium. zie op Lelie.
Lilium intcr fpinas. zie op Lelie onder de Doornen.
Lilium convallium. zie op A/aybloem.
Lilium vernum. zie op Maybloem.
Limoenboom. zie onder Oranjeboom.
LIMONIUM. Lat. Limonium. /tal. Limonio. 709.
Linaria. zie op Wild Z laskruyd.
LINDENBOOM. Lat. Tilia. Philyra. Hoogd. Linden-
baum. Fr. Til. Tillct. Tilleul. hal. Carpino nero. Te-
glia. Tilia. 84.
Lingua Canis. zie op Farkcnsbrood.
Lingua Cervina. zie op Hartstong.
Lingua Serpentina. zie op Speerkruyd.
Lingua Serpentis. zie op Serpentstong.
Linzen Lombaardfche. zie op Lombaardfche Linzen.
Linum. zie op Z laskruyd.
Linum fylveftre. zie op Wild Zlaskruyd.
LIS. Jonquillien. Lat. Iris. Chamae-iris. Hoogd. Gilgen.
Schwertel. Fr. Flambc. hal. Giglio Cclefte. Giglio Pa-
vonaffo. 419. WELRIEKENDE LIS. STINKEN-
DE LIS. zie op Welriekende- en Stinkende Lis.
Lithofpermum. zie op Jobstranen.
Lithofpermum. zie op Paarlekruyd.
Lolium rubrum. zie op Aluyzekporn.
LOMBAARDSCHE LINZEN. Wilde Scna. Lat. Co-
lutea. Hoogd. Welfche Linzen. Welfche Zencbaum. Fr.
Baguenaudier. hal. Colutca. 174. BRASILIAAN-
SCHE LOMBAARDSCHE LINZE. Lat. Colutea
Brafiliana. Brazilijch. Pagimirioba. Portug. Herva di Bi-
cho. 509.
Lonchitis Afpcra. zie op Gragtvaarn.
LONGEKRUYD. Onzer Vrouwen Melkkruyd. Lat.
Pulmonaria. Simphitum Maculofum. Hoogd. Lungen-
kraut. Fr. Hcrba aux Polmons. hal. Polmonaria.
839.
LOÖK ZONDER LOOK. Lat Alliaria. Hoogd. Knob-
lauchkraut. Zaltzkraut. Fr. Alliaire. Herbe aux Aulx,
ou aux Ailletz. hal. Alliaria. 302. zie ool^op Knoplook _
Berghok. Kleyne Look.
Lotus alba. zie op Witte Lotusboom.
Lotus arbor. zie op Lotusboom.
LOTUSBOOM. Lat. Lotus arbor. Hoogd. Lotusbaum.
Fr. Alyfier. hal. Loto albero. Bagelaro. Perlaro. 163.
Lotus herba. zie op Zeevengetijdenkruyd.
Lotuskruyd. zie op Zeevengetijdenkruyd.
Lubfinkel. Lubftok. zie op Lavas.
Lunaria. zie op Speerkruyd.
Lunaria. zie op kleyn Maankruyd.
Lunaria Chymicorum. zie op Maankruyd der Chjmiften.
Lunaria major, zie op Hemionitis.
Lupinus. zie op Zijgeboon.
Lupulus. zie op Hop.
Lupynen. zie op Zijgeboon.
Lutca. Luteola. Lutum hcrba. zie op Wouw.
LUYSKRUYD. Lat. Staphifagria. Pedicularis. Hoogd.
Laufzkraut. Sfeichelkraut. Fr. Herbe aux Povilleux.
hal. Stafiflaria. Herba par i Vedocchi. 896.
Luyskruyd. Stinkende Nieswortel, zie op Nieswortel.
Lychnis. zie op Jenette.
Lychnis perfoliata. zie op Zaccaria.
Lychnis fylveftris vifcofa. zie op Zliegenet.
LYCIUM UYT ITALIEN. * Lat. Lycium Italicum
hal. Licio d’Italia. 1 5 6.
Lycopfis. zie op Hertgefpan.
Lynen. zie op Klim.
Lylimachia. zie op Zederik.
Lyftcrbezien. zie op Sorbtnboom.
Aagdelieven. zit op Madelieven.
MAAGDEPALM. Lat. Clematis Daphnoidcs.
Vinca Pervinca. Hoogd. Inngrun. Fr. Lyfleron.
hal. Vinca. Provinca. Pervinca. Clematide Daphnoidc.
495.
Maanekop. zie op Mankop.
Maankruyd. Groot Maankruyd. zie op Hemionitis.
Maankruyd. Kleyn Maankruyd. zie op Kleyn A/aan-
kruyd.
MAANKRUYD. Lat. Lunaria. AnthillusLunata. Hoogd.
Mondkraut. Fr. Lunaire, hal. Lunaria. 3 34.
MAANKRUYD DER CHYMISTEN. Lat. Lunaria
Chymicorum. Hoogd. Mondkraut von die Chymiften.
Fr. Lunaire de Chimiftes. hal. Lunaria di Alchimifti.
727.
Maan-violet. zie op Penningsbloem.
MAARTSCHE VIOLE. Maartfche Violet. Lat. Viola
Martia. Viola nigra. Viola purpurea. Violaria. Hoogd.
Mertfz Violen. Blaw Violen. Fr. Violette de Mars.
hal. Viola Pavenazza. Viola Mammola. Viola Por-
porea. 924.
Macer arbor antiquorum, zie op Macerboom der Oude.
MACERBOOM DER OUDE. Lat. Macer arbor an-
tiquorum. Macir. Macis. Arbor Sanöa. Arbor Dyfen-
teriae. hal. Macero. Jndiaanfch, Macre. Macruyre. Ar-
bore de San&o Thome. 88.
Macio. Macis. zie op Macerboom.
MADELIEVEN. Maagdclicven. Margrieten. Lat. Bellis.'
Globularia. Hoogd. Mafzliben. Fr. Pafquettes. Mar-
gucrites. hal. Bellide. Primo Fior. Primcla vera. Fior
di Prima vera. 389.
MAJORAAN. Majoreyn. Marioleyn. Lat. Majorana.
Hoogd. Majoran. Meyran. Fr. Marioleine. hal. Mag-
giorana. Amaraco. 73 6. GROVE MAJORAAN.
zie op Grove Majoraan.
Majorana. zie op Majoraan.
Majoreyn. zie op Majoraan.
Malcgette. Maleguettc. zie op Cardamom.
MALLOTE. Melilote. Lat. Melilotus. Hoogd. GrofTer
Steinklee. Bahrenklee. Fr. Melote. hal. Meliloto.
725.
MALROVE. Witte Andoorn. Lat. Marrubium. Praf-
lïurn. Hoogd. Wcifze Andorn. Marobcl. Fr. Marrubin.
Marrochemin. hal. Marrebio. 755.
Malva. zie op A/alve.
MALVE. Keesjenskruyd. Lat. Malva. Hoogd. Papel-, of
Pappdkraut. Fr. Maulve. hal. Malva. 3 1 5. WITTE
MALVE. GEELE MALVE, zie op Witte en op Geelt
A/alve. BOOMMALVE. zie op Boom-ALalve.
MALVE VAN CHINA. Lat. Malva Chincnfis Rofêa
Arborefccns. Rofa Chincnfis (of Chineefche Roos, van
zommige dus genoemd ; doch qualijk). hal. Malva
Arborea di China. Rofa di China. 192.
Malum Infanum. zie op Dol-appel.
Malus, zie op appelboom.
Malus pumiïaflorc carer.s. zie op Appelboom,. Lage, zon-
der Bluejfcm.
Malus Arantia. Aurantia. zie op Oranjeboom.
Malus Armeniaca. zie op Abrikoosboom.
Malus Citria. zie op Oranjeboom ; als daar onder begreepen.
Malus Cotonea. Cydonia. zie op Oueeboom.
Malus Limonia. zie op Oranjeboom ; als daar onder be-
greepen.
Malus Pcrfica. zie op Perzikboom.
Malus Prsecox. zie op Abrikoosboom.
Malus Punica. Granata. zie op Granaatboom.
Mammctjenskruyd. zie op Geytenblad.
Man-
der
N A
Mandragora, zie op Mandragore.
MANDRAGOR.E. Lat. Mandragora. Hoogd. Alraun.
Fr. Mandragore. Mandegloire. Ital. Mandragora. 750.
MANKOP. Maanekop. Hul. Heul. Slaapkruyd. Lat.
Papaver. Hoogd. Wagzamcn. Mohn. Olmag. Fr. Pavot.
Ital. Papavero. 801.
Mans-kragt. zie op Kalfsvoet.
MANS-OOR. HazelworteK Lat. Afarum. Hoogd. Ha-
fclwurtz. Fr. Caberet. Ital. Afaro. Nardo Salvatico.
Baccara. 358.
Maracoc. zie op Bloem des Lijdens.
MARENTAKKEN. Lat. Vifcus. Hoogd. Miftell. Fr.
Guy. Guys. Bois dont on fait de la Glue. Ital. Vifchio.
Paucia. 249.
Margrieten, zie op Madelieven.
Mariendiftel. zie op Difiel.
MARIETTEN. Wilde Roos van Diofcorides. Lat. Viola
Mariana. Thachelium. Medium. Rapa fylveftris Diofco-
ridis. Fr. Mariettcs. Ital. Medio. Rapa falvatico di Diof-
coride. Viola Mariana. 440.
Marioleyn zie op Major aan.
Marrubium. zie op Afalrove.
Maru herba. zie op Cerinthe.
MARUM. In alle Talen dus genoemd. 753.
MASTIKBOOM. Lat. Lcntifcusi Morellaria. Hoogd. Ma-
ftikbaum. Frt Lentiquc. Ital. Lentifco. 102.
Mater. Matricaria. zie op Moederkruid,
Matrifylva. zie op J4 'almecfler.
MAYBLOEM. Lelie van den Dalc. Eenblad. Lat. Li-
lium Convallium. Lilium Vernum. Ephemerum non Le-
thale. Unifolium. Hoogd. Mayenblumlein. Meyenreifz.
Fr. Muguet. Ital. Lilio Convallio. 716.
MECHOACAN. Lat. Mechoacanna. Ital. Reubarbaro
Indiano. 763.
Medica j gemeene Medica. zie op Gcmeene Medica.
Medica, opregte Medica. zie op Opregte Aledica.
Medica marina. zie op Zee-medica.
Medica fylveftris. Medica vulgaris. zie op Gemeene Me-
dica.
Medica vera. zie op Opregte Medica.
Medium, zie op Af ar iet ten.
Meê. zie op Krap.
Mcer-radijs. zie op Radijs.
MEESTERWORTEL. Lat. Aftrantia. Imperatoria.
Oftrutium. Hoogd. Meifterwurtzel. 377.
Melampyrum. zie op Pacrdsblocm.
Mclanthium zie op Nigelle.
MELDE. Lat. Atriplex. Hoogd. Molten. Milten. Fr. Ar-
roche. Ital. Atriplicc.fReppicc. Treppice. 379.
Meleagris. zie op Kievitsbloem.
Melilote. Melilotus. zie op Afalloote.
Meline. zie op Panikkporn.
Melifla. zie op Melijfe.
MELISSE. Confilie. Lat. Melifla. Mcliflbphyllum. Apia-
ftrum. Citrago. Hoogd. Melifle. Ital. Melifle. Cedro-
nella. Aranciata. 760.
Melifïbphyllum. zie op Afelijfe.
Melkkruyd. zie op Glaux.
Melkwey. zie op Hazen falade.
Melo. zie op Afelocn.
MELOEN. Lat. Melo. Melopepo. Hoogd. Mclaun. Melo-
ncn. Pfcben. Fr. Melon. Ital. Melone. Meloni. 324.
Melopepo. zie op Meloen.
Mcntha. Mentha Cattaria. zie op Munt.
Mercurialis. zie op P.ingelkrujd.
Mefpilus. zie op Mifpelboom.
Mefpilus humilis montana. zie op Lage Berg-Mifpclboom.
Meum. zie op Beetwortel.
MEYER. Lat . Blitum. Hoogd. Meyr. Meyer. Fr. Blete.
Ital. Blito. Blitto. Biedone. Bietolone. 379.
Mezereon. zie op Peeperboom.
Mczereon anguftifolium.c/e op Mezereon met fmalle Bladeren.
MEZEREON MET SMALLE BLADEREN. Lat.
Thymelïa. Mezereon anguftifolium. Ital. Timelea. 232.
M E N.
Mieredik. zie op Radijs.
Minkyzer. zie op A 'at er noot.
Militaris Aiföidcs. Militaris Aquatica. zie op Rujterskrttjd >
Milium. zie op Geers.
Milium folis. zie op Paerlekruyd.
Millcfolium. zie op Duizendblad.
Millefolium nobile foliis Millefolii. zie op Dnjzcndblad met
Bladeren van Duizendblad-,
Milleguetta. zie op Cardamom.
Miltkruyd. zie op Stecnvaarn.
Milus Theophrafti. zie op Ibcnbiom.
Mirabilis Peruviana. zie op Opregte Jalappe.
MISPELBOOM. Lat. Mefpilus. Hoogd. Mifpelbaum. Fr.
NefHier. Ital. Nefpclo. 2o. zie ool^ op Lage Berg-Mip-
pelboom.
MOEDERKRUYD. Mater. Lat. Matricaria. Parthenium.
Amaracus Galeni. Lcucanthemum. Hoogd. Muttcrkraut.
Meidblumen. Fr. Marone. Ital. Partenio. Amarella.
75
MOERBEZIENBOOM. Lat. Morus; Hoogd. Maulbcer-
baurh. Fr. Mcurier. Ital. Moto. Moro Celfo. 18.
Moeskool. zte op Koot.
Mollekruyd. zie op Wonderboom.
MOLLUGO. Lat. Mollugo. Hoogd. Meyerkraut. Ital.
Molugine. 341.
MOLY. Lat. Moly-. Allium. Hoogd. Moli. Fr. Moly.
Ital. Moli. 30 6.
Momordica. zie op Baljfem-appeL
Mondhout, zie op Keelkruid.
Morellaria. zie op Afajhkboom.
Morfus Diaboli. zie op Duivelsbeet.
Morfus Gnllina:. zie op Muur.
Morus. zie op Moerbezienboom.
Mos. zie op Mojcb.
MOSCH. Mos. Lat. Mufcus. Hoogd. Mofz. Fr. Du
Moufch. La Moufle. Ital. Mofco. La Mufta. 773.
Moftaart, Arragonfche Moftaart. zie op A rragonfche Mo-
fiaart.
MOTTENKRUYD. Lat. Blattaria. Hoogd. Goldtknof-
lein. Mottenkraut. Fr. Herbe aux Mittcs. Ital. Blattaria.
39<J.
Mucr. zie op Af uur.
Muerbloemen. zie op Muurbloemen.
MUNT. Kruyfe- of Kroefemunt. Berg-Kattekruyd. Lat.
Mentha. Cattaria. Nepata. Coftus hortenfis. Hoogdi
Muntze. Balzam. Fr. Mcnthe. Ital. Menta. 425. zie
ook^ op Bergmunt.
Mufa. zie op Bananienboom.
MUSCAATBOOM. Mufchateboom. Lat. Arbor My-
reftica. Mofchata. Arbor Aromatica. Hoogd. Mefcha-*
tenbaum. Mufcatbaum. Fr. Arbre de Mufcades. Ital,
Noce Mofcata. 135.
MUSCARI. Ticadi. Dipcadi. Ital. Mufcatella. Mufchio
Greco. 774.
Mufcus. zie op Afojch.
MUUR. Muer. Muyr. Lat. Alfine. Morfus Gallina?.
Cacubalum. Hoogd. Hunerbifz. Fr. Du mouron. Ital.
Centone. Paparina. Budello di Gallina. Pizza Gallina.
307.
MUURBLOEM. Stccn-violicr. Lat . flos Keiri. Leuco-
jum luteum. Viola Lutea. Hoo^d. Gelbe Violaten.Gelbe
Violen. Aj-.Giroflecs jauncs. Violettes jaunc-s. Ital. Viola
Gialla. <óii.
MUYSDOORN. Steekende Palm. Lat. Rufcus. Brufcus.
Myrtacanta. Spina Murina. Hoogd. Maufzdorn. Bruofch.
Fr. Brufc. Ital. Rufco. Brufco. Mirto Salvatico. Pon*
gitopi. 813.
MÜYZEKOORN. Rooden Dolik. Lat. Phcenix. Lo-
lium rubrum. Hordeum marinum. Triticum marinum.
Hoogd. Bintzenhelmer. Walt-rohr. Fr. Yvraye Sauvage.
Ital. Phenice. Gioglio falvatico. 820.
MUYS-OOR. Nagelkruyd. Lat. Pilofella. AuriculaMu-
ris. Hoogd. Nagelkraut. Fr. Pilofelle. Oreille de Rat :
de Souris. Ital. Pilofella. 815.
PPP
Muyzen
BLAD-VVYZER
Muyzen met ftaarten. zie op Aardakers.
Muyzeftaartcn. z,ie op Hartshoorn.
MyagWJm. zie op Camerine.
Myrica. x.ie op Famarifchboom.
Myrobalanus Plinii. zie op Welriekende Eykfelboom.
Myrrhis fativa odorata. zie op Kervel.
Myrrhis fylveftris montana. zie op Kervel*
Myrtacantha. zie op Muysdoorn.
Myrtillus. zie op Kraakebezien.
MYRTUSBOOM (ook wel Nagelboom gehceten, wee-
gens de gelijkheyd der Vruchten). Lat. Myrtus. Hoogd.
Myrtenbaum. Fr. Myrte. Ital. Mirto. Mortella. Mor-
tina. 139.
Myrtus Belgica. Hollandica. Brabantica. zie op Gagel.
NAALDEKERVEL. Lat. Scandix. Pe&en Veneris.
• Perchcpicr Anglorum. Hoogd. Wilde Mooren. Ital.
Pettine di Vcnere. Scandico. 8<5tf.
Nachtbloem , welriekende, zie op Welriekende Nachtbloem.
NACHTSCHADE , Nafchade. Nafchaye. Alkekengi.
Jodenkers. Hertgelijke Erweren. Papaffen van Peru. Lat.
Solanum. Solatrum. Alkekengi. Pifum Cordatum. Papas
Peruanorum. Hoogd. Nachtfchade. Fr. Morelle. Ital.
Solatro. Morella. 7^6.
NAGELBOOM. Kruydnagelboom. Lat. Caryophyllus
Arbor. Hoogd. Nagelbaum. Fr. Arbre de Gyroflecs. Ital.
Garophane. 14C).
Nagelboom, oneygcntlijk zoo genoemd, weegens de gelijk-
heyd der Vruchten, zie op Myrtusboom.
Nagelkruyd. zie op Aluysoor.
Napellus. Napcllus Gloriofus. zie op Wolfsivortel.
Napus fylveftris. zie op M'ilde Rapé.
NARCISSE. Spaanfche Jencttc. Jonquillen. Ti/.Narciflus.
Hoogd. Narei fz-rofzlcin. Mertsblum. hal. Narcife.777.
Nardus, zie op Nigelle.
Nardus Italica. zie op Lavendel.
Nardus Ruftica. zie op Valeriaan.
Nafchade. Nafchaye. zie op Nachtfchade.
Nafturtium. zie op Kers.
Nafturtium fylveftre. zie op Wilde Kers.
Natertong. zie op Speer kruyd.
NATER WORTEL. Addcrwortel. Hartstong, Lat. Bi-
ftorta. Colubrina. Hoogd. Naterwurtz. Nattcrwurtz. Fr.
Biftortc. Ital. Biftorta. 40 z.
Natnx Plinii. zie op Stalkruyd.
NAVELKRUYD. Venus-navel. Lat. Cotyledon. Um-
bilicus Veneris. Hoogd. Navclkraut. Fr. Efcuclles. Ital.
Umbilico; Ombilico di Venere. 517.
Nepte. Nepetc. zie op Munt.
Ncrion. zie op Oleanderboom.
Netclkruyd, Roomfch. zie op Roomfch Netelkruyd.
Netelkruyd , verkeerd, zie op Verkeerd Netelkruyd.
Nicotiana minor, zie op Bilzenkruyd.
Nidus Avis. zie op Tweebtad.
NIESWORTEL. Lat. Elleborus. Helleborus. Hoogd.
Niefzwurtz. Fr. Ellebore. Ital. Ellebore. 43 3. Zwarte,
Hinkende Nieswortel. Lat. Helleborus niger Fcctidus.
ibid.
Nieswortel met Bladeren van Ferula. zie op Koe-ooge.
Nigcllaftrum. zie op Koornroos.
NIGELLE. Lat. Nigella. Melanthium. Nardus. Hoogd.
Sant Catharinenblum. Fr. Nielle. Ital. Melantio. 758.
Noli me tangere. zie op Kruydje roer mij niet.
NOOTEBOOM. Lat. Nux juglans. Jovis glans. Hoogd.
Baumnufz. Welfchnufz. Fr. Nolier. Ital. Noce. 40.
Nummularia. zie op Penningskruyd.
Nux Avellana. zie op Hafelaar.
Nux juglans. zie op Nooteboom.
Nux Metella. zie op Datura.
Nux Pontica. zie op Hazelaar.
Nux Vcficaria. zie op Pimpernoot.
Nux Unguentaria. zie op Welriekende Eykkelbeom.
Nymphaea. zie op Plompe.
OCHRYS DER GRIEKEN. Lat. Ochrys Gratco-
rum. 484.
Ocularis. zie op Oogentrooft.
Oculus Chrifti. zie op Jencttc.
Ocymum. zie op Baflicom.
Ocymum fylveftre. zie op Pl'ilde Baflicom.
Oenante paluftris. zie op Water-Filipendula.
Okkernotenboom. zie op Nootenboom.
Olea. zie op Olijfboom.
OLEANDERBOOM. Lat. Oleander. Ncrion. Rhodo-
dendrum. Laurus Rofea. Hoogd. Olcanderbaum. Olan-
derbaum. Fr. Rofagc. Ital. Nerio. Oliandro. 183.
Oleafter Germamcus Cordi. zie op Duynbezienboom.
Olcaftrum. zie op Peeperboom.
Olmboom, zie op Ipenboom.
Olus Album, zie op Vcldfalade.
Olufatrum. zie op Peeterfelie.
OLYFBOOM. Lat. Olea. Hoogd. Oelbaum. Fr. Olivicr.
Ital. Olivo domeftico. 181.
Onobrychis. zie op Haanekammetjens.
Onobrychis Dodonxi. zie op Schtlddragcndc Hedyfarum.
Ononis. zie op Stalkruyd.
Onopyxon Theophrafti. zie op Driedfel.
Onzer Vrouwen-mantel. zie op Synnatrw.
Onzer Vrouwen-Melkkruyd. zie op Longckruyd.
OOGENKLAAR. Gouwe. Zwaluwenkruyd. Speenkruyd.
Lat. Chelidonium. Cceli donum. Hirundinaria. Hoogd.
Scholwurtz. Krottendil. Fr. Efclere. Efclaire. Elparcoute.
Ital. Cclidonia. 480.
OOGEN' TROOST. Lat. Eufrafia. Euphraftne. Ocularis.
Opthalmica. Hoogd. Augentroft. Fr. Euphrafie. Ital .
Eufragia. 5<5'8.
OOGENTROOST-GRAS. Lat. Gramen Lcucanthe-
mum. <>17.
Ophiogloflum. zie op Speerkruyd.
Ophrys. zie op Fwecblad.
Opthalmica. zie op Oogentrooft.
OPREGTE JALAPPE. Wonderbloem van Peru. Lat.
Jalappavera. Admirabilis, fiveMirabilis Peruviana. Hoogd.
Gefcneket Indiaanfche Blum. Fr. Merveilles. Ital. Me-
raviglia di Spagna. 265.
OPREGTE RHABARBAR VAN MATTHIOLUS.
Langgebladerde Wollige Patich uyt China. Lat. Rhabar-
barum five Lapatum lanuginofum Chinenfe longifolium;
vel verum Matchioli. 694.
OPREGTE RONDE RHABARBAR. Lat. Lapathum
fativum rotundifolium ampliffimum. Rhabarbarum ve-
rum rotundifolium flore albo. Hippolapathum rotun-
dum. Rheum Antiquorum. 69 i. zie ook, °P Rh ab ar bar
met gefronfte Bladeren.
OPREGTE MEDICA. Burgundifch Hoy. Italiaanfche
Klaver. Lat. Fccnum Burgundiacum. Medica vera. Fr.
Luzerne. Ital. Medica: Ficn di Burgundia. 591.
Opunria. zie op Indiaanfche V jge.
ORANGIEBOOM. Oraanjcboom. Lat. Malus Aurantia.
Malus Arantia. Hoogd. Pomerantzenbaum. Fr. Orcnger.
Ital. Arancio. Aranzo. 7. Onder de Oranjebomen zij n
begreepen LIMOENBOOM. Lat. Malus Limonia.
Hoogd. Limonenbaum. Fr. Limonier. Ital. Ccdronero.
CITROENBOOM. Lat. Malus Citria. Hoogd. Citro-
nenbaum. Fr. Citronnier. Ital. Cedro. Citrono. Cedro
arbore. ibid.
Orant. zie op Kalfsmuyl.
Orchis, zie op Standclkruyd. Pfeudo-orchis. zie op Tweeblad.
Orebus. zie op Groote Krok.
OREGE. Grove Majoraan. Lat. Origanum. Hoogd. Wol-
gemuth.Doft. Fr. Origan. Mariolaine Baftarde. Ital. Ori-
gano. 740. BOK-OREGE. zie op Bol^orege.
Oriza. zie op Rijs.
Ornithogalum. zie op Veld-ajuyn.
Ornithopodium. zie op Vogelvoet .
Ornus. zie op Sorbcuboom.
Ofmunda Rcgalis. zie op Vaam.
OlTe-Patich. zie op Bulapathnm van Plinius.
OSSE-
■■■■■
der NAMEN,
OSSETONG. Lat. Bugloffum. Bugloflai Hoogd. Och-
fenzung. Fr. Languc dc Beuf. Buglolfe. hal. Bugulofa.
40 6.
Offetong, kleyne. zie op Kleyne Offetong.
Oftrutium. zie op Afeejler-wortel. j
Oxalis Arborea. zie op Berberisboom.
Oxyacantha Galcni. zie op Berberisboom ,
Oxyacantha minor, zie op Peeredoorn.
Oxylapathum. zie op Patich ; en Gemcene kleyne Roo-rid-
der.
OYEVAERSBECK. Robbjechtskruyd. Lat. Geranium.
Geranium Robertianum. Roihum Ciconix. Acus pa-
ftoris. Floogd. Storclien-fch nabel. Fr. Bec de Cigoigne.
hal. Gcranio. Roftra di Cicogna. 6oz.
Ozyris. zie op Wild F'laskruyd.
PAAPENHOUT. Lat. Euonymus. Hoogd. Spindel-
baum. Hahnhodlein. Fr. Fufain. Bonnet de Preftre.
hal. Fufari.i. Silio.' Fufaro. 92.
PAAPENSCHOE. Lat. Calceolus Sacerdotis. Calceolus
Marix. Floogd. PFafFcnfcliucli. Maricnfchuch. hal. Cal-
fari di Maria. Scarpe di Sacerdore. 43 2.
PAERDESTAERT. Lat. Equifctum. Hippuris. Cauda
Equina. Hoogd. Schaffthauw. Rofzfchwantz. Fr. Queue
de Chcval. hal. Equifcto. Coda di Cavallo. jCj.
PAERDSBLOEM. Lat. Mclampyrum. Triticum Vacci-
num. Hoogd. Kuhwcitzcn. Braun Flcifchblum. 7 57.
Paerdshoefyzcr, windend, zie op Windend Paerdsboefyzer.
PAERDSYZER. Paerdshocfyzcr. Lat. Fcrrum Equinum.
Hoogd. HufFeyzenkraut. hal. Ferro di Cavallo. 570.
PAERLEKRYUD. Stcenzaad. Lat. Milium Solis. Li-
thofpcrmum. Hoogd. Pcrlckraut. Fr. Grcmil. Herbeaux
Perles. hal. Litofpcrmo. 722.
Paliurus Athcnxi. zie op Jujubcnboom.
PALMARIA. Handekenskruyd. Lat. Palmaria. In andere
Talen ook zoo. 444.
Palma Chrifti. zie op W onderboom.
Palmboom , oncygentlijk zoo genoemd, zie op Bofchboom.
Palmites. zie op Daadelboom.
PANAX. Dus genoemd in’t Neederlandfcb en Latijn. In’t
Italiaanfch Panace. 800.
Pancracium. zie op Zce-ajuyn,
Panicum. zie op Panikfoorn.
PANIKKOORN. Lat. Panicum. Mcline. Hoogd. Pfennig.
Hcydelpfennig. Fr. Panic. hal. Panico. 798.
Panis Porcinus. zie op PTarkensbrood.
Panis Sancti Johannis. zie op S. Jansbrood.
Papaver, zie op AFankop.
Papaver Spumeum. zie op Witte Been.
Papegajenkruyd. zie op Fluiveelebloem.
Papenhout, zie op Paapenbout.
Papenfchoe. zie op Paapenfchoe.
Paradijskoorn. zie op Cardamom.
Paralytica Alpina. zie op Sleutelbloem.
PAREYE. Kleyne Look. Bieflook. £<*r.Porrum. Scxno-
doprafum. Hoogd. Lauch. Fr. Porriau. hal. Porro.
304.
Parthcnium. zie op ALoederkruyd.
PARONYCHIA. In alle Talen dus genoemd. Ook wel
Honderdknop. Lat. Ccntum Grana. 806.
PASSERINE. In alle Talen dus genoemd. 803.
Padicbloem. zie op Bloem des Lijdens.
Pafiinaca aquatica. zie op Water-eppe.
Paftinaca latifolia. zie op Paflinaken.
Paftinaca tenuifolio. zie op Peen.
PASTINAKEN. Pinxternaken. Tamme Moorcn. Witte
Wortelen. Lat. PafHnaca latifolia. Hoogd. Mooren.
Welfch-Paftinack. Garten-Paftinack. Fr. Panetz. Paftina-
des. Chervy. hal. Paftinache. 545.
Patatas. zie op Bataten.
PATICH. Roo-riddcr. Perdik. Drakenbloed. Spinagie.
Goeden Hendrik. Lat. Lapathum. Rumex. Rhabarba-
rum verum. Britannica antiquorum vera. Oxylapathum.
Sanguis Draconis. Rhaponticum Profperi Alpini. Hy-
drolapathum. Bonus Henricus. Hoogd. Mengelwurtüi
Streifwurtz. Rot-rittcr. Fr. Pareille. Lapais. hal. Lapa-
tio. Rambice. 689.
PATICH met een Knobbelwortcl uyt America. Lat. La-
pathum tuberofum Americanum. 70 6.
Patich uyt America, zie op Virginiaanfche, Patich.
Patich uyt China', zie op Opregte Rbabarbar van Alatthio-
lus.
Patich , of gemccne kleyn Roo-riddcr. zie op Gemeene kleyn
Roo-ridder.
PcLten Vcneris. zie op Naaldekervcl.
Pcdicularia fcetida. zie op Nieswortel.
Pedicularis. zie op Wilde Hanekam.
Pcdicularis. zie op Luyskrttyd.
PEEN. Wortelen. Caroten. Lat. Daucus. Paftinaca tenui-
folia. Hoogd. Ruben. Fr. Carottes. /M/.Dauco. 542.
PEEPER. Lat. Piper. Hoogd. Pfeffer. Fr. Poivre. hal.
Pepo. Pcvere nero. Arab. Fulfcl. Filfil. Malab. Molan-
ga. Van andere Indianen Lada. Mcriche. Morois. Pimpi-
lum. Pepilini. 732.
PEEPERBOOM (een andere foort als de eygentlijke Pee-
per). Kelderhals. Lat. Chamelxa Germanica. Mezereon.
Oleftarum, of Cneoron Thcophrafti. Hoogd. ZcidelbafL
hal. Chamelea. 230.
Peepet/ , Brafiüaanfchc. zie op Brafiliaanfcbe Pieper.
Peepcrkruyd. zie op Wilde Kers.
Pecperkruyd. zie op Pccpcrwortcl.
PEEPER WORTEL. Pecperkruyd. Meer-radijs. Micr-
edik. Lat. Radicula Magna. Raphanus Ruflicanus. Ra-
phanus Magnus. Hoogd. Meerrettich. Fr. Grand rafain.
Grand Raifort. hal. Rafano. Radice. Ravanello. 840.
PEEREBOOM. Latijn. Pyrus. Hoogd. Birnbaum. Fr.
Poirier. hal. Peraro. 28.
PEEREDOORN. Groene Doorn. Lat. Pyracantha. O-
xyacantha minor. Rhammis tertius Thcophrafti. hal.
Peracantha. Ranno terzo di Theophrafto. 1 Sö".
PEETERSELIE. Juffrouwen mark. Lat. Petrofelinum.
Apium. Seleri. Olufatrum. Hoogd. Peetcrfilgen. Fr. Du
Pcrfil. hal. Apio. Petrofemolo. Pietrofcllo. 343.
Pekboom. zie op Denneboom.
PENNINGSBLOEM. Zilvcrkruyd. Maanviolet. Lat'.
Bulbonach. ViolaLunaris. Viola latifolia. Hoogd. Mond-
viole. 403.
PENNINGSKRUYD. Lat. Nummularia. Ccntimorbia.
Hoogd. Egelkraut. Pfcnnigkraut. Fr. Hcrbe Monnoye-
rc. hal. Dineraria. Nummolaria. 77 6.
Pentadaöylon. zie op Wonderboom.
Pentaphyllum. zie op Vijfvingerkruyd.
PEONIE. Lrf/.Pxonia. i/ö^.Pconicnblum. Gichtwurtz.
Konigblum. Fr. Pivoine. hal . Pconia. 798.
Peplus, zie op Efula,
Pepo. zie op Pcpocn.
PEPOEN. Pompoen. Lat. Pepo. Hoogd. Pfcbcn. Pepo-
nen. Ptutzers. Ér, Pompons, hal. Pepone. 522.
Perdik. zie op Patich.
Pcrfoliata. zie op Deurwas.
Perforata. zie op S. Janskru'fd.
Pcriclymcnon. zie op Geytenblad.
Peryclymenum. zie op Hondsfarffen.
PERSENKRUYD. Vlookruyd. Lat. Perhcarum. Piper
aquaticum. Hoogd. Pferzigkraut. Flohkraut. WafTerpfef-
fer. Fr. Culraigc. Curiage. hal. Pcpc aquatico. Pcpe
d’acqua. Hidropopc. Perlicaria. 81 1.
Pcrficaria. zie op Perfenkruyd.
PERSIKBOOM. Lat. MalusPerfica. Hoogd. Pferzigbaum.
Fr. Perfcher. Pefchier. hal. Perficaro. Pcfco. 6 5.
Pes Alexandrinus. zie op Bertram.
Pes Avis. zie op Vogelvoet.
Pes Laporis. zie op Haazepoet.
Pes Leonis. zie op Synnauw.
Peftilentialis Radix, zie op Pejlilentiewortel.
PESTILENTIE-WORTEL. Groote Hoefbladeren.
Dokkebladeren. Z.«. Pctafires. Peflilcntialis Radix. Hoogd.
Peftilentzwurtz. hal. Petafite. 387.
P p p 1 Petafites.,
BLAD
Petafites. zie op Peftilentiewortel.
Petromarula. zie op Steendattouw .
Petrofclinum. zie op Pecterzelie.
Perrofelinum Cilicise. zie op Smyrnium van Candien.
Petrofclinum marinum. zie op Zee-venkel.
Peucedanum. zie op Karkens-venkel.
Peulen, zie op Erweten.
PHALANGIUM. Americaanfch Zwaardkruyd. Lat.
Phalangium. Gladiolus Americanus. Hoogd. Erdfpinnen-
kraut. Ital. Phalangio. 814.
Phalaris. zie op Canarien-zaad.
Phafeolus. zie op Furkfche Boonen.
Phellandrium. zie op Dulle Kervel .
Philyra. zie op Lindenboom.
PHLOMOS. Wit Wollekruyd. Kleyn Berg-wollekruyd.
Lat. Phlomos. Verbafcum Montanum minus. Ital. Su-
chamele, 821.
Phcenix. zie op Afuyfckoorn.
Phu. zie op Kaler ian.
Phyllirca. zie op Phyllireaboom.
Phyllirea major, zie- op Alcanne.
Phyllirca minor, zie op Alcanne.
PHYLLIREABOOM. Lat. Phyllirea. Fr. Aladcr. Ital .
Philirea. 210.
Phyllites. zie op Hartstong.
Picea. zie op Pijnboom.
Picterskruyd. zie op S. Pieterskruyd.
Pilofella. zie op Muysoor.
Piment, zie op Druyvenkruyd.
Pimpernel, zie op Pimpinel.
PIMPERNOOT. Lat. Staphylodendrum. Nux VeGcaria.
Hoogd. Pimpernufz. Fr. Bagucnaudes a Pater noflxe. Nuz
Coupes. Ital. Staphylodendro, 159.
PIMPINEL, Pimpernel. Lat. Pimpinella. Sanguiforba. Bi-
pinella. Hoogd. Blutkraut. Blutwurtz. Wdfche Pimpi-
nelle. Fr. Sanguiforbe. Ital. Solbaflrelle. Pimpinella.
Pimpinella. zie op Pimpinel.
Pinaftcllum. zie op Kdrkens-venkel.
Pinus. zie op Denneboom.
Pinxtcrnakcn. zie op Pajlinaken.
Piper. zie op Peeper.
Piper aquaticum. zie op Perfenkruyd.
Piper Brazilianum. zie op Braziliaanfcbe Peeper.
Piperitus. zie op Wtlde Kers.
Pifhcia. zie op Pijlacienboom.
PISTACIENBOOM. Fiftikcnboom. Lat. Piftacia. Bifta-
cia. Terebinthus Indica. Hoogd. Welfch Pimpernufzlcin.
Piftacienbaum. Fr. Pillade. Piftaches. Ital. Piltacchi.
10 6.
Pifum. zie op Erweten.
Pifum Cordatum. zie op Nagtfchadc.
Pifum Marinum angulofum perpetuum, zie op Zeever-
weten.
Pituyfa. zie op Efula.
Plane. zie op Bananicnboom.
Plantago. zie op Weegbree.
Platanaria. zie op Riedgras.
PLATANUS. Dus in ’t Ncederlandfch en Latijn. Fr. Pla-
ne. Ital. Platano. 58.
PLOMPE. Lat. Nymphaza. Hoogd. Waficrmon. Zec-
blum. Harwurtz. Fr. Blanc d’Eau. Ital. Ninfea. Ne-
nufari. 780.
Plumbago. zie op Fandeken skruyd.
PLUYMGRAS. Lat. Gramen Plumeum 6ij.
Pluymtjens. zie op Angelieren.
Poelen, zie op Erweten.
Pceonie. zie op Peonie,
POKHOUT. Heylighout. Lat. Guajacum. Guajacana.
Lignum Sanétum. Hoogd. Frantzozen Holtz. Fr. Guajac.
Ital. Guajaco. Guajacane. Ligno Santo. 95. 97.
POLEYE. Puley. Lat. Pulegium. Pullejum. Hoogd. Pu-
ley. Fr. Pouliet. Ital. Pulegia. 739.
POLIUM. In alle Talen dus genoemd. 820".
W Y Z E R
Polemonium. zie op Witte Been.
Polygala. zie op Kruysblocm.
Polygala vera Dalcchampii. zie op Haanekammetjens.
Polygonatum. zie op Salomons Zeeget.
Polygonum. zie op Dayzendknop.
Polygonum anguftifolium. zie op Knawel.
Polygonum minus, zie op Duyzendkoorn.
Polypodium. zie op Boomvaarn.
Polytrichum. zie op Vrouwenhayr.
Pomum amoris. zie op Gouden-appel.
Pomum fpinofum Opuntiatum. zie op Indiaanfckc Doorn •
appel.
Pomus. zie op Appelboom.
Pontica Radix, zie op Rbaponticum.
POPULIERBOOM. Abeelboom. Lat. Populus. Hoogd.
Popelweyden. Alberbaum. Poppelbaum. Papelenbaum.
Fr. Peuplier. Ital. Popolo. 72.
Populus. zie op Populierboom.
PORCELLEYN. Lat. Portulaca. Hoogd . Portulak. Heï-
mifch Burgel. Fr. Poupicr. Porceline. Ital. Portulaca.
Porccllana. 6 19. zie ook^op Zee-porcelleyn.
Porrum. zie op Pareye.
Portulaca. zie op Porcelleyn.
Portulaca marina. zie op Zee-porcelleyn .
Poftelbezien. zie op Kraakebezien.
Potamogetum. zie op Fonteynkruyd.
Potentilïa. zie op Ganzerich.
Poterium. zie op Eokydoorn.
Prangwortel. zie op Stalkruyd.
Praiïïum. zie op Alalrove.
Primula veris, zie op Sleutelbloem.
Princenbloem. zie op H' inde.
Proferpina. zie op Dnyfendknop.
Prunus, zie op Pruymboom.
Prunella. zie op 'Brunelle.
PRUYMBOOM. Lat. Prunus. Hoogd. Pflaumcnbaum.
Quetfchenbaum. Wetfchenbaum. Fr. Prunier. Prunelier.
Davoines. Ital. Pruno. 4 6.
Pfeudo-di&amnus. zie op Diclammts.
Pfeudo-hermoda&ylus. zie op Hondstand.
Pfeudo-mclanthium. zie op Koornroos.
Pfeudo-myrtus. zie op Gagel.
Pfeudo-orchis. zie op Tweeblad.
Pfeudo-fycomorus. zie op Witte Lotusboom.
Pfyllium. zie op Klookruyd.
Ptermica vulgaris. zie op Wilde Dragon.
Pulegium. zie op Polcye.
Pulegium montanum. zie op Wilde Bajilicom.
Puleye. zie op Polcye.
Pullejum. zie op Poleye.
Pulmonaria. zie op Longekrt/jd.
Pulfatilla. zie op Keukenkruid.
PURGEERENDE BATATEN. Lat. Batata Cathar-
tica. SpinachiaAmericana tuberofa folutiva. 6z6. 617.
PYLHOUT. Sporkkenhout. Hondsboom. Lat. Frangula.
Alnus nigra. Hoogd. Leufzbaum. Faulbaum. Fr. Aulne
noir. Ital. Alno nero. 90.
Pijnboom, zie op Denneboom.
Pijpeboom. zie op Syringe.
Pyracantha. zie op Peeredoorn.
Pyrethrum. zie op Bertram.
Pyrethrum fylveftre. zie op Wilde Dragon.
Pyrola. zie op Wintergroen.
Pyrus. zie op Peereboom.
QUaalboom. zie op Sorbenboom.
Quaalfterboom. zie op Sorbenboom.
Quadrifolium Phceum. zie op Fierblad.
Qualfterboom. zie op Sorbenboom.
Quamoclit. zie op Winde.
Quartelbezien. zie op Brfonic.
QUEEBOOM. Lat. Malus Cydonia. Malus Cotonea.
Hoogd. Quittenbaum. Kittenbaum. Fr. Coignafller. Ital.
Cotognaro. 3 1.
Quen-
amen.
der N
Quendcl. zie op Wilde Thymtu,
Qucrcus. zie op Eykfenboom.
Quinquefolium. zie op Ktjfvingcrkrttyd.
RAdicula. zie op Radijs.
Radicula magna. zie op Peepcrwortel.
RADYS. Rommelatzcn. Ramelatzen. Lat. Radicu-
la. Raphanus. Hoogd. Rettich. Fr. Raifort. Ital. Ra-
phano. Ravano. Radice. Radiccio. Remolazzo. 834.
Radix Cava. zie op Holwortel.
Radix Peftilentialis. zie op Pejlilentiewortel.
Radix Rofca. zie op Roozewortel.
RAKETTE. Lat. Eruca. Hoogd. Raühen. Raukenkraut.
Fr. Roquette. Ital. Ruchetta. 564.
Rakette , Ecdele. zie op Eedele Rakette.
Rakette, Italiaanfche. zie op Italiaanfche Rakette .
Ramelatzen. zie op Radijs.
Ranunculus. zie op Beoterbloem.
Ranunculus hortenfis latiore folia. zie op Klokjens.
Rapa. zie op Rapé.
Rapa fylveftris Diofcoridis. zie op Al ar iet ten.
RAPÉ. Knol. Ruyvc. Lat. Rapa. Rapum. Hoogd. Ruben.
Fr. Naveau. Ital. Rapa. Rapo. Ravo. 848.
Raphanus. zie op Radijs.
Raphanus magnus. zie op Peeperwortel.
Raphanus ruiHcanus. zie op Peepcrwortel.
Rapiftrum. zie op Hedenk.
RAPONCE. Kleyn Halskruyd. Wilde Rapé. Lat. Ra-
punculus. Rapontium. Rapunculum. Cervicaria minor.
Hoogd. Rabuntzel. Fr. Raiponce. Ital. Raponzolo. Ram-
ponoroli. 439.
Rapontium. zie op Raponcc.
Raponticum Profperi Alpini. zie op Patich.
Raponticum majus Creticum. zie op Steen-lattouw.
Rapum. zie op Rapé.
Rapum fylveftre. zie op Wilde Rapé.
Rapunculus. Rapunculum. zie op Raponcc,
Ratelaar, zie onder Populierboom.
Ratelen, zie op Wilde Haanekam.
Regina prati. zie op Geytenbaard .
Reinette. zie op Geytenbaard.
Reinvaar. zie op Wormkruyd.
RHABARBAR met gefronfte Bladeren. Lat. Lapathum
hortenfe rotundifolium fimbriatum. Rhabarbarum fim-
briatum rotundifolium. 69 3.
Rhabarbar , opregte ronde, zie op Opregte ronde Rhabar-
bar.
Rhabarbar, valffche. zie op Thaliftrum.
Rhabarbarum verum. zie op Patich.
Rhabarbarum verum rotundifolium flore albo. zie op Op-
regte ronde Rhabarbar.
Rhabarbarum five Lapathum Lanuginofum Chinenfe lon-
gifolium verum Matthioli. zie op Opregte Rhabarbar van
Alanbiolsts.
Rhamnus. zie op Rhijn en Dujnbezien.
Rhamnus Tertius Theophrafti. zie op Peeredoorn.
RHAPONTICUM (van zommige gehouden voor Rha-
barbar , alhoewel ’t de regte Rhabarbar niet is ) Lat.
Rhaponticum. Ital. Rheupontico. Rhapontico. 852.
Rhodia Radix, zit op Rooznvortel.
Rhododcndrum. zie op Oleanderboom.
R hus. zie op Sumachboom.
Rhus IV] y rtifoliis. zie op Rhus met Bladeren van Afyrtus.
Rhus fylveftris. zie op Rhus met Bladeren van Myrttss.
Rhus fylveftris Dodonasi. zie op Gagel.
RHUS MET BLADEREN VAN MYRTUS. Lat.
Rhus Myrtifoliis. Rhus fylveftris. Sumach Plinii. Myr-
topetalon. Hoogd. Gerbenbaum mit Myrtenblctteren.
Lat. Rhus Salvatico. 250.
RHYNBEZIENBOOM. Lat. Rhamnus. Hoogd. C reutz-
beer. Wegedorn. Fr. Verd de Vefcie. Ital. Spino Mer-
lo. Spin Zerbino. 80.
Rhijn-willige. zie op Kcelkruyd.
Ribes, zjc op Aalbezienboom .
Ribcfium. zie op Aalbczienbooni ■.
Ricinus, zie op W onderboom.
RIDDERSPOOR. Lat. Delphinium. Confoiida Regaiisi
Hoogd. Ritterfporn. ZV.Pied d’Alouette. Ital. Confoiida
Regale. Speron di Cavalliero. Calcatrippa. 547.
RIEDT. Lat. Arundo. Donax. Hoogd. Rohr. Fr. Canne.
Rofeau. Ital. Canna. $66. Zuyker-riedt. Lat. Arun-
do Saccharifcra. Calamus Saccharatus. Fr. Canne de
Sücre. Indiaansch bloeyend Riedt. Lat. Arun-
do florida. Canna Indica. Gemeen Water-riedt\
Lat. Arundo Paluftris. Hoogd. Tach-rohr. ibid.
RIEDT-GRAS. Lat. Butonium. Sparganium. Platanartfi
Hoogd. Igels-Knopffen. Ital. Spargamo. 410'.
Riekende Andoorn. zie op Stachyskruyd.
Robbrechtskruyd. zie op Oycvaarsbek,
Robur. zie op Eykfcnboom.
Roggebloem, zie op Koornbloem.
Rommelatzen. zie op Radijs.
R oo-ridder. zie op Patich.
Roo-ridder ; gemeene kleyne. zie op Gcmeene llync Roo-
riddtr.
Roode Dolik, zie op ALuyzenkoorn.
Roode Steenbreek. zie op Fihpenditla.
Roomfche Boonen. zie op Turkfche Boonen.
ROOMSCH NETELKRUYD. Lat. Urtica Romana.
Hoogd. Welfche Heffel. Fr. Ortie Italienne. Ital. Or-
tica. 674.
ROOS VAN JERICHO. Lat. Rofa Hierochontea.
ROOS van Jcricho , gehouden voor het Zcc-porcel-
lein uyt Syricn. Lat. Halimus Marinus Syriacus. 196.
ROOSEBOOM. Rofèlaar. Lat. Rofa. Hoogd. Rofe.
Rofzlein. Fr. Rofier. Ital, Rofa. 195.
Roos van China, zie op Alalve van China.
Roofelaar. zie op Roofeboom.
ROOSEWORTEL. Lat. Radix Rofea. Rhodia Radix.’
Hoogd. Rofenwurtzel. Fr. Racine fentant les ROfes. Itah
Rhodia Radice. 834.
Rorella. zie op Zonnedauw.
Rofa. zie op Roofeboom.
Rofa Chinenfis. zie op Alalve van China.
Rofa Hieroconthca. zie op Roos van Jericho.
Rofa Sylvatica. zie op Cajlus.
Rofeboom. Rofewortcl. zie op Roofeboom. Roofewortel.
Rofmarinum. zie op Rofmarijn.
Rofmarinus Coronarius. zie op Rofmarijn.
ROSMA RYN. Lat. Rofmarinum. Rofmarinus Corona-
rius. Libanotis Coronaria. Hoogd. Rofmarein. Fr. Rot
marin. Ital. Rofmarinc. 244.
Roffolis. zie op Zonnedauw.
Roftrum Ciconia?. zie op Oyevaarsbekj
Rotte, zie op Krap.
Rubia. zie op Krap.
Rubus. zie op Brommelbezien.
Rubus Idceus. zie op Hinncbczien.
RUERKRUYD. Lat. Filago impia. Centunculus. Hoogde
Ruhrkraut. Rotruhrkraut. Ital. Gnaphalio. Filago. Car-
tafilago. 576".
Rum ex. zie op Patich.
Rufcus. zie op Mnysdoorn'.
Ruta. zie op Ruyte.
Ruta Capraria. zie op Galege.
RUYTE. Wijnruyr. Lat. Ruta. Hoogd. Raute. Wein-
raut. Fr. Rue. Ruedejardin. Ital. Ruta. 854.
RLIYTERSKRUYD. Krabbenklauw. Lat. Militaris A-
quaticus. Aloë Paluftris. Sedum Aquaticum. Militaris
Aifoides. 767.
Ruyve. zie op Rapé.
Rijnbezien. Rijn-williger zit op Rhijnbezien. Rhijn-wil-
lige.
RYS. Rijft, Lat. Oriza. Hoogd. Reifz. //<?/. Rifo, Grano
Rifo. 797.
Rijft. zie op Rijst
ppp ?
Sabina.
BLAD
SAbina. zie op Zcevenboom .
Saccharex radiculs. > de op Zuykenvortel.
SAFFRAAN. Lat. Crocus. Crocum. Hoogd* SaÉfrao»
Fr. Safran. Croco. ZafFerano. 519.
Saffraan; wilde. zie op Wilde Saffraan.
Sagitta. Sagittalis. zie op Serpentstong.
SALADE. Lactuw. Lattouw. Lat. Laftu’ca. Hoogd. Lat*
tich. Fr. Laictue. hal. Lattuga. <S8z.
Salicaria. zie op Vedcrik.
Salie, z, ie op Self.
Salix. zie op Willigeboom.
Salix Botritis pumila Silcfiana. z.ie op Spiraa van Theo-
phrafttis.
SALOMONS-ZEEGEL. Lat. Polygonatum. Sigillum
Salomonis. Hoogd. Weifzwurtz. Fr. Seau de Salomon.
Signet de Salomon. Ginuliere. Gcniculicre. hal. Poligo-
nato. Fraffinella. Ginocchietto. Radice cofi Nomata.
85k.
Salfa parilla Peruviana minor, zie op Steekcndc Winde.
Salfcfy. zie op Boksbaard.
Salvia. zie op Self.
Sambucus. zie op Vlierboom.
Sambucus humilis. zie op Wilde Vlier.
SANAMONDA. Dus genoemd in alle Talen. 487.
Sanguis Draconis. zie op Patich.
Sanguiforba. zie op Pimpinel.
Sanicula Alpina. zie op Sleutelbloem.
Sanicula. zie op Sanikel.
SANIKEL. Lat. Sanicula. Diapenfia. Hoogd. Sanikel. Fr.
Sanicle. hal. Sanicula. Diapenfia. Cinque foglio maggio-
re. 860.
SANTORrE. Lat. Ccntaurium. Hoogd. Taufentgulden-
kraut. Fr. Centaure. hal. Ccntaurea. Mondclla. 464.
Saponaria. zie op Zeepkrseyd.
Sarafijnskruyd. zie op Anjtolochie.
Sargcl. zie op Afpergten.
SafTafras arbor. zie op Saffafrasboom.
SASSAFRAS BOOM. Lat. SafTafras arbor. Fr. Arbre de
SafTefras. hal. Saflafra. 109.
Saturea. zie op Kunneke.
Saturey. zie op Kunneke.
Satyrion. zie op Standclkruyd.
Satyrium. zie op Standelkruyd.
Satyrium Erythronium. zie op Hondstand.
Savie. zie op Self.
Savclboom. zie op Zcevenboom.
Sauffcboom. zie op Berberisboom.
Saxifragia. zie op Sreenbreck.
SCABIOSE. Lat. Scabiofa. Hoogd. Apoflcnkraut. Grind-
kraut. Scabiofc. Fr. Scabiofe. hal. Scabiofa. 863.
Scxnodoprafum. zit op Pareye.
Scammonea. Scammonium. zie op Scammonie.
SCAMMONIE. Lat. Scammonea. Scammonium. Apo-
cynum quartum. hal. Scammonea. 50 6.
Scandix. zie op Naaldekervel.
Sceptrum Morionis. zie op Sotsknodzc.
SCHARLEY. Lat. Horminum. Hoogd. Scharley. hal.
Horminio. 656.
Scheerlink. Schel ling, zie op Dulle Kervel.
Scheurbuykskruvd. zie op Scorbutskrityd.
SCHTLDDRAGENDE HEDYSARUM. Lat. Hedy-
farum Clypeatum. Securidaca. Onobrychis Dodonxi.
//bög^.Schildkraut. hal. Hedifiro fcudato. 623 .
Schurftloofs-bladeren. zie op Scorbr.tbskrtyd.
Scolopendria. zie op Hartstong.
Scolopcndrium. zie op Steenvaarn.
SCORBUTHSKRUYD. Scheurbuykskruyd. Blauw-
fchuytskruyd. Oprcgtc Britannica der Oude Friezen.
Schurftloos-bladcren. Water-ridder. Britannica. Vrijf-
tanica. Lat. Britannica. Lapathum Longïfolium nigrum
palufiris. 696.
Scordium. zie op Wat er look.
SCORDOTTS VAN PLINIUS. Lat. Scordotis Plinii.
hal. Scordotedi Plinio. 478.
ff Y 2 E R
Scorpioenfiaart. zie op Zonnewende.
SCORPIOENSTAART MET BLADEREN VAN
HAAZEN-OOREN. Lat. Scorpioides. hal. Scorpioi-
de 867. r r -
Scorpioides. zie óp Scorpioenfiaart .
Scorpiurus. zie op Zonnewende.
Scorzonera. zie op -Addcrskruyd.
Scrofulana. zie op Groot Speenkruyd,
Securidaca. zie op Bijlkenskruyd.
Sedum. zie op Huyslook.
Sedum aquaticum. zie op Ruyterskruyd.
Scc-ajuyn. See-angelier. Sec -venkel , en alle andere Sec-
gewaffen. zie op de Letter Z,
SEENEGROEN. Ingroen. Lat. Bugla. Confolida me-
dia. Hoogd. Guntzel. hal. Confolida mezana. Morande-
la. Herba Laurentina. 418.
Seevenboom. zie op Zcevenboom.
Seevengetijdenkruyd. zie op Zcevengetijdenkruyd.
Scleri. zie op Peeterfelie.
SELF. Savie. Salie. Lat. Salvia. Hoogd. Salbey. Fr. Sauge.
hal. Salvia. 857.
Scmpervivum. zie op Huyslook.
Senecio. zie op Kruyswortel.
Sentis. zie op Brommclbezien.
Septifolium. zie op Torment tl.
Seriphium Germanicum. zie op Fyekrujd.
Seris. zie op Endivie.
SERMONTEYN. Lat. Siler Montanum. Liguflrura vc-
rum Dodonsi. Fr. Sermontaine. 888.
Serpentaria, zie op Ka/fsvoet.
Serpentaria aquatica. zie op Serpentstong.
Serpentaria Mirabilis montana. zie op Bcro-Slanrenkr/tyd.
SERPENTSTONG. Slangetong. Lat. Sagitta. Sagittalis?
Lingua Serpentis. Serpentaria Aquatica. Hoogd. Pfcil-
kraut. Fr. Queve. d’Arondelle. 8 57.
Serpyllum. zie op Wilde Thymus.
SERRULATULA. Lat. Serratula. Hoogd. Scbarterkrauc.’
hal. Scrratola. 6j6.
Servillum. zie op Zuykenvortel.
SESAM OIDES. Dus in alle Talen genoemd. 874.
SESAM L7M. Lat . Sc/amum. Hoogd. Leindotter. Flachfz-
dotter. Fr. Du Sifame. Jujoline. hal. Scfamo. Sifamo.
Giugiolena. 878.
SESELI. In alle Talen dus genoemd. 879.
Sevcnboom. zie op Zeevenboom.
Sevengetijdenkruyd. zie op Zeevengetijdenkruyd.
Sicomoris. zie op Egyptifcbe Vijgeboom .
Siderion. zie op Berg-Slangenkruyd.
Sidcritis. zie op Gelid kruyd.
Sigillum Salomonis. zie op Salomons-Zeegel.
SIGMAARTS-KRUYD. Lat. Alcca. Hoogd. Sigmers-
kraut. Fr. Guimaulve Sauvage. hal. Malvavifco Salva-
tico. 274.
Siler Montanum. zie op Sermontein.
Siliqua Fatua. zie op fudasboom.
Siliquaftrum. zie op Judasboom.
Silphium. zie op Laferpitium.
Silverkruyd. zie op Penningsbloem.
Simphitum maculofum. zie op Longekruyd.
Sinapi Arragonicum. zie op Zrragonfche Moflaart.
Sinapi fylvcflre. zie op Hederik.
SINT JACOBSKRUYD. Afchkruyd. Lat. Jacobia.
Cineraria. Hoogd. S. Jacobsblum. S. Jacobskraut. Fr. Hcr-
beau Fleur de Saint Jaques. hal. Herba di San facorno;
S. Giacobo. 658.
S. Jansbczicn. zie op Aalbezien.
S. JANSBROOD. Lat. Carobe. Ceratia Siliqua. Serato-
nia. Panis S. Johannis. Hoogd. S. Johansbrodt. Fr. Ca-
rougier. hal. Carobe. Carobole. 123.
S. Jansdruyfjens. zie op Aalbezien.
S.JANSKRUYD. Lat. Hypericum. Perforata. Androfx-
mum. Afcyrum. Hoogd. S. Johanskraut. Fr. Milleper-
tuis. hal. Hiperico. Perforata. Herba di San Giovan-
ni. 645.
S. Jans-
der
N A
S. Janskruyd. zie op Smeerwortel.
S. Joriskruyd. zie op Valeriaan.
S. Pietcrskruyd. xae op Sleutelbloem ,
Si Ter. Sifarum. zie op Zuykerwortel.
SISYRINCHIUM. In alle Talen dus genoemd. 883.
Sium. zie op Water-eppe.
Slaapkruyd. zie op Alankpp.
SLANGENHOOFD. Lat. Echium. Viperina. Bugloflum
Sylveftre. Hoogd. Wild Ochfenzung. Fr. BuglofTe Sau-
vage. Ital. Echio. Buglofla; Bugolifa Salvatica. 407.
Slangentong. zie op Serpentstong.
SLEUTELBLOEM. Hemcineutel. S. Pietcrskruyd. Lat.
Primula veris. Herba Paralyfis : Paralytica. Sanicula Al-
pina. Verbafculum Alpinum. Hoogd. SchlufTelblum. Him-
melfchluflel. S. Pecterskraut. Fr. Cocu. Prayes de Co»
cu. Primcvere. Ital. Herba Paralifi. Fior di Prima-
vera. 8 3 6.
Smak. zie op Sumachboom.
SMEERWORTEL. Wondkruyd. S. Janskruyd. Lat.
Telcphium. Craffula. Hoogd. Knabenkraut. Wundkraut.
Fortzwein. Fr. Joubarbe de Vigncs. Rcprife. Faves-
pefle. Ital. Telephio. Fava gralla. 471.
Smilax afpera. zie op Steekendc H 'inde.
Smilax horten fis. zie op Turkfche bootten .
Smilax Laevis. zie op Winde.
Smyrnium Crcticum. zie op Smyrnium van Candia.
SMYRNIUM VAN CANDIA. Lat. Smyrnium Cre*
ticum. Petrofclinum Ciliciae. Hippofelinum agrefte. Fr.
Smyrnium de Candie. Ital. Smirnio. Macerone. 894.
Sodanella. zie op Zeewinde.
Soethout. zie op Zoethout.
Solanum. z.ie op Nacht fchade.
Solanum Lignofum. zie op Hoe langer hoe liever.
Solanum Quadrifolium. zie op Wolf tb* zie.
Solatrum. zie op Nacht fchade.
Soldanclla. zie op Zeewinde.
Solidago Saraeenica. xae op Hcydens Wondkruyd.
Solfequium. zie op Zonnewende.
Somerzotje. zie op Zomerzotjc.
Sonnebloem. xae op Zonnebloem.
Sonnedauw. zie op Zonnedauw.
Sonnewende. zie op Zonnewende.
Sop h ia. zie op Fyekruyd.
SORBENBOOM. Sprecboom. Spreeuwbezicnboom. Ha-
vcr-elzen. Lat. Sorbus. Aria Theophrafti. Hoogd. Sper-
berbaum. Speyerbaum. Sparrbaum. Spierea. Fr. Cornier.
Sorbier. Ital. Sorbc. Corniolo. 83.
Sotsknodzc. zie op Zotskyiodze.
Sonchis. xae op Blazen faladc.
SPAANSCH GESTREEPT GRAS. Lat. Gramen Stria»
turn Hifpanicum. <517.
Spaanfche Jenette. zie op Narcijfe.
Sparagus. zie op Afpergien.
Sparganium. zie op Riedtgras.
Spargel. zie op Afpergien,
Spatula Fcetida. xae op Stinkende Lis.
Specnkruyd. zie op Oogenklaar.
Specnkruyd. xae op Valeriaan.
Speenkruyd, groot, xae op Groot Specnkruyd.
SPEERKRUYD. Adderstong. Natertong. Lat. Ophio-
gloflum. Lancea Chrifti. Lingua Scrpentina. Lunaria.
Henophyllum. Hoogd. Naterzunglein. Fr. Langue de
Serpent. Herbe fans Coufture. Ital. Ophiogloflc. Herba
fenza Cofta. Lingua di Serpente. 793.
Speerwortel. xae op Kalfsvoer.
Spina Acida. zie op Berberisboom.
Spina Acuta. zie op Hagedoorn.
Spina -'Tgyptia. xae op Acacia.
Spina Alba. zie op Duynbczien.
Spina Alba. xae op Hagedoorn.
Spina Chrifti. zie op Jodendoorn.
Spina Hirci. xae op Lioksdoorn.
Spina Judaica. zie op Jodendoorn.
Spina Murina. zie op Aluysdoorn.
M E N.
Spina Muris. zie op Afpergien.
Spinachia Americana tuberofa. zie op Bataten.
Spinachia Americana tuberofa folutiva. zie op Bur "terende
Bataten .
Spinachia Frutelcens Americana. zie op Boomachtig Spinagie
uyt America.
Spinachia major. Minor. &c. zie op Patich.
Spinagie, Americaanfche, met een Bolwortel. zie op Ba-
taten.
Spinagie , Boomachtig , uyt America, zie op Boomachtig
Spinagie uyt America.
Spiraea Theophrafti. zie op Spiraa van Theophrajlus.
SPIR^EA VAN THEOPHRASTUS. Lage Druyfjcns*
willige uyt Silezien. Lat. Spiraea Theophrafti. Salix Bo»
tritis pumila Silefiaca. 203.
Splith. zie op Duyvenkervel.
Sporkenhout. zie op Pijlhout.
Spreebeercnboom. zie op Sorbenboom ,
Spreeuwbezicnboom. zie op Sorbenboom.
SPRINGKRUYD. Lat. Cataputia minor. Lathyrus.
Hoogd. Springkraut. Fr. Efpurge. Ital. Lathiri. Catapu-
tia minore. 457.
Springkruyd. zie op Kruydje roer mij niet.
Squilla. Squille. zie op Zee-ajuyn.
STACHYSKRUYD. Riekende Andoorn, Lat. Stachis.
Hoogd. Riechend Andorn. Fr. Sauge Sauvage. Ital. Sta-
ghi. Salvia Salvatica. 895.
Stajchas. zie op Stcchaskruyd.
STALKRUYD. Prangwortel. Lat. Ononis. Anoms. Ar-
refta Bovis. Natrix Plinii. Refta Bovis. Hoogd. Ochfen-
brcch. Ochfenkraut. Stalkraut. Fr. Arrefte-Beuf. Bu-
grandes. Ital. Anonide. Bonaga. Refta Bove. 788.
STANDELKRUYD. Orchis. Kullekenskruyd. Satyrion.
Lat. Orchis. Satyrium. Hoogd. Knabenkraut. Erdgeyl*
Standelwurtz. Fr. Du Satyrion, Uram. Ital. Satyrio.
Satirio. Satirione. 400.
Staphifagria. zie op Luyskruyd.
Staphylodendrum. zie op Pimpernoot.
STARREKRUYD. Lat. After. Hoogd. Megcrkraut.
Sternkraur. Fr. Eftoilleé. Ital. After. 372.
STECHASKRUYD. Lat. Staechas. Hoogd. Stichaskraut.
Fr. Stichedes. Ital. Stecade. Steca. 897.
Steekelbezicn. zie op Kruysbezien.
STEELENDE KAARDEN UYT AMERICA. Lat.
Dipfacus fpinofus Americanus. Hoogd. Americanifche
Kartendiftel. Tr.Chardon. Efpinoux des Indes. 573.
STEELENDE WINDE. Lat. Smilax Afpera. Omvol*
vulus acutus. Zarza parilla. Salfa parilla Peruviana minor.
Floogd. Stechende Winde. Fr. Lifct piequanr. Ital.
Ruovo Cervino. Hedera fpinofa. Vilucchio Maggiore.
STEENBREEK. Lat. Saxifragia. Hoogd. Steinbrech. Fr.
Saxifrage. Ital. Saffifragia. 862.
STEEN-LATTOUW. Lat. Petromarula. Lattuca Pe-
trea. Raponticum majus Creticum. Ital. Lattuga Pietro-
fa. Petromarula. Rapontico maggiore di Candia. 442.
STEEN-LEEVERKRUYD. Lat. Lichen. Heparica.
Hoogd. Stein-Lebcrkraut. Brunnen-Leberkraut. Fr. He-
patique. Ital. Epatica Figatclla. 6&6.
STEENVAARN. Miltkruyd. Lat. Afplenium. Ceterach.
Scolopendrium. Hoogd. Stcinfarn. Ital. Afpleno. Cete-
rach. Herba indorato. 292. zie ook, °p Vaam. Boom -
vaam. Grachtvaarn.
Steen-violier. zie op Muurbloem.
Stcen-zaad. zie op Paerlekruyd.
Stellaria. zie op Hartshoorn.
Stinkend Luyskruyd. zie op Nieswortel.
STINKENDE LIS. Wandluyfenkruyd. Lat. Spatula Fce-
tida. Iris Sylveftris. Xyris. Hoogd. Wandleufzkraur.
Wefch Schwertel. Fr. Glayeul puant. Ital. Xiride. Spa-
tola fetida. 43 2.
Stinkende Nieswortel, zie op Nieswortel.
Stinkende Yfop. zie op Gelidkruyd.
STOEBE. In alle Talen dus genoemd. 656.
STOK-
BLAD-WYZER
STOK-VIOLIER. Lat. Lcucojum. Viola alba arbore-
fcens. Hoogd. Garten-veiel. Leucoje. Fr. Violicrs. Gyro-
flees blanches. Ital. Viola bianca. 679.
Stramonium. zie op Datttra.
Stratiotes Arborefcens. zie op Boomachtig Stratiotes.
Srruthiofera. zie op truyskruyd.
STRUYSKRUYD. Lat. Srruthiofera. 292.
SI YRAXBOOM. Lat. Styrax Arbori Storax Arbor.
Hoogd. Styraxbaum. Ital. Scorace. m,
Succifa. zie op Duyvelsbeet.
Sumach Arbor. zie op Sumachboom.
SUMACHBOOM. Lat. Sumach Arbor. Rhus. Hoogd.
Gerbcnbaum. Schlingbaum. Fr. Rheu. Ital. Rhi. So-
macho» 107.
Sumach Plinii. zie op Rhus met Bladeren van Myrtus.
SURING. Surkel. Lat. Acctofa. Hoogd. SauwrampfFcr.
Fr. Ozeille. Ital. Acctofa. 278.
Surkel. zie op Suring.
Suykerey. zie op Cicorey.
Suykcrwortel. zie op Zuykcnvortel.
Swaardkruyd. zie op Zwaardkyuyd.
Swaardkruyd , AmcricaaDfch. zie op Phalangium.
Swaluwenkruyd. zie op Oogenklaar.
SWALUWEWORTEL. Lat. Hirundinaria. Vincetoxi-
cum. Afclcpias. Hoogd. Schwalbenwurtzel. Ital. Vince-
toOico. Afclepiade. 370.
Symphytum majus. zie op Waalwortel.
SYNNAUW. Onzer Vrouwe-mantel. Lat. Alchimilla.
Pcs Leonis. Hoogd. Sinnauw. Fr. Pied de Lion. Ital. Stel-
laria. 298.
SYRINGE. Fluyteboom. Pijpcboom. Lat. Syringa .Hoogd.
Welfch Holder. Fr. Syringc. Ital. Siringa di Italia. 162.
‘t Geen op S. niet gevonden werd, zoek^op Z.
TAbacum. zie op Bilzenkruyd.
Tabak. zie op Bilzenkruyd.
TAMARINDENBOOM. Lat. Tamarindus Ar-
bor. Hoogd. Tamarindcnbaum. /fa/.Tamarindo. 1x3.
Tamarindus Arbor. zie op Tamarindcnboom.
Tamarix. zie op Tamarifchboom.
TAMARISCHBOOM. Lat. Tamarifcus. Tamarix. My-
rica. Hoogd. Tamarifch-holtz. Portz. Fr. Tamarifque.
Ital. Tamarix. Mirica. aoo.
Tamarifcus. zie op Tamarifchboom.
Tamme Acanthus. Zie op Beercnkjauw.
Tamme Mooren. z,te op Paft maken.
Tanacctum. Ze op Wormkruyd.
TANDEKENSKRUYD. Lat. Dentillaria. Plumbago.
Ital. Dcntillaria. Caprinella. Piombagine. 550.
Tapfus Barbatus. Ze op Wollekruyd.
Tarpentijnboom. Zie op Terpentijnboom.
TASJENSKRUYD. Teskenskruyd. Beurfekruyd. Lat.
Burfa Paftoris. Hoogd. Tefchenkraut. Seckclkraut. Fr.
Bourfe de Pafteur ; de Berger. Ital. Borfa di Paftore.
913.
Tafchkenskruyd. Ze op Tasjenskruyd.
Taxus. Zie op Ibcnbaum.
Telephium. Ze op Smeerwortel.
Telephium Maculofum. Ze op Cerintbe.
Tercbinthus. Ze op Terpentijnboom.
Terebinthus Indica. Ze op Piftacicnboom.
TERPENTYNBOOM. Lat. Terebinthus Arbor Grani
Viridis. Hoogd. Terpentinbaum. Fr. Terebintc. Ital.
Terebinto. Arbore di Trementina. 104.
Tefchkenskruyd. Ze op Tasjenskruyd.
Teftebloemen. Ze op Anjelieren.
TEUCRIUM. Ih alle Talen dus genoemd. 900.
Teylroozen. Tijloozen. Ze op Hermodaüelen.
Teylroozen, witte. Ze op Zomer zootje.
Tachelium. Ze op Marietten.
THALICTRUM. Valfche Rhabarbar. Lat. Thaliftrum.
Hoogd. Wiefen Raute. Ital. Verdemarco. Thalittro.
904.
THAPSIA. Lat. Thapfia. Turbith Gallicum. Fr. Tur- '
bith. Ital. Thaflïa. 901.
Thlafpi. Zie op Vreemde Wilde Kers.
Thora Valdenfis. Ze op Verderfblad der W'aldenzn .
Thuya Theophrafti. Ze op Boom des Leevens.
Thym. Ze op Thymiaan.
Thymclxa. Zie op Alezereon met ftmalle Bladeren.
THYMIAAN , Thym. Lat. Thymus. Thymum. Hoogd.
Welfch Quendel. Thymian. Fr. Thym. Ital. Thimo»
737-
Thymum. Thymus. Ze op Thymiaan.
Thymus, wilde. Ze op Wilde Thymus.
Ticadi. Ze op Mufcari.
Tilia. Ze op Lindenboom.
Tintinnabulum Terra:. Ze op Wintergroen.
Tithymalus. Ze op Wolfsmelk.
TONGEEL AD. Lat. Laurus Alexandrina. Bis lingua.
Hoogd. Hauckbladt. Auffenblatt. Fr. Laurier Allcxan-
drin. Herbe aux Langcs. Ital. HippoglolTo. Lauro Alef-
(andrino. 708.
Tootskruyd. Ze op Wollekruyd.
Tormentilla. z,te op Torment ille.
TORMENTILLE. Lat. Tormentilla. Septifolium. Hoogd.
Birckwurtz. Rot Hcilwurtz. Fr. Tormentille. Ital.
Tormentilla. 914.
TORREKRUYD. Lat. Turritis. Turrita. 919.
Trachelium Americanum. z.te op Kardinaalsbloem.
Tragacantha. Ze op Boksdoorn.
Tragopogum. Ze op Boksbaard.
Tragoriganum. Ze op Bok^orege.
Tribulis aquaticus. Ze op Waternoot.
Tribulis terreftris. Ze op Aardrook.
Trichomanes. Ze op Weederdood.
Trifolium. Ze op Zeevengetijdenkruyd.
Trifolium. Ze op Drieblad.
Trifolium arborefcens. Ze op Cytifus.
Trifolium fufeum. Ze op Tier blad.
Trifolium hepaticum. zie op Eedel Lceverkruyd.
Tripolium. zie op Water-Starrekruyd.
Triticum Americanum. zie op Americaanfche Tarwe'.
Triricum Marinum. zie Afuyfekoorn.
Tulipa. zie op Tulp.
TULP. Lat. Tulipa. Hoogd. Thumpal. Tulpant. Fr. Tu-
lipa. Ital. Tulipa. Turkfch , Cafa Lale. Ale. Zambul.
904.
Tunisbloem. zie op Fluweelebloem.
Turbith Gallicum. zie op Thapfta.
Turrita. Turritis. zie opTorrekruyd.
TURKSCHEBOONEN. Roomfcheboonen. Klimboo-
nen. Lat. Phafeolus. FabaTurcica. Faba Romana. Smi-
lax Hortenfis. Hoogd. Welfche bohne. Steigbohne. Gar-
ten-fafclen. Turckifche bohne. Fr. Fafeoles. Ital. Faggi-
voli. Fafeli. 817.
Turkfche Weyt. Turkfch Koorn. zie op Indiaanfche Weyt.
Tuffilago. zie op Hoefblad.
Tuylkensbloem. zie op Duyfendfchoon.
TWEEBLAD. Vogelneft. Lat. Bifolium. Plbudo-orchis.
Ophrys. Nidus Avis. Hoogd. Zwcyblatt. Ital. Ophis.
Bifoglio. Eleboro bianco falfo. 401.
Tijdeloozen. zie op Hermodaclelen.
Tijdeloozen. witte, zie op Zomcrzofje.
Tijloozen. zie op Hermodaüelen.
Typha paluftris. zie op Sotsknodze.
ULmaria. zie op Geytenbaard.
Ulmus. zie op Ipenboom.
Umbilicus Veneris. zie op Navelkruyd.
Unedo. Ze op Arbutusboom.
Ungula Caballina. zie op Hoefblad.
Unifolium. zie op Maybloem.
Urtica Romana. zie op Roomfch Neetelkruyd.
Urtica Iners. Urtica mortua. zie op Terkecrd Neetelkruyd.
Uva Crifpa. zie op Kruysbezienboom.
Utularia. zie op Klokjens.
Uyen. zie op Ajuyn.
VAARN.
der NAMEN.
VAARN. Varen. Lat. Filix. Ofmunda Regalis. Hoogd.
Waldfam. Fr. Fougcre. Fouchiere. Ital. Felce.
Felicc. 288. zie ook^op Boomvaar n. Grachtvaarn.
Stecnvaarn.
VACCARIA. Lat. Vaccaria. Lychnis Perfoliata. Lychnis
Perfoliata rubra. 920.
Vaccin ia . zie op Krakebezien.
VALERIAAN. Specnkruyd. S.Joriskruyd. Lat. Valeria-
na. Phu. Nardus Ruftica. Hoogd. Baldrian. Fr. Valerian.
781.
Valcriana. zie op Valeriaan.
Valeriana Campeftris. zie op Veldfalade.
Valfche Rhabarbar. xae op Thalittrum.
VARKENSBROOD. Lat. Cyclamen. Panis Porcinus.
Hoogd. Schweinbrodt. Erd-apffel. Fr. Pain de Porceau.
Ital. Ciclamino. Pan Porcino. 532.
Varkensvaart, zie op Varkensvenkel.
VARKENSVENKEL. Varkensvaart. Lat. Peucedanum.
PinaVellum. Foeniculum Porcinum. Hoogd. HaarVrang.
Schwcbelwurtz. Sawfenchel. Fr. Peucedanne. Ital. Peu-
cedano. 812.
VEDERIK. Wederik. Joodenkruyd. Lat. Lyfimachia.
Salicario. Herba Judaica. Hoogd. Weyderich. Fr. Soucy
d’eau. Pellebofle. Corneille. Ital. Lifimachia. 743.
Veelvoet, zie op Boomvaars
VETD-AJUYN. Lat. Ornithogalum. Bulbus Leucanthe-
mus. Hoogd. Vogel mich. Feldzwibel. Ackerzwibel. Ital.
Ornithogalo. 795.
VELD-CIPRES. Hoe langer hoe liever. Lat. Charrue-
pitys. Iva Mofchata. Hoogd. Schlagkraut. Vergifz mein
nicht. Fr. Ive Mofchate. Ital. Chamepitio. 476'.
Veld-kroppen. zie op Veld-falade.
VELD-SALADE. Vcttekers. Vettckous. Winter-faladc.
Witmoes. Veld-kroppen. Lat. Olus album. Valeriana
CampeVris. Hoogd. Schaffmauler. Weifzmufz. 78 r.
VENKEL. Lat. Fceniculum. Hoogd. Fenchcl. Fr. Fencil.
Ital. Finecchio. 589. zie ook. op Varkensvenkel , en Zee-
venkel.
Venushayr. zie op Vrouwenhaar,
Vehusnavel. zie op Navelkruyd.
Verbafcum Alpinum. zie op Sleutelbloem.
Verbafcum Candcla Regia. zie op Wollekruyd.
Verbafcum Montanum. zie op Sleutelbloem.
Verbena. Verbenaca. zie op Tzerkruyd.
VERDERFBLAD DER WALDENZEN. Lat. Thora
Valdenfis. Hoogd. Walden-Serthora. Ital. Thora Gual-
denfo. 283.
VERKEERD NEETELKRUYD. Doovc Neetelen.
Haanekop. Lat. Lamium. Urtica Iners. Urtica mortua.
Galeopfis Tragi. Hoogd. Taube ncflel. Fr. Ortie Mortc.
Ital. Galiopfi. Ortica fetida. 675.
Veronica. zie op Eerenprijs.
VERWLOOF. FuVethout. Lat. Cotinus. Coccygria.
Coggyria Plinii. Hoogd. Farblaub. Fr. Boix FuVct. Ital.
Cotino. Scotano. 173.
Vettekors. Vettckous. zie op Veld-falade.
Vctonica. zie op Betonie.
VEYL. Eyloof. Kleef. Klim. Lat. Hedera. Hoogd. Ephew.
Haub. Ylaub. Fr. Lierre. 1’Hierre. Ital. Hedera. 251.
VIBURNEBOOM. Viorneboom. Lat. Viburnum. Vior-
na. Liburnum. Lantana. Hoogd. Viburncbaum. Kleyner
Meelbaum. Fr. Viorne. MauVane. Riorte. Hardeau. Ital.
Viburno. 11 6.
Viburnum. zie op Viburneboom.
Vicia. zie op Witzen.
VIERBLAD; bruyn-rood Vierblad. Ltal. Quadrifolium
Phceum. Trifolium Fufcum, Fr. Quatre Fueillc brun. 771.
Vinca pervinca. zie op Maagdenpalm.
Vincctoxicum. zie op Zwaluwenwortel.
VINGERHOED. Lat. Digitalis. Hoogde Fingerhut. Fr.
Digitalis.- Ital. Digitale. 532.
Viola alba arborcfccns. zie op Stok-violier.
Viola Bulbofa trifolia. zie op Zomer zot je.
Viola Damafcena. zie op Damajl bloem.
Viola Latifolia. zie op Penningsbïoem.
Viola Lunaris. zie op Penningsbïoem.
Viola Lutea. zie op Muurbloem.
Viola Mariana. zie op Mariette.
Viola Matronalis. zie op Damajlbloem.
Viola Martia. Nigri. Purpurea. zie op Afaartfche Violr.
Viola Tricolor. Viola Trimtatis. zie op Dneverwige Vio -
Violaria. zie op Macrtfche Viole.
Violetten. zie op Angeheren.
Violier. Stcen-violier. zie op Muurbloem. Stok-violier; zie
op Stok-violier.
Viorna. zie op Viburneboom.
Viorne. zie op Klim.
Virga aurea. zie op Guldenroede.
Viperina. zie op Slangenhoofd.
VIRGINIAANSCHE PATICH. Americaanfche BritaA-
nica. Lat. Lapathum Virginianum. Britannica Amcrica-
na. 705.
Vifcaria. zie op Vliegcnet.
Vifcus. zie op Marentakken.
Vifnago. zie op Gingidium.
Vitreda Virginiana. zie op Milde Wijngaard ttyt Virginlen'.
Vitis albo. zie op Klim.
Vitis Canndenfis. zie op Wijngaard van Canada.
Vitis Vinifera. zie op Mijngaar d.
VLASKRUYD. Lat. Linum. Hoogd. Flachs. Fr. Dulin.'
717. Vlaskruyd, wild. zie op Wild Vlaskruyd.
VLESSCHEBOOM. Lat. Arbor Lagenaria. Guanabanus.
129.
VLIEGENET. Lat. Vifcaria. Lychnis fylveftris vifcofa.
927.
VLIERBOOM. Flierboom. Vlcddcrboom. Lat. Sambu-
cus. Hoogd. Holdcrbaum. Holunderbaum. Fr. Hus. Suin.
Sufïer. Ital. Sambuco. 78.
Vlier, wilde, zie op Wilde Vlier.
VLOOKRUYD. Lat. Pfyllium. Herba Polucaris. Hoogd.
Pfyllienkraut. Flohkraut. Fr. Herbe des Pulces. Ital.
Plillio. 834.
Vlookruyd. zie op Perfenkruyd.
Vogel neft. zie op Tweeblad.
VÖGELVOET. Lat. Pes Avis. Ornithopodium. Hoogd.
Vogelfufz. Fr. Picd de Oifeau.797.
Volubilis. zie op Winde.
Volubilis Marina. zie op Zeewinde.
VOSSCHESTAARTEN-GRAS. Lat. Gramen Alopc-
cinum. Alopecuroidcs. <>i8.
VREEMDE WILDE KERS. WifTelkruyd. Wilde Mo-
flaart. Lat. Thlafpi. Hoogd. BaurenfenfF. BaUrenkrefz.
Wilderkrefz. Fr. Seneve Sauvage. 911.
Vroege Perzikboom. zie op Abrtkoosboom.
VRÖUWENHAYR. Venushayr. Lat. Adiantum. Fo-
lytrichum. Capillis Veneris verus. Hoogd. Frauwenhaar.
Fr. Polytric. Gurguet. Ruede Mur. Ital. Adianto. 284.
Vrouwen-mantel. zie op Synnauw.
Vrijftanica. zie op Scorbuthskruyd.
VYFVINGERKRUYD. Lat. Quinqucfolium. Penta-
phyllum. Hoogd. FunfFfingerkraut. Funffblatt. Fr. Quin-
te Fueille. Ital. Pcntafilo. Cinquefoglio. 807.
VYGEBOOM. Lat. Ficus. Hoogd. Fcigenbaiim. Fr. Fi-
guier. Ital. Fico. Ficaio. 21. EGYPTISCHE VYGE-
BÖOM. Lat. Sicomorus. Ficomoris. Ficus ^Egyptiaca.
Ital. Sicomoro. Fico d’Egitto. 24. INDIAAN SCHE
VYGEBOOM. zie op Bananienboom.
Vijge, Itidiaanfche. zie op Indiaanfche Vijfe.
VYGEBOON. Lupinen. Lat. Lupinus. Hoogd. Feigboh-
nen. Fr. Lupins. Ital. Lupino. 729.
Waalwortel. Lat. symphymm majus. cofi-
folida major. Hoogd. Walwurtz.SchwartzwurtZ.
Bcinwelle. Fr. Cönfyre. Oreille d’Afne. Ital,
Confolide Maggiore. 419.
WALMEESTER. Onzer Vrouwen Bedftroo. Lat. Afpe-
rula. Aipergula. Matrifylva. Hoogd. Waldmeiftei*. Wald-
Qjl q manlein.
II
BLAD-WYZER
mankin. Leberkraut. Fr. Muguet. hal. Afpcrelh. Cor-
diale. Stellaria. 542.
Walnootenboom. zie op Nootenboom.
WALSTROO. WEE. Lat. Gallium. Galatium. Hoogd.
Megerkraut. Walftroo. Unfer Frauwen Bettftroo. Fr.
Petit Muguet. Gallerie. hal. Galio. 338.
Wandluyfenkruyd. zie op Stinkende Lts.
Warmoes. zie op Beet.
vVaterbunge. zie op Beekbttnge.
Watercaftanie. zie op Waternoot.
Water- dullc-kervcl. zie op DttUe Kervel.
WATER-EPPE. Lat. Sium. Laver. Paftinaca aquatica.
Hoogd. Wafler-eppich. Waflermark. Brunnen-pcterlein.
Fr. Berle. hal. Sio. Gorgoleftro. S 8 3 .
WATER-FILIPENDULA. Water-Oenanthe. Lat. Fili-
pendula Aquatica. Oenanthe Paluftris. hal. ’t zelve. 578.
WATER-GOUDSBLOEM. Botterbloem. Groote Bo-
terbloem. Lat. Caltha Paluftris. Caltha Virgilii. Popula-
go. Hoogd. Mofzblum. Martenblum. hal. Caltha aqua-
tica. 43(5. zie ook^op Goudsbloem.
WATERLOOK. Lat. Scordium. Hoogd. Wafter-batto-
nich. Waiïer-bethonien. Lachen-knoblauch. Fr. Scor-
dion. Camaraz. Chamaraz. hal. Scordio. Betonica A-
quatile. 478.
WATERNOOT. Minkyzcr. Water-caftanien. Lat. Tri-
bulis Aquaticus. Caftanea Paluftris. Hoogd. WalTernufz.
Spitznufz. Fr. Efcarbots. Saligots. Chaftaigncs d’Eau.
hal. Tribolo aquatico. 792.
Water-oenanthe. zie op Water-Filipcndula.
Water-ridder. mie op Scorbuthskruyd.
WATER-STARREKRUYD. Lat. Tripolium. Amellus
Marinus. After Marinus. Hoogd. Wafler-fternkraut. hal.
Tripolio. 917.
Wederik. zie op Vederick.
Wee. zie op Wolft roo.
WEEDE. Lat. Glaftum. Ifatis. Hoogd. Weyd. Fr. Gla-
ftum. hal. Glafto. 61 1.
WEEDERDOOD. Lat. Trichomanes. Filicula. Cappil-
laris. Hoogd. Widertodt. Roter Steinbruch. hal. Tri-
chomane. Pollitrico. 285.
WEEGBREE. Wecgeblad. Lat. Plantago. Hoogd. We-
gcrich. Wegrich. SchatFzung. Fr. Planrnin. hal. Pianta-
gine. Piantana. Pevaccittola. Centincria. 824.
Wecgeblad. zie op Weegbree.
Weevvinde. zie op Gey tenblad.
Welriekende dulle Kervel, zie op Kervel.
WELRIEKENDE EYKELBOOM. Lat. Glans Un-
guentaria. Nux Ungucntaria. Glans Myrepfica. Myro-
balanus Plinii. Arabifch Ben. Grieks. Balanus Myrepfica.
150.
WELRIEKENDE LIS MET SMALLE BLADE-
REN. Acorus. Lat. Iris Anguftifolia odorata. Acorus.
- Calamus Aromaticus. Hoogd. Calmus. hal. Acoro. Ca-
lamo Aromatico. Herba venerea. 428. zie ook^op Lis-,
en Stinkende Lis.
WELRIEKENDE NACHTBLOEM. Lat. Hefpcris
odorato. Hoogd. Abend-viol. hal. Hcfperod'Italia.634.
Weyt, Indiaanfche, zie op Indiaanfche Weyt.
Wiclboom. zie op Booghout.
Wild Tandkruyd. zie op Wilde Dragon.
WILD VLASKRUYD. Lat. Linaria. Linum fylveftre.
Ofyris. Hoogd. Leinkraut. Krottenflachs. Wilder flachs.
Fr. Lin Sauvage. hal. Linaria. 719.
WILDE BASILICO.M. Lat. Ocymum fylveftre. Clino-
podium. Pulegium Montanum. Hoogd. Wilde Bafilien.
Fr. Bafilic Sauvage. hal. Clinopodio. Ocino Salvatico.
Bafilico falvatico. 499.
Wilde Bafilicum. zie op Erinus van Diofcoridcs.
Wilde Bertram. zie op Wilde Dragon.
WILDE DRAGON. Wilde Bertram. Wild Tandkruyd.
Lat. Ptarmica vulgaris. Pyrethrum fylveftre. Draco fyl-
veftris. Hoofd. Wilder Bertram. Fr. Pyrethre Sauvage.
hal. Sternutclla. Ptarmica. 840.
WILDE GALEGE. Lat. Cyperus. Hoogd. Wilder Gal- 1
gan. Fr. Souchet. hal. Cipero. 540.
WILDE HAANEKAM. Ratelen. Lat. Cr ifta CallLA-
ledtorolephos. Fiftularia. Pcdicularis. Hoogd. Rodel. 478.
WILDE KERS. Peeperkruyd. Lat. Iberis. Nafturtium
fylveftre. Lepidium Hcrbula. Piperitis. Hoogd. Wilder
Krefz. Fr. Creflon Sauvage. Palferage Sauvage. Chaffe-
rage. hal. Lepidio. Pipcrite. Piperella. 66z. zie oof op
Kers-, en VceemdeMtldc Kers.
WILDE LAURIER. Lat. Laurus Tinus. Laurtis Tin-
nus. Laurus Inodora. Laurus fylveftris. hal. Lauro fal-
vatico. 153.
Wilde Moftaart. zie op Vreemde Wilde Kers.
Wilde Olijfboom van Duytfchland. zie op Duynbczien.
WILDE RA APE. Lat. Napus fylveftris. Rapum fylve-
ftre. 848.
Wilde Raape. zie op Raponce.
Wilde Raape van Diolcorides. zie op Marietten.
Wilde Roos. zie op Cijhts.
WILDE SAFFRAAN. Lat. Carthamus. Cnicus. Crocus
Saracenus. Attraftylis. Hoogd. Wild Saffraan. Fr. Saf-
fran Sauvage. hal. Cartamo. Cnico. Croco hortenfe. Zaf-
frano Saracinefco. 449.
Wilde Sene. zie op Lombaardfche Linze.
WILDE THYMUS. Quendel. Lat. Serpyllum. Hoogd.
Quendel. Hunerkohl. Fr. Pilloret. Serpolet. hal. Serpil-
lo. Serpiglio. Serpollo. Serpolino. 877.
WILDE VLIER. Hadich. Lat. Ebulus. Sambucus hu-
milis. Hoogd. Attich. Fr. Hieble. hal. Ebulo. Nebbio.
Podagraria. Kameaöis. 558.
Wilde Wijngaard, zie op Bryonie.
WILDE WYNGAARD UYT VIRGINIEN. Lat.
Vitrcda Virginiana. Labrufca Virginiana. Hoogd. Funff-
bletterige Weinftok aufz America, hal. Vite Salvatico
di Virginia. 240.
WILLIGEBOOM. Windhoutboom. Bindhoutboom.
Lat. Salix. Hoogd. Weydenbaum. Fr. Saux. hal. Sol-
cio. Salice. 7 6.
WINDE. Lat. Convolvulus. Volubilis. Smilax Lzvis.
Quamoclit. Hoogd. Windekraut. Fr. Liferon. Lifet. hal.
Vilucchio. Herba Campanella. 502. zie oel^op Steelen-
de W'inde, en Zeewinde.
WINDEND PAERDSHOEFYZER. Lat. Ferrum E-
quinum volubile. Contravenenum. Spaanfch Contrayer-
va. 713.
Windbloem, zie op Anemone.
Windhout. zie op 11 Hligeboom.
WINTERGROEN. Lat. Pyrola. Tintinnabulum Terra:.
Hoogd. Wintergrun. Kuchenfchelle. Holtzmangolt. Fr.
Limoire. Bete Sauvage. hal. Pirola. 794.
Wintcrfalade. zie op Veld-falade.
Wiflelkruyd. zie op Vreemde Wilde Kers.
Wit Wollekruyd. zie op Phlomos.
Witmoes. zie op Veld-falade.
WITZEN. Vitzen. Wikken. Lat. Vicia. Hoogd. Wieken.
Fr. Vefce. hal. Vecchia. Neccia. Vezza. 922.
Witte Andoorn. zie op Malrovc. Riekende Andoorn. zie
op Stachyskruyd.
WITTE BEEN. Lat. Been Album. Polemonium. Papa-
ver Spumeum. hal. Polemonio. 393.
WITTE LOTUSBOOM. Lat. Azcdarach Avicennar.
Lotus Alba. Pfeudo Sycomorus. Zizypha CandidaMon-
fpelienfium. hal. Sicompro falfo. 134.
WITTE MALVE. Zrft.Althaca. Bifmalva. Hoogd. Ibifch.
Fr. Guimalve. hal. Malva vifca. 318. *
Wockelaar. zie op Ganzeblocm.
WOLBOOM. Lat. Goftipium arbor. Hoogd. Wulbaum.
Wolbaum. 127. zie 00 f op Wollekruyd.
WOLFSBEZIE. Spinnekop. fat. Aconitum Monococ-
cum. Herba Paris. Solanum quadrifolium. Hoogd. Wolff-
becr. Einbecr. Fr. Raifin de Rcnard. 282.
W OLFSMELK. Wrattenkruyd. Lat. Tithymalus. Hoogd.
Wolfsmilch./V.HerbeauLaitft.Tithymalle./w/.Titimalo.
Tortumaglio. 460.
WOLFSWÖRTEL ; en GESONDE WOLFSWOR-
TEL.
TEL. Lat. Aconitum. Aconitum Salutiferum. Napel-
lus. NapclIusGloriofus. Anthora. Chriftophoriana. Hoogd.
Wolfwurtz. Narrenkappen. Eyfenhutlein. Fr. Tue loup.
hal. Aconito. 281.
WOLLEKRUYD. Koningskaars. Toortskruyd. Lat.
Varbafcum Candela Regia. Tapfus Barbatus. Hoogd.
Wollkraut. Knningskcrtz. Kertzenkraut. Fr. Bovillon.
Torchcs. hal. Vcrbafcc. TafTobarbalTo. Berbarafchio.
397. Zie ook. op U it Wollekruyd ; cn k[cyn Berg-wollc-
kruyd.
WONDERBOOM. Mollekruyd. Lat. Ricinus. Palma
Chrifti. Cataputia Major. Pentadaftylon. Hoogd. Wun-
derbaum. Creurzbaum. Fr. Palme dc Chrift. hal. Ri-
cino. Mirafole. Girafole. Catapoccia Maggiore. 850.
Wonderbloem van Peru. ode op Opregte Jaïappc.
Wondkruyd. zie op Smcerwortcl.
WORMKRUYD. Rein vaar. Lat. Tanacetum. Atbanafïa.
Hoogd. Reinfarn. Fr. Athanafic. hal. Tanaceto. Atana-
lia. Daneda. 899.
Wortelen, gcele. zie op Peen.
Wortelen, witte, zte op Paftinaken.
Wortelen, roode. zie op Beetwortelen.
WOUW. W ouwe. Lat. Lutum Hcrba. Lutea. Luteola.
ddoogd. Strcichkrauf. 730.
Wrattekruyd. zie op Wolfsmelk.
WYNGAARD. Wijnftok. Lat. Vitis Vinifera. Hoogd.
Weinftöck. Weinreben. Fr. Vigne. hal. Vitc. 2 3 3 .
WYNGAARD VAN CANADA. Boomachtig Epime-
dium uyt Virginien. Lat. Vitis Canadcnfis. Epimcdium
Frutefcens Virginianum. hal. Vite di Canada. 141.
Wijngaard uyt Virginien. zie op Wilde Wijngaard uyt Vir -
der NAMEN.
gin
Wijr
Vijnftock. zie op Wijngaard.
Wijnruyt. zie Op Ruyte.
XAnthium. zie op Klijfenkruyd.
Xylofteum. zie op Hondskarjfen.
Xyris. zie op Stinkende Lts.
YAcinth. zie op Hyacint h.
YDELE HAVER. Lat. Bromus herba. Bromos
ftertlis. Feftucago Gaza?. ALgilops altera Matthioli.
Phccnix Quorundam. Fr. Averon. hal. Egilopa. Orzo
Salvatico. 820.
YSOP. Hyflbp. Lat. Hyffopus. Hoogd. Ifpcn. Ifop. Fr.
HyfTope. hal. Hiflbpo. 652. STINKENDE YSOP.
Xjie op Stinkende Tfop.
Yzerhart. zie op Tzerkruyd.
YZERKRUYD. Yzerhart. Lat. Verbena. Verbenaca.
Hoogd. Eifenkraut. Eifenhart. Fr. Vervainc. hal. Ver-
minacula. Berbena. Berbenaca. 784.
ZArza parilla. zie op Steekende J'J'inde.
ZEE-AJUYN. Squillc. Lat. Squilla. Scilla. Pan-
cratium. Cepa Marina. Hoogd. Meer-zwibel. Fr. Sti-
poulle. hal. Squilla. Scylla. 30 6.
Zec-angelier. zie op Zee-gras.
Zee-crcta. Zec-Crithmum. zie' op Ganzcbloem.
ZEE-ERWETEN. Lage Zee-erwctcn. Lat. Pifum Ma-
rinum angulofum perpetuum. Fr. Pois de la Mer. hal.
Bifo de Mare. Pifelli di Mare. 825.
ZEE-GRAS. Zee-angclicr. Berg-angclier. Lat. Granum
Marinum. Caryophyllus Marinus. Caryophyllus Mon-
tanus. 617.
Eynd des eerden Blad-wijzers.
Q-qq
I ZEE-MEDrCA. Lat. Medica Marinum. 592.
Zee-pecterzelie. zie op Zee-vcnke’.
ZEEPKRUYD. Lat. Saponaria. Hoogd. Wafchkraut.
Seyfrenkraut. SpeychelwurtZel. Fr. Herbe a Foulon.
hal. Radicctte. Herba Lanaria. 842.
ZEE-PORCELLEIN. Lat. Portulaca Marina. Halimus.
Hoogd. Meer-portulac. hal. Halimo. 62 1 .
Zee-porccllein uyt Syricn. zie op Roos van Jericho.
ZEEVENBOOM. Savclboom. Lat. Sabina. Hoogd. Si-
benbaum. Fr. Sabine. hal. Sabina. 6 2.
ZREVEN-GETYDENKRUYD. Lotuskruyd. Lat. Lo-
' rus klerbu. Lotus fativus trifolium odoratum. Hoogd.
Ziebengezcitekraut. Fr. Treffle odorifcrant. hal. Loto
domeftico. 722.
ZEE- VENKEL. Zce-peetcrZelie. Lat. Fceniculum Mari-
num. Creta Marina. Crithmum Marinum. Petrofelinum
Marinum. Hoogd. Meer-fenchel. Fr. Bacille. Fencel Ma-
rin. hal. Crithamo. Crithmo. Finocchio Marino. Her-
ba di San Pietro. 813.
ZEE- WINDE. Sodanclle. Lat. Soldanella. Braflica Mari-
na. Volubilis Marina. Convolvulus Marinus. Hoogd.
Mccrwindc. Fr. Chou de Mer. hal. Soldanella. Eraf-
fica Marina. 890.
Zevenboom, zie op Zeevenboom.
Zevengetijdenkruyd. zie op Zccvengctijdenkrttyd.
Zilverkruyd. zie op Ganzench.
Zilverkruyd. zie op Penningsbloem.
Zingiber. Zinziber. zie op Gengebar.
Zizypha Candida Monfpelienfium. zie op Witte Lotusboom.
Zizypha Grxcum. zie op Jujubcn.
Zizyphus Rutila. zie op Jujubcn.
ZOETHOUT. Lat. Glycyrrhifa. Dulcis Radix. Glaux
Latifolia. Hoogd. Sufzholtz. Lackrize. Fr. ReclifTe com-
mune. Erculiffe. Raiglice. Ragalice. ha'. Regolitia. Re-
golito. 610.
ZÖMERZOTJE. Witte Tijdeloos, of Teylroos. Lat.
Leucojum Bulbofum. Viola BulboE trifolia. 'Hoogd. Hor-
nungsblum. SchneetropfFen. 68 r.
ZONNEBLOEM. Lat. Crylanthemum Peruvianum.
Flos Solis. Hoogd. Sonnenblum. hal. Fior del Solo.
581.
ZONNEDAUW. Lat. Rofiblis. Rorella. Drofium re-
centiorum. Hoogd. Sonnenthauw. hal. Rugiada del So-
le. 849.
ZONNEWENDE. Kreeftkruyd. Scorpioenflaart. Lat.
Heliotropium. Solfequium. Scorpiurus. ^ Fr. Tourncfol.
hal. Heliotropio. 624.
ZOTSKNODZE. Doddcn. Dullen. Dolzen. Lat. Typha
Paluftris. Sceptrum Morionis. Hoogd. Waffcrkolben.
Mofzkolben. Narrenkolbcn. Fr. Roufeau. Maffe dc
[onc. hal. Mazza Sorda. Tipha. 920.
Zuurboom. zie op Lerberisboom.
ZUYKERVVOR TEL. Lat. Sifer. Sifarum. Servillum.
Saccharex Radiculs. Hoogd. Gicrlcin. Zuckcrwurtzcl.
Fr. Chrrvy. hal. Sifaro/882.
ZWAARDKRUYD. Lat. Gladiolus. Enfis. Hoood.
Schwurtel. Fr. Glais. Glayeul. hal. Gladiolo. Monacuc-
cie. 607.
Zwaardkruyd; Americaanfch Zwaardkruyd. zie op Phalan -
gittm.
Zwaluweftaart. zie op Swaluwcflaart .
t Geen op de Letter Z. niet gevonden word, zoek.
op de Letter S.
B L A D-W Y Z E R
VAN ’T
G E B R U Y K
Aller Boomen , Planten , Bloemen en Kruyden ,
in dit Weije voorgefteld ;
TOT
GENEEZING
Van allerley
Ziekten , Qualen , en Ongeleegentheeden.
Aanbey. zie op Avbey.
I® Aangezicht een fchoon en
helder vel te geeven i
<A, ' \^v een goede verwe te
maken, door middel,
genomen van
Oranjeboomen. ij.
Anijs. 3JJ.
Bryonie. 41$.
Ciceren. 4S3.
Saffraan. 5 zo.
Hoe langer hoe liever, 55 S.
Alantwortel. 5 61.
Hederik. 557.
Fenegriek. 591. *
Kievitsbloem. 59?.
Oyevaarsbek. 605.
Yfop. <553.
Afpergies. 67 1.
Patich. 591.
Lavas. 711.
Lelie. 715.
Vijgboonen. 729.
Aardbeziën. 773.
Plompe. 7S0.
Turkfche boonen. 819.
Aangezichts bleeke verwe der Vrouwspcr-
foonen wech te neemen , door middel
OogentrooH. 569.
Oyevaarsbek. 6 o^.
Zie ook op Aangezicht een fchoon en hel-
der vel te geeven. En , op Aange
zicht s Znmcr-fproetelen , vlekken, &c.
• wech te neemen.
AangezichtsOpdruylHgheyd te doen vergaan.
zie op Opdruyfligheyd.
Aangezichts Puyfien en Bleynen te verdrij
ven , door middel genomen van
Konkommer. 52S.
Aardbeziën. 773.
zie voorts op Puyfien.
Aangezichts Rimpelen , te voorkomen ; of
als’erzijn, te doen vergaan , door mid-
del van
Pijnboom. 44.
Beerenoor. 3S3.
Havikskruyd. 035.
Lelie. 715.
Sleutelbloem. 83 8.
Aangezichts roodheyd te verdrijven , door
middel van
Indiaanl'che Doornappel. 575.
Aangezichts Zomer-fproetelen Vlekken ,
Plekken , PuyHigheyd , en allerley ande-
re onzuyverheeden wech te neemen, door
middel van
Appelboom. 5.
Oranjeboom. 14. If.
Amandelboom. 35.
Platanus. 59.
Perzikboom. 67.
Ipenboom. $8.
Styraxboom. 113.
■Welriekende Eykcnboom. 130.
Barkenboom. 133.
Myrtenboom. 145^.
"Nagelboom. X'jo.
Kleyne Lauwerboom. 155.
Peeperboom. 232.
Wijngaard. 240.
Geytenblad. 244.
Zuring. 2S0.
Malve. 317.
Witte Malve. 318.
Alyflum. 320.
Beckbunge. 32^.
Anthyllis. 334.
Kalfsmuyl. 337.
Akeleyen. 331.
, Kalfsvoer. 357.
Arifarum. 358.
Affodille. 372.
Beerenoor. 3S3.
Kool. 413.
Bryonie. 41?.
Raponce. 440.
Palmaria. 445.
Smeerwortel. 473.
Ciceren. 483.
Erweten. 48 5.
Hermodadtelen. 50 1.
Pepoen. <513-
Meloen. 526.
Konkommer, 52S.
Hoe langer hoe liever. 558.
Rakette.
Kardinaalsb'oem. 5S3.
Fenegriek, f91.
Fraxinella. 594.
Kievitsbloem. 598.
Gentiaan. 5oi.
Kottoenkruyd. 6 15.
Havikskruyd. 635.
Steenleeverkruyd. 085.
Lavas. 712.
Lelie. 710.
Wild Vlaskruyd. 721.
Vijgeboon. 729.
Poleye, 740.
Aardbeziën. 773.
Plompe. 7S0.
Turkfche Boonen. 8 19.
Pimpinel. S24.
Salomonszeegel. S32.
Ganzerich. 83 3.
Sleutelbloem. 8 3 8.
Rhaponticum. S53.
Kunneke. 851.
Water-eppe. 884.
Sermontein. SSS.
Thapfia. 903.
Boksdoorn. 915.
Witzen. 923.
Aangezichts zeerigheyd te verdrijven , door
middel van
Brommelbezien. 248.
Aarsdarm , uytgefchooten , te herftellenj
weer te doen ingaan , door middel van
Queeboom. 33.
Pijnboom. 45.
Acacia. 55.
Sorbenboom. 84.
Maftikboom. 103.
Kalfsvoer. 357.
Ariftolochie. 3 55.
Starrekruyd. 375.
Varkensbrood. 537.
Wormkruyd. 8 99.
Aavsdarms kloven , en loopende gaten aan
het Fondament te geneezen, door mid-
del van
Witte Malve. 318.
Muurbloem. 578.
Aarsdarms ontfteeking ; en knobbelen aan
den Aars, wech te neemen, door mid-
del van
Waalwortel. 420.
Paerdeftaarr. 554-
Zonnewende. 524.
Wonderboom. 8 5 2.
Haazenfalade. S93.
Maartfche Viole. 92^.
Aarsdarms-fmerten te doen vergaan , door
middel van
Roozeboom. 199.
Maartfche Viole. 92?.
Aarsdarms gezwellen wech te neemen , door
middel van
Vijfvingerkruyd. 809.
zie voorts op Aarsdarms ontfleeking ,
en knobbelen.
Adem goed te maken ; Hinkenden Adem
te veidrijven, door middel van
Oranjeboom. 15.
Mallikboom. 103.
SaiTafrasboom. III.
Kaneel. 123.
Mufcaatboom. 135.
Myrtusboom. 145.
Nagelboom. 150.
Granaatboom. 220.
Rofmarijn. 245.
Alflen. 174.
Zee-ajuyn. 307.
Angelica. 331.
Anijs. 3JJ.
Peeterzelie. 34^.
Munt. 427.
Welriekende Lis. 431.
Hofcomijn. 455.
Kervel. 454-
Anijskruyd uyt America. 558.
Muysdoorn. 8?4.
Self. 8 5 9.
Adem. Des zelven luchtgaten t’openen ; dc
verpopping wech te neemen , door mid-
del van
Anemone. 328.
Doronicum. 954.
✓
Adem
mmmmgmam
der GENEESMIDDELEN.
Adem. Benauwden adem ruymte te gee-
ven i kortademheyd wech ie neemen ;
door middel van
S. Jansbrood. 114.
Averuyr. 271.
Beerenklauw. 277.
Vrouwen hayr, 285.
Boomvaarn. 290.
Look zonder Look. 302.
Witte Malve. 318.
Angelica. 331.
Lalerpitium. 332.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoec uyt Egypten. 357.
Hoefblad. 386.
Peflilentiewortel. 387.
Wollekruyd. 399.
Druyvenkruyd. 409.
Munt. 427.
Bergmunt. 42S.
Lis. 431.
Wilde Saffraan. 450.
Konkommer. 528.
Eedele Rakette. 566.
Ferula. 572.
Kottoenkruyd. 616.
Welriekende Nagtbloem. 034.
Yfop. 653.
Thuynkers. 660.
Stok violieren. 681.
MelilTe. 702.
Panax. Sol.
Zeepkruyd. 841.
Rhapomicum. S53.
Wijnruyt. S56.
Scabiofe, 8 64.
Sefamum. 878.
Smyrnium van Candia. 894.
zie voort s op Engborftigbëyd,
Aderen , gebrooken , geborften , te genee
zen , door middel van
Varkensbrood. 537.
Amandelen-zwclling ; verhitting , zweering,
en andere gebreeken , te geneezen door
middel van
Eykenboom. 7 6.
Vlieiboom. 80.
Viburneboom. 117.
Verwloof. 173.
Brommelbezien. 24S.
Marietten. 442.
Kardinaabbloem. 5S3.
Hol wortel. 599.
S. Jacobskruyd. 659-
Scoibuthskruyd. 700.
Orege. 742.
Aardbeziën. 773.
Waternoot. 793.
Vijfvingerkruyd. S09.
Phlomos. 822.
Duyvehbeet. 8 66.
Ambcy. zie op Anbey.
Anbey. Takken of Speenen aan het Fonda-
ment ; te geneezen door middel van
Queeboom. 33.
Abiikoosboom. 68.
Dadelboom. 71.
Sumachboom. 109.
Myrtusboom. 145:.
Boom der Kuyfchheyd. I67.
Boom-malve. 191.
Wijngaard. 240.
Boomvaarn. 290.
Ajuyn. jSj.
Muur. 308.
Aloë. 314. 3i‘>-
Wittc Malve. 319.
Krap. 341.
Kalfsvoet. 357.
Meefterwortel. 378.
Kliffenkruyd. jS*;.
Balffemappel. 398.
Wollekruyd. 399.
Senegroen. 418.
Waalwortel. 410.
Oogenklaar. 4S1.
Hermodaólelen. <jol.
Brazil. Lombardf. Linze. 507.
Varkensbrood. 537.
Hondstong. 539-
Hol wortel. 599.
Porcellein. <S2o.
Scorbuthskruyd. 700.
Vlaskruyd. 71 9.
Vijgeboon. 729.
Valeriaan. 7S4.
Stalkruyd. 790.
Perzenkruyd. Sn.
Groot Speenkruyd. 87I.
Sotsknodze. 910.
Maertlche.Viole. 925.
Om altijd voor Anbey bevrijd te zijn,
door middel van
KlifTenkruyd. 385.
Apoftematien. zie op Gezwellen.
Appetijt, zie op Eetens-luft.
Arbeyd der Vrouwen, zie op Boring.
Armen Beenbreuken, zie op Beenderen.
Arm- en Beenfmerten te geneezen , door
middel van
Pijnboom. 45.
Kliffenkruyd. 385.
BAaring der zwangere Vrouwen haar
gemakkelijk te doen vallen: tc ver-
lichten. De geene , die niet ver-
loffen konnen , daar toe te bevorderen,
door middel van
Oranjeboom. 14.
Vijgeboom. 24.
Lindenboom. 86.
Ebbenhoutboom. 100.
Coccinilienboom. 219.
Geneverboom. 220.
G ytenblad. 244.
Pareye. 305.
Malve. 317.
Anijs. JJJ.
Pecterzelie. 345.
Akeleyen. 351.
Bijvoet. 353.
Angelieren. 362.
Ariltolochia. 3 66.
Balffemappel. 389.
Munt. 426.
Hertgefpan. 447-
Kruysdiftel. 45 6.
Santorie. 4 66.
Scordotis. 4S0.
Saffraan. 520,
Vaikensbrood. 537.
Didlamnus. 551.
Fraxinella. 593.
Gentiaan. 601.
Wilde Kers. <561.
Lavendel. 70S.
Tongeblad. 709.
Lelie. 71 6.
Maybloein. 717.
Paarlekruyd. 722.
Majoraan. 737.
Thymiaan. 73S.
Poleye. 740.
Malrove. 756.
Nigelle. 759-
Drieblad. 771.
Sefeli. S81.
Water- eppc. S84.
Teucrium. 901.
De fmerteti der Gebaard hebbende
Vrouwen wech te neemen , door
middel van
Balffem appel. 389.
Haazenoor. 475.
Beenderen , gebrookene , geborftene , te ge-
neezen , weer te zamen te heden , door
middel van
Ipenboom. 87.
Maftikboom. 103.
Huift. 166.
Waalwortel. 420.
Saffraan. 520.
Rakette. 565.
Fykruyd. 895.
Beenderen , door wonden of andere toeval-
len bloot leggende , met vleefch te doen
begroeyen, door middel van
Panax. Sol.
Qqq 3
Been- en Voetwonden te geneezen , door
middel van
Jenet te. 735.
zie voort i vp Wonden.
Beenwonden , wonden der Beenen , te ge-
neezen, door middel van
Look zonder Look. 3 02.
Yzerkruyd. 787.
zie voorts op Wonden.
Been-zeeren wech te neemen , door middel
van
Hondstong. 539.
Zie voorts op Zeer en.
Beeten vanBeeren en Wolven te geneezen,
door middel van
Kora'kruyd. S49.
Beeten van dolle Honden : ’c vergif wech
te neemen , en te geneezen. zie op Dolle
Honden.
Beeten van dolle Menfchen ; ’t vergif wech
te neemen , en te geneezen , door mid-
del van
Groote Krok. 791.
Witzen. 923.
Beeten en fteeken van Slangen , Adderen,
Scorpioenen , en alle andere giftige Die-
ren , te geneezen , door middel van
Appelboom. 7.
Oranjeboom. 13.
Moerbezienboom. 19.
Vijgeboom. 24.
Egyptifche Vijgeboom. 25.
Ibcnboom. 49.
Acacia. 56.
Platanus. 58.
Eykenboom. 7 6.
Effchenboom. 9*3.
Ebbenhoutboom. 102.
Terpentijnboom. I05.
Piftacienboom. I07.
Myrtusboom. 145-
Lauwerboom. 153.
Mofchboom. is 9.
Boom der Kuysheyd. 1 67.
Brem. 18 1.
Peeredoorn. 1S7.
Joodendoorn. 1S9.
Tamarifchboom. 201.
Wijngaard. 240.
Brommelbezien. 24S.
Veyl, of Eylof. 232.
Cardamom. 258.
Averuyt. 271.
Vrouwenhayr. 285.
Hartstong. 287.
Agiimonie. 295.
Pareye. 305.
Bcrglook. 30^.
Zee ajuyn. 307.
Aloë. 515.
Malve. 317.
Witte Malve. 319,
Ammi. 313.
Guygchelheyl. 324.
Kleyn Oflêtong. 326.
Angelica. 331.
Laferpiiium. 332.
Anijs. 333.
Maankruyd. 334.
Kalfsmuyl. 337.
Kleefkruyd. 33S.
Krap. 341-
Peeterzelie. 345.
Bijvoet. 353.
Water-kalfsvoet. 3 58.
Mans oor. 359.
Angelieren. 362.
Duyzendfchoon. 364,
Ariftolochie. 3 66.
Riedt. 370.
Zwaluwcwortel. 370.
Affodille- 372.
Starrekruyd. 376.
Meefterwortel. 378.
Beerenoor. 383.
Kliffenkruyd. 38$.
Baccharis. 388.
Witte Peen. 393.
Beet. 395.
Bet»-
1
B
E
/
Betonie. 39 6.
Wollekruyd. 399.
Natcrwortel. 402.
OfTetong. 407.
Slangenhoofd. 40S.
Druyvenkruyd. 409.
Kool. 413.
Riedgras. 416.
Camillen. 423.
Munt. 42<J.
Bergmunt. 428.
Welriekende Lis. 42S.
Lis. 43 r.
Paapefchoe. 433.
Carline. 449.
Wilde Saffraan. 4^0.
Cardobenediól. 453.
Kruysdiftel. 450.
Kervel. 404.
Santorie. 4 66.
Haazenoor. 47?.
Chamxdrys. 47 6.
Waterbok. 478.
Scordotis- 479.
Condrille. 4S2.
Ciceren. 4S3.
Ochrys der Grieken. 4S4.
Endivie. 490.
Circea van Parijs. 49 6.
Maagdepalm. 497.
Balilicom. 499.
Wilde Balilicom. 500.
Braliliaanfche Linze. 509.
Conyza. 510.
Comijn. <;i2.
Wilde Comijn. 513.
Saffraan. 520.
Koornbloem. 531.
Varkensbrood. 537.
Wilde Galega. 541.
Geele Wortelen. 544.
Beetwortel. 545.
Paftinake. 54 c.
Ridderfpoor. 5 48.
Didtamnus. ‘jyr.
Doronicum. 554.
Wilde Vlier. 51,9.
Elichryfon. 501.
Alant wortel. 561.
Rakette, ftff-
Boekweyt. ^70.
Ferula. 572.
Venk.1. f90.
Oprcgte Medica. f92.
Gemeene Medica. 593.
Fraxinella. 593.
Holwortel. 599.
Galege. 599.
Gentiaan, ffoi.
Oogentrooftgras. <nS.
Zonnewende. 024.
H ivikslcruyd.
Hyacinth. <545.
S. Janskruyd. <J4S.
Bilzenkruyd. 650.
Yfop. 053.
Stcebe. 6^6.
Thuyn Kers. <?<jr.
Wilde Kers. 66i.
Afpergien. <571.
Steekende Kaarden. 674.
Salade^ 0S3.
Patich. «591.
Scorbuthskruyd. 700.
Lavas. 712.
Lelie. 716.
Maybloem. 717.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Jenette. 735.
Maioraan. 737.
Poley. 740.
Orege. 742.
Mandragora. 751.
Berg-Slangenkruyd. 753.
Malrove. 7<><j.
Nigelle. 7-39.
Beerwortel. 764.
Geers. Gierft. 766.
Drieblad. 771.
L A D - W Y Z
Valeriaan. 7S4.
Yzerkruyd. 7S7.
Groote Krok. 791.
Aardangel. 792.
Watcrnoot. 793.
Peonie. 799.
Panax. Sol.
Glaskruyd. Sotf.
Vijfvingerkruyd. S09.
Phalangium. Si 5.
Lecuwenblad. Si 7.
Pimpinel. S24.
Polium. S2S.
Duyzendknop. 830.
Keukenkruyd. S30.
Sleutelbloem. S3S.
Radijs. S45.
Rhaponticum. S53.
Wijnruyt. Sjtf.
Self. Ss9.
Scabiofe. Stf4.
Duyvelsbeet. S66.
Scorpioenftaart. StfS.
Addcrskruyd. 809.
Bijlkenskruyd. S72.
Wilde Thymus. S77.
Sefamum. 878.
Sermontein. SSS.
Steekende Winde. S90.
Smyrnium van Candia. 894.
Teucrium, 901.
Boksbaard. 91 6.
Witzen. 923.
Maertfche Viole. 92y.
Vliegener. 927.
Beroerde Tong te regt te brengen door mid-
del van
Thuynkers. 661.
Beroerdheyd , Popelzy > beevende Leeden
en Zeenuwen . te helpen, te regt te bren-
gen , door middel van
Welriekende Eykelboom. 132.
Mufcaatboom. 137.
Nagelboom. 150.
Lauwerboom. 1153. '
Coccinilienboom. 219.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24<r.
Marentakken. 250.
Kappers. 255.
Cardamom. 25 S.
Zec-ajuyn. 307.
Krap. 341.
Angelieren. 302.
Meefterwortel. 378.
Kool. 413.
Biyonie. 41 6.
Lis. 431.
Bralilie-Peeper. 447.
Saffraan. 520.
Paflinake. 546.
Opregte Medica. 592.
S. Janskruyd. 04S.
Lelie. 71 is.
Maybloem. 717.
NarcilTe. 779.
Peonie. 799.
Varkensvenkel. S12.
Sleutelbloem. S3S.
Bertram. S42.
Self. 859.
zie ouk op Lamheyd.
Beevende Leeden. zie op Beroerdheyd.
Bezwijmeling. zie op Flauwte.
Blaas-hitzigheyd j brand van de Blaas, wech
te neemen j te verkoelen , door middel
van
Ananas. 49^.
Virginiaanfche Linze. 509.
Pepoen. <523.
Indiaanfche Doornappel. 57 6.
Americaanfche Patich. 707.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Plompe. 7S0.
Maartfche Viole. 92?.
Blaas-fmerten , verftopping , allerley ande-
re gebrecken , te geneezen : flijmerig-
heyd wech te neemen : te zuyveren, &c.
door middel van
R.
Vijgeboom. 23. 24.
Terpentijnboom. iotf.
Caflieboom. 11 6.
Roode Jujuben. 119.
Mufcaatboom.. 137.
Myrtusboom. 14^.
Lauwerboom. 153.
Hazelnotenboom. I6z.
Brem. 1S1.
Boom- malve. 191.
Tamarifchboom. 20I.
Boelkenskruyd. 29S.
Muur. 309.
Malve. 317.
Beckbunge. 325".
Peeterzelie- 345.
Mankop. 359.
Beerenoor. 3 83.
Kliffenkruyd. 385".
Betonie. 3 9<j.
Aardnoten. 414.
Stinkende Lis. 432.
Waterbok. 478.
Ananas. 49^.
Leedekcnskruyd. 519.
Kauwoorde, 521.
Meloen. 520.
Konkommer. 528.
Pallinaken. 54 0.
Filipendula. 577.
Zonnebloem. “>82.
Venkel. 590.
Gingidium 007.
Soethotir. 611.
Porcellain. <520.
Eedel Leeverkruyd. 6 28,
Goudenkruyd. 6 29.
lndiaanfch Kruydje roer my niet.
Ar633:
Alpergies. 071.
Americaanfche Patich. 707.
Wild Vlaskrtiyd. 721.
Paarlekruyd. 722.
Beetwortel. 76^.
Aardbeziën. 773.
Peonie. 799.
Glaskruyd. So 6-
Varkensvenkel. S12.
Canarizaad. S20.
Weegbree. 825.
Sleutelbloem. S38.
Rhaponticum. S53.
Kunntke. Stfl.
Naaldeketvel. $67.
Steekende Winde. 890.
Stechaskruyd. S98.
Wormkruyd. 899.
Tormentil. 914.
Boksdoorn. 910.
Boksbaard. 917.
Blaas fchurftheyd. zie op Schurftheyd der
Blaat.
Blaas-z weering, zie op Zweering der Blaat.
Blauw-geflagene of gevallene plaatzen des
Lichaams. zie op Bont- en blauw-gefla-
gene.
Blauwfchuyt , gemeenelijk ook genoemd
Scheurbuyk , middelen daar teegens, ge-
nomen van "
Oranjeboom. 13.
Pijnboom. 44.
Zuring. 280.
Beekbunge. 514.
Huyslook. 471.
Lecpelblad. 49 S.
Thuynkers. 661.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Britannica. 703,
Drieblad) 771.
Peepeiwouel. S47.
Zeer heerlijken Drank teegens de
Blauwfchuyt. 847.
Bleynen en Bladeren, heete en andere, te
geneezen door middel van
Huyslook. 471.
Konkommer. 528.
Varkensbrood. 537.
Iraliaanfche Rakette, c 67.
Wilde Kers. 662.
zie
der GENEESMIDDELEN.
zie oth op Tuyflen.
Bloeden van ’c Tandvleefch. zie op Tand -
vleefcb.
Bloeden uyt de Neus. zie op Neusbloeden.
Bloed- en Etterfpouwing te geneezen , door
middel van
Beerenklauw. 277.
Kliflenkruyd. 383.
Wollekruyd. 399.
Druyvenkruyd. 409.
Eedcl Rakette. sec.
zie voorts op Bloedfpouwing.
Bloedgang, zie op Roodeloop.
Bloed ; geronnen , geklontert Bloed , te doen
fcheyden; uyt te jagen, doormiddel van
Vijgeboom. 24.
Lindenboom. 8 c.
Lauwerboom. 153.
Ammi. 323.
Angelica. 331.
Krap. 341.
Meefter wortel. 378.
Bryonie. 41?.
Senegroen. 418.
Brunelle. 419.
Bergmtinr. 428.
Cariophillate. 437.
Kervel. 404.
Veld-Cipres. 477.
Comijn. 512.
Hoe langer hoe liever. 558.
Elichryfon. SCI.
Gentiaen. col.
Oyevaarsbek. 605.
Gingidium. 607.
Goudenkruyd. 629.
Kruydje roer mij niet. 030.
Yfop. c 53.
Serratula. CS7.
Thuynkers. 661.
Lelie. 71 6.
Majoraan. 737.
Paflerine. S04.
Salomons-zeegel. 832.
Ganzerich. 833.
Wilde Dragon. S41.
Duyvelsbeet. 8 66.
Thapfia. 903.
Tormentil. 914,
Bloed-ontfteeking. Hitzig-ontftooken bloed,
te verbeeteren , door middel van
Tamarindeboom. 115.
Aalbezien. 194.
Porcellein, Cio.
Steen- Leeverkruyd. 626.
Hop. 732.
Sleutelbloem. 838.
BloedpifTen , te doen ophouden , door mid-
del van
Eykenboom. 7?.
Agrimonic. 293.
Aardnooten. 414.
Lis. 431.
Wilde Comijn. 313.
Hartshoorn. 513.
Paardeftaart. 554.
Waternoot. 793.
Pimpinel. S24.
Weegbree. 82?.
Tormentil. 914.
Bloed- fcharpheyd wech te neemen , te ver-
beeteren , door middel van
Wilde Galiga. 541.
zie voorts op Bloedzuy vering.
Bloed fpouwing ; bloed opwerping , te doen
ophouden ; te geneezen , door middel van
Granaatboom. 17.
Mifpelboom. 21.
Qtieeboom. 32.
Amandelboom. 33:.
Caftanienboom. 40.
Pijnboom. 45.
Acacia. 33.
Cypreflenboom. Cl.
Peizikboom. <57.
Dadelboom. 71.
Willigeboom- 78.
Lindenboom. 8<J.
Macerboom. 89.
Maftikboom. 103.
Sumachboom. 109.
Roode Jujuben. xiS.
Myrtusboom. 145.
Berberisboom. iSS.
Tamarifchboom. 20I.
Boomachtig Stratiotes. 203.
Doornbezien. 223.
Wijngaard. 240.
Keelkruyd. 2co.
Alflen. 274.
Beerenklauw- 277.
Hartstong. 287.
Hermionitis. 287.
Parey. Bicflook- 305.
Fluweelbloem. 322.
Melde. 374.
Kliflenkruyd. 3 8 5.
Naterwortel. 402.
Aardnooten. 414.
Afteroides. 41 S.
Waalwortel. 420.
Lis. 431.
Cardobenedidl. 453.
Santorie. 4 66.
Cerinthe. 474.
Cicorey. 491.
Maagdepalm. 497-
Hartshoorn. 513.
Cortufa. 5 ie.
Koornbloem. 531.
Varkensbrood 537.
Hoe langer hoe liever. 558.
Alantwortel. sci.
Paardeftaart. 5C4.
Ferula. 372.
Porcellain. 620.
S- Janskruyd. C4S.
Thuynkers. CCI.
Patich. tfSl.
Kleyn Maankruyd. 72c.
Vederik. 744.
Duyzendblad. 767.
Ruyterskruyd. 7C7.
Drieblad. 771.
Kraakebezien. 7 76.
Penningskruyd. 777.
Waternoot. 793.
Speerkruyd. 793.
Wintergroen. 795.
Panax. Sol.
Muysoor. 8ic.
Pimpinel. S24.
Weegbree. S25.
Duyzendknop. S30.
Ganzerich. 833.
Longckruyd. S40.
Rhaponticum. 833.
Muysdoorn. 834.
Self. Ss 9.
Sanikel. 8 Co.
Groot Speenkruyd. S71.
Tormentil. 914.
Eerenprijs. 922.
Duyzendblad &c. 930.
Zie ook op Bloed en Etterfpouvjing.
Bloedfpouwing derPaerden. Koeyen en'an-
derer Beeften te geneezen door middel
van
Caftanienboom. 40.
zie voorts op Hoejl en Bluedjpouwing der
Poerden.
Bloedftemping , door middel van
Mifpelboom. 21.
Corneljeboom. 3 S.
Amandelboom, sc.
Cy presboom. 61.
Populierboom. 73.
Wolboom. 12S.
Synnauw. 300.
Aloë. 3 is.
Kleef kruyd. 338.
Walftroo. 339.
Krap 341.
Waalwortel. 420.
Hertgefpan. 447.
Smeerwortel. 473,
Conyza. 511.
Hartshoorn. 513.
Hondstong. 339.
Cymbalaria. 540.
Paerdeftaart. SC4.
Zwaardkruyd. 608.
Weede. C12.
Kottoenkruyd. ciC.
Gras van Parnas. ciS.
Eedel Leeverkruyd. C2g.
Bilzenkruyd. C50.
Scorbuttakruyd. 700.
Duyzendblad. 7 67.
Panax. Soi.
Pimpinel. 824.
Gdnzerich. 83 3.
Gelidkruyd. S8C.
Tormentil. 914.
Van ’tftempen des Neus-bloedensin ’c
bijzonder, zie op Neusbloeden.
Bloed- zuyvering. ’t Bloed te reynigen : goed
te maken ; zwaar bloed te verdrijven ;
door middel van
Caffieboom. 11c.
Kaneelboom. 123.
Tamarifchboom. 201*
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24c.
Boomvaarn. 290.
Boelkenskruyd. 29S.
Parey j Bieflook. 304.
Krap 341.
Bernagie. 40c.
Ofletong. 407.
Slangenhoofd. 408.
Cardobenedidt. 453.
Caucalis. 4C2.
Kervel. 454.
Sanamunda. 48 S.
Lepelblad. 49S.
Saffiaan. 520.
Hederik. 307.
Duyvekervel. 397.
Thuynkers. CCo.
Muurbloem. 078.
Hop. 732,
Thymiaan. 738.
Poley. 740.
Aardbeziën. 773.'
Teucrium. 901.
Bloedzweeren. Bloedvinnen, te verdrijven;
door middel van
Vijgeboom. 2 4.
Naoteboom. 41.
Jodendoorn. 1S9.
Beerenklauw- 277.
Melde. 379.
Beet. 395.
Betonie. 39c.
Kool. 413.
Indiaanlche Vijge. 374.
Thuynkers. cci.
Verkeerd Neetelkruyd. C77.
Orege. 742.
Panax. Sol.
Booterbloem. 876.
Kruyr wortel. 877.
Gelidkruyd. S8c.
Bloedvinnen, zie op Bloedzweeren.
Bloed j Waterachtig Bloed ; te beletten,
dat men’er niet mee o verladen word ; door
middel van
Gentiaan. Col.
Blutzen. zie op Buylen.
Bont- en blauw geflagene of gevallene plaat-
zen aan 'r Ligchaam te geneezen , door
middel van
Lauweiboom. 133.
Alflen. 274.
Agrimonie. 293.
Ammi. 323.
Peeterzehe. 343,
Meefter wortel.. 3 7 8.
Bryonie. 413.
Senegroen. 418.
Bergmunr. 428.
Hof- comijn. 43 c.
Comijn. 312.
Ruerkruyd. 37c.
Yfop. C33.
Vijgeboom. 729.
Majo-
BLAD-WYZER
Majoraat!. 737.
Poley. 740.
Salomóns-zeegel. 83!.
Wilde Dragon. 841.
Rhaponticum. S53.
Thapfia. 903.
Zie ook op Bloed ; geronnen , geklontert
Bloed.
Borft-gebreeken. Borft-fmerten. V erftopt-
heyd , benauwdheyd , hitzigheyd der
Bord , te helpen , te zuy veren , &c. door
middel van
Vijgeboom. 23. 24.
Amandelboom. 35.
Terpentijnboom. 106.
Saffafrasboom. III.
Caflieboom. iltf.
Wolboom. 128.
Mufcaatboom. 138.
Myrtusboom- 145.
Lauwerboom. 153.
Todendoorn. 18 9.
Boom-malve. 191.
Spinagie uyt America, 20 6-
Geneverboom- 220.
Rofmarijn. 24tf.
Averuyt. 271.
Beerenklauw- 277.
Vrouwenhayr- 2S1).
Boomvaarn. 290.
Agrimonie. 295.
Boelkenskruyd. 298-
Americ Boelkenskruyd. 298.
Knoplook. 301,
Zee-ajuyn. 307.
Angelica. 331.
Laferpitium. 33L
Akeleyen. 351.
Kalfsvoet. 357.
Kalfsvoet uyt Egypten. 358.
Mansoor. 3^9.
Ariftolochie. $C6.
Meefterwortel 3 78.
Hoefblad. 3 S<s.
Betonie. 396.
Wollekruyd. 399.
Bernagie. 40 <j.
Offetong. 407.
Brunelle. 419.
Waalwortel. 420.
Koe-ooge. 421.
Camillen. 423.
Munt. 427.
Welriekende Lis. 428.
Lis 431.
Brafiliaanfche Peeper. 447.
Wilde Saffraan. 450-
Cariophillate. 457.
Kervel. 4^4.
Veld-cipres. 477.
Water-look. 47S.
Ochrys der Grieken. 484-
Erweten. 485.
Comijn. 512.
Kauwoorde. 521.
Konkommer. 528.
Wilde Galega. 541*
Paftinake- 54 <s.
Koralkruyd. 549.
Vingerhoed. 553.
Alancwortel. 5 <yi.
Eedele Rakette, 56$.
FeruU- 572.
Gentiaan, tfol.
Soethout. en.
Kottoenkruyd- 616.
Indiaandfch Kruydje roer mij niet.
033.
Welriekende Nagtbloem. «534.
Yfop. (S53.
Gengebar. 6 66.
Afpergies. 071.
Roomfch Neetelkruyd. 67^.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Patich. 70 7.
Vlaskruyd. 718.
Hop. 732.
Poleye. 740.
Orege. 742.
Malrove. 75$.
Nigclle. 759.
Bingelkruyd. 7tfo.
Mechoacan. 764.
Beetwortel. 705.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Panax. Sol.
Mankop. S03.
Verkensvenkel. Sli.
Zeepkruyd. 842.
Knollen 849.
Rhaponticum. 853.
Wijnruyt. 8 ■>«.
Self. 8^9.
Kunneke 8<SI.
Scabiofe. 804.
Bijlkenskruyd. 87a.
Sefamum. 878.
Sefeli. 88 1.
Sermontein. 888.
Haazenfalade. 8 9 3.
Smyrnium van Candiea 894.
Stechaskruyd! 898.
Thapfia. 903.
Boksdoorn. 916.
Drie-verwige Violet 924.
Zie ook op Adem ; benauwden Adem :
en op Enghnrftigbeyd.
Borft-rauwheyd , fchraa’heyd j verkoude
Borft, te helpen door middel van
Roode Jujuben. 1x8.
Bernagie. 406.
Veld-cipres. 477.
Coriander. 512.
Saffraan. 510.
Maartfche Viole. 92?.
Borft-wonden, Borft fweering te geneezen,
door middel van
Krap. 341.
Beerenoor- 383.
Cortufa. <510.
Koralkruyd. 549.
Indiaanfche Vijge. 574.
Fenegriek. 591.
Borften. gezwollene, harde, geklonterde,
zweerende Borften der Vrouwen, te ge-
neezen dóór middel van
Queeboom. 32.
Caftanienboom. 40-
. Eykenboom. 76.
Malve. 318.
Pecterzelie. 34^.
Zwaluwewortel 370.
Meefterwortel. 378.
Baccharis. 3 8 8.
Balffemappel. 389.
Munt 427.
Welriekende Lis. 428,
Hertgefpan. 447-
Veld-cipres. 477.
Oogenklaar. 481.
Linzen. 484-
Boonen. 48 6.
Circea van Parijs. 496.
Eedele Rakette. 5 66 .
Gingidium. 607.
Glaskruyd. 8otf.
Wonderboom. S$2.
Borften-klontering der Vrouwen te voorko-
men ; door middel van
Munt. 427.
Gingidium. 607.
Malrove. 75$.
Ganferich. 83 3.
zie ook op Tepelen.
Borften der Vrouwsperfoonen kleyn te hou-
den : de flappe ftijf en hard te maken ,
door middel van
Pijnboom. 44.
Sorbenboom. 84.
Synnauw. 300.
Cicorey 491.
Epimediumkruyd. ^6%.
Braaken te bevorderen, door middel van
Perzikboom. 67.
Vlierboom. 8 o.
Ebbenhoutboom- lol.
Welriekende Eykelboom. 132.
Aardakers. 350.
Mansoor. 359. 3$©.
Melde. 379.
Meyer. 381.
Betonie. 3 9<y.
Stinkende. Lis. 432.
Papefchoe. 433.
Nieswortel. 434.
Springkruyd. 458,
Wolfsmelk. 401.
Huyslook. 471.
Oogenklaar. 481.
Pepoen. 523.
Meloen. 52 6-
Konkommer. $28.
Koornbloem. 531,
Vingerhoed. 553.
Wilde Vlier. 5591
Roomfch Neetelkruyd. 1J75.
Scorbuthskruyd. 700.
Narciffe. 779.
Turkfche Boonen. 81 9.'
Salomons-zeegel. 832.
Wonderboom. 852.
Braaken te ftillen ; te doen ophouden ; door
middel van
Oranjeboom. 14. if.
Granaatboom. 17.
Moerbezienboom. 19.
Peereboom. 31.
Queeboom. 32.
Nooteboom. 41. 42.
Platanus. 58.
Dadelboom. 71.
Eykenboom. 76.
Macerboom.>89.
Effchenboom. 95".
Saflafrasboom. III.
Tamarindenboom. Ilf-
Mufcaatboom. 130.
Myrtusboom. 145.
Nagelboom. 150.
Aalbezienboom, 195'.
Geneverboom. 220.
Wijngaard. 240.
Rofmarijn. 24 6.
Brommelbezien. 248.
Anijs. jjj.
Naterwortel. 402.
Afteroides. 418-
Munt. 426.
Nieswortel. 434.
Ccpata. 407.
Boonen. 4 8 ff.
Conyza. 5x1.
Coriander. 5 irt
Cymbalaria. 540.
Ridderfpoor. 548.
Gras van Parnas. 6l8-
Anijskruyd uyt America. 668.
Lampfana. 689.
Melifte. 761.
Drieblad. 771.
Kraakbezien. 776.
Groote Krok. 791.
Peonie. 799.
Weegbree. 82?.
Brand; ontfteeking der wonden, wech te nee-
men. zie op IVonden.
Brand der inwendige deelen des Ligchaams.
zie op Inwendige ontjleeking.
Breuken : inwendige gefcheurdheyd : neer-
zinkingh der Darmen , te geneezen , door
middel van
Granaatboom. 17.
Cypreftenboom. 61-
Lage Cederboom. 64.
Huift. 1 66.
Rofmarijn. 24<J-
Sigmaartskruyd. 2 76.
Beerenklauw. 277.
Synnauw. 300.
Witte Malve. 3x8.
Krap. 341.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoet. 3^7.
Ariftolochic. 3 66,
Beeren
der GENEESMIDDELEN.
Beerenoor. 383.
Baccharis. 3 SS.
Balflem-appel. 389.
Madelieven. 392.
Wollekruyd. 399-
Senegroen. 41S.
Waalwortel. 420-
Munt. 427.
Welriekende Lis. 428.
Santorie. 4 66.
Smeerwortel. 473.
Cerinthe. 474.
Comijn. 512.
Cortufa- 5 iö.
Navelkruyd. 517.
Koralkruyd. 549.
Elatina. 560.
Elichryfon. 501.
Paerdeftaart. 504.
Ferula. 572.
Oyevaarsbek. «05,
Zee-porcellein. 021.
Eedel Leeverkruyd. <528.
Goudenkruyd. £29.
Duyzeudkoorn. 033.
S.Janskruyd. 048.
Jacea. ö88-
Sarratula, 057.
Haazepoot. 0S4.
Scorbutskruyd. 700.
Tongeblad. 709.
Lelie. 716-
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Kleyn Maankruyd. 72 6.
Poley. 740.
Orege. 742.
Drieblad. 771.
Penningskruyd. 777.
Narcille. 779.
Speerkruyd- 793;
Panax. 801.
Deur was. 810.
Muysoor. 8 16.
Ganferich. 833.
Vlookruyd. 83*.
Sleutelbloem, 83 8.
Rhaponticum. 853.
Sanikel. 8do
Warer-eppe. S84.
Gelidkruyd. 88<s.
Teucrium. 901.
Eerenprijs- 922.
Drie-verwige Violet. 924.
Gulde Roede. 927.
Breuken in te houden , door middel van
Haazepoot. 084.
Breuken , met winden overladen , daar van
re verloflen , door middel van
Comijn. <512.
Breuken, Vleefch-breuken , te gencezen ,
door middel van
Stalkruyd. 790.
Bruyne , in de Keel en Mond , wech te nee-
men , door middel van
Brunelle. 419.
Bugchelkrijging te voorkomen j den aanwas te
verhinderen , door middel van
Willigeboom. 7S.
Buykloop , gemeene, geweldige en onna-
tuurlijke te Hoppen , door middel van
Granaatboom. 17,
Queeboom. 32. 33.
Amandelboom. 35.
Cornoeljeboom. 3S.
Caftanienboom. 40.
Pijnboom. 44.
Acacia, «;8-
Cypresboom. 6 1.
Dadelboom. 71.
Populierboom. 73.
Eykenboom. 78-
Macerboom. 89.
Mallikboom. 103.
Tamarindenboom. 115.
Viburneboom. 117.
Mulcaarboom. 137.
Nagelboom. 150.
Hazelnootenboom. 162*
Syiinge. 104.
Ciftus. 171.
Verwloof. 173.
Olijfboom. 183.
Beibertsboom. 188.
Roozeboom. 199.
Tamarifchboom. 20I.
Boomachtige Stratiotes. 203
Geneverboom. 220.
Wijngaard 240.
Rofmarijn. 246.
Keelkruyd. 2do.
Sigmaartskruyd- 276.
Becrenklauw. 277.
Vrouwenhayr. iS8*
Hartstong 2S7-
Boelkenskruyd- 293.
Witte Malve. 319.
Kleyn Ofletong- 325.
Aphace- 336.
Aardakers- 350.
Ariflolochia. 366*
Beerenoor. 3 S3-
Klifienkruyd. 3S5.
Baccharis. 3 SS-
Beet. 3 9S-
Standelkruyd. 40X.
Naterwortel. 402*
Afteroides. 41 S.
Waalwortel. 4*°-
Lis. 431.
Stinkende Lis 432,
Cardobenedidt. 453.
Huyslook- 471.
Cerinthe. 475.
Scordotis. 479-
Condrille. 4S2.
Linzen. 4S4-
Cicorey. 491*
Maagdepalm. 497.
Wilde Bafilicom. 500.
Conyza. 510.
Coriander. 511.
Hartshoorn. 513.
Kauwoorde. 521.
Wilde Galega. 541.
Koralkruyd. 849*
Paerdeftaart. s64-
Italiaanfche Rakette. 867.
Ferula. 572.
Ruerkruyd. 876.
Duyvekervel. 597*
Gnaphalium. CI8-
Gras van Parnas. 6iS.
Oogentrooft-gras. öiS-
Porcellain, 620.
Hondjensdraf. 622.
Schilddragende Hedyfarum.
Hyarinth. 645.
Stoebe. 656.
Gengebar. 666.
Haazepoot. 0S9.
Patich. <J9i.
Scorbuthskruyd. 700.
Limonium. 712.
Vlaskruyd. 7x8.
Americaanfche Orege. 742.
Bok-orege. 743.
Duyzendblad. 7 67.
Aardbeziën. 773.
Kraakebezien. 77 6.
Penningskruyd. 777.
Plompe. 780.
Hanekammetjcns. 790.
Groote Krok. 791.
Waternoot. 793.
Wintergroen. 795.
Rijs. 797-
Panikkoorn. 79S.
Mankop. S03.
Vijfvingerkruyd. S09.
Muysoor. 81 6.
Muyzenkoorn. S20.
Pimpinel. S24.
Weegbree. 828.
Fonreynkruyd. S32.
Ganzcrich. S33.
Rhaponticum. 883.
Wijnruyt. 8s6.
Groot Speenkruyd. S7T.
Rrr
«23.
Wilde Thymus. S77.
Z iy kei wortel. S82.
Watc-r-eppe. SS4.
Smyrnium van Candia. 894.
Fyckruyd. 898.
Tormentil. 914.
Gulde Roede. 92 6.
Gcyrenbaavd. 92S.
Buykpijn,- Buykkrimping te verdrijven , door
middel van
Vijgeboom. 24.
Nooteboom. 42.
Pijnboom. 44.
Ztevenboom. 63.’
Perzikboom. 67.
Huift. 1 66.
Boommalve. 191.
Roozeboom. 200.
Geneverboom. 210.
Alflen. 274.
Agrimonie. 298.
Berg-look. 308-
Zee-ajuyn. 307.
Ammi. 323.
Dille. 329.
Anij<. 3jj.
Anthyllis. 334.
Krap. 341.
Ariftolodiie. 366-
Zwaluwenwoitel. 370.
Beerenoor. 3 83.
Peftilemieworicl. 3 87.
Camillen. 423.
Munt. 42 6.
Bcrg-munr. 42S.
Kruysdirtel. 4^6.
Hofcomijn. 4^5.
Kervel. 464.
Santorie. 4 66.
Sanamunda. 48 S.
Ma3gdepalm. 497.
Comijn. 512.
Hartshoorn. 513.
Kniekenskruyd, 8r9-
Vaikensbrood. 537.
Hondsiong. 539.
Geele Wortelen. 844*
Paftihake. 5415.
Hondstand. 547.
Alantwortel. 5*1.
Eedele Rakette- 5 66 .
Italiaanfche Rakette. 867.
Ferula. 572.
Filipendula. 577.
Venkel. 590.
Duyvekervel. 597.
Oyevaarsbek. 6of.
Zce-porcelleyn. 6 11.
Stoebe. 6j6.
Thymiaan. 738.
Bingelkruyd. 760.
Beeiwoitcl. 708.
Gierft. 7 66.
Bruynwit Vierblad. 772,
Peonie. 799.
Vaikcns venkel. 812.
Phalangium. S15.
Wijnruyt. 8 ;c.
Wilde Thymus. 877.
zie voorts op Colijk.
Buykpijn der jonge Kinderen wech te nee-
men, door middel van
Wolboom. 12S.
Buykpijn der Paarden, zie op Vaerden.
Buylen , Blutzen . Bulten tuflehen vel en
vleefch te verdrijven , door middel van
Kervel. 404.
Gingidium, 607.
Wilde Dragon. 841.
Zie ook op Bont- en btauw-gejlagene
plaat zen.
Byen-fteeken re geneezen , door middel van
Mocibczicnboom. 19.
Malve. 317.
Witte Malve. 319.
Melifle. 762.
Bijflapens-luft en kragt aan te zetten door
Pijnboom. 48.
Efllh.nboom. 98*
Terpen-
J )
’
I.
B L
Terpentijnboom. ïof.
Piftacienboom. 107.
Wolboom. 128.
Nagelboom. 15 o.
Knoplook. 301.
Ajuyn. 303.
Bieflook. 30?.
Berglook. 305.
Anijs. 333.
Walftroo. 339.
Peeterzelie. 345^.
Aardakers. 350.
Kalfsvoet. 357.
Groote Speerwortel. 357.
Kalfsvoet uyt Egypten. 358.
Kliflenkruyd. 3S5.
Standelkruyd. 401.
Bryonie. 4itf,
Munt. 4z,j.
Klokjens. 439.
Raponce. 440.
Steen-lattouw. 443.
Kruysdiftel. 45 0.
Kervel. 404.
Ciceren. 4S3.
Artidok. 493.
Saffraan. $20.
Wilde Galiga. 541.
Geele Wortel. 543.
Paftinake. 540.
Hondstand. 547.
Dragon. 555.
Rakette. 50J.
Arragonfche Moffaart. 5:08.
Kortoenkruyd. 616.
Oogentrooft-gras. 01S.
Articiokken onder de aard. 6z<,
Bataten. 02?.
Scharley, 040.
Bilzenkruyd. <550.
Thuynkers. 661.
Gengebar. 666.
Anijskruyd uyt America. 66%.
Afpergies. $71.
Steekende Kaarden &c. <574.
Roomfch Neetelkruyd. <57 5.
Nachtfchade. 740.
Melifle. 7^2.
Turkfche Boonen. 819.
Kunneke. Stfi.
Zuykerwortel. S82.
Tulpe. 911.
Zie ook op Oude Mannen.
Bijflaaps-vermoeydheyd : vermoeyde leeden
door te hiizïge Bijflaap , weer te vetfter-
ken, door middel van
Eedel Leeverkruyd. 6zS-
Bijflaapsluft te doen vallen , te verminderen,
door middel van
Willigeboom. 7S.
Boom der Kuysheyd. 1 67.
Standelkruyd. 401.
Endivie. 490.
Kauwoorde. 5:21.
CArbonkelen j Peftilentiale hardig-
heyd , te geneezen door middel
van
Queeboom. 33.
Zeevenboom. <53 •
Vijgeboon. 729.
Duyvelsbeet. S 66-
Zie voorts op Peftilentiale bardigbeyd 5
gezwellen.
Cathanhen. zie op Zinkingen.
Cholera. Heete Cholera. Geele Cholerij-
ke vochten , te geneezen , wech te nee-
men, door middel van
Ofletong. 407.
Vlookruyd. 83^.
Colijk; darmkrimping , te verdrijven, door
middel van
Oranjeboom. 15.
Vijgeboom- 24.
Amandelboom. 3^.
Nooteboom. 41. 42.
Perzikboom. <57.
Willigeboom. 78.
Macerboom. 89.
A D-W Y Z
Saflafrasboom. m.
Welriekende Eykelboom. 132.
Mufcaatboom. .130.
Lauwerboom. 153.
Olijfboom. 183.
Roozeboom. 200.
Alcanne. 215.
Geneverboom. 220.
Jafmijn. 22S.
Rofmarijn. 24tf.
Cardamom. 258.
Alflen. 274.
Boomvaarn. 290.
Look zonder Look. 302.
Pareye. 304.
Peeterzelie. 34^.
Meefterwortel. 378.
Balffemappel. 389.
Witte Been. 393.
Camillen. 423. 424.
Munt. 426.
Welriekende Lis. 428.
Nieswortel. 434.
Wilde Saffraan. 450.
Kruysdiftel. 4 <6.
Cariophillate. 457.
Kervel. 404.
Santorie. 4 <$5.
Oogenklaar. 4S0.
Maagdepalm. 497.
Coloquintappel. 502.
Conyza. 510.
Comijn. 512.
Cortufa. 5i<j,
Vaikensbrood. ^37.
Geele Wortelen. 544.
Hondstand. 547.
Alantwortel. <61.
Italiaanfche Rakette. <67.
Hederik. <67.
Filipendula. < 77 .
Duyvekervel. 597.
Galege. <99.
Gentiaan, «joi.
Zwaardkruyd. tfoS.
Oogentrooft-gras. <siS.
Stoebe. 6<6.
ThuynKers. 661.
Wilde Kers. 662.
Steekende Kaarden & c. 674.
Mcclioacan. 704.
Bruynrood Vierblad. 772.
Narcifie. 779.
Ganzerich. S33.
Radijs. 840.
Rhapqnticum. 85:3.
Wijnruyr. 8 <6.
Sermonteyn. 888.
Thapfia. 903.
Eerenprijs. 922.
Drie-verwige Violet. 924.
Zie ook op Buykpijn.
Crauwagie. zie op Schurftigheyd.
Armvliesbreuk;Gefcheurdheyd. Ge-
borftenheyd. Scheurflel. zie op
Breuken.
Darm-krimping te verdrijven , door mid-
del van
Krap. 341.
Cariophillate. 457.
Stcebe. 6<6.
Varkensvenkel. 8 12.
Phalangium. 815.
Wijnruyt. S<6.
Zie voorts op Colijk : ook op Buyk-
pijn.
Darm-zwecring , en andere fmerren der Dar-
men re geneezen , wech te neemen , door
middel van
Zuring. 280.
Malve. 317.
Balffemappel. 3 8 9.
Navelkruyd. 517.
Paerdeftaert. 5 <54.
Vlaskruyd. 71 8.
Darm-verrotting, en andere vetderving der
Darmen , te verhinderen , te zuy veren ,
te geneezen , door middel van
E R
Granaatboom. 17.
Macerboom. 89.
Berberisboom. iSS.
Darm-verftopping te openen , door middel
van
Sanamunda. 4SS.
Doronicum. 554.
Darm-verzeering te geneezen, door middel
van
Speerkruyd. 793.
Darmen, uytgefchootene, te geneezen. zie
op Breuken.
Darmen te verzachten; d’ontfteeking , hït-
zigheyd , en brand wech te neemen ,
door middel van
Queeboom. 33.
Porcellein. öio.
Dolle Honden-beet te geneezen , en ’t ver-
gif uyt te drijven, door middel van
Vijgeboom. 24.
Amandelboom. $<.
Caftanienboom. 40.
Nooteboom. 41,
iLage Cederboom. 64.
Eykenboom. 76.
Vlierboom. 79.
Peeredoorn. 187.
Harrstong. 28 7.
Hemionitis. 287.
Berglook. 305.
Guychelheyl. 324.
Angelica. 331.
Angelieren. 302.
Duyzendfchoon. 3 64.
Zwaluwewortel. 370.
Starrekruyd. 376.
Meefterwortel. 37S.
Beerenoor. 3 8 3.
Kliflenkruyd. gSf.
Witte Been. 393.
Kool. 413.
Munt. 42<r.
Lis. 431.
Kervel. 4 64.
Condrille. 4S2.
Ochrys der Grieken. 484.
Meloen. 52 6.
Konkommer. <2 S.
Varkensbrood. 537.
Hondstong. 539.
Tandekenskruyd. <<o.
Wilde Vlier. 559.
Venkel. 590.
S. Janskruyd. 648.
Roomfch Neetelkruyd. tf/f.
Paticb. 691.
Scorbuthskruyd. 700.
Lavas. 712.
Melilïe. 762.
Groote Krolt. 791.
Weegbree. 825.
Keukcnkruyd. 836.
Wijnruyt. S^ff.
Sermontein. 888.
Witzen. 923.
Vliegenet. 927.
Dolle Honden te geneezen , door middel
van
Alyflum. 320.
Dolle Menfchen beeten te geneezen , het
quaad wech te neemen. zie op Beeten van
dolle Men [c hen.
Doode Vrucht af te drijven , door middel
Zeevenboom. 6 3.
Willigeboom. 78.
Ebbenhoutboom. lor.
Haagedoom. 180.
Beckbunge. 324.
Laferpitium. 332.
Krap. 341.
Peeterzelie. 345".
Groote Speei wortel. 3^7.
Meefterwortel. 37S.
Hoefblad. 38$.
Camillen. 423.
Bcrgmunt. 427.
Lis. 431.
Nieswortel. 434.
Gouds-
der GENEESMIDDELEN.
Goudsbloem. 43
Kervel. 404.
Santorie. 466.
Kali. 472.
Veld-cipres. 477.
Cicorey. 49 1.
Scammonie. 50S.
Conyza. 510.
Saffraan. 520.
Konkommer. $2S.
Geele Wortelen. 544*
Didlamnus. 551.
Ferula. ^72.
Water Filipendula. 578.
Gentiaan. <joi.
Thuyn Kers. 66 1.
Anijskruyd uyt America. 66%.
Muurbloemen. <578.
Lavendel. 708.
Poleye. 740.
Moederkruyd. 757.
Panax- Sol.
Wijnruyr. 856.
Self. 859-
Kunneke. 8<ji.
Steenbreek. 8tf2.
Sefeli. 881.
Water-eppe. 8S4.
Stachijskruyd. 896.
Doof heyd ; hardhoorentheyd , wech te nee-
men, door middel van
Geneverboom. 221.
Ajuyn. 303. 304.
Cardobenedidt. 453.
Coloquint-appel. <joz.
Varkensbrood. 537.
Wijnruyr. 850-
Wilde Thymus. S78.
Dronkenfchap te voorkomen ; ook te ver-
drijven, door middel van
Amandelboom. 35.
Perzikboom. 67.
Macerboom. 89.
Myrtusboom. 148-
Pareye. 304.
Peeterzelie. 341.
Angelieren. 302.
Kool. 413.
Saffraan.
Droomen ; zware Droomen te verhinderen,
door middel van
Peonie. 799.
Drukking , als men zijn gevoeg wil doen,
en niet kan. zie op Parffing.
Druppelpis. zie op Koude Pis.
Druypert te geneezen , door middel van
Mufcaatboom. 138.
Veyl, ofEylof. 252.
Walmeeftcr. 343.
Naterwortel. 402.
Kruysdiftel. 455.
Paarlekruyd. <52f.
Kleyn Maankruyd. 72 6.
EChte werk te bevorderen ; luft daar
toe te maken, zie op Bijjlapeus-
tu(l.
■ Eetensluft te verwekken ; een grage Maag
te maken , door middel , genomen van
Oranjeboom. 13.
Moerbezienboom. 19.
Queeboom. 33.
Cornoeljeboom. 39.
Vlierboom. 80.
Pijlhout. 91.
Tamarindenboom. Ilf.
Mufcaatboom. 13 S.
Lauwerboom. 153.
Olijfboom. 1S3.
Aalbezicnboom. 19?.
Doorbezien. 223.
Hinnebezien. 249.
Kappers. 255.
Cardamotn. 258.
Zuring. 280.
Ajuyn. 303.
Angelica. 331.
Walmeeftcr. 343.
Peeterzelie, 345.
Angelier. 3 tfi.
Metfterwortel. 378-
Raponce. 440.
Marietten. 442.
Erweten. 485.
Beetwond. 545.
Arragonfthe Moftard. 508,
Kardinaalsbloem. 583.
Bloem des Lijdens. 589.
Gingidium. 607.
Porcellain. 020.
Zee-porcellein. 6il.
Yfop. <553.
Wilde Kers. 661.
Gengebar. 666.
Salade. 6S3.
Windend Paardsyzer. 714.
Peeper. 733.
Orege. 742.
Bok- orege. 743.
Vederik. 744.
Drieblad. 771.
Zee- venkel. Si 3.
Self. 859.
Kunneke. Stfi.
Wilde Thymus, S77.
Zuykerwortel. SS 2.
Sermontein. SS 8.
Haazen-falade. S93.
Eetensluft der Paerden te bevorderen. 2
Poerden.
Engborftigheyd te geneezen , door middel
van
Amandelboom.
Pijnboom. 45-
Cyprelfenboom. 61.
Zeevenboom. 03.
Perzikboom. 6 7.
Lindenboom. Stf.
Pokhout. 98.
Ebbenhout. lol.
Lotusboom. 104.
Kaneel. 123.
S. Jansbrood, 124.
Geneverbezien. 220.
Geytenblad. 244.
Averuyt. 271.
Beerenklauw. 177.
Vrouwenhayr. 285.
Boomvaarn. 290.
Look zonder Look. 302.
Witte Malve. 518.
Laferpitium. 332.
Aniis. 333.
Akdeyen. 3 s X-
Kalfsvoet. 357.
Ariftolochie. 3 66.
Druyvenkruyd. 409.
Bergmunt. 428.
Goudsbloem. 43 6.
Santorie. 4 66.
Comiin. 512.
Saffraan. 520.
Vaikensbrood. 537.
Wilde Galega. 541.
Alant wortel. 301.
Paerdeftaert. 504.
Arragonfche Moltard. 508.
Filipendula. 577.
Thuyn Kers. 661.
Wilde Kers. 661.
Stok-violieren. öSl.
Salade. 683.
Damaftbloem. <189.
Lampfana. <189.
Thymiaan. 7 3 8.
Bok orege. 743.
Nigelle. 759.
Penningskruyd. 777.
Varkensvenkel. Sio.
Scabiofe. Stfy.
Sefamum. 878.
Sefeli. 881.
Sermontein. 888.
Haazenfalade. 8 93.
Smyrnium van Candien. 8 94.
Thapfia. 903.
Boksdoorn. 91e.
Zie voorts op Adem : benauwde?!
Rrr 2
Adem : en Borfi gebreeken.
Koekjens voor Engborftigheyd ; zon-
derling goed. 319.
Engborftigheyd der Paerden. zie op Paer-
aen.
Etter- en Bloedfpouwing. zie op Bloed- en
Etterfpowwi’/g. Op Bloedfpouviing. En op
Flujmen, etterige en bloedige.
Exteroogen, zie op Likdoornen.
FIftelen , op te droogen , door middel
Elatine. 560.
Fiftelen , open te houden ; te doen tochee-
len, en wat voorts daar ontrent te doen
ftaat. zie op Gaten ; lopende Gaten.
Flauwte , onmagt , befwijmeling , wech te
neemen , door middel van
Oranjeboom. 14.
Boom des Leevens. 60.
Nagelboom. lyo.
Coccinilienboom. 219.
Angelieren. 302.
Khllènkruyd. 38$.
Flcrezijn, Jigt, te verdrijven > te verzach-
ten ; terflond wech te neemen , door
middel van
Dadelboom. 71.
Saftafrasboom. ui.
Klcyne Lauwerboom. 1$6.
Brem. 1S0.
Geneverboom. 220. 221.
Walftroo. 339.
Beerenoor. 3 83.
Kliftenkruyd, 38?.
Witte Been. 393.
Waalwortel. 420.
Carline. 449.
Lappa Boaria. 403.
Scammonie. 50S.
Wilde Galiga. 541.
Ridderfpoor. 548.
Wilde Vlier. 559.
Elichryfon. 501.
Zonnewende. 6 24.
S. Janskruyd. 048.
Verkeerd Neetelkruyd. 677 '.
Lavendel. 70S.
Maybloem. 717.
Beerwortel. 705.
Mofch. 774.
Narcifle. 779.
Vijfvingerkruyd. S09.
Vlookruyd. 83?.
Sleutelbloem. S3S.
Wijnruyt. 856.
Self. 8 5 9.
Flerezijn der Voeten te geneezen door mid-
del van
Maybloem. 717.
Mofch. 774.
Kruyswortel. S77.
zie voorts op Podagra.
Fkiymen rijp te maken ; te doen verteeren :
de taye te verdunnen ; gemakkelijk te doen
uytwerpen , door middel van
Karfleboom. 37.
Piftacienboom. '107.
Jodendoorn. 1S9.
Averuyt. 271.
Knoplook. 301.
Angelica. 331.
Anijs. 333.
Hertgefpan. 447.
Wilde Sïffraan. 4^0.
Cardobenediól, 433.
Kervel. 4 64.
Kali. 472.
Waterlook. 478.
Scordotis. 480.
Ochrys der Grieken. 484.
Vingerhoed. <55 3.
Dragon. ^<5.
Eedele Rakette. $66.
Gentiaan. 6 01.
Soethout. öii.
Indiaanfch Kruydje roer mij niet.
.
Thuyn Kers. 661 .
Genge-
f
B L
Gengebar. 666.
KoomfchNeetelkruyd. c 77.
Patkh 69 1.
Malloten. 727»
Thymiaan. 73S.
Poleye. 740.
Orege. 742.
Malrove. 77c.
Sabmons-zeegel. S32.
Zeepkruyd. 842.
Radijs. 84 6.
Zonnedauw. S70.
Muysdoorn. 854-
Bijlkenskruyd. 872.
Thapfia. 903.
Zie voorts op Galachtige , / lijmerige ,
taye vochten.
Fluymen > Etterige en Bloedige , te doen
uytwerpen , ’t quaad te geneezen , door
middel van
Amandelboom. 35.
Eerenprijs. 922.
Zie voorts op Bloed- en Elter-opwer-
■ P'»S-
Fluymen en quaade taye Vochten door de
Stoelgang uyt te drijven; uyt de Maag
Wech te ruyinen ; door middel van
Sprinokruyd. 458.
Kali- 472.
Konkommer. 52S.
Ferula. 772.
Yfop. <5 53.
Thymiaan. 73 S.
Mechoacan. 704.
Panax. Soi.
Varkensvenkel. Si 2.
GAaten in de Bcenen ; Fiftelen , lo-
pende Gaaten , te geneezen , door
middel genomen van
Granaatboom. 17.
Pijnboom- 47.
Lage Berg-mifpelboom, 218.
Peeperboom. 232.
Veyl of Eylof. 252.
Knoplook. 302.
Aloë. 315,
Angelieren. 3C2.'
Hoefblad. 3 S«s.
Pertilentiewortel. 387.
Wollekruyd. 399.
Standelkruyd. 401.
Naterwortel. 402.
Bryonie, 415.
Lis. 431.
Wilde Saffraan. 450.
Santoiie. 4 66.
Smeerwortel. 473.
Maagdepalm. 497.
Ruerkruyd. 77c.
Wilde Handtam. 579.
Duyvekervel. 597.
Gentiaan, col.
Hondjensdraf. C12.
Goudenkruyd. 619-
Yfop. 053.
S. Jacobrkruyd. C79.
Wilde Kers. cci.
Scorbuthskruyd. 700.
Kleyn Maankruyd. 72 6.
Koornroos. 759.
Wintergroen. 79$.
Glaskruyd. So 6.
Vijfvingeikruyd. S09.
Peizenkruyd. ’8u.
Weegbree. S27.
Knollen. S49.
Heydenfch Wondkruyd. S92.
Tormentil. 914.
Gulde Roede. 927.
Geytenbaard. 928.
Duyzendblad. &v. 930.
Gaaten, lopende Gaaten , Fiftelen, open te
houden , door middel van
Speerwortel..3<[7.
Op te droogen, door middel van
Elatine. 5C0.
Gaaten en lopende zweereh des Hoofdstege-
neezeu door middel van
A D - W Y Z
Ciceren. 483.
Gaaten , en opene zeeren der Paerdcn. zie
op Poerden.
Gal te bedwingen : Gal hitzigheyd wech te
neemen. Gal uyt te drijven. Galblaas te
zuyveren , te openen. Galzucht , Gal-
braking te geneezen , te helpen , door
middel van
Oranjeboom. 14.
Pruymboom. 47.
Tamarindenboom. 117.
Berberisboom. 188.
Aalbezienboom. 194.
Roozeboom. 199.
Tamarifchboom- 20I.
Kruysbezien- 223.
Zuring. 280.
Ageratum. 294.
Peeterzelie. 345.
Betonie. 390.
Naterwortel. 402.
Brunelle. 419.
Lis. 43 r.
Marietten. 442.
Oogenklaar. 4S0.
Ciceren. 4S3.
Saffraan. 5 20.
Varkensbrood. 737.
Ridderfpoor. 748.
Hoe langer hoe liever. <[58.
Salade. 083.
Patkh. 091.
Poleye. 740.
Bok- orege. 743.
Moede: kruyd. 757.
Aardbeziën. 773.
Kraakebezien. 77 c.
Kruyswortcl. 8 7 7.
Gal , verbrandde Gal uyt te drijven , door
middel van
Kali. 472.
Galachtige ; zwartgallige, melancholijke ,
taye , flijmerige , en andere quade voch-
ten uyt te drijven , door middel van
Oranjeboom. 13. 14.
KarfTeboom. 37.
Dadelboom, 71.
Vlierboom. 80.
Rhijnbezien. 81.
Duynbezien. 82.
Ipenboom. 87.
Pijlhout. 91.
Terpentijnboom. loc.
Tamarindenboom. 117.
Vleffcheboom. 130.
Welriekende Eykelboom. 132.
Nagelboom. 150.
Kleyne Lauwerboom, 17c.
Huift. idc.
Brem. 1S1.
Roozeboom. 191.
Spinagie uyt America. 20C.
Alaturnusboom. 20S.
Cqccinilienboom. 219.
Klim. 254.
Kappers 2 ff.
Opregte Jalappe. 2C8.
Alffem. 274.
Becrenklauw. 277.
Zuring. 2S0.
Vrouwcnhayr. 2 8 7.
Boomvaarn, 290.
Steenvaarn. 291.
Ageratum. 294.
Boelkcnskruyd. 298.
Aloë. 314.
Witte Malve. 319.
Angelica. 331.
Krap. 341.
Kalfsvoet. 377.
Mansoor. 3 5 8.
Duyzendfchoon. 3C4.
Arillolochie. 3 cc.
Meefterwortel. 378.
Betonie. 39c.
Standelkruyd. 401,
Bernagie. 40c.
Koe-ooge. 421.
Camillen. 423.
E R
Welriekende Lis. 42 J.
Brafiliepeeper. 447..
Cariophillate. 437.
Springkruyd. 458.
Efula. 459.
Wolfsmelk. 4cr.
Caucalis. 402.
Samorie. 4c c.
Huyslook. 471,
Linzen. 4S4.
Cicorey. 491.
Coloquintappel. 502.
Winde. 50c.
Scamtnonie. 50S.
Konkommer, 528.
Koornbloem. 531.
Varkensbrood. 537,
Cyinbalaria 540.
Geele Wortel. 544.
Vingerhoed. 553.
Hoe langer hoe liever. 778.
Wilde Vlier. 559.
Ferula. 572.
Duyvekervel. 597.
Soahout. en.
Godsgenade. 6 19.
Zonnewende. C24.
Purgeercnde Batata. C27.
Scharley. C40.
S. Janskruyd. C48-
Senatula. C77-
Anijskruyd uyt America, ccï.
Steekcnde Kaarden, C7J.
Patich. C91.
Scoibuthskruyd. 70®.
Jenerte. 735.
Majoraan. 737.
Thymiaan. 7 3 8. \
Orege. 742.
Moederkruyd. 757.
Bingelkmyd, 7C0.
Mechoacan. 7C4.
Panax. 80 1.
Mankop. 803.
Varkensvenkel. 8 12.
Zee venkel. 813.
Salomons-zeegel. 83*
Vlookruyd. 835.
Bertram. 842.
Peeperwortd 847.
Zonnedauw. 8 50.
Wonderboom. S52.
Hermala uyt Syrien. S77.
Kunneke. Sci.
Bijlkenskruyd. S72.
Kruyswortel. S77.
Vreemde wilde Kers. 913.
Dric-venvige Violec. 924.
Macrtfche Viole. 927.
Viiegenet. 927.
Zie op Gal , en Fluymen .
Gebrandheyd te geneezen ; de brand uyt te
trekken , door middel van
Moerbezienboom. 19.
Vijgeboom. 24.
Queeboom. 33.
Platanusboom. 79.
Vlierboom. 79.
Lindenboom. 8c-
Myrtusboom. 147.
Ciftus. 171.
Alcanne. 217.
Rofmarijn. 24 c.
Kappers. 277.
Keelkruyd. 2C0.
Beerenklauw. 277.
Vaarni 2S9.
Struyskruyd. 293.
• Aloë. 317.
Malve. 317.
Witte Malve. 318. 319:
Kleyn O/fetong. 32c.
Walflroo. 339.
Kalfsvoet. 377.
Meyer. 3S1.
K'iflènkruyd. 387/
Hoefblad. 3 Sc-
Balffemappel. 389.
Beet. 397.
Wollo"
der G
Wollekruyd. 399-
Cardobenedióh 453.
Cepia 407.
Huyslook. 471.
Kauwoorde. 421.
Wüde Vlier. 339.
Elichryfon. 501.
SJanskruyd. 04S.
Verkeerd Neetdkruyd. 677.
Lelie. 71 6.
Vlaskruyd. 718.
Narciffe. 779
Speerkruyd. 793.
Wintergroen. 793.
Weegbree. S23.
Sefamum. 878.
Sotsknodze. 920.
Gebrandheyd te geneczen , zonder lidceeke-
nen na te laten , door middel van
Ipenboom. S7.
Gebrandheyd van de Zon wech te neemen,
door middel van
Vlierboom. 80.
Gebrookene, geborftene Armen en Beencn
te geneezen , door middel van
Ipenboom. S7.
Zie voorts op Beenderen.
Gebrookene Ribben zie op Ribben.
Gebrookene , geborftene Aderen. Zie op
Aderen.
Gebiookenheyd , geborftenheyd , gefcheurd-
hcyd. zie op Breuken.
Geelzucht te geneezen, door middel van
Zeevenboom. 03.
Pijlhout. 91.
Eflchenboom. 93.
Tarpentijnboom. iotf.
Tamarindenboom- 113.
Berkenboom. 133.
Lauwerboom. 153.
Berberisboom. ISS.
Tamarifchboom. 20 7.
Rofinarijnboom- 246.
Zuring 2S0.
Vrouwenhayr. 2S3.
Steenvaarn. 291.
Agrimonie. 293.
Boelkenskruyd. 298.
Zee-ajuyn. 307.
Aloë. 314.
Kleyn Offentong. 32(9.
Angelica. 331.
Kiecfkruyd. 338.
Krap. 341.
Walmeefter. 343.
Akeleyen. 331.
Z wal uwe wortel. 370.
Aftbdille. 371.
Melde. 379.
Beer. 393.
Betonie. 396.
Standelkruyd. 40I.
Bernagie, 400.
Senegroen. 418.
Ganzebloem. 412.
Munt. 427.
Bergmunr. 428.
Nieswortel. 434.
Goudsbloem. 43 6.
Wilde Saffraan. 430.
Cardobenedidl. 433.
Kruysdiftel. 43 tf.
Caucalis. 402.
Chamardrys. 476.
Veld-cipres. 477.
Oogenklaar. 4S0.
Ciceren. 4S3.
Cicorey. 491.
Ariiciok. 493.
Bafilicom- 499.
Coloquintappel. 302.
Scammonie. 308.
Conyza. 310.
Wilde Comijn. 313.
Saffraan. 320.
Koornbloem. 331.
Varkensbrood. 337.
Geele Wortelen. 344.
Beetwortel. 543.
N E E S M I D D
Ridderfpoor. 54S.
Rakette. 363.
Eedele Rakette. 3 tftf.
Oogentrooft. 3 67.
Filipendula. 377.
Duyvekervel. 397.
• Holwortel. 399.
Zoethout, tfii.
Hondjensdraf. <522.
Goudenkruyd. <129.
Duyzendkoorn. «533»
Hyacinth. <543.
S. Janskruyd. <148.
Yfop. 033.
Wilde Kers. tfó2.
Afpergies. 071.
Salade. <583.
Steen-leeverkruyd. 686.
Lampfana. 68 p.
Patich. 6 91.
Lavendel. 708.
Hop. 732.
Orege. 742.
Nachtfchade. 730.
Marum. 734.
Malrove. 735.
Koorn-roos. 739,
Bingelkruyd. 700.
Mechoacan. 704.
Aardbeziën. 773.
Valeriaan. 7S4.
Yzetkruyd. 787»
Peonie. 799.
Pafterine. S04.
Vijfvingerkruyd. 809.
Zce-venkel. 813.
Polium. S28.
VJookruyd. 83 3.
Zeepkruyd. 843.
Wonderboom. 832.
Muysdoorn. 834.
Water-eppe. 8S4.
Hen nip. 8 87.
Heydens Wondkruyd. 892,
Haazen-faiade. 8 94.
Tormentil. 914
Maertfche Viole. 923.
Gcele verwe des Ligdiaams te doen vergaan
door middel van
Varkensbrood. 337.
Geele , quade verwe der Oogen , na de Geel-
zucht overgebleeven , te doen verdwijnen.
zie op Oogen.
Geel water uyt te drijven , door middel
van
Galega. 399.
Geheugcnis te verfteiken, door middel van
Rofmarijn. 246.
Bernagie. 400.
Munt. 42<s.
Cardobenediél. 433.
Oogentrooft. 309.
Gengcbar. 666.
Maybloem. 717.
Melifle. 702.
Mufcari. 774.
Stechaskrnyd. S78.
Gemoed te vervrolijken, door middel van
Cariophillate. 437.
Cicercn. 4S3.
Ananas. 493.
Bafilicom. 499.
Cortufa. 3J<$.
Saffraan. 320.
Koornbloem. 33!.
Alantworiel. 301.
Bloem des Lijdens. 3S9.
Gemeene Medica. 393.
Oyevaarsbek. 6 03.
Articiokken onder de aarde. <523.
Welriekende Nagtbloem. 034.
Muurbloem. <17 S.
Scorbuthskruyd. 700.
Windend Paerdsyzer. 714.
Mufcari. 774.
zie ook op Hert ; en op Melancholie.
Geronnen Bloed, zie op Bloed.
Gefcheurdheyd te geneezen. zie op Breu-
ken.
Rrr 3
: L E N.
Gezicht te verfterkedj de donkerheyd weck
te neemen , door middel van
Karfiel oom. 37.
Kaneelboom. 123.
Nagelboom. 130.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24 6.
Alften. 274.
Sigmaartïkruyd. 27 tf.
Zuring. 280.
Zee-ajuyn. 307.
Muur. 308.
Aloë. 313.
Guychelheyl. 324.
Angclieren. 302.
Aftbdille. 372.
NaterWortel. 402.
Bruynette. 424.
Stinkende Lis. 432.
Goudsbloem. 43 6.
Oogenklaar. 480.
Cicorey. 491.
Oogentrooft. 3*9.
Wilde Hanekam. 379.
Gras van Parnas. tfiS.
Gengebar. 666.
Peepcr. 733-
Radijs. S4tf.
Wijn -uyt. 83tf.
Gezicht helder en fcharp te maken door mid-
del van
Olijfboom. 183.
Wijngaard. 240.
Rofmarijn. 24 6.
Sigmaartskruyd, 2 76.
Zuring. 2S0.
Zee-ajuyn. 307.
- Muur. 30S.
Aloë. 313.
Guygchelheyl. 324.
Ancmone. 328.
Angelica. 331.
Kalfsmuyl. 337.
Kalfskruyd. 337.
Mans-oor. 339.
Aftbdille. 372.
Kool. 413.
Welriekende Lis. 42S.
Goudsbloem. 43 6.
Brafilie Peepcr. 447.
Hof-comijn. 43 6.
Caucalis. 402.
Saniorie. 4 66.
Chamardrys. 47$.
Oogenklaar. 48 o.
Endivie- 490.
Bafilicum. 499.
Saffraan. 320.
Varkensbrood. 337.
Arragonfche Moltaart. 308.
Ferula. 372.
Zonnebloem. 382.
Venkel. 390.
Havikskruyd. 636.
Ylop. 033.
Afpergien. 67 1.
Lavas. 712.
Vlaskruyd. 71S.
Zeevengetijdenkruyd. 724,
Mallooten. 723.
Thymïaan. 73S.
Poley. 740.
Malrove. 7^6.
Valeriaan. 7S4.
Perzenkruyd. Siï.
Muysoor. Sl6.
Knollen. 849.
Muysdoorn. S34.
Harmala uyt Syrien. Stf.
Adderskruyd. 809.
Wilde Thymtis. 878.
Water-eppe. SS4.
Adderskruyd. 8 69.
Wilde Thijm. S77.
zie voorts op Oogen.
Gezicht der oude lieden teverfterken, door
middel van
Lindenboom. Stf.
Gezondheyd te bewaren , zonder in veele
jaren
tl ;(■
i ||
B L
jaren ziek te worden , door middel van
Windend Paerdsyzer. 714.
Gefwellen en Apoftcmatien ; heete , kou-
de , waterachtige , vuyle , en andere van
allerley flag, te geneezen , te doen rijp
worden , fcheyden, verkoelen ; verteeren;
ongeneesbare te helpen , door middel van
Appelboom 6.
Egyptifcbe Vijgeboom. 25.
Peereboorq. 31.
Queeboom. 32.
Willigeboom- 78.
Vlierboom. 80.
Elzenboom. 90.
Beukenboom. 93.
Tamarindenboom. 11?.
Welriekende Eykelboom. 132.
Haazelnootenboom. X62.
Brem. 1S1.
Oleanderboom- 1S4.
Berberisboom. 18S.
Jodendoorn. 189.
Boom-malve. 191.
Boom-maive van China. 193.
Roozeboom. 199
Tamarifchboom. 20 1.
Phyllireaboom. 212.
Lage Berg-mifpelboom. 2lS.
Coccinilienboom. 219.
Geneverboom. 210.
Doornbezien- 223.
Jafmijn. 228.
Geytenblad. 244.
Marentakken. 250.
Veyl , of Eylof. 252.
Kappers. 2^5.
Keelkruyd. 260.
Averuyt. 271.
Sigmaartskruyd. 276.
Wolfsbezie. 2S3.
Hartstong. 28 7.
Hemionitis. 2 8 7.
Vaam. 289.
Struyskruyd. 293.
Agrimonie. 295.
Boelkenskruyd. 298.
Paraye. 305.
Zee ajuyn. 307.
Muur. 30S.
Aloë. 314.
Malve. 31 8.
Fluwdebloem. 322.
Guychelheyl. 324.
Betkbunge. 324.
Anemone. 328.
Ambrofïa. 329.
Anijs. 353.
Maankruyd. 3 3 .
Kleef kruyd. 338.
Angelieren. 302.
Aftragaluskruyd. 377.
Meefterwortel. 378.
Melde. 379.
Beercnoor. 3S3.
Kliflenkruyd. 38?.
Hoefolad. 3 Sc.
Madelieven. 393.
Betonie. 396.
Standelkruyd. 40I.
Tweeblad, 402.
Kool. 413.
Koe oog. 421.
Camillen. 423.
Munr. 427.
Stinkende Lis. 432.
Nieswortel. 434.
Hof-comijn. 45e.
Wolfsmelk. 401.
Kervel. 404.
Huyslook. 471.
Oogenklaar. 481.
Erweten. 4 8 6.
Boonen. 4S6.
Endivie, 490.
Cicorey. 491.
Bafilicum. 499.
Hermodaöclen. 501.
Conyza. 510.
Comijn. 5x2.
A D - W Y Z
Navelkruyd. 517.
Saffraan. >520.
Kauwoorde. 521.
Meloen. 52 6.
Ezels-komkommer. $zS.
Koornbloem. 531.
Geele Wortelen. 544. •
Riddetfpoor. 548.
Hoe langer hoe liever. <58.
Wilde Vlier. 55 9.
Elatine. $60
Itaiiaanfche Rakette. $67.
Boekweyc. 570.
Ferula. 472.
Indiaanfche Vijg. 574.
Indiaanfche Doorn appel. $76.
Fenegriek. 591.
Opregte Medica. 592.
Indiaanfche Weyt. $96.
Hol wortel. $99.
Gingidium. <507.
Weede. 612.
Schilddragende Hedyfarum. <523.
Zonnewende. $24.
Articiocken onder de aarde, 025.
Kruydje roer my niet. 030.
Scharley. 040.
S. Janskruyd. *48.
Yfop. 653.
Tacea. 6 5^.
Juca uyt America. 66$.
Anijskruyd uyt America- 66 8.
Verkeerd Neetelkruyd. 077.
Patich. 091.
Scorbuthskruyd. 700.
Lelie. 710.
Vlaskruyd. 718.
Wild Vlaskruyd. 721.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Malloten. 72$.
Vijgeboon. 729.
Poleye. 740.
Americaanfche Orege. 742.
Bok-orege. 743.
Mandragora- 751.
Marum. 7^4.
Moederkruyd. 757.
Koornroos. 7$ 9.
Moluckfche Meliflen. 742.
Narciflè. 779.
Yzerkruyd. 7 8 7.
Haanikammetjens. 790.
Waternoot. 793.
Speerkruyd. 793.
Panax. Soi.
Perzenkruyd. Sir.
Lage Zee-erweten. 826.
Duyzendknop, 830.
Longekruyd. 8 3 8.
Zeepkruyd. S43.
Self. 859.
Sanikel. 860.
Scabiofe. 8<jy.
Duyvelsbeet. 8 66.
Gioot Speenkruyd. 87I.
Kruyswortel. 877.
Wilde Thymus. 8 77.
Sefamum. S78.
Water-eppe. 8S4.
Hennip. 887.
Steekende Winde. S90.
Haazenfalade. 894.
Smyrniutn van Candien. 894.
Thapfia. 903.
Torrekruyd. 919.
Maarrfche Vide. 92 6.
Gefwellen der heymlijke Leeden te genee-
zen , gelijk ook andere gebreeken aan de
zelve, door middel van
Granaatboom. 17.
Aloë. 314.
Dille. 329.
Madelieven. 393.
Welriekende Lis. 428.
Ciceren. 4S3.
Cymbalaria. g4o-
Wilde Galiga. 541.
Venkel. 1590.
Hondjensdraf. 622.
E R
Bilzenkruyd. 6$ 2. ’
Malloten. 72 $.
Yzerkruyd. 7S7.
Kruyswortel. S77.
Haazenfalade. 8 94.
Zie voorts op Zeeren en Zweeringen
der heymlijke Leeden.
Gefwellen te verzachten 5 de brand en pijn
wech te neemen j de hardigheyd te ver-
wecken , &c. door middel van
Mifpelboom. 23.
Vijgeboom. 24.
Olijfboom. 1S3.
Zeeajuyn. 307.
Anijs 333
otarrekruyd. 3 76.
Aftragaluskruyd. 377.
Meelterworrel. 3 78.
Kliftenkruyd. 3S5.
Hoefblad. 3 86.
Betonie. 390.
Standelkruyd. 401.
Tweeblad. 402.
Hermodaéteicn. 503.
Kauwoorde. 521.
Cymbalaria. 540.
Hoe langer hoe liever. $$S.
Fenegriek. 591.
Indiaanfche Terwe- 596.
Hedyfarum. 623.
Articiocken onder de aarde. 61$.
Zie voorts hier hoven , op d'eerfte Poft
van Gezwellen.
Gefwellen , de verzworene Etter daar uyt
te halen , door middel van
Maarentakken. 250-
Gefwellen, etterige, vuyle Hinkende, ver-
zworene , te geneezen , door middel van
Moerbezienboom. 19.
Lage Bergmifpelboom. 2ig.
Coccinilienboom. 219.
Yfop. 6$ 3.
Heydens Wondkruyd. 890.’
Gefwellen aan ’t Fondament te geneezen
door middel van
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Zie voorts op Aarsdarm.
Gefwellen der Mond. zie op Mond-gezwel-
len.
Gefwellen aan den Hals. zie op Hals-
gezwellen.
Gefwellen der Nieren, zie op Nieren.
Gefwellen , inwendige, zie op Inwendige
Gezwellen.
Gefwellen, Peftilentiale. zie opPeftilentiale
Gezwellen.
Gefwellen aan de Vingeren , Teeën , &c.
te geneezen , en zonder fnijden te doen
doorbreeken , door middel van
Oogenklaar. 481.
Paronychia- 807.
Zie ook op Nagelzweering en Zwel-
ling.
Gefwellen in de Lies te doen vergaan door
middel van
Haazepoot. 6S4.
Gefwellen en Schurfrheyd op der Paerden
huyd te geneezen, door middel van
Beekbunge. 324.
Zie voorts op Schurftheyd en Zeeren
der Paerden.
Gefwollen Tandyleefch. zie op Tand-
vleefch.
Gefwollene Leeden te regt te brengen, door
middel van
Aftragaluskruyd. 377.
Camillen- 423.
Gefwollene , vuurige armen en beenen te
geneezen , door middel van
Tasjenskruyd. 914.
Gewrigtenpijn door Zinkingen en anders,
te voorkomen ; te geneezen, door mid-
del van
Geneverboom. 221,
Ephemerum. 26$.
Thapfia. 903.
Zie voorts op Lecdenfmerten.
Graveel te verdrijven , de fmerten te ftillen,
door middel, genomen van
Oranje-
der GENEESMIDDELEN.
Oranjeboom. 14.
Vijgeboom. 23.
Amandelboom- 3?.
KarlTeboom. 37.
Pijnboom. 4?.
Cypresboom- 61-
Lage Cederboom. 04.
Perzikboom. 67.
Abricoosboom- tfS.
Eykenboom. 76.
Willigeboom. 78.
Lindenboom. Stf.
Macerboom. 89-
Beukenboom. 93.
Terpentijnboom. lo<J.
Saflafrasboom. IH.
Berkenboom. 133.
Mufcaatboom. 136.
Lauwerboom. 153.
Hazelnotenboom. Ig2.
Olijfboom. 183.
Aalbezien. 195.
Tamarifchboom- 20I.
Doornbezien. 223.
Wijngaard. 240.
Veyl, ofEylof. 252,
Averuyt. 271.
Zuring. 2S0.
Vrouwenhayr. 28?.
Hartstong. 2S7.
Hemionicis. 2S7.
Agrimonie. 295.
Munt. 308.
Malve. 318.
Witte Malve. 318.
Guygchelheyl. 324.
Beekbunge. 325.
Kleyn Ofleniong. jz6.
Angelica. 331.
Peeterzelie. 345.
Bijvoet. 3153.
Duyzendfchoon. 3^4.
Aflodille. 372.
Beerenoor. 383.
Kliffenkruyd. 3S5:.
Beet. 39?.
Kool. 413.
Riedgras. 416.
Ganzebloem. 422.
Camillen. 423.
Bruynettc. 424.
Munt. 426.
Lis. 43 1.
Braliliepeeper. 447.
Cardobenedift. 433-
Kruyswortel. 4 5 <5.
Caucalis. 402.
Lappa Boaria. 4<S3-
Kervel. 454.
Haazenoor. 47?.
Waterbok. 47 S.
Ciceren. 483.
Boonen. 48 6-
Cicorey. 491.
Ananas. 495.
Balilicom. 499.
Brafiüaanfche Linzen. 509.
Hartshoorn. <513.
Kniekenskruyd. 5I9.
Pepoen. 323.
Wilde Galiga. 541.
Geele Wortelen. 544.
Beetwortel. 343.
Ridderfpoor. ?4S.
Didtamnus. 551.
Doronïcum. 5*54.
Hoe langer hoe liever. 858»
Wilde Vlier. 559.
Elichryfon. ?g 1.
Alantwortel. ?gi.
Italiaanfche Rakette. 5 <57.
Arragonfche Moftaart. ?gS.
Indiaanfche Doornappel. 576.
Filipendula. 577.
Water-FilipenduJa. 578.
Zonnebloem. 582-
Venkel. 590.
Oprechte Medica- 392.
Fraxinella. 594.
Kievitsbloem. 393.
Gentiaan. goi.
Oyevaarsbek. g of.
Gingidium, 607.
Zwaardkruyd. goS.
Gras van Parnas. <Ji8,
Oogentrooftgras. tfiS.
Hondjensdraf. <322.
Kruydje roer mij niet, tfgo.
Duyzendkoorn. (333.
S. Tanskruyd. 04S.
S. Jacobskruyd ge 9.
Wilde Kers- 662.
Jobstraanen. 666.
Afpergien 671.
Roomfch Neetelkruyd. 67 ?.
KnaWel. 67 7.
Patich. 091.
Tongeblad. 709.
Windend Paardsyzer. 714.
Vlaskruyd. 719.
Paarlekruyd. 722.
Mallote. 725.
Poley. 740.
Moederkruyd. 737.
Beer wortel, 703.
Aardbeziën. 773.
Molch. 773.
Yzerkruyd. 787.
Stalkruyd. 790.
Waternoot. 793.
Peonie. 799.
Glaskruyd. So 6.
Muysoor.- Sitf.
Canarizaad. S20.
PimpineJ. S24.
Duyzendkoorn. 830
Ganzerich. 833.
Sleutelbloem. 838.
Radijs. 845.
Muysdoorn. 8 <4.
Self. 839.
Wilde Thymus. 878.
Wormkruyd, 899.
Eerenprijs. 922.
Maartfche Viole. 92?.
Gulderoede. 927.
Graveel der kinderen in ’c bijzonder , te
verdrijven door middel van
Cicorey. 491.
HAls , ftijve Hals , te helpen , door
middel van
Oyevaarsbek. go?.
Hals gezwel te verdrijven , te geneezen ,
door middel van
Agrimonie. 29?.
Muur, 309.
Ambrofia- 329.
Madelieven. 393.
Raponce. 440.
Navelkruyd. 5x7.
Zie ook op Klieren.
Hals-zeeren en Zweeren, te geneezen , door
middel van
Eerenprijs. 922.
Handen-fchurftheyd te geneezen.
Zie op Schurftige Handen.
Handen zacht te maken , door middel
Malve. 31 8.
Handen zeer fchoon en zuy ver te doen wor-
den , door middel van
Zeepkruyd. S43.
Handen-fproetelen , en andere onreynighee-
denin ’t vel, wech te neemen, doormid-
del van
Affodille. 371.
Hardigheyd te verzachten, zie op Gezwel-
len.
Harflènen te verfterken ; te verwarmen ; ver-
koude te helpen , andere gebreeken wech
te neemen . door middel van
Maftikboom. 103.
Kaneelboom. 123.
Mufcaatboom. I3g.
Myrtusboom. 14?.
Nagelboom. i?o.
Lauwerboom- 153.
Geneverboom. 220.
Rol'marijn. 24 g.
Angelieren, 3g2.
Duyzendfchoon. 304.
Bernagie. 4og.
Nieswortel. 434.
Cortufa. ?ig.
Varkensbrood. $37.
Wilde Galiga. 541.
Venkel. 590.
Kievitsbloem. 59?-
Yfop. g?3-
Thuynkcrs. 66 r.
Lavendel. 708.
Maybloem. 717.
Majoraan. 737.
Marum. 734.
Molukfche Meliffe. 762.
Mechoacan. 7g4.
Gierft. 7gg.
Sleutelbloem. 8 3 8.
Bertram. 842.
Self. 8 5 9.
Steekende Winde. S90.
Harflenen verfloptheyd te openen ■, flijmerig-
heyd te verdrijven j te doen opdrogen ,
door middel van
Azedarach. 134.
Yfop. <533.
Thuynkcrs. gtfl.
Lavendel. 70S.
Maybloem. 717.
Majoraan. 737.
Marum. 734-
Molukfche Meliflè. 761.
Zeepkruyd. S43-
Harflenen ontroering te helpen , door mid-
del van
Peonie- Soo.
Wilde Thymus. 878.
Zie ook Razernij.
Hayr , uytgevallen , weer te doen groeyen,
door middel van
Quecboom. 33.
Nooteboom. 41.
Lindenboom. Sg-
Ipenboom. 88.
Lotusboom. 104.
Aflodille. 372.
ThapCa. 903.
Hayr uytvalling te voorkomen, doormid-
del van
Perzikboom. 67.
Daadelboom. 71.
Lindenboom. Stf.
Ipenboom. 88.
Beukenboom. 93.
Lotusboom. 104-
Myrtusboom. 14?.
Hazelnootenboom. 1 62»
Ciftus. 171.
Roozeboom. 199.
Vrouwenhayr. 2S?.
Knoplook. 302.
Ajuyn. 303.
Aloë. 313.
Laferpitium. 332.
Ried. 370.
Aflodille. 372.
Kool. 413.
Varkensbrood. 337.
Hêndstong. 339.
Arragonfche Moftard. ?tfS.
Ferula. 372.
Thuynkers. tfgi.
Yzerkruyd. 787.
Hayr , fchoon en lang te doen Waflen j
zwarte of andere verwe te geeven , aan
de mond te doen groeyen &c. door mid-
del van
Populier boom, 73.
Willigeboom- 78.
Paapcnhout. 92.
Lotusboom. io4-
Azedarach. 134.
Myrrus- 143.
Bofchboom. 139-
Berberisboom. x88.
Alcanne. 213.
Cocci-
B L
Coccïnilienboom. 219.
Indigo. 230.
Rofmarijn. 24 6.
Averuyt. 271.
Vrouwenhayr. 2S5.
Ajuyn. 303.
Zee-ajuyn. 307.
Wilde Vlier. 559,
Wilde Kers. <102.
Vederik. 744.
Hayr nier te doen groeyen aan Lippen of
Kin , door middel van
Hyacinth. 045.
Hayr te doen krullen , door middel van
Affodille. 372.
Hayr te zuy veren , door middel van
Fenegriek. 591.
Hayr te doen wallen op verbrand geweeft
zijnde plaatzen , door middel van
Lelie. 710.
Hayr zeer klaar en zuyver te maken 3 door
middel van
Huyslook. 471.
Vederik. 744.
zie op Hayr te zuyveren.
Hayr te doen nytvaflen , door middel van
Wijngaard. 240.
Veyl . of Eylof. 252.
Wolfsmelk. 401.
Heefchheyd der Keel te verdrijven, door
middel van
Scyraxboom. 112.
Eedele Rakette. 5 66.
Soethout. tfii.
Lelie. 710.
Boksdoorn. 9i<y.
Zie ook op Keel.
Hert tc verquikken ; te verfterken; Hert-
gebreeken tegeneezenj ’t Hert vrolijk te
maken , door middel van
Citroenboom. "J
Lïmoenboom. >13-15.
Oranjeboom. J
Bananienboom. 23.
Peereboom. 31.
Queeboom. 32.
Pillacienboom- I07.
Tamarindenboom. 115.
Myrtusboom. 145.
Nagelboom. 150.
Syringe. 103.
Berberisboom. iSS.
Jodendoorn. 189.
Coccïnilienboom. 2I9.
Geneverboom. 220.
Doornbezien. 223.
Rofmarijn. 24<S.
Hinnebezien. 249.
Cardamom. 258.
Ephemerum. 205.
Zuring. 280.
Grathtvaarn. 291.
Angelica. 331.
Walmeefter. 343.
Akeleyen. 351.
Angelieren 302.
Ariilolochie. 3 <ytf .
Zwaluwewortcl. 370.
Peftïlentïewortel. 3S7.
Bernagic. 4otf.
OITetong. 407.
Slangenhoofd. 408.
Goudsbloem. 430.
Carline. 449.
Cardobenedift. 453.
Carïophillate. 457.
Endivie. 490.
Ananas. 495.
Bafilicom. 499.
Coriander. 511.
Saffraan. 520.
Koornbloem. 531.
Dragon. 550-
Zonnebloem. 5 82.
Bloem des Lijdens. 589.
Gemeene Medica. 593.
Ovevaarsbek. 505.
Welriekende Nachtbloem. <734.
Serratula. 657.
A D - W Y Z
Salade. <583.
Americaanfche Patich. 707.
Maybfoem. 717.
Marum. 754.
Meliffe. 702.
Molukfche Meliflè. 7^2.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Mufcari. 774.
Pimpinel. 824.
Sleutelbloem. 8 3 8.
Longekruyd, 840.
Self. 809.
Adderskruyd. S 69.
Maertfche Viole. 925.
Herten-flauwheyd ; zwakheyd wech te nee-
men door middel van
Cardamom. 258.
Ephemerum. 26$.
Angeüer. 302.
Offetong. 407.
Hertgcfpan. 447-
Lavendel. 708.
Lelie. 71 6.
Zie ook op Flauwten.
Hertklopping ; Hertbeeving , te verdrijven,
door middel van
Lindenboom. 86.
Effchenboom. 95.
Mufcaatboom. 13 6.
Myrtusboom. 145.
Nagelboom. 150.
Aaibezien. 195.
Roozebcom. 199.
Coccinilicnboom. 2x9.
Cardamom. 258.
Ephemerum. 205.
Angelieren. 302.
Bernagie. 405.
Goudsbloem. 43 6.
Hertgefpan. 447.
Endivie. 490.
Cicorey. 491.
Bafilicom. 499.
Koornbloem. 531.
Doronicum. 554.
Z rn bloem. 5 82.
Oyevaarsbek. tfoy.
Stoebe. 6^6-
Lavendel. 708.
Maybloem. 717.
Meliffe. 7152.
Pimpinel. S24.
Adderskruyd. 869.
Hertgefpan te verdrijven , door middel van
Offetong. 407.
Rhaponticum. 853.
Hertvang af te zetten, door middel van
Coccinilienboom.' 21 9.
Braambezien. 24S.
Hertpijn ; pijn voor ’t Hert te geneezen , door
middel van
Ariilolochie. 3 66.
Hert , alle quaadaardigheyd daar van af te
drijven , door middel van
Peftilentiewortel. 387.
Heupenpijn, Heupjigt, te doen verdwijnen
door middel van
Brem. 1S0.
Lis. 431.
Carline. 449.
Cardobenedid. 453.
Veld cipres. 477.
Coloquinrappel. 502,
Scammonie. 50S.
Tandekenskruyd. 550.
Eedele Rakette. 500.
Ferula. 572.
Gods Genade. $19.
Hondjensdraf. 611.
S- Janskruyd. 048.
Thuynkers. 660.
Afpergien. 671.
Thymiaan. 738.
Yzerkruyd. 787.
Vijfvingerkruyd. 809.
Varkensvenkel. 812.
Smyrnium. 894.
Teucrium. ?oi.
E R
V reemde wilde Kers. 913.
Sotsknodze. 920.
Hik te beletten , te verdrijven j door mid-
del van
Mufcaatboom. X 3 eJ.
Grachtvaarn. 291.
Alyffum. 320.
Dille. 329.
Anijs. 333.
Ariilolochie. 3 66.
Munt. 42<J.
Wilde Comijn. 513.
Meliffe. 702.
Wilde Thymus. 878.
Zuykerwortcl. 8S2.
Hoeft ; gemeenen Hoeft , quaden Hoeft , te
verdrijven door middel van
Granaatboom. 17.
Vijgeboom. 23.
Karffeboom. 37.
Pijnboom. 45.
Cypresboom. 61.
Daadelboom. 71.
Styraxboom. 112.
Roode Jujuben. xi8-
Kaneelboom. 123.
S.Jansbrood. 124.
Wolboom. 128.
Lauwerboom. 153.
Hazelnotenboom. I62.
Jodendoorn. 189.
Boommalve. 191.
Boommalve van China. 193.
Boomachtig Spinagie. 206.
Geneverboom. 220.
Gey tenblad. 244-
Cardamom. 25 S.
Averuyt. 271.
Vrouwenhayr. 285.
Boomvaarn. 290. J
Agrimonie 295.
Boelkenskniyd. 298.
Zee-ajuyn. 307.
Malve. 317.
Witte Malve. 319.
Angelica. 331.
Laferpitium. 332.
Anijs. 333.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoer. 357.
Kalfsvoet uyt Egypten. 358.'
Mansoor. 359.
Zwaluwewortel. 370.
Meefterwortel. 378.
Hoefblad. 380.
Bernagie. 406.
Kool. 413.
Waalworcel. 420.
Lis. 43 x.
Nieswortel. 434.
Wilde Saffraan. 450.
Santorie- 4 66.
Waterbok. 478.
Scordotis. 480.
Erweten. 4S*.
Boonen. 4S6.
• Comijn. 512.
Saffraan. 520.
Kauwoorde. 521.
Pepoen. 523.
Wilde Galega. 54r.
Ridderfpoor. 54S.
Wilde Vlier. 559.
Paerdeftaart. 554.
Eedele Rakette,
Arragonfche Moftard. $68-
, Ferula. 572.
Fenegriek. 591.
Soerhout. öii.
Kottoenkruyd. 616.
Indiaanfch Kruydje roer mij niet.
633.
Havikskruyd. 636.
Bilzenkruyd. 05 o
Gengebar. 666.
Roomfch Netelkruyd. 67%.
Damallbloem. 0S9.
Vlaskruyd. 718.
Bok orege. 743.
Malrove.
%
der GENEESMIDDELEN.
Malrove. 7 $6.
Beetwortel. 7 6f.
Drieblad. 771.
Narcifle. 779.
Mankop. S03.
Glaskruyd. S06.
Varkensvenkd. 812.
Ydele Haver. 821.
Zeepkruyd. S43.
Knollen. 849.
Wijnray,t. 850.
Self. 859.
Scabiofe. S6$.
Sefamum. 878.
Teucrium 90I.
Boksdoorn. 91 6.
Eerenprijs. 922.
Hoeft. Verouderden Hoeft te verdrijven,
door middel van
Maftikboom- 103.
Haztlnootenboom. 162.
Baccharis. 3 S8.
Wollekruyd. 399.
Nieswortel. 434.
Bafilicom. 499.
Geele Wortelen. 544.
Alantwortel. <;6i.
Paerdeftaart. 564.
Ferula. 572.
Fenegriek. >591.
Yfop. ö<J3.
Orege. 742,
Mechoacan- 704.
Panax. Sol.
Glaskruyd. S06.
Radijs. S48-
Sefeli. 881.
Smyrnitim. 9S4.
Hoeft, droogen Hoeft, te verdrijven, door
middel van
Plompe. 7S0.
Wilde Thymus. S78.
Zie voorts op Hoeft.
Hoeft der jonge kinderen te doen vergaan
door middel van
Rakette. 56?.
Hoeft koekje te bereyden , zeer treffelijk.
3 1 P-
Hoeft cn bloedfpouwing der Beeften , Paer-
den , Koeyen , &c. te geneezen , door
middel van
Paerdecaftanien. 40.
Agrimonie. 295.
Gentiaan, öol.
HooFdbrand wech te neemen , door mid-
del van
Elatine. ?6o.
Hoofd-draying, zwijmeling, te verdrijven,
door middel van
Caftanienhoom. 4o.
Marentakken. 250-
Cardamom. 2^S.
Angelieren. 302.
Beerenoor. 3S3.
Bernagïe. 406.
Bryonie. 416.
Afteroides. 418.
Cardobenediót 4<)3. •
Wilde Comijn. 473,
Doronicum. <;S4.
Filipendula. 577.
Wilde Kers. <562.
Lavendel. 70S.
Maybloem. 717.
Peonie. 799.
Varkensvenkel. 8 12.
Vlookruyd. 83 5.
Adderskruyd 869-
Stechaskruyd. S9S-
Hoofd-gekrenktheyd. zie op Pazerny.
Hoofd- gezwellen en zweeringen te genee-
zen , door middel van
Hennip. SS".
Hoofd- jeukte, zie op Jeukte.
Hoofd-kneuling te gen eezen,door middel van
Comijn. 512-
Hoofdpijn, en andere gebreeken, te verdrij-
ven, door middel van
Queeboom. 33.
Pcrzikboom. 67.
Vlierboom. So.
Lindenboom. 8 6.
Pokhout. 98.
Nagelboom. 150.
Boom der Kuysheyd. 167*
Roozeboom. 199.
Alcanne- 215.
Indigo. 230.
Kappers. 25?.
Keelkruyd. 260.
Boomvaarn 290.
Zee-ajuyn. 307-
Dille. 329.
Angelica. 331.
Angelieren. 302.
Duyzendfchoon. 364.
Hoefblad. 3 86.
Baccharis. 3 8 8.
Betonie. 39^.
Munt. 426.
Chamatdrys. 476.
Veld-cipres. 477.
Oogenklaar. 4S0.
Conyza. 51 o.
Ferula. 572.
Anijskruyd uyt America. 668.
Lavendel. 70S.
Malloten. 72^.
Majoraan. 737.
Marum. 754.
Mechoacan. 764.
Roozewortel. 844.
Muysdoorn. S54.
Self. 859.
Wilde Thymus. S78.
Sefamum. 87S.
Steekende Winde. 890.
Vliegenet. 927.
Hoofdpijn terftond te doen vergaan , door
middel van
Hoefblad. 386.
Hoofd-fchilfltren , fchubben wech te neemen,
door middel van
Teucrium. 901.
Hoofd fchurftheyd te geneezen. zie op
Schurftheyd des Hoofds.
Hoofd-verfterking , flijmerigheeden daar uyt
te trekken ; de verftoptheyd te openen j
door middel van
Kaneelboom. 123.
Mufcaatboom. 137.
Nagelboom. 150.
Syringe. 163.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 240-
Anemonc. 328.
Angelieren. 362.
Ariltolochie. 366.
Kool. 413.
Nieswortel. 434.
Bafilicom. 499.
Saffraan. 520.
Koornbloem. 531.
Dragon. 556.
Arragonfche Moftaart. $ 6S.
Ferula. 572.
Fenegriek. 59I.
Kievitsbloem. 595.
Yfop. 6S3.
Majoraan. 737.
Vederik. 744.
Melilfe. 762.
Mufcari. 774.
Peonie. 799.
Wilde Dragon. S41.
Roofewortel. 844-
Wilde Thymus. S77.
Stechaskruyd. 899-
Vliegenet. 927.
Hoofd vochtighceden te doen opdroogen ,
door middel van
Wilde Galega. 541.
Zie voorts op de voorgaande Poften en
op HarJJenen.
Hoofd- wonden te geneezen , door mid-
del van
Mclifle. 762.
Hoofd-zinkingen te doen ophouden , door
Sff
middel van
Hondstong. 539.
Zie voorts op Zinkingen.
Hooge Rug , als men die begind te krij-
gen , te voorkomen, zie op Bugchelkrij-
£>”£•
Huyd , fchoon , glad en zuyver te maken ;
alle vlekken , onreynigheeden , fchilfte-
ren , &c. te verdrijven ; door middel
van
Elfenboom. 90.
Wolboom. 12S.
Welriekende Eykelboem. 132.
Myrtusboom. 145.
Wilde Lauwerboom. 154.
Kleyne Lauwerboom. 156.
Brem. 1S1.
Jafmijn. 22S.
Peeperboom. 232.
Wijngaard. 240.
Rofmarijn. 246.
Zuring. 280.
Malve. 317.
Alyfium. 320.
Beekbunge. 325.
Kalfsmuyl. 337.
Kalfsvoet. 357.
Arilarum. 358.
Zwaluwewortel. 370,
Aftragaluskruyd. 377.
Beerenoor. 383.
Kool. 413.
Bryonie. 41 <f.
Stinkende Lis. 432.
Nieswortel. 434.
Raponce.- 440.
Palmaria. 44J.
Carline. 449.
Smeerwortel. 473.
Ciceren. 483.
Boonen. 4S7.
Hermodadtelen. ?oï.
Brafiliaanfche Linzen. 509.
Pepoen. 523.
Konkommer. 528.
Varkensbrood. 537.
Hoe langer hoe liever. 55S.
Elatine. 560.
Hederik. 567.
Kardinaalsbloem. 5S3.
Kievitsbloem. 595.
Duyvekervel. 597.
Oyevaarsbek. 609.
Kottoenkruyd. 616,
Havikskiuyd. 636.
Thuyn Kers. 66i.
Leeverkruyd. 686.
Patich. 691.
Lavas. 712.
Lelie. 710.
Vijgboonen. 729.
Hop. 732.
Yzerkruyd. 787.
Glaskruyd. 806.
Turkfche Boon. 8 lp.
Pimpinel. S24.
Duyzendkoorn. 830.
Salomons-zeegel. 8 3 2.
Peeperwortel. 847.
Sefamum. S78.
Water eppe. SS4.
Zie voorts op Aangezicht.
Huyds-jeukerigheyd wech te neemen. zie op
jeukerigheyd der Huyd.
Huyds-zweeterigheyd te verdrijven , door
middel van
Aardbeziën. 773.
Huyds witte Schilferen wech te neemen,
door middel van
Aardbeziën. 773.
Huyd , afgefchaafd zijnde , weer te doen
groeyen ; te geneezen , door middel van
Olijlboom. 1S3.
Sencgipen. 41 8.
Huyd der Paerden, fchurftheyd en gezwellen
op de zei ve , te geneezen , door middel van
Beekbunge. 325.
Zie voorts op Paerden.
Huyg te helpen , te geneezen , door
Vlier-
o
r
Vlierboom. So.
Viburneboom. 117.
Verwloof. 173,
Berberisboom. 188.
Braambezien. 24S.
Elanne. 500.
Holwortel. 599,
Scorbuthskruyd. 700.
Orege. 742.
Waternoor. 793.
Muysoor. Sxö.
BLAD-WYZER
ÏNgewant te reynigen : te verfterken : de
verpopping te openen 5 door middel ,
genomen van
Vijgeboom. 24.
Pijlhout. 91.
Nagelbloem. 150.
Lauwerboom. 153.
Berberisboom. 18S.
Tamarifchboom. 20I.
Zuring. 280.
Ageratum. 294*
Ammi. 323.
Peererzelie- 34?.
Mottekruyd. 397.
Hertgefpan. 447.
Cardobcnediót. 453.
Chamxdrijs. 476.
Veld-cipres. 477.
Waterbok. 478.
Sanamunda. 4SS.
Endivie. 490.
Cicorey. 491.
Articiocken. 493.
Koornbloem. 531.
Vingerhoed. 553.
Doronicum. 554.
Dragon. 450.
Venkel. 490
Duyvekervcl. f97.
Gentiaan. tfoo,
Yfop. <153,
S. Jacobskruyd. 6 8 9.
Scorbuthskruyd. 700.
Windend Paerdsyzer. 71 4.
Malloten. 725.
Hop. 732.
Thymiaan, 738.
Molukfcbe Meliflë. 7a.
Beerwortel. 705.
Penningskruyd. 777.
Zeevenkel. 813.
Polium. 828.
Peeperwortel. S47.
Muysdoorn. 854.
Heydens Wondkruyd. 892.
Teucrium. 901.
Tulp. 9 ir.
Zie ook op Lee ver. Milt. Longe , &c.
Ingewand te verwarmen , door middel van
Lavas. 712.
Ingewands befebadiging , door vergif, te hel-
pen, te geneezen, door middel van
Kalfsvoet. 357.
Zie ook op Vergif.
Ingewands-fmerten te verdrijven ; de in-
wendige deden re verzachten , te verfter-
ken , door middel van
Amandelboom. 3$.
Kaneelboom. 123.
Nagelboom, i/o.
Syringe. 104.
Ciftus. 17-1.
Boommalve. 193.
Doornbezien. 223.
Agrimonie. 245.
Akeleyen. 351.
Afteroides. 41 8.
Senegroen. 418.
Brazilic-peeper. 447.
Circara van Parijs. 495.
Malloten. 729.
Vlookruyd. 83?.
Naaldekervel. 876.
Zie ook op Ingewand te reynigen.
He (gelijks op Leexer , Longe , Milt ,
Ó'C.
Inwendige Verzeeringen, door vallen en an-
ders : wonden , en veelerley andere ge-
breeken , te geneezen, door middel van
Vijgeboom. 24.
Cypresboom. 61.
Myrtusboom. 145.
Kappers. 255.
Cardamom. 258.
Sigmaartskruyd. 176.
Beerenklauw. 277.
Boelkenskruyd. 29S.
Synnauw. 300-
Krap. 341.
Akeleyen. 341.
Swaluwewortel. 370.
Starrekruyd. 370.
Meefterwortel. 378.
Beerenoor. 383.
Baccharis. 388.
BaKTemappel. 389.
Madelieven. 392.
Standelkruyd. 401.
Aardnooten. 414.
Senegroen. 418.
Bruynelle. 419.
Waalwortel. 420.
Bergmunt. 42S.
Welriekende Lis. 42S.
Carline. 449.
Catiophillate. 457.
Santorie. 4 66.
Smeerwortel. 473.
Haazenoor. 475.
Waterbok. 47S.
Oogenklaar. 4S0.
Cortufa. 51 6.
Koornbloem. 531.
Geele Wortelen. 544.
Paltinaken. 546.
Koralkruyd. 849.
Doronicum. 554.
Hoe langer hoe liever. 558.
Paerdsyzer. 570.
Indiaanfche Vijg. 574,
Gentiaan, öox.
Oyevaarsbek. tfo?.
Zefe-porcellain. 021.
Hondjensdraf. 022.
Eedel Leeverkruyd. 61$.
Goudenkruyd. 029.
S. Janskruyd. 64S.
Jacea. <555.
Srcebe.
Serratula. 6^7.
Thuyn Kers. 661.
Haazepoot. (JS4.
Kleyn Maankruyd. 716.
Majoraan. 737.
Nigelle. 7?9.
Ruyterskruyd. 767 ,
Penningskruyd. 777.
Speerkruyd. 793.
Wintergroen. 79^.
Panax. Soi.
Deurwas 8x0.
Ganzerich. 83 3.
Sleutelbloem. 83 8.
Sanikel. Sco.
Scabïofe. Stff.
Fyekruyd. S98.
Maertfche Viole. 92^.
Gulde Roede. 927.
Inwendige gezwellen te verdrijven , te ge-
neezen , door middel van 0
Kaneelboom. 123.
Geneverboom- 220,
Akeleyen. 351.
Maagdepalm. 497.
Ridderfpoor. 548.
Fenegriek. 591.
Zwaardkruyd. tfoS.
Havikskruyd. c^c.
Sermontein. S8S.
Wilde vreemde Kers. 913
Inwendige ontfteeking , brand , hitzi'gheyd
te verdrijven , door middel van
Berkenboom. 133.
Berberisboom. 1 88.
Aalbezien. 195.
Roozeboom. 199.
Doornbezien. 223.
Geytenblad. 244.
Braambezien- 248.
Hinnebezien. 249.
Alt rngaliiskruyd. 377.
Kliflenkruyd. 385.
Hoefblad. 3818.
Madelieven. 392.
Brunelle. 419.
Winde. 50 6.
Meloen. <ji6-
Ridderfpoor. 54S.
Fenegriek. 591.
Zoethout. <jii.
Gods Genade. 619.
Articiocken onder de aarde. 61
Windend Paerdsyzer. 7x4.
Aardbeziën. 773.
Kraakebezien. 776.
Speerkruyd. 793.
Mankop. S03.
Weegbree. 8 2 8-
Duyzendknop. 830.
Vlookruyd. 838-
Drie-verwige Violette. 924. *
Maertfche Viole. 92*.
Inwendige rauwheyd wech te neemen , door
middel van
Zoethout, tfii.
Inwendige verrotting, te voorkomen , rc
helpen 5 te geneezen , door middel van
Doornbezien. 223.
Boelkenskruyd. 29S.
Zee-ajuyn. 307.
Aloè. 314.
Gentiaan, tfol.
Gods Genade. 019,
Zie voorts op Verrotting.
Inwendige zweeringen , zeeren , te getKc-
zen door middel van
Geneverboom. 220.
Angelica. 331.
Kruysdiltel. 45^.
Koralkruyd. 849-
Havikskruyd. 6\6.
Inwendige zweering der Borft te geneezen
door middel van
Krap. 341.
Zie voorts op Borfl -wonden , Borfl-
zweering.
Eukerigheyd derhuyd te verdrijven, door
middel van
Tamarindenboom. Hf.
Zuring. 481.
Konkommer. 528.
Beetwortel. 545.
Patich. tfpi.
Poleye. 740.
Fonreynkruyd. 831.
Sefamum. 879.
Luyskruyd. S96.
t . • l Dr‘e_veiwige Violette. 9 24.
Jeukengheyd der heymelijke Leeden wech
te neemen door middel van
Self. 859.
Zie voort sop Zeerenen Zweeringen ; ook
°P Gezwellen der heymelijke Leeden.
Jeukengheyd aan Handen en Voeten , ver-
oorzaakt door koude, te geneezen door
middel van
Bilzenkruyd. 6<; o.
Jeukte des Hoofds te verdrijven , doormid-
del van
Yfop. 3.
Jeukte der Oogen, ook puyftjens der felve,
wech te neemen , door middel van
Boksdoorn. 91 6.
Jigr te verdrijven , de ftnerren te verzachten.
zie op Fiere fijn, en op Podagra.
JE
r Akhielen te geneezen, door middel
K
“ Knollen. 849.
Kanker aan eenige plaatzen des Ligchaams,
ook in de Mond , in de Keel, te dooden,
te geneezen , door middel van
Sumachboom. 109
Hazelnotenboom. 16Z,
Keel-
der G
Keelkruyd. 260.
Kleef kruyd. 3 3 S.
Kliflenkruyd. 38?.
Naterworcel. 402.
Senegroen. 41 S.
Nieswortel. 434.
Keivel. 464.
Oogenklaar. 481,
Ciceren. 483.
Elatine. ^00.
Eedele Rakette, 566.
Ruerkruyd. 57 6.
Galega. 599.
Veikecrd Neetelkruyd. 677.
Scorbuthskruyd. 700.
Wild Vlaskruyd. 721.
Nacht fcbade. 750.
Speerkruyd. 793.
Fyekruyd. S95.
Kankerige , voorteetende Zeeren en Zwoe-
ren , ook uytwalTen in de Neus. Zie op
Neus-gebreeken : ook op Zeeren , en op
Zweeren.
jankerige Gefwellen, Zeeren en Zweeren,
te gcneefen door middel van
Angelieren. 362.
Kliuenkruyd. 38?.
Peftilentiewortel. 387.
Betonie. 391?.
Wilde Saffraan. 450.
Oogenklaar. 48 1.
Weede. 6 12.
Zie voorts op Zeeren en Zweeren.
Karbonkelen, zie op Carbonkelen.
Keelbrand: brand en ontlleeking in de Keel,
te geneezen door middel van
Queeboom. 33.
Eedel Leeverkruyd. 6iS.
Zie hier na op Keel-gebreeken.
Keelbrand en ontfleeking door te veel ge-
dronken te hebben , wech te ncemen ,
door middel van
Driediftel. 484-
Keel-gebreeken ; hitzigheyd , gezwellen ,
hardigheyd , zeerigheyd , zweering , vuu-
righeyd , &c. , te geneezen , door mid-
del van
Moerbezieboom. 1 9-
Viburneboom. 117.
Alcanne. 215.
Wijngaard. 240.
Keelkruyd. 260.
Malve. 317.
Narei woi tel. 402.
Waalwortel. 420.
Marietten. 442.
Arragonfche Moftaarr. 56S.
Kardinaalsbloem. 583.
Hondjensdraf. 622.
Goudenkruyd. 629.
Yfop. 6‘ 53.
Jacea. 6S<;.
Wilde Kers. 66 2.
Damallbloem. 6S9.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Britannica. 703.
Americaanfche Patich. 707.
Vlaskruyd. 7x8.
Orege. 742.
Penningkruyd. 777.
Waternoor, 793.
Mankop. S03.
Vijfvtngerkruyd. S09.
Phlotr.os. S22.
Weegbree. 82?.
Knollen. S49.
Self. 89*) •
Sanikel. Söo.
Sermontein. SS 8.
Keel-gefwel , genoemd Angina , of Squinan-
tie , te geneezen , door middel van
Moerbczienboom. 19.
Brem. 180.
Alcanne. 21?.
Keelkruyd. 260.
Wollekruyd. 399.
Oogenklaar. 481.
Elatine. 560.
Ruerkruyd. 576.
ENEES MIDDELEN.
Hol wortel. 599.
S. Jacobskruyd. 6^9.
Winter Kers. ö6i.
Scorbuthskruyd. 700.
May bloem. 71 8.
Vlaskruyd. 71S.
Duyvelsbeet. 866.
Sermontein. 8 SS.
Maertfche Viole. 92?.
Keel-rauwheyd te helpen, te geneezen, door
middel van
Dadelboom. 71.
Roode Jujuben. 118.
Bernagie. 406.
Soethout. <511.
Maertfche Viole. 92?.
Kinderpokjens uyt te drijven , te helpen
voortkomen ; de geneefing te bevorderen,
door middel van
Vijgeboom. 24.
Tamarindenboom. 115.
Angelica. 331.
Cardobenedift. 453.
Kinderpokjens overgeblevene Buyften en Zee-
ren wech te neemen , doormiddel van
Hondstong. 539.
Kinderpoksjens-brand te verdrijven » door
middel van
Oyevaarsbck. 6of.
Kinderpokken , de oogen in de zelve te
bewaren voor alle fchaade. zie op Oo-
gen &r.
Klapooren te geneezen , door middel van
Patich. 691.
Panax. Sol.
Klieren , zoo aan den Hals , als aan ande-
re plaatzen des Ligchaams , te verdrij-
ven , verzachten , geneezen , door mid-
del van
Joodendoorn. 1S9.
Zee-ajuyn. 307.
Muur. 309.
Witte Malve. 318.
Kleef kruyd. 338.
Meefterwortel. 378.
Madelieven. 393.
Hazenoor. 475.
Navelkruyd. 517.
Eedele Rakette. 566.
Fenegriek. 591.
Zwaardkruyd. 608.
Hedyfarum. 623.
Kruydje roer mij niet. 6 30.
Thuynkcrs. 661.
Verkeerd Neetelkruyd. 677.
Patich. 691.
Viigcboon. 729.
Nachtfchade. 750.
Hanekammetjens. 790.
Panax. Sol.
Deutwas. 8 10.
Vlookruyd. S3<>.
Duyvelsbeet. 8ó6.
Groot Speenkruyd. 871.
Boterbloem. 876.
Zie ook op Gezwellen ; en op Hals-ge-
zwel.
Kloven in de Lippen te geneezen , door
middel van
Beukenboom. 93.
Kloven der Tong te geneezen , door middel
van
Bafilicom. 499."
Kloven aan Handen en Voeten door kou-
de veroorzaakt , te geneezen , door mid-
del van
Bilzenkruyd. 650.
Kloven en lopende gaten aan ’t Fondament,
of den Aardsdarm. zie op Aarsdarms-
kloven.
Kneuzing des Hoofds. Zie op Hoefd-knest-
zing.
Kneuzing der Leeden. zie op Leeden.
Kniepijn te verdrijven, door middel van
Brem. 1 8 *> .
Knobbelen aan den Aars. zie op Aarsdarm
ontfleeking.
Knobbelen tulfchen Vel cn Vleefch. zie op
Bujlen, Gezwellen. Puyflen-
Kogel uyt een wonde te krijgen , door mid-
del van
Queeboom. 33.
Koortzen 5 heete , peftilentialc Koortzen te
hulp te komen ; daar voor te bewaren s
te geneezen , door middel van
Oianjeboom. 13. 14. IJ.
Bananienboom. 27.
Berberisboom. 1S8.
Joodendoorn. 189.
Bergachtige Spinagie. 206.
Doornbezienboom. 213.
Hinnebezien. 249.
Zuring. 2S0.
Angelica. 331.
Ariltolpchie. 366.
Hoefblad. 386.
Goudsbloem. 436.
Endivie. 490.
Koornbloem. 531.
Fraxinella. 5 94.
Kievitsbloem. 59^.
Galega. 599.
Gods Genade. 614.
Eedel Leeverkruyd. 628.
Havikskruyd. 636.
Stoebe. 056.
Steen Leeverkruyd. 686.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Patich. 707.
Berg-Slangenkruyd. 753.
Penningskruyd. 777.
Plompe. 7S0.
Pimpinel. 824.
Vlookruyd. 83?.
Scabiofe. 868.
Eerenprijs. 922.
Koortzen ; de brand in heete, peftilentiale
Koortzen wech te neemen , door mid-
del van
Granaatboom. 17.
Joodendoorn. 1S9.
Aalbezien. 194.
Doornbezien. 223.
Zuring. 280.
Slangenhoofd. 408.
Waalwortel. 420.
Kievitsbloem. 495.
Anijskruyd uyt America. 66 S.’
Americaanfche Patich. 707.
Kraakebezien. 776.
Vlookruyd. S 3
Maertfche Viole. 92?.
Koortzen. Gcmeene Koortzen. Uytdrogen-
de Koortfen , te geneefen j de brand en
dorll wech te neemen door middel
van
Vlierboom. 80.
Saflafrasboom. Ui.
Tamar indenboom. II£.
Roozeboom. 199.
Boomachtig Spinagie. 206.
Kappers. 255.
Boomvaarn. 290.
• Steenvaarn. 291.
Ageratum. 294.
Agtimonie. 29?.
Boelkenskruyd. 298.
Muur. 308.
Angelica. 331.
Arilfolochie. 366.
Meefterwortel. 37S.
Madelieven. 392.
Standelkruyd. 40I.
Bernagie. 406.
Ofletong. 407.
Senegroen. 4x8.
Brunelle. 4x9.
Waalwortel. 420.
Camillen. 423.
Cardobeneditt. 453.'
KruysdifteL 456.
Chamxdrys. 47 6.
Cicorey. 491.
Anauas. 495-
Coloquint-appel. 502,'
Hartshoorn. 513.
Kauwoorde. 521.
Pceper, s zj. ,
B L
Konkommer. 528.
Hoe langer hoe liever. c<:8.
Wilde Vlier. 559.
Ferula. 572.
Gentiaan. dol.
Gods Genade, dl4.
Porcellein. d2o.
Zonnewende. 614.
Goudenkruyd. «S29.
S. Janskruyd. 04S.
Juca uyt America. 66 5.
Hop. 7J2.
Mechoacan. 704.
Drieblad. 771.
Kraakebezien. 770.
Speerkruyd. 793.
Panax. Sol.
Keukenkruyd. 83 6.
Steekende Winde. 890.
Eerenprijs. 922.
Koorrs, alle daaclche te verdrijven , door
middel van
Hederik. ^67.
Koorts , derde daagfche , te verdrijven , door
middel van
Pijlhout. 92.
Waterlook. 478.
S. Janskruyd. 04S.
Patich. «J91.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Koorts 5 vierde daagfche , te verdrijven, door
middel van
Nieswortel. 434.
Yfop. 6 ■;$.
Kort-ademheyd. zie op Adem.
Koudvuur te geneezen door middel van
Beekbunge. 325.
Scorbuihskruyd. 700.
Koudvuur; te verhinderen dat het in geene
wonden of andere verzeeringen koomd.
zie op Vuur.
Koudepis re verdrijven , door middel van
Oranjeboom. 15.
Amandelboom. 3?.
Cipresboom. dl.
Lage Cederboom. 64.
Populierboom. 73.
Eflchenboom. 95.
Terpentijnboom. Jod.
Roode Jujuben. 119.
Kaneelboom. 123.
Mufcaarboom. 13 d.
Boom der Kuysheyd. 1^7.
Olijfboom. 183.
Boom-malve. 191.
Tamarifchboom. 201.
Geneverboom. 210.
Braambezien. 24S.
Cardamom. 258.
Averuyt. 271.
Steenvaarn. 29 r.
Agrimonie. 29^.
Parey. 30?.
Ammi. 323.
Beekbunge. 32^.
Anthyllis. 334.
Mans-oor. 359.
Witte Been. 393.
Munt. 420.
Stinkende Lis. 432.
Cardobenedufh 453.
Kruysdiftel. 45 d.
Chamardrys. 47$.
Veld-cipres. 477.
Water Look. 478.
Endivie. 490-
Articiok. 493.
Ananas. 49^.
Brafiliaanfche Linze. 509.
Conyza. <>io.
Coriander. 511.
Comi|n, en.
Leedtkenskruyd. 519.
Pepoen. 523/
Ridderfpoor. ^48.
Elichryfon. 501.
Filipendula. 577.
Fraxinelle. 594. [
Zwaardkruyd. doJ.
A D - W Y Z E R
Hedyfarum. 62 3.
Kruydje roer mij nier. <730.
Yfop. 6 53.
Stoebe. d$d.
Wilde Kers. 661.
Afpergien. 071.
Lampfana. 089.
Lavendel. 708.
Tongeblad. 709.
Paerlekruyd. 722.
Majoraan. 737.
Bingelkruyd. 760.
Beerwortel. 7 d<;.
Duyzcndblad. 7 67.
Drieblad. 771.
Haanekammetjens 790.
Panax. Sol.
Paflèrine. 804.
Glaskruyd. Sotf.
Zeevenkel. 8 13.
Duyzendknop. 8 3 o.
Radijs. S46.
Peeperwortel. 847.
Muysdoorn. 854.
Sreenbreek. 8153.
Sefeli. 8 Si.
Haazenfalade. 8 94.
Smyrnium. 894.
Wormkruyd. 899.
Koudepis der jonge kinderen te verdrijven
door middel van
Wilde Galega. 541.
Kramp te verdrijven door middel van
Kaneelboom. 123.
Geneverboom. 221.
Angelieren. 302.
Standelkruyd. 40I.
Hertgefpan. 447.
Carline. 449.
Ferula. ^72.
Ho! wortel. 599.
Galega. ■599.
Damaltbloem. 0S9.
Scorbuthskruyd. 700.
Lelie. 71 6.
Drieblad. 771.
Plompe. 7S0.
Panax. Soi.
Varkens Venkel. S12.
Thapfta. 903.
Drie-verwige Violette- 924.
Krauwagie. zie op Schurftheyd.
Kropfweeren te geneezen , te verdrijven
door middel van
Kliflenkruyd. 385.
Haazenoor- 475.
Navelkruyd. 517.
Verkeerd Neetelkruyd. 677.
Deur was. Si o.
Groot Speenkruyd. 871.
Booterbloem. 8 76.
LAmheyd ; lamme , geraakte Leeden
te hulp te komen , te verbeeteren
te geneezen , - door middel van
Kaneelboom. 123.
Welriekende Eykelboom. 131.
Lauwerboom. 153.
Coccinilienboom. 219,
Geneverboom. 221.
Cardamom. 2<;S.
Welriekende Lis. 4iS.
Brafilie Peeper 447.
Hertgefpan. 447.
Coloquint appel. 502-
S. Janskruyd. 048.
Thuynkers. ddi.
Lavendel. 708.
Lelie. 71 6.
Maybloem. 717.
Panax. 801.
Sleutelbloem. 838.
Berrram. 842.
Self. 8 3 9.
Heydens Wondkruyd. 892.
Zie ook op Beroerdheid j en voorts hier
onder op Leeden.
yCedenpijn , krimping, en andere gebreeken
te verdrijven, doormiddel van
Populierboom. 73.
Lindenboom. Sd.-
Terpentijnboom. iod.
Hazelnootenboom. 102.
Geneverboom. 221.
Jafmijn. 22S.
Kliflenkruyd- 3S5.
Lis. 43
Cortula. fid.
Indiaanlche Vijg. 574.
Havikskruyd. <530.
Maybloem. 717.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Beerwortel. 705.
Gierft. 766.
Narcifle. 779.
Sefamum. 878-
Steekende Winde. 890.
Leeden , die fwak en fonder gevoel zijn ,
te regt te brengen , door middel van
Beukenboom. 93.
Leeden, gefpannene, gekrompcue, gebro-
kene , in- of uy twendig , te geneezen door
middel van
Santoric. 4 dd-
Leeden-brand te verdrijven , door middel
van
Havikskruyd. 6 je.
Leeden , vermoeyde. zie op Vermoeyde Lee-
den.
Leeden-verfweering te heden , door mid-
del van
Fenegriek. ^9^.
Zie voorts op Zweeren.
Leeden trekking zie op Zeenwwen-treiking.
Leeden ; beevende. zie op Beroerdheyd
Leeden , verrekte , verftuykie , uyr ’t Lid
geweeft zijnde , gebrokene , te helpen,
te geneezen ; de fmert te verzachten , door
middel van
Gentiaan, dol.
Zee-porcellein, tf2i.
Zonnewende- d24.
Serratula. d?3-
Thuynkers. 66 1.
Zie ook op vcrfluykte &c Leeden.
Leeden , gekneufdc, weer te regt te bréngen
door middel van
Geele Wortelen. *44.
Leeden ; flappe , re verfterken , door
Ciflus. 171.
Olijfboom. 1S3.
Lappa Boaria. 463.
Leeden, ftijve, flramme, ’t zij door fwa-
ren arbeyd, of door koude, weer te regt
te brengen , door middel van
Doronicum. 554.
Hederik. 507.
Scorburhskruyd. 700.
Leeden, verkrompene , te helpen, door
middel van
Olijfboom. 183.
Lis. 431.
Nieswortel. 434;
Hertgefpan. 447.
Galega. 599.
Gentiaan, dol.
Lavendel. 708.
Kleyn Maankruyd. 72d.
Zie voorts op Zeenuvien. Ook op ver-
fiuykte , verrekte , begroeyde Lee-
Leever; heete gezwellen der Leever te ge-
neezen door middel van
Wilde Thymus. 878.
Leever , gequetft , te geneezen door middel
Tormentil. 91^.
Leever te verfterken ; de vcrftoprheyd
wech re neemen ; Leeverzucht , Leever-
fmerten , en andere gebreeken te genee-
zen , door middel van
Oranjeboom. 13.
Granaatboom. 17.
Moerbezienboom. I?.
Perzikboom. 67.
Pijlhout. 91.
Eflchenboom. 94.
Piftaeienboom. 109.
i
SalTafras-
-
Safiafrasboom. m.
Tamarindenboom. 114.
Kaneelboom. 123.
Welriekende Eykelboom. i
Miifcaatbooin. ijtf.
Nagelboom. 150.
Lauwerboom, 153.
Boom der Kuysheyd. 107.
Brem. 1S1.
Berberisboom. 188.
Roozeboom. 199.
Geneverboom. 220.
Kappers 255.
Alffem. 274.
Beerenklauw. 277.
Vrouwenhayr. 285.
Ageratum. 294
Agrimonie. 29?.
Boelkenskruyd, 29 8.
Zee-ajuyn. 307-
Muur. 308.
Aloë. 314.
Fluweelbloem. 322,
Ammi. 323.
Guychelheyl. 324.
Beekbunge. 325.
Angelica. 331.
Krap. 34t.
Walmeeftcr. 343.
Peeterzelie. 345.
Akeleyen. 351.
Mansoor. 3^9.
Melde. 379.
Hoefblad. 3S6.
Witte Been. 393.
Betonie. 390.
Mottenkruyd. 397.
Kool. 413.
Afteroides- 418.
Senegroen. 41 8.
Brunelle. 419.
Camillen. 423.
Munt. 427.
Welriekende Lis. 428.
Papefchoe. 433,
Carline. 449.
Wilde Saffraan. 4^0.
Cardobenediót. 453.
Kruysdiftel. 4$<j.
Cariophillate. 457.
Caucalis. 461.
Santorie. 4ö«ï.
Huyslook. 47 r.
Veld-cipres. 477,
Waterbok. 470.
Oogenklaar. 4S0.
Condrille. 482.
Ciceren. 4S3.
Endivie. 490.
Navelkruyd. 517.
Kauwoorde. 421.
Pompoen. 523.
Konkommer. 528.
Koornbloem. 531.
Varkcnsbrood. 537.
Wilde Galega. <541.
Geele Wortelen. 544.
Vingerhoed. 5^3.
Hoe langer hoe liever. 5 5 Si
Elatine. 5 do.
Alantwortel. 5<ji.
Fertila. 572.
Venkel. 590.
Duyvekervel. 597.
Gentiaan <soi.
Zoethout, du.
Gods Genade. (SI9.
Hondjensdraf. 6 22.
Eedel Leeverkruyd. <si S.
Goudenkruyd- ($29.
Bilzenkruyd. (S50.
Serratula. 65 7.
Gengebar. 666.
Afpergies. <571..
Muurbloem. 67 S.
Steen-leeverkruyd. dStf.
Lampfana 089.
Patich. dpi-
Scorbuthskruyd. 700.
der GENEESMIDDELEN.
Lavendel. 708.
Lelie. 710.
Mayblocm. 717.
Vlaskruyd. 718.
Kleyn Maankruyd. 72d.
Hop. 732.
Majoraan. 737.
Poley. 740.
Vederik. 744.
Nachtfchade. 750.
Marum. 754.
Malrove. 7 <;<s.
Bingelkruyd. 700.
Drieblad. 771.
Plompe. 7S0.
Yzerkruyd. 7S7.
Stalkruyd. 790.
Peonie'. 799.
Mankop. S03.
Pafferine S04.
Glaskruyd. Sod.
Vijfvingerkruyd. 809.
Zee-venkel. 8 13.
Muysoor. 8 ld.
Pimpinel. S24.
Weegbree. 82?.
Zcepkruyd. 843.
Radijs- 845.
Peeperworttl. 847.
Rhaponticum. fis?.
Sclf. 859-
Naaldekervel. Sd7.
Bijlkenskruyd. 872.
Wilde Thymus. 878.
Zeewinde. 8 91.
Heydens Wondkruyd. 892.
Stechaskruyd. S9S.
Teucrium. 901.
Eerenprijs. 922.
Maartfche Viole, 92^.
Leever-ontfteeking ; hitzigheyd ; brand , te
helpen , te verkoelen , wech te neemen.
door middel van
Moerbezienboom. 19.
Berberisboom. 1S8.
Aalbezien. 194.
Zuring. 2S0.
Muur. 30S.
Melde. 379.
Hoefblad. 38*.
Madelieven. 392.
Huyslook. 471.
Cicorey. 491.
Ananas. 495,
Meloen. 52 d.
Indiaanfche Doornappel. 57 d.
Eedel Leeverkruyd. 01 S.
Vederik. 744.
Aardbeziën. 773.
Kraakebezien. 77d.
Plompe. 7S0.
Speerkruyd- 793.
Vlookruyd. 835.
Wilde Thymus. S 78.
Haazen falade. S94.
Boksbaard. 917.
Maertfche Viole. 92?.
Lel, gezwollene, te helpen, door middel
van
Pijnboom. 47.
Wilde Vlier. 5^9.
Lendenbrand te geneezen , door middel
van
Konkommer. 52S.
Lenden-trekking te geneezen , door mid-
del van
Varkensvenkel. 812.
Lenden fmerten en andere gebreeken te ge-
neezen , door middel van
Terpentijnboom. iod.
Safiafrasboom. ui.
Roode Jujuben. 119.
Boom malve. 192.
Phyllireaboom. 212.
Kleyn Oflentong. 32d.
Anthillis. 334.
Peeterzelie. 345.
Offètong. 407.
Carline. 449.
Sff 3
Chamxdrys. 47 6.
Geele Wortelen. 544.'
Wilde Kers. 661.
Wild Vlaskruyd. 721.
Mankop. 803.
Radijs. 845.
Steenbreek. S03.
Kruyswortel. 877.
Boksdoorn. 91e.
Lidteekenen wech te neemen. zie op Won-
den-lidteekenev.
Ligchaams krachten te vermeerderen, door
middel van
Affodille. 370.
Likdoornen te verdrijven , door middel
van
Vijgeboom. 23.
Willigeboom. 78.
Huyslook. 471.
Lelie. 71$.
Lip- kloven te geneezen. zie op Kloveri'.
Lange- verftopping j Longezucht ; Longen-
hitte , te openen , te geneezen , te ver-
koelen ; Fluymen der Longe uyt te drij-
ven , en andere gebreeken te helpen,
door middel van
Appelboom. 7.
Vijgeboom. 23.
Bananïenboom, 18.
Amandelboom. 3^.
Pijnboom. 4$.
Lotusboom. 104.
Piftacienboom. 107.
Safiafrasboom. iir.
Roode Jujuben. 11S.
Kaneelboom. 123.
S. Jansbrood. 124.
Myrtusboom. 147.
Hazdnoorenboom. I6l'.
Joodcndoorn. 189.
Tamaiifchboom. lor.
Geneverboom.. 220.
Vrouwenhayr. 2S5.
Boomvaarn. 290.
Zee ajuyn. 307.
Malve. 317.
Angelica. 331.
Kalfsvoet. 3^7.
Mansoor. 359.
Hoefblad. 3 Stf.
Ofletong. 407.
Afteroides. 41 S-
Waalwortel. 420.
ris. 431.
riertgelpan. 447.
Cardobenediót. 453.
Comijn. 512.
Navelkruyd. 5x7.
Saffraan. 520.
Konkommer. 52$.
Koornbloem. 531.
Paftinake. 540.
Elatine. 540.
Eedele Rakette.
Ferula 572.
Zoethout. 611.
Bilzenkruyd. 050.
Yfop. <55 3.
Serratula. C57.
Roomfch Ncetelkruyd. 67%'.
Salade. (JS3.
Poley. 740.
Orege. 742.
Bok-orege. 743.
Malrove. 7 50.
Nigelle. 75 9.
Peningskruyd- 777.
Yzerkruyd. 7S7,
Vijfvingerkruyd. S09.
Lpngekruyd. 840.
Peeperwortcl. S47.
Zonnedauw. S50.
Wijnruyr. 8$tf.
Kuuneke. 801.
Scabiofè. $6 4.
Sefamum. S78.
Stechaskruyd. 8,98.
Teucrium. 901.
Eerenprijs. 922.
Drie-
z
B L
Drie-verwigc Violet. 924.
Longe-brand te verdrijven , te geneczen ,
door middel van
Boekweyc. $70-
Vederik. 744.
Maertfche Viole. 92^.
Longe-verzwecring te geneezen door mid-
del van
Koraalkruyd. 549.
Eedele Rakette. ^66-
Bruynrood Vierblad. 772.
Longe-wonden te geneezen , door middel
van
Sanikel. 8 60.
Tormentil- 9I?.
Loopend-vuur. zie op Springend-vuur
Lopende-gaten. zie op Gaten.
Lucht, zie op Quade Lucht.
Luften ; onnatuurlijke lullen der zwangere
Vrouwen, te doen vergaan, door mid-
del van
Oranjeboom. 13.
Mifpelboom. 21.
Amandelboom. 33.
Wijngaard. 240.
Luyzen wech te drijven , te doen fterven ,
door middel van
Paapenhour. 92.
Azedarach. 134.
Brem. 1S1.
Tatnarifchboom. 2oi.
Veyl, of Eylof. 252.
Wolftwortel. 28 1.
Mcyer. 3S1..
Beet. 395.
Nieswortel. 434.
Rakette. 565.
Yfop. 653.
Vederik. 744.
Luyskruyd- S96.
Lijf- moeder, zie op Moeder.
MAag te verflerken ; te verfriflchen,
te verwarmen , goed te doen ,
goed te doen blijven jdequade te
regt te brengen , door middel van
Oranjeboom. 13. 15.
Granaatboom. 17.
Cornoeljeboom. 39.
Nooteboom. 41.
Pruymboom. 47.
Laage Cederboom. 64.
Perzikboom. 67.
Lotusboom. 104.
Pilbcienboom. 107.
Saflafrasboom. in.
Mufcaatboom. 136. 13 S.
Myrtusboom. 145.
Nagelboom. I<>o.
Lauwerboom. 153.
Joodendoorn. 1S9.
Aalbezien. 19?.
Roozeboom. 199.
Genevetboom. 220.
Wijngaard. 240.
Rofmarijn. 24e.
Hinntbezien. 249.
Kappers. 255.
Cardamom. 25 S.
Ephemerum. 205.
Alflen. 274.
Zuring. 28 o.
Ageratum. 294.
Boclkcnskruyd. 29S.
Americaanfch Boelkenskruyd. 29S.
Knoplook. 301.
Zee-ajuyn. 307.
Muur. 308.
Aloë. 314.
Dille. 329.
Angelica. 331.
Anijs. 333.
Aphace. 331!.
Peeterzelie. 347.
Kalfsvoer. 357.
Mansoor. 359.
Ariftolochie. 3 tf<S.
Meefterwortel. 37S.
Hoefblad. 3S6.
A D-W Y
Beet. 39?.
Betonie. 396.
Standelkruyd- 401.
Aardnoten. 414.
Afteroides. 41S.
Munt. 42tf.
Welriekende Lis. 42S.
Water Goudsbloem. 437.
Raponce. 440.
Marietten. 442.
Steen-lattouw. 443.
Brafilie-peeper. 447.
Cardobenediól. 453.
Hof-comijn. 4^6.
Cariophillate. 457.
Caucalis. 402.
Lappa Boaria. 463.
Kervel. 404.
Scordotis. 479.
Condrille. 4S2.
Endivie. 490.
Cicorey. 49 1.
Articiok. 493.
Ananas. 4915.
Circxa van Parijs. 4 96.
Coriander. 511.
Comijn. 512.
Cortufa. <;i6.
Navelkruyd. 517.
Saffraan. 520.
Wilde Galega. 541.
Paflinake. 546.
Dragon. 550.
Alantwortel. 5 61.
Rakette. 5015.
Arragonfche Moflaard. 50S.
Filipendula. 577.
Zonnebloem. 5 82.
Kardinaalsbloem. 5S3.
Fraxinella. 594.
Duyvekervel. 5 97.
Gingidium. <507.
Zee-porcellein. 621.
Hondjensdraf. 622.
Bataten. 626.
Scharley. 640.
Gengebar. 666.
Anij'kruyr uyc America. 66 8.
Steekende Kaarden. <574.
Salade. 6S3.
Haazepoor. <584.
Lampfana. 6S9.
Scorbuthskruyd. 700.
Lavendel. 708.
Lavas. 712.
Windend Paerdsyzer. 714.
Maybloem. 717.
Peeper. 733.
Majoraan. 737.
Thymus. 73 S.
Orege. 742.
Americaanfche Orege. 742.
Vederik. 744
Nachtfchade. 750.
Marum. 754-
Bingelkruyd. 7<5o.
MelilTe. 76 o.
Mechoacan. 7154.
Beerwortel. 705.
Peonie. 799.
Zee-Venkel. S13.
Turkfche Boonen. Si 9.
Rhaponticum. 853.
Kunneke. Stfi.
Kruyswortel. 877.
Wilde Thymus. S78.
Sefamum S78.
Sermontein. 8 SS.
Steekende Winde. S90.
Haazenfalade. 894.
Srechaskruyd. 899.
Wormkruyd. 899.
Teucrium. 90I.
Thaplia. 903.
Maag-brand; hitte, ontfteeking ; galachti-
gc hitte der Maag ; galachtige vochten
der felve , wech te neemen , door mid-
del van
Queeboom. 33.
s R
Karffcboom. 37.
Eykenboom. 75.
Tamarindenboom. Hf.
Vleflcheboom. 130.
Aalbezien. 194.
Alaturnusboom. 20 J.
Peeterzelie. 345-
Hoefblad. 380.
Maagdepalm. 497.
Navelkruyd. 517.
Meloen. ^28.
Cymbalaria. 540.
Bloena des Lijdeus. 589."
Zoethout, ei 1.
Porcellain. 620.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Orege. 742.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Kraakcbezien. 776.
Tasjenskruyd. 914.
Boksbaard. 917.
Maertfche Viole. 92^."
Maag-fmcrten , te verzachten , wechtcnce-
men , door middel van
Mallikboom. 103.
Ephemerum. 265.
Hartstong. 2S7.
Hemionitis. 287.
Zeevajuyn. 307.
Aloë. 314.
Arillolochie. 366.
Waterbok. 47S.
Havikskruyd 036.
Yzeikruyd. 7S7.
Maag-walging wech te neemen, doormid-
del van
Mifpelboom. li.
Mufcaatboom. 138.
Kappers. 25 f.
AlfTen. 274.
Angelieren. 362.
Wilde Comijn. 513.
Venkel. 590.
Salade. 6S3.
Maag-oprifping , opwerping , wech te nee-'
men , door middel van
Bafilicom. 499.
Ferula. 472.
Groote Krok. 791.
Peonie. 799.
Zie voorts cp Snode.
Maag , door groote hitte of anders flaauw
en flap geworden, te helpen, doormid-
del van
Moerbezienboom. X9.
Hinnebezien. 249.
Zie voorts op Maaghrand.
Maag-opblazing te helpen, wech te neemen,
door middel van
Smyrnium van Candien. S94.
Maag- verrotting, verrotting inde Maag, te
verhinderen , door middel van
Granaatboom. 17.
Maag. Fluymen 5 en flijmerige vochten ,
uyt te drijven, zie op Galachtige, en on
Fluymen.
Maag-wormen te dooden » uyt te drijven.
zie op Wormen.
Maag graag te maken , door middel van
Karflèboom. 37.
Pijlhout. 91.
Geneverboom. 220.
Kalft voet, 357.
Americaanfche Patich. 707. *
Radijs. 846.
Maager te doen worden de geene die te
vet zijn. zie op Vetheyd.
Maagere Lieden vet te doen worden, dcor
middel van
Saflafrasboom. in.
Sefamum. 879.
Maandflonden der Vrouws-perfbonen , te
verwekken ; geflopt zijnde te openen , door.
middel van
Oranjeboom. 13.
Moerbezienboom. 19,
Cypresboom. 62.
Zeevenboom. 63.
Vlier-
def
Vlierboom. So.
Ebbenhout. IOI.
Salfafrasboom. in.
Styraxboom, 112.
Kaneelboom. 123.
Lauwerboom. 153.
Boom der Kuysheyd. 1J6.
Alcanne. 215.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 2 46.
Kappers. 2^.
Keelkruyd. 2<Jo.
Averuyt. 271/
Alffen. 274.
Zuring. 2S0.
Boelkcnskruyd. 29S.
Americ. Boelkenskruyd. 298.
Knoplook. 30I.
Ajuyn. 303
Pareye. 304 305.
Be.'glook. 305.
Moly. 306.
Aloë. 314.
Amtni. 323.
Beekbunge. 324.
Angelica. 331.
Laferpitium. 332.
Kalfsmuyl. 337.
K ap. 341.
Pecterfelie. 345.
Bijvoet. 373.
Kalfsvoec. 357.
Mansoor. 359.
Arillolochie. 3 66.
Ried. 370.
Affodille. 371.
Meefterwoncl. 378.
Meyer. 38r.
Peftilentiewoitel 387.
Baccharis. 3S8.
Bètonie. 391?.
Penmngsbloem. 403.
Duyvenkruyd. 409.
Kool. 413.
Aardnooten- 414.
Bryonie. 414.
Bergmunt 427.
Welriek-nde Lis. 428.
Lis. 431.
Nieswortel. 434.
Goudsbloem. 43 <5.
Hertgefpan. 447.
Carline. 449
CardobencJi J. 453.
Kruysdiftel. 45 <j.
Caucalis, 462.
Kervel. 404.
Santoric. 46 6.
Kali 472.
Cliamardrifs. 476.
Veld cipres. 477.
Waterlook. 47S.
Scordotis. 479.
Ciceren. 483.
Scammonic. 50$.
Conyza. 510.
Saffraan. 520.
Konkommer. «528.
Varkensbrood. <537.
Wilde Galega. 541.
Geele Wortelen. 544.
Paftinake. 54 6.
Diëtammis. 551.
Vingerhoed. 553.
Dragon.
Wilde Vlier. «^9.
Elichryfon. $tfi.
Alantwortel. sd r.
Arragonfche Moftaart. $<5 8.
Fertila. 572
Water Filipendula. 57S.
Venkel. 590.
Fraxinelle. 494.
Hol wortel. 599.
Gentiaan. do2.
Gingidium. 607.
Hondjensdraf. 6iz.
Zonnewende. 024.
Welriekende Nachtbloem. 034.
GENEES MIDD
Scharley. 040-
S. Janskruyd. 6 48 .
Yfop. <133.
S. Jacobskruyd. $59.
Thuyn Kers. 661.
Wilde Kers. <562.
Anijskruyd uyt America. 66 S.
Steekende Kaarden. 074.
Roomfch Neetelkruyd. 67 5.
Muurbloem. (S78.
Stokviolier. 0S1.
Damaftbloem. 089.
Patich. 69 1.
Lavendel. 708.
Tongeblad. 709.
Lavas. 712.
Wild Vlaskruyd. 721.
Hop. 732.
Majoraan. 737.
Thymiaan. 73S.
Poleye, 740.
Orege. 742.
Bok-orege. 743.
Marum. 754.
Malrove. 750.
Moederkruyd. 757.
Nigelle 759.
Koornroos. 759.
Bingefkruyd. 700.
Melifte. 7d2.
Beerwortel. 7<sy.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Valeriaan. 784.
Stalkruyd. 790.
Peonie. 799.
Panax. Sol.
Paflerine. 804.
Zee venkel. $13.
Muyzenkoorn. S20.
Polium. 828.
Salomonszeegel. 832.
Radijs. 84 6.
Peeperwortel. S47.
Muysdoorn. 8 <54.
Wijuruyt. 85 6.
Harmala uyt Syrien, 857.
Kunneke. 8<si.
Steenbreek. S6 3.
Bijlkenskruyd. 872.
Kruyswortel. 8 77.
Witte Thymus. 878.
Sefeli. 8 Si.
Water-eppe. 884.
Sermontein. 8S8.
Smyrnium van Candien. S94.
Stachyskruyd. 890.
Teucrium. 901.
Vreemde wilde Kers. 913.
Tasjenskruyd. 914
Maandftonden der V rouwsperfonen , al te
overvloedig , te doen ophouden, zie op
Vloeden.
Maazelen uyt te drijven ; deeze ziekte te
geneefen', door middel van
Vijgebootn. 24.
Tamarindenboom. 115.
Akeleyen. 3^1.
Cardobenediët. 453.
Manlijkheyds brand en ontfteekïng wech te
neemen , door middel van
Ananas. 495.
Haazenfalade. S93.
Zie voorts op Gezwellen der heymclij-
ke Leeden. Ooi op Zweeringen en
Zeer en der zelve.
Melaatfche Scjiurftheyd te geneezen , door
middel van
Oogenklaar. 4S0.
Zie voorts op Schurftheyd.
Melaarsheyd te geneezen , door middel
van
Vijgeboom. 24.
Platanus. 59.
Ipenboom. 87.
ËfTchenboom. 9^.
I Berkenboom. 133.
Tamarifchboom. 20I.
Wijngaard. 240,
L E N.
Klim. 2?4-
Anemone. 32S.
Oirerong. 407.
Bergmunt. 42S.
Nieswortel. 434.
Wolfsmelk. 401.
Scammome 50S.
Eiatine. 5éo
Gods Genade. 619.
Wilde Kers. 002.
Groot Speenkruyd. 871.
Luyskiuyd. S96.
Eerenprijs. 920.
Melancholijke vochten, zie op Galachtige
&c.
Melancholye, of zwaarmoedigheyd des Her-
ten, te verdrijven , door middel van
Tamarifchboom. 201.
Ofteuiong 407,
Slangenhoofd. 408-
Koc-ooju 421.
Cariopmlate. 457.
Caucalis. 452.
Bafilicom- 499.
Saffraan. 520.
Paftinake. 541?.
Gemeene Medica. 593.
Thymiaan. 738.
Adderskruyd. S69.
Zie ook op Hert.
Melk in der Vrouwen en Kraam- vrouwen
Borften re doen verdrogen , door middel
van
Populierboom. 73.
Peeterfelie. 345.
Mansoor. 359.
Munt. 427.
Boonen. 4S7.
Kauwoordc- $21,
Wonderboom. S52.
Wijnruyt. S<;<S-
Melk in der Vrouwen Borften te doen ver-
meerderen , door middel van
Boom der Kuysheyd 107.
Ajuyn, 303.
Malve. 317.
Fluweele Bloem. 322.
Anemone. 328-
Dille. 329,
Anijs. 333.
Amhylhs. 334.
Oflëtong. 407.
Slangenhoofd. 408.
Kool. 413.
Raponce. 440.
Cardobenediëf. 454,
Ciceren. 48 3.
• Bafilicom 499.
Rakette. 5 03.
Kardinaalsbloem. 5S3.
Venkel. 590.
Glaux. 009.
Zee-porcellein. <f2l.
Gengebar. '666.
Anijskruyd uyt America. 663,
Salade. 0S3 .
Lampfana. 6 89.
Kruysbloem. 829.
Radijs. S46.
Knollen. S49.
Haazenfalade. 894-
Melk in der Vrouwen Borften goed tema-
ken, door middel van
Kaneelboom. 123.
Haazenfalade. 8 94-
Melkklontering in der Vrouwen Borften te
doen fcheyden. zie op Borften.
Memorie te verfterken. zie op Geheuge-
Milt-verftoptheyd ; ontfteekïng , hardheyd;
fteekte; Miltzucht; te groote Milt; en
andere Milt gebreeken van allerley flag ,
te geneezen, door middel- van
Granaatboom. 17.
Moerbezicnboom. 19.
Amandelboom. 35.
Perzikboom. 07.
Vlier. 79.
Pijlhout. 91.
t
Eflthen-
B L A
Eflchenboom. $>?•
Pokhout. 9S.
Terpencijnboom. lof.
Saftafrasboom. III.
Welriekende Eykelboom- iji.
Mufcaatboom. 135-
Lauwerboom 153.
Boom der Kuysheyd. 167-
Brem. 1S1.
Tamarifchboom. 201.
Genevcrboom. 221.
Wijngaard. 240.
Geytenblad. 244.
Rofmarijn. 24d.
Kappers. 255.
Averuyt- 271.
Beerenklauw. 277.
Zuring. 2S0.
Vrouwenhayr. 28 5.
Hartstong. 2S7.
Gragtvaarn. 201.
Steenvaarn- 27I.
Boelkenskruyd. 29S.
Zeeajuyn. 307.
Muur. 30S.
Ammi- 313.
Beekbunge. 3 2?.
Klcyn Olfecong. 326.
Angdica. 331.
Krap. 341.
Walmecfter. 343.
Akeleyeu. 351.
Mansoor. 359.
Ariftolochie. 371.
Meefter wortel. 378.
Witte Been. 393.
Beet. 395.
Betonie. 3 9d.
Kool. 413.
Aardnooten. 414.
Bryonie. 41 d.
Brunelle. 419.
Camillen- 424.
Munt. 427.
Welriekende Lis. 428.
Lis. 43 1.
Stinkende Lis. 432.
Carline. 449.
Cardobenedift. 4^3.
Kruysdiftel. 4 5 <s.
Caucalis. 4d2.
Lappa Boaria. 403.
Santorie. 4 66.
Huyslook. 471.
Chamardrys. 470.
Condrille. 482.
Ciceren. 483.
Cicorey. 491.
Ananas. 495-
Lcepelblad. 498.
Comijn. 512.
Navelkruyd. 517.
Kauwoorde. 521.
Konkommer. 528.
Koornbloem. 531.
Varkensbrood. 537.
Geele Wortelen. 544.
Di&amnus. 551-
Vingerhoëd. 553.
Elatine. 5 do.
Alantwortel. 5 dl.
Rakette. 505.
Hederik. <> 67 .
Ferula. 572.
Venkel. 590.
Fenegriek. S9ï-
Duyvekervel. 597.
Hol wortel. 599.
Oyevaarsbek. do$.
Zwaardkruyd. doS.
Weede. 012.
Gods Genade. di9.
Hondjensdraf. d22.
Goudenkruyd. d29.
Yfop. dS3-
Thuyn Kers. ddr.
Wilde Kers. dd2.
Roomfch Neetelkruyd.
Scorbutlisktuyd. 700.
D - W Y Z E
Lavendel, 708.
Lelie. 7id.
Hop. 732.
Majoraan. 737.
Poleye. 740.
Bok orege. 743.
Malrove. 750.
Nigelle. 759.
Mechoacan. y64-
Aardbeziën. 773.
Plompe. 780.
Yzerkruyd. 787.
Stalkruyd. 790.
Panax. 801.
Pallerine. 8o4-
Glaskruyd. Sod.
Varkens venkel. 8Ü*
Zee- venkel. 813.
Polium- S28.
Radijs. S^d.
Peeperwortel. S47.
Rhaponticum. 853.
Wijnruyc. S^d-
Bijlkenskruyd. 872.
Water- eppe. SS 4.
Steekende Winde. S90.
Heydens Wondkruyd. 892.
Smyrnium van Candien. 894.
Stechaskruyd. 8 98.
Teucrium. 901.
Eerenprijs. 921.
Milc-beeving te helpen , wech te neemen,
door middel van
Oyevaarsbek. dof.
Milt , gequetft zijnde , weer te geneezen ,
door middel van
Comijn. 512.
Tormentil. 915.
Mifval der Vrouwen te voorkomen, zie op
Vrouwen Mifval-
Moeder- gebreeken , als, opftijgingj neer-
fchieting, ontfteeking , verzetting, ver-
ftopping , gezwellen , verhardheyd , ver-
zweering > verkoudheyd , en allerley an-
dere ongeleegentheeden te helpen , wech
te neemen , te geneezen , door middel
van
Vijgeboom. 24.
Peereboom. 31.
Queeboom. 33.
Amandelboom. 35.
Nooteboom. 41.
Pijnboom. 44.
Acacia. 52.
Eykenboom. 75.
Vlierboom. So.
Maflikboom. 103.
Styraxboom. 112.
Kaneel. 123.
Wolboom. 128.
Mufcaatboom. 137.
Lauwerboom. 153.
Boom der Kuysheyd. Id7.
Ciftus. 171.
Geneverboom. 220.
Jafmijn. 22S.
Ageratum. 294.
Look zonder Look. 302.
Muur. 309.
Malve. 317.
Witte Malve. 318.
Ammi. 323.
Dille. 329.
Angelica. 331.
Anijs. 333.
Anthyllis. 3 34*
Kalfsmuyl. 337.
Krap. 341.
Bijvoet- 353.
Kalfsvoet. 3^7.
Mansoor. 359.
Ariftolochie. 3dd.
Meefterwortel. 3 78.
Melde. 379-
Beerenoor. 3S3.
Kliflcnkruyd. 385.
Pcftilentiewortel. 387.
Balftemappel. 3 S9*
Betonie. 3 9d.
R
Naterwortel. 402;
Lis. 431-
Cardobenediól. 453,
Kruysdiftel. 45 d.
Hof-comijn. 4$d.
Waterbok. 478.
Coriander. 5x1.
Keyzerskroon. 515.
Wilde Galcga. 541.
Geele Wortelen. $44*
Paftinake. 54d.
Elatine. 5 do.
Ferula. 572.
Fraxinella. 594.
Oyevaarsbek. dof.
Kottoenkruyd. óid.
Scharley. d4o.
Yfop. d? 3.
S. Jacobskruyd. df9.
Gengebar. ddd.
Anijskruyd uyt America. ddS,
Muurbloem. d78.
Damaftbloem. 0S9.
Lavendel. 708.
Tongeblad. 709.
Lavas. 712.
Lelie. 7id.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Malrove. 75 <j,
Moederkruyd. 757.
Mechoacan. 7d4.
Drieblad. 771.
Peonie. 799.
Panax. Sol.
Varkensvenkel. 8io.
Rhaponticum. S52.
Wijnruyt. S^d.
Kunneke. Sdl.
Duyvelsbeet. Sdd.
Sefeli. S81.
Steekende Winde. 890.
Stechaskruyd. 89S.
Zie ook op de twee volgende Poften.
Moederfmerten te geneezen, wech te nee*
men , door middel van
Lindenboom. Sd-
Roozeboom. 199.
Druyvenkruyd. 409*
Welriekende Lis. 43 £•
Santorie. 4dd.
Oogenklaar. 480.
Maagdepalm. 497.
Afpergies. d7l.
Vlaskruyd. 71 8.
Wild Vlaskruyd. 721.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Thymiaan. 738.
Peonie. 799.
Panax. Sol.
Duyvelsbeet. 8dd.
Sefamum. 879.
Moeder , vervuyld zijnde , te zuyveren.'
Vruchtbaar te maken , door middel van
Saftafrasboom. ui.
Averuyt. 271.
Synnauw. 300.
Witte Malve. 3x8.
Ammi. 323.
Dille. 329.
Kalfsvoet. 3^7.
Ariftolochie. 3dd.
Starrekruyd. 37d.
Meefterwortel. 37S.
Bryonie. 415.
Munt. 427.
Caucalis. 402.
Veld-cipres. 477.
Cicorey. 491.
Conyza. 5x0.
Paftinake. 546.
Hoe langer hoe liever. 5 5 8,
Hol wortel. 599.
S. Jacobskruyd. d?9.
Roomfch Neetelkruyd. 675.'
Limonium. 712.
Orege. 742.
Zeepkruyd. 843.
Wijnruyt. 85$,
Self. 859.
Zie
der G
Zie ook op Onvruchtbare Vrouwe».
Mond-gebreeken ; Mond-zweeringen , hee-
rc, en quaade; ontfteekingen , gezwel-
len , gaten , bloedige , en andere onge-
leegentheeden , te geneezen, door mid-
del van
Granaatboom. 17.
Daadelboom. 71.
Rhijnbezienboom. 8l.
Elzenboom 90.
Viburneboom. 117.
Berkenboom. 133.
Boom der Kuysheyd. IU7.
Verwloof. 173.
Olijfboom. 1S3.
Berberisboom. 18 8.
Phyllireaboom. 2x2.
Alcanne. 215.
Wijngaard. 240.
Braambezien. 24S.
Hartstong. 287.
Hemioniiis. 2S7-
Agrimonie. 29^.
Zee-ajuyn. 307.
Aloë. 3i<f.
Malve. 317.
Akeleyen. 3151.
Srandelkruyd. 401.
Naterwortel. 402.
Senegroen. 41 8.
Camillen. 423.
Cardobenediót. 453.
Huyslook. 471.
Leepelblad. 498,
Koornbloem. 531.
Wilde Galega, 541.
Elatine. 500.
Kardinaalsbloem. 583.
Duvvekervel. 597.
Holwortel. 599.
Zoethout. 61 1..
Porcellain. 6 20.
Hondjensdraf. 622.
Eedel Leeveikruyd. 62S.
Goudenkruyd. 629.
Yfop. 6^3.
Jacea. öff.
Wilde Kers. 662.
Muurbloem. 678.
Steen Lecverkruyd- 686.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Britannica. 703.
Orcge. 742.
Drieblad. 771.
Cameline. 775.
Penningskruyd. 77 7.
Valeriaan. 784.
Yzerkruyd. 787.
Waternoot. 793.
Peonie. 799.
Panax. Soi.
Vijfvingerkruyd. S09.
Weegbree. Szf.
Muysdoorn. S54.
Tormentil. 915.
Mondtrekking j Mond lammigheyd te ge-
neezen , door middel van
Varkensbrood. 537.
Motten , hoe uyt de kleederen te houden j
daar in zijnde te verdrijven ; door
Cypresboom. 62.
Gagel. 146.
Averuyt. 271.
Alffen. 274.
Vaam. 2S9.
Mottenkruyd. 397.
Druyvenkruyd. 409.
Elichryfon. 56I.
NAadorft te verdrijven , door mid-
del van
Driediflel. 484-
Naageboorte, en doode vrucht, af te drij-
ven , door middel van
Zeevenboom. 63.
Kaneelboom. 123.
Lauwerboom. 153.
Ciftus. 171.
Averuyt. 271.
ENEESMIDDELEN.
Vrouwenhayr. 285.
Knoplook. 301.
Angelica. 331.
Laferpitium. 332.
Anthyllis. 334.
Krap. 341.
Peeterzelie. 345:.
Bijvoet. 353.
Kalfsvoec. 3^7.
Ariftolochie. 366.
Meefterwortel. 37S.
Meyer. 3S1. .
Hoefblad. 3S6.
Druyvenkruyd 409.
Aardnoten. 414.
Camillen. 424.
Lis. 431-
Goudsbloem. 436.
Herrgefpan. 447.
Kervel. 404.
Scammonie. 50S.
Saffraan. 520-
Konkommer. 52S.
Di&amnus. 551.
Ferula. ^72.
Filipendula. 577.
Water Filipendula. 578.
Fraxinelle. 594.
Holwortel. s99-
Gentiaan. 60 1.
Schar ley • 640.
Thuyn Kers. 661.
Wilde Kers. 662-
Muurbloem. 67S.
Lavendel. 708.
Tongeblad. 709.
Lïmonium. 712.
Lavas. 712.
Lelie. 7x6.
Wild Vlaskruyd. 721;
Thymiaan. 738.
Malrove. 756.
Moederkruyd. 757.
Bingelkruyd. 7 60.
Drieblad. 771.
Pafferine. S04.
Wijnruyt. S56.
Kunneke. 861.
Sceenbreek. 863.
Smyrnium. S94.
Stachyskruyd. S96.
Zie ook op Doode Vrucht.
Naagelzweering, en zwelling, te geneezen,
te verdrijven, door middel van
Anemone. 32S.
Paronychia. S07.
LongekrUyd. S40.
Naagelen, afgezworen zijnde, weer te doen
groeyen , door middel van
Paronychia. S07.
Naaweeën der gebaard hebbende Vrouwen
wech te neemen , door middel van
Amandelboom. 35.
Ajuyn. 304.
Witte Malve. 318.
Bijvoec. 3-53.
Haazenoor. 475. •
Navelzwelling te helpen , door middel van
Deur was. 811.
Navel-uytpuyling aan kinderen en andere ,
weer inwaarts te doen keeren , door
middel van
Deurwas. Slo.
Vlookruyd. S38.
Natuurlijke warmte des ligchaams te ver-
meerderen door middel van
Self. S59.
Kunneke. S6I.
i Neus bloeden te dóen ophouden , door
middel van
Eykenboom. 7 6.
Vlierboom. 79.
Lindenboom. 86-
Welriekende Eykelboom. 132.
Ajuyn. 303.
Guygchelheyl. 324.
Walftroo. 339.
Naterwortel. 402.
Afteroides. 41S.
Ttt
*Munt. 427.
Bergmunt. 42Ö.
Huyslook. 471,
Maagdepalm. 497.
Comtjn. 512.
Varkensbrood. 537/
Hondstong. 539.
Paerdeftaert, 504.
Ferula. 572.
Oyevaarsbek. 60
Vederik. 744.
Duyzendblad. 767.
Duyzendknop. 830.
Groot Speerkruyd. 871.
Tasjenskruyd. 914.
Neusgaten-gezweeren , Polypi , Gezwellen,
Kankerige zeereu , uytwaflen , te genee-
zen, door middel van
Kalfskruyd. 35S.
Ariftolochie 366.
Naterwortel. 401.
Neusgaten-gebrceken te geneezen doormid-
del van
Granaatboom. 17.
Neusgaten-verllopping te openen, door mid-
del van
Nagelboom, iyo.
Nieren- fmerten //weeringen , verfloppingen,
zwelling , en allerley andere gebrecken
te geneezen , wech te neemen , door
middel van
Vijgeboom. 23.
Bananienboom. 28.
Amandelboom. 35,
Nooteboom. 41.
Peizikboom. 67.
Willigeboom. 78.
Beukenboom. 93.
Pokhout. 98.
Terpentijnboom. I06.
Pi!L(cienboom. 107.
Saflafrasboom. 111.
Tamarindenboom. 115.
Callieboom. 116.
Roodc Jujuben. 1x9.
Kaneelboom'. 123.
Mulcaatboom. 137.
Myrtusboom. 145.
Brem. 1S1.
Boommalve. 19I.
Tamarifchboom. 201.
Geneverboom. 221.
Cardamom. 2)'S.
Agrimonie. 29 y.
Boelkenskruyd. 29S.
Americaanfch Boelkenskruyd. 29 S.
Muur. 309.
Malve. 317.
Alyflum. 321.
Guygchelheyl. 324.
Anthyllis. 334.
Krap. 341.
Peeterzelie. 34 8-
Mans-oor. 359.
Meefterwortel. 37S.
Beerenoor. 383.
Betonie. 396.
Aardnoten. 414.
Waalwortel, 420.
Water Goudsbloem. 43 jr.
Brafilie-peeper. 447.
Caucalis. 462.
Huyslook. 471.
Veld-cipres. 477.
Waterlook. 47S.
Ciceren. 4S3.
Maagdepalm. 497.
Kauwoorde. 521.
Pepom. ïi3.
Meloen, ^zó.
Geele Wortelen. 544.
Paftinake. 54 6.
Paerdeftaert. 564.
Zonnebloem. 5 82.
Venkel, 590.
Oyevaarsbek. 608.
Zoethout. 61 1.
Pbrcellein. 620.
Eedel Leeverkruyd, 62S.
ïndiaanfch Kruydje roer mi] niet.
ÖJ3.
Afpergien. £7 1.
Muurbloem <578.
Wild Vlaskruyd. 721.
Malloten. 72c.
Hop. 732.
Mechoaean. 7^4.
Ruyterskruyd. 7 67.
Aardbeziën- 773.
Mofch. 774.
Narciffe. 777.
Yzerkruyd. 787.
Wintergroen. 795.
Peonie. 799.
Glaskruyd. 80 £.
Varkensvenkel. S12.
Zeevcnkel. 81 j.
Weegbree. S2f.
Sleutelbloem. 83 8.
Peeperwortei. 847.
Rhaponiicum. 85 3.
Sanikel- S£o. ■
Naaldekervel. 8£7.
Steekendc Winde. S90
Smyrniurn van Candia. 894.
Tormentil. 915.
Boksdoorn. pus.
Boksbaard. 917.
Zotsknodze. 920.
Eerenprijs. 922.
Maerifihe Viole. 92$.
Gulde Roede. 927.
Nieren-brand wech tc noemen , door mid-
del van
S. Jansbrood. X24.
Agrimonic. 294.
Brafïliaanfche Linze. 509.
Hartshoorn, 513.
Navelkruyd. 517. .
Meloen. 525.
Indiaanfche Doornappel. 57$.
Plompe. 780.
Wintergroen. 795.
Nieren-vloejing , bloedige , te geneczen ,
door middel van
Aardakers. 340.
Waalwortel. 420.
Hartshoorn. 513.
Nieren fteen te verdrijven, zie op Steen.
Niezen te verwekken door middel van
Nieswortel. 434.
Majoraan. 737.
Mnrum. 744.
Wilde Dragon. 841.
Zeepkruyd. S43.
Nies poeder te bereyden, dat zeer goed is.
.I‘>-
Nies poeder zeer goed , en zonder ongelee-
gentheyd te veroorzaken , te bereyden
van
Maybloem. 717.
ONrfteeking, inwendige. %ie op In-
wendige Ontjleeking.
Onvruchtbare Vrouwen vruchtbaar
te doen worden, door middel, van
Synnauw. 300.
Starrekruyd. 37$.
Meeftorwortel. 37S.
Comijn. 512.
Scharley. £40.
S. Jacobskruyd. 059.
Orege. 742.
Bingelkmyd. 7£o.
Eerenprijs. 922.
Zie ook op Moe di r
Oog-gebreeken, vlekken, donkerheyd, ro-
digheyd . vurigheyd, hitzigheyd, brand,
gezwollenheyd , ettervloejing , traaning ,
leepheyd , zinkingen , te helpen , te ge-
neezen , wech te neemen , door mid-
del van
Appelboom. 7.
Queeboom. 42.
Pijnboom. 44.
Acacia. 55.
Cypreffenboom. £2,
Viburneboom. 117.
BLAD-WYZER
Nagelboom. 150.
Olijfboom. 183.
Berberisboom. 1 SS.
Roozeboom. I99.
Tamarifchboom. 20I.
Geytenblad. 244.
Rolmaiijn. 240.
Braambezien. 248.
Hinnebezien. 249.
Keelkruyd. 200.
Sigmartskruyd. 270.
Wolfsbezie. 2S3.
Americaanfch Bergboelkenskruyd
298.
Zee ajuyn. 307.
Muur. 30S.
Guygchelheyl. 324.
Ambrofia. 329.
Angelica. 331.
Kalfsmuyl. 337.
Peeterzelie. 344.
Mansoor. 358.
Affodille. 372.
Starrekruyd. 37^.
Baccharis 3 88.
Witte Been. 393.
Mottenkruyd. 397.
Wollekruyd. 399.
Standelkruyd. 40 1.
Bernagie. 400.
Slangenhoofd. 408.
Bruynette. 424.
Stinkende Lis. 432.
Goudsbloem. 435.
Cardobenedidl. 453.
Santorie. 4 ££.
Cepara 407.
Huyslook. 471.
Chamtedrys. 47^,
Boonen. 4S7.
Bafilicom. 499.
Winde. 506-
Saffraan. 520.
Kauwoorde. 521.
Pepoen. 523.
Meloen. 42£.
Koornbloem. 531.
Varkensbroed. 537.
Ridderfpoor. 44S.
Elatine. 4£o.
Arragonfche Moftaart. 5 £8.
Oogent rooft. 5 £9.
Boekweyt <{70.
Indiaanfche Doornappel.
Wilde Hanekam. 579.
Zonnebloem. 5S2.
Fraxinelle. 594.
Kievitsbloem. 494.
Duyvekervel. 597.
Gentiaan. £ot.
Zoethout. £ii.
Gras van Parnas. £18.
Porcellein. £20.
Havikskruyd. £3£.
Bilzenkruyd. £50.
Stcebe. £ycr.
Erinus van Diofcorides. £73.
Muurbloem. £78.
Maybloem. 717.
Wild Vlaskruyd. 721.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Pceper. 733.
Otfgc. 74..
GoudenappeL 74£.
Nachtfchade. 740.
Bruynrood Vierblad. 772.
Aardbeziën. 773.
Valeriaan. 7S4.
Yzerkruyd. 7S7.
Speerkruyd. 793.
Perzenkruyd. Sii;
Muysoor. 8i£.
Weegbree. 8 2 4.
Ganzerich. 83 3.
Vlookruyd. 83?.
Wonderboom. 852.
Wijnruyt. S4£.
Hermala uyt Syrien. S57.
Kruyswortel. 877.
Sefamum. 878.
Maertfche 'Viole. 92?.
Oogfchellen , vliezen , vlekken , wech te
neemen , door middel van
Berkenboom. 133.
Nagelboom. 150.
Rofmarijn. 24£.
Groote Speerwortel. 347.
Madelieven. 393.
Welriekende Lis. 428.
Oogenklaar. 4S0.
Varkensbrood. 537.
Tandekenskruyd. 550.
Zoethout. £ii.
Havikskruyd. £3£,
Scharley. £40.
Muurbloem. £78.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Malloten. 725.
Perzenkruyd. 811.
Duyzendknop. S30.
Peeperwortei, S47.
Oogfcheemering te verdrijven , door mid-
del van
Populierboom. 73.
Kaneelboom. 123.
Kalfsmuyl. 337,
Akeleyen. 351.
Mansoor. 359.
Angelier- 3 £2.
Madelieven. 393.
Varkensbrood. 537,
Ridderfpoor. 54S.
Tandekenskruyd. 550.
Venkel. 590.
Wijnruyt. Sf£.
Stechaskruyd. 8 9 8.
Zie 'voorts op Gezicht.
Oogen te zuy veren , te verfterken , door mid-
del van
Lindenboom. 8£.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24£.
Zuring. 2S0.
Guygchelheyl. 324.
Bafilicom. 499.
Elatine. f£o.
Oogentrooft. 4 £9.
Zie ook op Gezicht.
Oogen-donkerheyd op een verwonderlijke
wijs wech te neemen , door middel van
Perzenkruyd. 811.
Oogen- puyftcn en Öogenjeukte te verdrij-
ven , door middel van
Daadelboom.* 71.
Boksdoorn. 9i£.
Oogen-zweering. %ie op Zweering der Oogen.
Oogen, blauwgeflagene, te regt te brengen!
door middel van
Alffen. 224.
Oogen : hardigheyd van de holle Zeeren ,
komende aan de hoeken der Oogen , ge-
noemd Asgilopes. wech te neemen door
Ydele Haver. S21.
Oogen-quetfuren te geneezen, door middel
van
Sefamum. S78.
Oogen : quade verwe der Oogen , na de
Geelzucht overgebleven, te doen vergaan
door middel van
Konkommer. 528.
Orege. 741.
Oogen , in de Kinderpokjens te bewaren
voor fchade , en heete Zinkingen,- de brand
wech te neemen , door middel van
Saffiaan. 520.
Tasjenskruyd. 914.
Oogen-zinkingen. %}e op Zinkingen der Oo-
gen.
Oogen ; alle daar in gekomene onzuyver-
heyd uyt te drijven , door middel van
Muysdoorn. 8 f4.
Oor-fmerten en andere gebreeken te genee-
zen , door middel uan
Granaatboom. 17.
Acacia, ff.
Abrikoos. £8.
Populierboom. 73.
Willigeboom. 78.
Vlier-
der
GENEESMIDDELEN.
Vlierboom. So.
Sumachboom. 109.
Welriekende Eykelboom. 132.
Ciftus. ijl.
Pareye. 30J.
Malve. 317.
Angelica. 331.
Kleefkruyd. 33S.
Maagdepalm. 497.
Kauwoorde. 521.
Beetwortel. 545.
Gentiaan. 4oi.
Oyevaarsbek. 405.
Bilzenkruyd. <550.
Erinus van Diofcorides. 073.
Malloten. 725.
Orege. 742.
Malrove. 754.
Weegbree. 82?.
Ooren-doofheyd. zie op Doofhcyd.
. Ooren-zweering. zie op Zweering der Oo-
Oor-verftoppïng te helpen , wech te neemen,
door middel van
Wilde Thymus. 878.
Ooren-ettervloejing te geneezen, doormid-
del van
Myrtusboom. 145.
Stoebe. 054.
Tasjenskruyd. 914.
Oor-tuyting te verdrijven , door middel
van
Amandelboom. 35.
Welriekende Eykelboom. 132.
Ajuyn. 304.
Kool. 413.
Coloquint-appel. <502,
Varkensbrood. 537.
Beetwortel. $45.
Orege. 742.
Oorwormen uyt ’c Oor té doen komen .
door middel van
Appelboom» 7.
Fraxinelle. 594.
Ooien ontlatten van de Wormen , welke
daar in groeyen ; de zelve te dooden ,
door middel van
Perzikboom. 47.
Kappers. 255.
Pareye. 305.
Bergmunt. 428.
Cardobenediót. 453.
Venkel. 590.
Bilzenkruyd. 450.
Perzenkruyd. Sn.
Vlookruyd. 835.
Opblazingderverkoude Leeden wech te nee-
men, door middel van
Comijn. 5 12.
Opdragtigheyd ; heete opdruyfligheyd in ’t
aangezicht , te verdrijven , door mid-
del van
Roozeboom. 199.
Phyllïreaboom. zll.
Ried. 370.
Havikskruyd. 434.
Fonteinkruyd. 8 32.
Oude lieden , haren Geelt te verquikken ,
door middel van
Zonnedauw. 850.
Oude mannen nieuwe luft en kracht te
doen krijgen tot ’c echte werk , door
middel van
Piftacienbooln. 107.
Hondstand. <>47.
Kortoenkruyd. 414.
Nachtfchade. 750.
PAerden-buykpijn te verdrijven , door
middel van
Geytenbaard. 92S.
Paerden bloedfpouwing en Hoeft re genee-
zen. zie op Bloedfpouwing der Paerden.
Ook op Hoefl en Bloedfpouwing der Paer-
den.
Paerden eetensluft te bevorderen j de zelve
vergaan , te doen weerkomen , door mid-
del van
Linzen. 4S4.
Paerden Engborftigheyd wech te neemen
de Kortademheyd te verdrijven , door
middel van
Peftilenttewortel. 387.
Paerdenhuyd te bewaren voor ’t opzitten
en ftecken van Horzelen, Vliegen , en
Muggen , door middel van
Kauwoorde. 521.
Paerden inwendige gebreeken te geneezen
door middel van
Gentiaan, 40 X.
Paerden opene gaten en zeeren te geneezen,
veroorzaakt door de wrijving des Sadels:
een nieuwe huyd te doen groeyen , door
middel van
Tandekenskruyd. 550-
Ganzerich. 83 3.
Paerden fchurftheyd te geneezen. zie op
Scburftheyd der Paerden.
Paerden , vernagelde ; de wonden te genee-
zen , door middel van
Wollekruyd. 399.
Paerden vet te maken , door middel van
Oprechte Medica. 592.
Gemecne Medica. 593.
Witzen. 923.
Paerden, met Wormen gequeld, te genee-
zen. zie op Wormen der Paerden.
Paerden zeeren en opene gaten , te verhin-
deren, dac’er geen Wormen in groeyen,
door middel van
Tandekenskruyd. 550.
Paerden , zwaïthayrig , geheel wit van hayr
te maken , door middel van
Hermodaftelen. 501.
Paerden , die haar water niet lollen kon-
nen , tot de water-making te helpen ,
door middel van
Stalkruyd. 790.
Paerden en andere Beeften van ’t manlijk
geflacht , moedig te maken tot befprin-
ging, door middel van
Standelkruyd. 401.
Parfling, of drukking, als iemand zijn ge-
voeg wil doen, doch niet kan, te genee-
zen, door middel van
Granaatboom. 17.
Zeevenboom. 43.
Ani)S. JJJ.
Plompe. 7S0.
Ganzerich. 833.
Peft , bewaaring teegens de zelve, door
middel van
Oranjeboom. 15.
Viigeboom. 24.
Saflafrasboom. ui.
Berkenboom. 133.
Nagelboom. 150.
Ciftus. 171.
Geneverboom. 220.
Cardamom. 258-
Alffen. 274.
Agrimonie. 29?.
Knoplook. 301.
Angelica. 331.
Akeleyen. 331.
Bijvoet. 353.
Angelieren. 342.
Ahftolochie. 344.
Zwalu we wortel. 370.
Meefterwortel. 378.
Brunelle. 419.
Welriekende Lis. 428.
Goudsbloem. 434.
Carline. 449.
Kervel. 444.
Welriekende Nagtbloem. 4 34.
Stok- violier. 481.
Windend Paerdsyzer. 714.
Berg-Slangenkruyd. 753.
Muysoor. S25.
Radijs. S44.
Wijnruyt. S54.
Tormentil. 91$.
Eerenprijs. 922.
Peft ; bijzonder heerlijk bewaarmiddel tee-
gens de zelve , genomen van
Adderskruyd. S4S.
Peft-geneezing, door middel van
Ttt a
Eykenboom. 7?.
Arbutusboom. 124.
Avcruyt. 271.
Zuring. 280.
Ajuyn. 304.
Muur. 309.
Guygchelheyl. 324.
Angelica. 331.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoer. 357,
Groot Speerwortel. 357;
Angelieren. 342.
Duyzendfchoon. 344.
Bcerenoor. 383.
Peftilenriewortel. 387.
Naterwortel. 402.
Carline. 449.
Cardobenediól. 453.
Kervel. 444.
Chamardrys. 474.
Waterlook. 478.
Wilde Galega. 541.
Dragon. 554.
Alantwortel. $41.
Hederik. 547.
Fraxinelle. 594.
Duyvekervel. 597.
Hol wortel. 599.
Galega. 599.
Gentiaan. 4oJ.
Gingidium. 407.
Gods Genade. 419.’
Vederik. 744.
Berg-Slangenkruyd. 753.
Meliflè. 742.
Plompe. 7S0.
Valeriaan. 7S4.
Yzerkruyd. 7 87.
Speerkruyd. 793»
Pimpinel. 824.
Weegbree. 82?.
Keukenkruyd. 834-
Duyvelsbeet. 844.
Wormkruyd. 8 9 9.
Vreemde wilde Kers. 913?
Tasjenskruyd. 914.
Tormentil. 915.
Boksbaard. 917.
Eerenprijs. 922.
Vliegenct. 927.
Peft , bijzonderlijk zeer hoog geroemd Ge-
neesmiddel van de zelve, genomen van
Adderskruyd. S4S.
Peftilcntiale, brandende ziekten. Middelen
daar teegens j verkoeling , in de zelve »
genomen van
Tamarindenboom. 115.
Arbutusboom. 124.
Berberisboom. 1S7.
Aalbezien. 195.
Doornbezien. 223.
Peftilemieworiel. 387.
Goudsbloem. 434.
Zie ook op Koortzen.
Peftilentiale hardigheyd , Gezwellen , Zwec-
ringen , Carbonkelen , te geneezen , door
middel van
• Queeboom. 33.
Roozeboom. 199.
Hoefblad. 3S4.
Cardobenedift. 453.
Chamardrys. 474.
Coriandcr. 511.
Alantwortel. 541.
Vijgeboon. 729.
Panax. Sol.
Duyvelsbeer. S44.
Tasjenskruyd. 914.
Peftilentiale Koortzen. zie op Koortzen.
Peftilentiale lucht, zie op fhade Lucht.
Pis-fcharpheyd te verzachten ; de brand daar
"in wech te neemen , door middel van
Kauwoorde. 5 2X.
Zie ook op Koadepis.
Plat-luyzen te verdrijven , door middel vad
Bilzenkruyd. 450.
Pleuris te verdrijven , te geneezen t door
middel van
Appelboom. 7.
Aman*
4
BLAD-WY2ER
Amandelboom, jf.
Tamarindenboom. iiy.
Hinnebezien. 249.
Boofnvaarn. 290.
Angelica. 331.
Kleefkruyd. 338.
Welriekende Lis. 42S.
Cardobenedidè. 453.
Cariophillate. 457.
Kervel. 404.
Santorie. 4 66.
Scammonie. 50S.
Saffraan. 520.
Wilde Galega. 541.
Eedele Rakette. 5 66.
Soethout. ei 1.
S- Janskruyd. 648.
Roomfch, Neetelkruyd. 675.
Aardbeziën. 773.
Valeriaan. 7S4.
Self. 85 9.
Scabiofe. S6f.
Sefamum. S78.
Sermontein. SS8.
Boksbaard. 917.
Maertfche Viole. 925.
Zie ook op Zijde-pijn.
Podagra te geneezen ; de fmert re verzach-
ten ; door zommige deezcr Kruiden ter-
ftond wech te neemen ; immers zeer te
Verminderen :
Oranjeboom. 14.
Vijgeboom. 24.
Acacia. 55.
Boom des Leevens. Ca.
CyprelTenboom. 62.
Populierboom. 73.
Willigeboom. 7S.
Vlierboom. 79.
Rhijnbezien. Si.
Saffafrasboom. nr.
Welriekende Eykelboom. 132.
Mulcaatboom. 138.
Hazclnotenboom. 162.
Brem. 1S1.
Boommalve. 191.
Beerenklaauw. 277.
Zee-ajuyn. 307.
Angelica. 331.
Angclieren. 362.
Kliffenkruyd. 3S5.
Wbllekruyd. 399.
WaalvWrcel. 420.
Stinkende Lis. 432,
Nieswortel. 434.
Lappa Boaria. 463.
Huyslook. 471.
Boonen. 4S6.
Cicorey. 49 r.
Coloquintappel. foz.
Scammonie. 508.
Eezels Konkommer. 528.
Varkensbrood. C37.
Wilde Galega. 541.
Wilde Vlier. 559.
Eedele Rakette. 566.
Ferula. 572.
Fraxinelle. S94-
Porcellein. 620.
Zee porcellein. 621.
Hondjensdraf. 622.
Kiuydieroer mij niet. 630.
Bilzenkruyd. 650.
Mofch. 774.
Yzerkruyd. 7S7.
Glaskruyd. S06.
Fonteinkruyd. 832.
Vlookruyd. 835.
Hennip. SS7.
Zie ook op Flerefijn,
Pokken j vuyle Pokken, zie op Spaanfehe
Pokken.
Pokjens. zie op Kinder-Pokke».
Polypus. zie op Neusgaten gezwter.
Popelly. zie op Bernerdheyd
Puigeerende middelen ; eenige der zelve
zach ;clijk , andere fcharper , en noch
fcharper werkende, genomen van
Appelboom. 7.
Karifcboom. 37.
Denneboom. 47.
Dadelboom. 71.
Vlierboom. 80.
Rhijnbezien. 81.
Pijlhout. 91.
Paapenhout. 91.
Terpentijnboom. I06.
Piftacienboom. lil.
Styraxboom. 112.
Tamarindenboom. 11^.
Cailïeboom. H6.
S. Jansbrood. 124.
Kleyne Lauwerboom. 156.
Huift. 166.
Lombaardfe Linzen, 176.
Brem. 1S1,
Olijfboom. 183.
Berberisboom. 188.
Roozeboom. 199.
Boomachtig Spinagie. 206.
Kappers. 255;.
Oprechte Jalappe. 268.
Averuyt. 271.
Boom vaam. 290.
Struyskruyd. 293.
Zee-ajuyn. 307.
Aloë. 314.
Malve. 317.
Beet. 39S.
Kool. 413.
Ganzebloem. 422.
Nieswortel. 433.
Goudsbloem. 436.
Wilde Saffraan. 450.
Springkruyd. 45 S.
Efula. 459.
Wolfsmelk. 461.
Veld-cipies. 477.
Maagdepalm. 497.
Coloquintappel. 502.
Winde. 506.
Scammonie. 508.
Leedekenskruyd. 519.
Kauwoorde. 521-
Konkommer. 528.
Varkensbrood. 537.
Hondstong. 539.
Vingerhoed. 553.
Wilde Vlier. 539.
Alantwortel. 561.
Boekweyt. 570.
Ferula. <572.
Bloem des Lijdens. 5 82.
Duyvekervel, 597.
Holwortel. ^99.
Gods Genade. 6I9.
Zonnewende. 624.
Articiocken onder de aarde. <
Bataten. 626-
Purgeerende Bataten. 627.
Kruydje roer my niet. 630.
Duyzendkoorn. 633.
Havikskruyd. 636.
Serratula. 6S7.
Afpergies. 671.
Roomfch Neetelkruyd. 67?.
Patich. 69 1.
Americaanfche Britannica. 703.
Hop. 732.
Bingelkruyd. 760.
Mankop. S03.
Polium. 82S.
Duyzendknop. 8 3 o.
Salomons zeegel. S32.
Vlookruyd. S3 «> .
Zeepkruyd. S43.
Wonderboom. 8 5 2.
Thaplia. 903.
Thaliótrum. 904.
Maertfche Viole. 92?.
Puyftcn aan ’t Ligchaam en Aangezicht j
zwarte, heete, enandere, te verdrijven,
door middel van
Populierboom. 73.
Olijfboom. 1S3.
Roozeboom. J99.
Tamarifchboom. aor.
Wijngaard. 240.
Nieswortel. 434.
Huyslook. 471.
Wilde Balilicom. 500.
Coriander. 511.
Navelkruyd, 517.
Konkommer. 528.
Paerdeftaert. 564.
Italiaanfche Rakette. 567.
Indiaanfche Doornappel. 576
Zonnewende- 624.
Havikskruyd. 636.
Salade. 6S3.
Poleye. 740.
Glaskruyd. 806.
Sermontein. SS 8.
Puyftcn aan de Oogen. zie op Oog-puy flest.
Puyften en Zeeren, van de Kindcr-pokjens
overgebleeven, te geneezen. zie op Kin-
der-pokjens.
QUaade, zelfs Peftilentiale lucht, te
verdrijven , of zich daar voor te be-
waren, door middel van
Appelboom. 7.
Oranjeboom. 13. 15.
Vijgeboom. 24.
Nooreboom. 41.
Perzikboom 67.
Saffafrasboom. iio.
Berkenboom. 133.
Nagelboom. 150.
Lauwerboom. 153.
Aalbezien. 195.
Geneverboom- 220.
Rofmarijn. 246.
Agrimonie. 295.
Angelica. 331,
Anijs. 333.
Walmeefter. 343.
Bijvoet. 353.
Ariftolochie. 366.
Meefterwortel. 378.
Welriekende Lis. 428.
Goudsbloem. 436.
Chamidrys. 476.
Cortufa. yi6.
Alantwortel. 5 61.
Welriekende Nachtbloem. 634.
Berg-Slangenkruyd. 753.
Vijfvingerkruyd. 809-
Zie bier bij na 't geen flaat onder de
Woorden :Pe(i j bcwaar-middelen tee-
gens de zelve.
Quaade Schurftheyd te geneezen. zit op
Schurftheyd. c
Quaade Zweeringen des Monds. zie op
Mondgebreeken.
Quaade Zeeren , Zweeren , &c. zie op Zet-
ten, Zweren , &c.
Quaad Zeer in ’t bijzonder , te geneezen
door middel van
Nooteboom. 42.
Knoplook. 302.
Huyslook. 471.
Ciceren. 4S3.
Er weten. 4S6.
Elichryfon. 5 61.
Duyvekervel. 597.
Wecde. 612.
S. Janskruyd. 648.
Vijgboonen. 729-
Qualijkheyd der zwangere Vrouwen te ver-
drijven. zie op Zwangere Vrouwen.
RAzerny ; verwarring des Hoofds j
zinnen-gekrenktheyd i verftands-ge-
breeken, te helpen, te verbeeteren ,
door middel van
Boom der Kuysheyd. I67.
V eyl , of Eylóf. 252.
Boomvaarn. 290.
Nieswortel. 434.
Scammonie. 50 8.
Anijskruyd uyt America. 668.
Peonie. 799.
Wilde Thymus. 848.
Ribben*
der GENEESMIDDELEN.
Ribben , gebrooken zijnde, re geneezen .
door middel van
Indiaanfcbe Vijge. 474.
Rimpelen des Aangezichts weih teneemen,
zie op Aangcz,iiku Rimpelen.
Roodeloop re geneezen door middel van
Granaatboom. 17.
Queeboom. 33.
Cornoeljeboom. 3 9.
Caflanjeboom. 40.
Nooteboom. 42.
Pijnboom. 44.
Dadelboom. 71.
Eykenboom. 77.
Lindenboom. Stf.
Macerboom. 89.
Maftikboom. 103.
Lotusboom. 104.
Siimachboom. 109.
Viburneboom. 117.
Wolboom. 128.
Myrtusboom. i'4J
Hazelnotenboom. 16Z.
Syringe. 164.
Ciftus. 171.
Verwloof. 173.
Olijfboom. 183.
Berbeiisboom. 1S8.
Aalbezienboom. 195.
Roozeboom. 199.
Geneverboom. 220.
Doornbezienboom. 223.
Wijngaard. 240.
Braambezien. 248.
Alflèn. 274.
Sigmaarrskruyd. 2 76.
Beerenklauw. 277.
Hartstong. 287.
Agrimonie. 295.
Witte Malve. 319,
Beekbunge. 325.
Anijs. 333.
Kleefkruyd. 338.
Walltroo- 339.
Krap. 341.
Beerenoor. 383.
Kliflenkruyd. 38?.
Wicte Been. 3 93.
Standelkruyd. 401.
Naterwortel. 402.
Afteroides. 418.
Waalwortel. 420.
Lis. 431.
Huyslook. 471.
Waterlook. 478.
Linzen. 4S4.
Boonen. 4Stf.
Endivie. 4S9.
Maagdepalm. 497.
Conyza. 410. 511.
Cortufa. 41 <5-
Navelkruyd. 517.
Saffraan. 520.
Wilde Galega. 441.
Koraalkvuyd. 549.
Elatine. 500.
Paerdeflaert. *><54-
Italiaanfche Rakette. 567.
Ferula. <572.
Fenegriek. 591.
Oyevaarsbck. <50$.
Zoethout. 6 11.
Gnaphalium. <514.
Porcellein. do.
Zee-porcellaïn. <521.
Hondjensdraf. <522.
Hyacinth. <544-
Stoebe. <54 <5.
Thuyn Kers. <5<Si.
Juca uyt America. <5<54.
Afpergien. <571.
Verkeerd Neetelkruyd. 677.
Steen leeverkruyd. <58 ö.
Patich. <591.
Scorbuthskruyd. 700.
Limonium. 712.
Kleyn Maankruyd. 72rf.
Americaanfche Órege. 742.
Bok,-orege. 743.
Vederik. 744.
Duyzcndbiad. 767.
Bruynrood Vierblad. 772.
Aardbeziën. 773,
Mofch. 774.
Kraakebezien. 7 J6.
Penningskruyd. 7 76.
Plompe. 7S0.
Wintergroen. 795.
Rijs. 797.
Panikkoorn, 798.
Panax. Sol.
Vijfvingerkruyd. 809.
Muysoor. Si <5-
Pimpinel. S24.
Weegbree. S24.
Duyzendknop. 830.
Fonteynkruyd. S32.
Vlookruyd. 835.
Rhaponticum. 8 5 2.
Self. 859.
Sanikel. Söo.
Water-eppe. 884.
Fyekruyd. 89S-
Tasjenskruyd. 914*
Tormentil. 915.
Boksdoorn. 91 <5.
Americaanfche Tarwe. 918.
Gcytenbaard. 928.
Duyzendblad, &c. 930.
Roodgrond te verdrijven , te geneezen , door
middel van
Karffeboom. 37.
Huyslook. 471.
Yzerkruyd. 7S7.
Deur was. Si o.
Duyzendknop. S30.
Roos 4 ook andere owfleekingen , te ver-
drijven , door middel van
Acacia. 44.
Vlierboom. So.
Rhijnbezien. 81.
Tamarindenboom. 114.
Caflieboom. Iltf.
Roozeboom. 199.
Doornbczien. 223.
Braambezien. 24S.
Malve. 318.
Kleyn Ofletong. 32 <s.
Kool. 413.
Huyslook. 471.
Wilde Bafilicom. 500.
Coriander. 411.
Koornbloem. 531.
Paerdellaert. <[04.
Indiaanfche Doornappel. 5 76.
Oyevaarsbek. <504.
Weede. <si2.
Porcellain. 610.
Scorbuthskruyd. 700.
Wild Vlaskruyd. 721.
Nachtfchadc. 750.
Moederkruyd. 757.
Ruytcrskruyd. 707.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Yzerkruyd. 787.
Glaskruyd. So<5.
Deurwas. Si o.
Duyzendknop. 830.
Fonteynkruyd. 832.
Vlookruyd. S35.
Wonderboom. S^2.
Wijnruyt. 8 4<s.
Serpentstong. 8 5 7.
Kruyswortel. 877.
Water-eppe 884.
Gelidkruyd. S8tf.
Tasjenskruyd. 914.
Roos. Witte Roos te geneezen, doormid-
del van
Kliflenkruyd. 3S4.
Roos zoodanig te verdrijven , binnen een
korte tijd , dat ze noyt zal weer komen ,
door middel van
Vlier. 80.
Rugge-fmerten te verdrijven , door middel
Ganzerich. S33.
Tttj
SAad te vermeerderen. Saad-ontloopihg,
&c. zie op Zaad.
Scheurbuyk. zie op Blauwfihujt.
Schurftheyd ; Krauwagie ; Seerigheyd quaa-
de j heeté Schurftigheyd te geneezen ,
'door middel van
Vijgeboom. 24.
Nooteboom. 42.
Pijnboom. 44.
Pruymboom. 47.
Platanus. 59.
Cypresboom. <ji.
Vlierboom. 80.
Lindenboom. 8 4.
Ipenboom. 87.
Eflchenboom. 9?.
Styraxboom. 112.
Welriekende Eykelboom. 132,'
Lauwerboom. 153.
Wilde Lauwerboom. 174.
Tamarifchboom. 20I.
Lage Berg-mifpelboom. 218.
Jafmijn. 22S.
Wijngaard. 240.
Rofmarijn. 246.
Veyl, of Eyloof, 252.
Klim. 254.
Cardamom. 238.
Averuyt. 2<S2.
Zuring. 281.
Vrouwenhayr. 287.
Agrimonie. 295.
Boelkenskruyd. 298.
Knoplook. 302.
Ajuyn. 303.
Muur. 308. 309.
Malve. 318.
Laferpitium. 332.
Pieterzelie. 345.
Akeleyen. 351.
Ried. 370.
Altragaluskruyd. 377.
Mcefterwortel. 378.
Ofletong. 407.
Kool. 413.
Lis. 431.
Stinkende Lis. 432.
Nieswortel. 434.
Palmaria. 445.
Carlitie. 449.
Wolfsmelk. 4<>t-
Ciceren. 4S3.
Sanamunda. 488.
Aniciocken. 493.
Scammonie. 508.
Braziliaanfche Linfe. 509.
Conyza. 510. 511.
Konkommer. 41S.
Varkensbrood. 537.
Tandekenskruyd. 550-
Elatine. 460.
Alantwortel. ftfi.
Fenegriek. 591.
Duyvekervel. 597.
Soethout. tfii.
Zee- porcellein. <521.
Hondjensdraf. <522.
Eedel Leeverkruyd. 028.
Yfop. <543.
Wilde Kers. 662.
Steen Leeverkruyd. óS6-
Patich. <591.
Lavas. 712.
Malloten. 724.
Vijgeboon. 729.
Hop. 732.
Orege. 742..
Goudenappel. 74 <5.
Malrove. 7415.
Koornroos. 749.
Bingelkruyd. 700.
Cameline. 774.
Yzerkruyd. 787.
Glaskruyd. 8o<r.
Viifvingerkruyd. 809.
Weegbree. S24.
Zeepkruvd. S43-
Wonderboom. 842.
Rhaponticum. 842.
Wijn-
— " ~~
B L
Wijnruyt. 8^<s.
Scabiole. 8<j$.
Duyvelsbeet. tt6.
Luyskruyd. S ptf.
Drie-verwige Violet. 924.
Zie ook op Zeer en, Zeerigbeyd , &e.
Schurftigheyd , Melaacfche , te geneezen ,
door middel van
Oogenklaar. 480.
Zie voorts op Melaatsheyd.
Schurftigheyd der Blaas te geneezen, door
middel van
Beekbunge. 32$.
Zoethout, tfii.
Schurftigheyd , en quaade Schurftigheyd
des Hoofds te geneezen , door middel
van
Willige Boomen. 78.
Hazelnotenboom. i<?2.
Braambezien. 247.
Beet. 39$.
Munt. 427.
Wolfsmelk. 401.
Erweten. 489.
Pepoen. 523.
Malloten. 72$.
Thapfïa. 903.
Schurftige Handen te herftellen , zuyver te
maken , door middel van
Muur. 309.
Guychelheyl. 324.
Mollugo. 342.
Schurftige Schapen te helpen , te reynigen,
door middel van
AlylTum. 320.
Schurftigheyd , Zeerigheyd der Paerden en
anderer Beelden te geneezen 5 door mid-
del van
Beekbunge. 32$.
Peftilentiewortel. 3 87.
Tandekenskruyd. 5$ o.
Zee-porcellein. 621.
Hypecoon. 6$ 2,
Yfop. d<53.
Watereppe. 8 84.
Sciatica te geneezen. zie op Heupenpijn ;
Heupjigt.
Seere Hoofden, zie op Zeere Hoofden.
Seeren. Seerigheyd. zie op Zeer en.
Seenuwen. zie op Zeenuiuen.
Sinkingen. zie op Zinkingen.
Slaapziekte , Slaapzucht , te verdrijven , door
middel van
Boom der Kuysheyd- l<57-
Varkensvenkel. 812.
Self. 8 $9.
Kunneke. S$$.
Slaapverwekkende middelen , genomen van
Moerbezienboom. 19.
Populierboom. 73.
Roozeboom. I99.
Dille- 329.
Lis. 43 ö-
Endivie. 490.
Coriander- 5 II.
Saffraan. $20.
Hondstong. 539.
Dorycnium. $$tf.
Havikskruyd. 616-
Bilzenkruyd. 650.
Salade. 6S3.
Mandragora. 731.
Hennip. SS 7.
Maertfche Viole. 92$.
Slaapverwekkend , en te gelijk alle fmert
verdovend middel , voor die men ecnig
lid wil afzetten , genomen van
Mandragora. 751.
Slangen , Adderen , en andere giftige Die-
ren te verjagen , door middel van
Vlierboom. 79.
Vaam. 2S9.
Agrimonie. 29$.
Boelkenskruyd. 298.
Kali. 472.
Diftamnus. $$T.
Wilde Vlier. 559.
Ferula. 572.
Vederik. 744.
A D - W Y Z
Polium. S2S.
Zie voorts in de volgende Blad-vjijzer
der zonderlinge zaken op, Giftige
Dieren.
Slangen, Adderen, en andere giftige Die-
ren te dooden , door middel van
Kleyn Ofietong. 320.
Slangen, Adderen, en anderer giftige Die-
ren beeten , of Iteeken te geneezen. zie op
Beeten.
Slijmerige , taye , galachtige , en andere
quaade Vochten af te drijven, zie op
Galachtige.
Snof-poeder tot niezen. %ie op Nies-poe-
der.
Sog in der Vrouwen Borften te vermeer-
deren ; op te droogen j goed te maken.
Zie op Melk.
Soode , of heete opwerpingen der Maag
weeh te neemen , door middel van
Dfiediftel. 454
Circara van Parijs. 49 6.
Coriander. $11.
Zie ook op Maag - oprifping. Opouer-
ping.
Spaanfche Pokken te geneezen } te hulp te
komen , door middel van
Eykenboom. 7$.
Pokhout. 9S.
Terpentijn. 106-
Saflafrasboom. III.
Tamarindenboom. 11$.
Boom der Kuysheyd. 167.
Brem, 1S1.
Tamarilchboom- 20I.
Doornbezien. 223.
Boomvaarn. 290.
Sceenvaarn. 291.
Struyskruyd. 293.
Ried. 370.
Cardobenedift. 4$ 3.
Kruysdiftel. 4$d.
Sanamunda. 4S8.
Didtamnus. $51.
Wilde Vlier- $$9.
Oogentrooft- $09.
Duyvekervel. $97.
Oyevaarsbek. do 5.
Gods Genade. di9.
Mechoacan. 7<S4-
Steekende Winde. 890.
Drie-verwige Violet. 924.
Speenen of Takken aan ’t Fondament, fse
op Anhey-
Spraak verloren zijnde, te doen weer ko-
men, door middel van
Maybloem. 717.
Sprenktvuur. Zje op Springend Vuur.
Springend j Sprenkt, Lopend Vuur, te ge-
neezen, door middel van
Ciftus. 171.
Hinnebezien. 249.
Muur. 308.
Malve. 317.
Laferpitium. 332.
Mansoor. 359.
Ried. 370.
Hoefblad. 3S1L
Saccharis. 3 SS.
Ofletong. 407-
Nieswortel. 434.
Huyslook. 471-
Oogenklaar. 4S0.
Ochrys der Grieken. 4S4.
Endivie. 490.
Wilde Bafilicom. $00.
Brafrliaanfche Linze. $09.
Navelkruyd. $17.
Kauwoorde. $21.
Koornbloem. $31.
Weede. di2.
Salade. dS3.
Patich. d9i.
Scorbuthskruyd. 700-
Lelie. 7id.
Vijgeboon. 729.
Goudenappel. 74d.
Nachrfchade. 7$o.
Moedeikruyd. 757.
E R
Koornroos. 7$ 9.
Bingelkruyd. 7do.
Ruyierskruyd. 767.
Specrkruyd. 793.
Mankop. S03.
Glaskruyd. 8od.
Duyzendknop. 830.
Vlookruyd. S3 5.
Wijnruyt. S$d.
Serpentstong. 8 $7.
Scabiofe. Sd$.
Water-eppc. SS4.
Americaanfche Terwe. 918.
Sproetelen. zie op Aangezicht! Zomer fproe-
telen.
Sprouw te verdrijven , door middel van
Waternoot. 793.
Sprouw der jonge kinderen wech te neemen,
door middel van
Oranjeboom. 1$.
Muurbloem. <578.
Spijzen een zeer goede (maak te gceven ,
door middel van
Brafrlie-peeper. 447.
Saffraan. $20.
Arragonfche Moflaart. $<ï8.
Squinantie. ye op Keelgezwel.
Steen der Blaas en Nieren, te verbreeken,
af te drijven ; de fmert te verlichten ,
wech te neemen , door middel van
Oranjeboom. 14.
Mifpelboom. 21.
Eykenboom. 7$.
Eizenboom. 90.
Saflafrasboom. ui.
Berkenboom. 133.
Lauwerboom. i$2.
Brem. iSl.
Haagedoorn. lS<J.
Joodendoorn. 189.
Geneverboom. 220.
Braambezien. 24S.
Averuyt. 271.
Vrouwenhayr. 2S$.'
Steenvaarn. 291.
Malve 31S.
Geele Malve. 319.
Anijs. 333.
Peeterzelie. 34$.
Beerenoor. 3S3.
Kliflenkruyd. 38$.
Carline. 449.
Ciceren. 4S3.
Boonen. 48 6.
Brafrliaanfche Linze. $09.
Wilde Comijn. $13.
Hartshoorn. $13.
Ridderfpoor. $48.
Doronicum. 554.
Elichryfon. 501.
Filipendula. $77.
Venkel. $90.
Oyevaarsbek. do$.
Gingidium. 607.
Gras van Parnas. diS.
Hondjensdraf. 022.
Duyzendkoorn. 033.
S. Janskruyd. 048.
S. Jacobskruyd. ö$9.
Water Kers. 661.
Jobsrranen. 666.
Anijskruyd uyt America. 66S-
Roomfch Neetelkruyd. 67$.
Knawel. 077.
Patich. <791.
Limonium. 712.
Nachtfchade. 7$o.
Bingelkruyd. 760.
Stalkruyd. 790.
Aardangel. 792.
Peonie 799.
Glaskruyd. So 6.
Paronychia. 807.
Zee venkel. S13.
Muysoor. Sltf.
Duyzendknop. 830.
Muysdoorn. S$4.
Steenbreek. 803.
Zuykerwortel. 882.
Water-
der GENEESMIDDELEN.
Water-eppe. S84.
Sermontein. 8SS.
Haazenfalade- 894.
Maertfche Viole. 923.
Gulderoedc. 927.
Vfiegenet. 927.
Sreen der jonge kinderen in 't bijzonder af
te drijven , door middel van
Cicorey. 491.
Stem helder te maken, door middel van
Mufcaatboom. 138.
Knoplook. 391.
Zee ajuyn. 307.
Kool. 413.
Wilde Saffraan. 430.
Eedele Rakette. 56ff.
Indiaanfch Kruydje roer mij niet.
r,
Radijs. S40.
Stem verloren zijnde , weer te doen komen,
door middel van
Lelie. 71 ff.
Zie ook op Spraak.
Stuypen te doen vergaan , wech te te nee-
men, door middel van
Zee ajnyn. 307.
Angelieren. 302,
Peonie. 799.
Swaarmoedigheyd te verdrijven, zie op Me-
lancholye.
Swakke perfooncn teverfterken, doormid-
del van
Sleutelbloem. 8 38.
Zuykerwortel. 882.
Swakke , uyt een zware ziekte eerft-opgc-
ftane , fterkte te veroorzaken , door mid-
del van
Zuykerwortel. 882.
Swangere Vrouwen. $e op Zwangere.
Sweeren. gie op Zwieren.
Sweet-middelen. zye op Ziveet-mUdelen.
Sydepijn. %e op Zydcpijn-
TAkken , ofSpeenenaan ’t Fondament.
zie op Anbey.
Tanden, killende, de pijn daar van
wech te neemen , door middel van
Bertram. 842.
Tanden, los zijnde , vaft te maken, goed
te houden , door middel van
Oranjeboom. 13.
Granaatboom. 17.
Acacia 33.
Maftikboom. 103.
Sumachboom. 109.
Olijfboom 183.
Berberisboom. 1S8.
Tamarifchboom- lol.’
Rofmarijn 240.
Zee-ajuyn. 307.
Anemone 328-
Naterwortel. 402.
Huyslook. 471.
Scorbuthskruyd. 700.
Aardbeziën. 773.
Yzerkruyd. 7 8 7.
Tanden , geele , wit te maken , door mid-
del van
Rofmarijn. 240.
Tanden te doen uytvallen , door middel
van
Afpergien. 071.
Tandpijn ; zinkingen op de Tanden , te
verdrijven, te doen ophouden , doormid-
del van
Moerbezienboom. 19.
Vijgeboom- 24.
Amandelboom. 35.
Pijnboom. 44.
Platanus. 59.
Cypreflenboom. ffi.
Sumachboom. 109.
Myrtusboom. 14?.
Tamarifchboom. 20I.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24ff.
Kappers. 235.
Keelkruyd. 260.
Zuring- 280.
Ageratum. 294.
Knoplook. 301.
Witte Malve- 318.
Anemone. 3 28.
Angelieren. 302.
Aftodille. 372.
Meefterwortel. 378.
Beerenoor. 3S3.
Witte Been. 393.
Standelkruyd. 401.
Goudsbloem. 431?,
Carline. 449.
Oogenklaar. 481.
Maagdepalm. 497.
Kauwoorde. 525.
Tandekenskruyd. 350-
Dragon. 555.
Duyvekervel, 397.
Hondjensdraf. 022.
Havikskruyd, 635.
Yfop. <J33-
Gengebar. tfffff.
Afpergien. 071.
Scorbuthskruyd. 700,
Lavendel. 70 8.
Peeper. 733.
Vijrvingerkruyd. S09.
Ganzerich, S33.
Wilde Dragon. 841*
Luyskruyd. S9tf.
Tormentil. 914.
Tandpijn terftond te verdrijven , door mid-
del van
Efula. 439.
Tandvleefch te zuyveren , voor verderving
te bewaren ; valt te maken : ontftooken,
verrottend, gezwollen, zweerend Tand-
vleefch te heden , te geneezen , door
middel van
Granaatboom. 17.
Moerbezienboom. 19.
Pruymboom. 47.
Eykenboom. 73.
Beukenboom. 93.
Maffikboom. 103.
Sumachboom. 109.
Viburneboom. 117.
Myrtusboom. 143.
Ciftus. 171.
Roozeboom. 199.
Tamarifchboom. 20I.
Phyllireaboom. 212.
Rofmarijn. 24er.
Braambezien. 248.
Ephemerum. 203.
Munt. 417.
Goudenkruyd. 029.
Scorbuthskruyd. 700.
Aardbeziën. 773.
Waternoot. 793.
Duyzendknop. 830.
Ganzerich. 833.
Self. 839.
Sanikel. 8ffo.
Heydens Wondkruyd. 892.
Luyskruyd. 890.
Gulderoede. 927'.
Tandvleefch-bloeding te geneezen , door
’ middel van
Weegbree. 823.
Tecpelen, zeere Teepelen aan der Vrou-
wen Borden , hoe men kan vooikomen
de zelve te krijgen ; of als z”er nu zijn, te
geneezen , door middel van
Mufcaatboom. 13S.
Ajuyn. 303.
Pareye. 304.
Muur. 30S.
Circaia van Parijs- 49 6.
Zie ook op Borften.
Teering-hebbende lieden te helpen , te ge-
neezen, door middel van
Piftacienboom. 107.
Beerenklauw. 277.
Muur. 30S.
Kliffenkruyd. 3 83,
Hoefblad. 386.
Betonie. 39$.
Standelkruyd. 4ot.
Kool. 413.
Aardnooten 4x4.
Cardobenediit. 433.
Saffraan. 320.
Pepoen. 323.
Oyevnarsbek. tfo3.
Zoethout. 61 1.
]uca uyt America. ffff*.
Americaanfche Orege. 742.
Bok-orege. 743.
Malrove. 750.
Narcifle. 779.
Plompe. 7S0.
Weegbree. S23.
Longekruyd. S40.
Eerenpiijs. 922.
Witzen. 923.
Tenafmus. ye op Parffing.
Tong gebrecken ; Tong- wonden ,• hitziga
bleynen ; ontfteeking ; rauwheyd , en an-
dere ongeleegentheeden der Tong , te ge-
neezen , re verdrijven , door middel van
Moerbezienboom. 19.
Quecboom. 33.
Eykenboom- 73.
Verwloof. 173.
Madelieven. 393.
Munt. 42 6.
Elatine. 300.
Steen-Leeverkruyd. <s8ff.
VJookruyd. 833.
Tong-beroerdheyd te regt te helpen, zie op
Beroerde Tong.
Tong te verlterken , door middel van
Lavendel. 70S.
UYtdrijving van alles wat in deOogen
gewayd , of anderzins gekomen
mogt zijn. zie op Oogen.
Uyitickking van Doornen , Splinteren ,
Glas, Yzer , en alle andere dingen, uyt
de wonden, ^ie op Wonden : en op Ko-
gtl-
Uytwaffend , of overvloedig Vleefch in
wonden en gezwellen, te doen vergaan,
door middel van
Vijgeboom. 23.
Daadelboom. 71.
Eykenboom. 7 6.
Welriekende Eykelboom. 132,
Berkenboom. 133.
Kalfsvoec. 337.
Kali. 472.
Waterbok. 478.
Water- Kers. ff ff 2.
Zie ook op Wonden.
Uytwaffend yleefch aan de Manlijke of an-
dere geheymc Leeden , wech te neemen,
door middel van
Zeevenboom. 61-
Uytwaffen ïn de Neus. zie op Neus.
Uytwaflen aan eenige deelen des Ligchaams
wech te neemen , door middel van
Poley, 740.
VAllende- ziekte der oude lieden, ook
der kinderen , te helpen , te genee-
zen , door middel van
Karfl'eboom. 38.
Populierbootn. 73.
Lindenboom, 8 ff.
Kaneelboom. 123.
Geneverboom. 22o.
Rofmarijn. 246.
Marentakken. 230.
Cardamom. 238.
Zee-ajuyn. 307.
Malve. 317.
Angelica. 331.
Angelieren. 3 62-
Zwa luwe wortel, 371.’
Meefterwortel. 378.
Betonie. 3 76.
Standelkruyd. 401.
Bryonie. 41 ff.
Nieswortel. 434.
Hertgefpan. 447.
Cardobenediói- 433.
Kruysdiftcl, 456.
Cba-
r
t
V
BLAD-WYZER
Chamxdrys. 47 4.
Koornbloem. 531.
Hondstand. 547.
Femla. «; 72..
Filipendula. 577.
Fraxinelle. 594.
Holwortel. 599.
Galega. 599.
Gentiaan, 4ot-
Porcellein. 420.
S. Janskruyd. 048 ,
Yfop. 4< !3.
Wilde Kers. 442.
Lavendel. 708.
Maybloem. 717.
Majoraan. 737.
Mechoican. 744.
Narcifle. 779.
Stalkruyd. 790.
Peonie. 799.
Varkensvenkel. 812.
Wilde Dragon. 841.
Self. S*> 9.
Adderskruyd. 809.
Drieveiwige Violette. 924.
Maertfche Viole. 92$.
Vallende ziekte , voor dit onheyl bewaard
te zijn j door middel van
Marentakken. 250.
Vel, zuyver en fchoon te maken; van alle
vlekken te reynigen. zie op Huyd.
Verbrandheyd door Vuur: door de Zon.
zie op Gehrandheyd.
Verdoving van fmert voor de geene die
men eenig lid des Ligchaams wil afzet-
ten , door middel van
Mandragora. 751.
Vergif; zich daar voor te bewaren: de ver-
giftigde te helpen , te regt te brengen ,
door middel van
Oranjeboom. 13. 14.
Moerbezienboom. 19,
Vijgcboom. 23. 24.
Queeboom. 32.
Caflanieboom. 40-
Nooteboom. 41.
Eykenboom. 75.
Eflchenboom. 9?.
Piflacienboom. I07.
' Safiafrasboom. in.
Styraxboom. 112.
Kaneel. 123.
Arbutusboom. 124.
Wolboom. 12S.
Gagel. 140.
Olijtboom. 1S3.
Joodendoorn. 1S9.
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 2417.
Averuyt. 271.
Alflen. 274.
Zuring. 2S0.
. Wolfsbezie. 2S3.
Vrotiwenhayr. 28 5
Knoplook. 301.
Zee-ajuyn. 307.
Malve. 317.
Kleyn Offentong. 324.
Angelica. 331.
Laferpitium. 332.
Peeterzelie. 345.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoet. 357-
Groot Speei wortel. 357.
Mansoor. 359.
Angelier. 342.
Duyzendfchoon. 344.
Arillolochie. 3 44.
Zwal uwe wortel. 370.
Meefterwortel. 37S.
Peftilentiewortel. 387.
Betonie. 390.
Bernagie. 406.
Ofletong 407.
Welriekende Lis. 428.
Papefchoe. 433.
Nieswortel. 434.
Goudsbloem. 435.
Hertgefpan. 447.
Carlinc. 449.
Cardobenedict. 453.
Kruysdiftel. 450.
Cariophillate. 437.
Santorie. 4 44.
Huyslook. 471.
Chamxdiys. 476.
Waterlook. 47S.
Scordotis. 479-
Ananas. 495.
Wilde Bafilicom. 500.
Brafiliaanfche Linzen. 509.
Saffraan. 520.
Koornbloem. 531.
Varkensbrood. 537.
Geele Wortelen. 544.
Paftinaken. 544.
Ridderfpoor. 548.
Di&amnus. 55:1.
Vingerhoed. 553.
Doronicum. 554.
Hoe langer hoe liever. 558.
Alantwortel. 541.
Eedelc Rakette. 544.
Ferula. 572.
Kardinaaisbloem. 583.
Venkel. 590.
Fraxinelle- 594.
Holwortel. 599. _j,
Galega. 599.
Gentiaan- 4ol.
Gods Genade. 41 9.
Hondjensdraf. 422.
Duyzendkoorn. 433.
S. Janskruyd. 448.
Yfop. 453.
Juca uyt America. 44?.
Anijskruyd uyt America. 44S.
Roomfen Neetelkruyd. 475.
Scorbuthskruyd. 700.
Americaanfche Patich. 707.
Lavas. 712.
Windend Paerdsyzer. 714.
Maybloem. 717.
Wild Vlaskruyd. 721.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Hop. 732.
Peeper. 733.
Thymiaan. 738.
Orege. 742.
Bok-orege- 743.
Berg Slangekruyd. 753.
Marum. 754.
Malrove. 754.
Meliffe. 742.
Molukfche Meliffe. 742.
Valeriaan. 7S4.
Yzerkruyd. 7S7.
Aardangel. 792. .
Panax. 801.
Vijfvingerkruyd. 809.
Pimpinel. 824.
Keukenkruyd. 834.
Radijs. 844.
Wijnrayt. 854.
Self. 859-
Scabiofe. S4?.
Duyvelsbeet. 844.
Adderskruyd. S4S.
Steekende Winde. 8 90.
Haazenfalade. 8 94.
Vreemde wilde Kers. 913.
Tortfientil. 91?.
Boksbaard. 917.
VJiegener. 927.
Vergiftigde Paddeftoelen , gegeeten hebben-
de, ’t vergif uyt te drijven, door mid-
del van
Pcereboom. 31.
AlfTen. 274.
Vergiftige Dieren , hare beeten en fteeken
te geneezen. zie op Beeten,
Verkoudheyd te helpen , door middel van
Angelica. 331.
Zie ook op Fluymen 3 Harjfenen, Hoofd,
&c.
Vermoeyde Leeden door te hittïge Bijflaap.
zie op Bijfhtaps-vermoeydheyd.
Vermoeyde Leeden te regt te brengen , door
Camillen. 424.
Muurbloem. 478.
Gelidkruyd. 884.
Vermoeyde Voeten te helpen , door mid-
del van
Bijvoet. 353.
Vermoeyde Zeenu wen te regt te brengen,
door middel van
Stechaskruyd. 899.
Vermoeydheyd door te veel gaan ; ver-
moeydheyd des Lichaams , wech te nee-
men , door middel van
Elzeboom. 90.
Walftroo. 339.
Bijvoet. 353.
Muurbloem. 478.
Verrotting in ’t Ligchaam van allerley flag,
te voorkomen , te helpen , te geneezen ,
door middel van
Joodendoorn. 1S9.
Doornbezien. 223.
Zuring. 28 o.
Ageratum. 294.
Boelkenskruyd. 298.
Zee-ajuyn. 307.
AIoc. 314.
Tormentil. 914.
Verfland te fcharpen, door middel van
Geneverboom. 220.
Rofmarijn. 24 4.
Thuyn Kers. 441.
Radijs. 8 44.
Verftuykte , verrekte , gebrookene , ge-
fcheurdde , uyt ’c lidt geweeft zijnde , be-
groeyde Leeden te geneezen, doormid-
del van
Acacia. 55.
Myttusboom. 14?.
Huift. 144.
Boom der Kuysheyd. 147.
Wijngaard. 240.
Beerenklauw. 277.
Boomvaarn. 290.
Agrimonie. 295.
Kleyn Ofletong. 324.
Stinkende Lis. 432.
Chamxdrys. 474. ,
Waterlook. 47S.
Hermodaótelen. <jol.
Varkensbrood. 537.
Paftinake. 544.
Afpergien. 471.
Damaftbloem. 4S9.
Lelie. 714.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Kleyn Maankruyd. 724.
Orege. 742.
Mechoacan. 744.
Narcifle. 779.
Vlookruyd. 835.
Sleutelbloem. 838.
Gelidkruyd. 884.
Zie ook op Leeden, verrekte , verfluyk-
te , &c.
Vetheyd , al te groote vetwerding te ver-
hinderen , de vette Lieden mager te ma-
ken, door middel van
Gentiaan. 401.
Haazepoot. 484.
Radijs. 84;.
Vinnen, zie op Bloedzweeren : Bloedvin-
Vlekken en onzuyverheeden der Huyd wech
te neemen. zie op Aangezicht s Zomer fproe-
telen. Vlekken, &c. en op Huyd,
Vlekken uyt Kleederenen Lijnwaden te krij-
gen, door middel van
Oranjeboom. 13.
Zuring. 280.
Kali. 472.
Vloeden , te geweldige Maandftonden , on-
natuurlijke Vloeyingen der Vrouwsper-
foonen, te floppen', door middel van
Oranjeappel. 15.
Granaatboom. 17.
Mifpelboom. 21.
Queeboom. 32.
Cornoeljeboom. 32.
Acacia. 55.
Eyken-
der G
Eykenboom. j\.
Sorbenboom. 84
Maftikboom. Ioj.
Lotusboom. 104.
Viburnebootn. 117.
Ciftus. X71.
Verwloof. 173.
Brem 181.
Olijfboom. 1S3.
Berberisboom. 188.
Roozcboom. 199.
Tamarifchboom. 20I.
Stratiotcs. 203.
Coccinilieboom. 219.
Keelkruyd. 200.
Synnauw- 300.
Krap. 341.
Aardakers. 330.
Starrekruyd. 376.
Beerenoor. 3S3.
Standelkruyd. 401.
Nacerwortel. 402.
Waalwortel. 420.
Munt. 426.
Mariette. 442.
Cardobenedid. 453.
Cepara. 407.
Huyslook. 471.
Cerinthe. 474,
Bonnen. 4S6.
Maagdepalm. 497.
Wilde Bafilicom. 500.
Conyza. 510.
Coriander. 3x1.
Comijn. 512.
Corrufa. 5 r
Wildé Galega. 441.
Ridderfpoor. 54S.
Elatine. 560.
PaerdeKaert. 344.
Ruerkruyd. S7<5-
Wilde Hanekam. 579.
Porcellein. *20.
Limonium. 7x2.
Kleyn Maankruyd. 72Ö'.
Vederik. 744.
Bruynrood Vierblad. 772.
Penningskruyd. 777.
Plompe. 7S0.
Wintergroen. 795.
Peonie. 799.
Panax. 801.
Mankop. 803.
Muysoor. 81 6.
Muyzekoorn. 820.
Pimpinel. 824.
Duyzendknop. S30.
Groot Speenkruyd. S7I.
Tormenril. 91^.
Duizendblad. &rc. 930.
Vloeden, witte Vloeden der Vrouwsperfoo-
nen , te floppen , te doen ophouden , door
middel van
Granaatboom. 17.
Sumachboom. 109.
Myrtusboom. 145.
Roozeboom. 199.
Doornbezienboom. 223.
Rofmarijn. 245.
Averuyt. 271.
Synnauw. 300.
Fluweelebloem. 322.
Anijs. JjJ.
Goudsbloem. 43 6.
Maagdepalm. 497.
Cymbalaria. 540.
Oyevaarsbek. 60$.
Scharley. 640.
Kleyn Maankruyd. 7213.
Duyzendblad. 7 67.
Bruynrood Vierblad. 772.
Aardbeziën. 773.
Speerkruyd. 793,
Salomons-zeegel. 832.
Ganzerich. 8 3 3 .
Gelidkruyd. 886.
Vlooycn uyt de Bedfleeden te verjagen , te
doen Iterven , door middel van
Elzenboom. 90.
ENEESMIDD
Al (Ten. 274.
Akeleyen. 3^1.
Conyza. 5x0.
Coriander. 511.
Aardangel. 792.
Perzenkruyd. 8ll.
Wijnruyt. 85 6.
Hennip. 8 8 7.
Voeten , vuylc flank der zelve te verdrij-
ven, door middel van
Alcanne. 215.
Voeten vermoeyd. zie op vermoeyde Voeten.
Voetjigt te verdrijven , door middel van
Huyslook. 471.
Kruyswortel. 8 77.
Hennip. 8S7.
Zie ook op Podagra.
Vrouwen lichtelijk te doen ontfangen , door
middel van
Geele Wortelen. f44-
Vrouwen Maandftondcn te doen voortko-
men. zit op Ma.mdftonden.
Vrouwen Mif'val te verhoeden, zie op Zwan-
gere Vrouwen.
Vrouwen onnatuurlijke , of te fterke Vloeden
te floppen, zie op Vloeden.
Vrouwen vruchtbaar te doen worden. yeop
Moeder , en op Onvruchtbaer.
Vrouwelijkheyds fmerten te verdrijven, door
middel van
Bilzenkruyd. 6<yo.
Vrucht in ’s moeders Ligchaam te verfter-
ken. zie op Zwangere Vrouwen.
Vuur, koud Vuur. zie op Koud Vuur. Wild
Vuur , Springend Vuur. zie elk op zij-
nen 11 aam.
Vuur te beletten , dat het in geen Zweerin-
gen kome , door middel van
Speerkruyd. 793.
Vuurigheyd aan de Vingeren , Teecn , ook
anderweegen , wech te neemen , door mid-
del van
Oogenklaar. 481.
indiaanfche Vijge. ^74.
S- Jacobskruyd. 039.
Waternoot- 793.
Wijnruyt. S$6.
Serpentstong. 8 37.
Kruyswortel. S77.
Tasjcnskruyd. 914.
Americaanfche Tarwe. 918.
Zie ook op Roos , Zeer en, <&c,
Vijt te geneezen , door middel van
Vlierboom, 79.
Zee-ajuyn. 307.
Malve. 3x7.
Lavas. 7x2.
Perzenkruyd. Sxi.
WAndluyzen uyt de Bedfleeden te
verdrijven , te doen llerven ,
door middel van
Oranjeboom. 12,
AllFen. 274.
Vaam, 289.
Stinkende Lis. 432.
Articiocken. 493.
Wilde Vlier. 559.
Bilzenkruyd. 65 o.
Anijskruyd uyt America. 668.
Perzenkruyd. Sli.
Wijnruyt. 850.
Hennip. 8S7.
Water , brand en fcharpheyd des waters
wech te neemen , door middel van
Wilde Galege. 541.
Americaanfche Patich. 707.
Zie voorts op koude Pis.
Water, die haar water niet konnen hou-
den , te helpen door middel van
Cypresboom. 61.
Naterwortcl. 402.
Aardnooten. 414.
Waterlofllng zachtelijk re bevorderen, of
bij nood flerk af te drijven : te helpen
de geene die haar water niet konnen ma-
ken : pijn in ’t watermaken wech te nee-
men : gemakkelijk te doen water loflen ,
door middel van
Vvy
E L E N.
Granaatboom. 17. '
Mifpeiboom. 21.
Bananienboom. 28.
Amandelboom. 3f.
Caflanienboom. 40.
Perzikboom. 67.
Popuherboom. 73.
Ejkenboom. 76.
Willigeboom. 78.
Elkhenboom. 95.
Mallikboom. 103.
Terpentijnboom. lof.
SaiTafrasboom. ui.
S. Jansbrood. 124.
Nageiboom. 130.
Lauwerboom. X53.
Ciftus. 171.
Brem. 1S1.
Jbodcndoorn. 189.
Tamarifchboom. 20I
Phylireaboom. 212.
Alcanne. 21 y.
Geneverboom- 220.
Doornbezien 223.
Wijngaard. 240.
Geytenblad, 244.
Rofmarijn. 246.
Cardamom. 258.
Keelkruyd. 260.
Averuyt. 271.
Beerenklaauw. 277.'
Vrouwenhayr. 2S5.
Steenvaarn- 291.
Struyskruyd. 293.
Ageratum. 294.
Americaanfch Boelkenskruyd.298.
Knoplook. 301.
Ajuyn. 303.
Parey. 304.
Berglook. 30?.
Wilde Malve. 31S.
Geele Malve. 319.
Ammi. 323.
Guygchelheyl. 324.
Beekbunge. 324.
Kleyn Ülluong. 326.
Dille. 329.
Angelica. 331.
Anijs. JJJ.
Anthyllis. 334.
Peeterzelie. 345.
Bijvoet. 353.
Groot Speerwortel. 3$ 7.
Duyzendfchoon, 364.
Ried. 370.
Zwaluwewortel. 370.
Affodille. 372.
Mecflerwortcl. 37S.
KlifTenkruyd. 3S5.
Pellilentieworrel. 3S7.
Baccharis. 3 88.
Beet. 393.
Betonie. 396.
Standelkruyd. 401.
Pcnningsbloem. 403.
Druyvenkruyd. 409.
Kool. 413.
Aardnooten. 414,
Bryonie. 41 6.
Ricdgras. 416.
Brunelle. 419.
Koeoog. 421.
Bergmunt. 427.
Welriekende Lis. 428.
Stinkende Lis 432.
Water-Goudsbloem. 437.
Steen- Lattouw. 443.
Brafïlie peèper. 447.
Herrgefpan. 447.
Carline, 449.
Cardobenedidl. 4?3*
Kruysdillel. 456.
Hofcomijn. 456.
Caucalis. 462.
Kervel. 464.
Kali. 472.
Chain ardrys. 476.
Waterlook. 478.
Ciceren. 48 3.
B L A
Cicorey. 491.
Articiocken. 493.
Ananas. 495.
Maagdepalm. 497.
Bafilicom. 499.
Winde. 505.
Brafiliaanfche Linzen, «fop.
Coriander. fii.
Comijn. 512.
Wilde Comijn. 513.
Navelkruyd. 517.
Leedekenskruyd. 5x9.
Saffraan. 520.
Pepoen. 523.
Meloen, 526.
Konkommer. 52S.
Winde Galega, ^41.
Geele Wortelen. 544.
Beetwortel. 545.
Paftinake. 54 c.
Ridderfpoor. 54S.
Doronicum. 554.
Dragon. <550.
Wilde Vlier. 559.
Eüchryfon. 501.
Alantwortel. 501.
Paerdeftaert. 504.
Rakette. 5^.
Italiaanfche Rakette. 5 67 .
Hederik. ^67.
Arragonfche Moftaert. 508.
Boekweyt. 570.
Ferula. 572.
Indiaanfche Doornappel. 57 <j.
Filipendula. 577.
Water-Filipendula. 578.
Zonnebloem. jSz.
Venkel. 590-
Fraxinella. 594.
Duyvekcrvel. 597.
Holwortel. 599.
Galega. 599.
Gentiaan öoi,
Oyevaarsbek. tfof.
Zwaardkruyd. <;o8.
Gras van Parnas. <jl8.
Zee-porcellein. 6ZI.
Hondjensdraf. 022.
Hedyfarum. (S23.
Articiocken onder de aarde. tfzy.
Eedel Leeverkruyd. 02S.
Kruydje roer mij niet. 6$o.
Duyzendkoorn. tfj 3.
Welriekende Nachtbloem. 1x34.
Hyacinth. 045.
S. Janskruyd. 048.
Hypecoon. (S52.
Yfop. 6 S3-
Thuyn Kers. 661.
Anijskruyd uyt America. 66 8.
Sreekende Kaarden. <574.
Muurbloem. 07S.
Stokviolier. <sSi.
Damaftbloem. 089.
Scorbuthskruyd. 700.
Lavendel. 70S.
Tongeblad. 709.
Limonitim. 712.
Lavas. 712.
Windend Paerdsyzer. 714.
Wild Vlaskruyd. 721.
Perzenkruyd. 722.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Malloten. 725.
Hop. 732.
Majoraan. 737.
Thymiaan. 738.
Poleye. 740.
Orege. 742.
Bok orege. 743.
Nachrfcbade. 750.
Nigelle. 75J.
Koornroos. 7^9.
Bingelkruyd. 700-
Beer wortel. 765.
Gierft. 7 66.
Drieblad. 771.
Aardbeziën. 773.
Mofch. 774.
D - VV Y Z
Penningskruyd. 777.
Valeriaan. 784.
Yzerkruyd. 7S7.
Stalkruyd. 789.
Hanekammetjens. 790.
Mankop. 803.
Pafferine. 804.
Glaskruyd. 80 <j.
Varkensvenkel. 812.
Zeevenkel. 813.
Turkfche Boonen. S19.
Canarizaad. 820-
Polium. 82S.
Duyzendknop. 830.
Salomons-zeegel. 832.
Zeepkruyd. S43.
Radijs. 84 6.
Peeperwortel. S47.
Knollen. 849.
Muysdoorn. 8 54.
Wijnruyt. 850.
Harmala uyt Syrien. 857.
Self. 859.
Kunneke. Stfl.
Steenbreek. 81X3.
Naaldekervel. S <77.
Wilde Thymus. 878.
Water- eppe. 8 8 4.
Sermonrein. 888.
Steekende Winde. S90.
Haazenfalade. 894.
Smyrnium van Candien. S94.
Stachyskruyd. 8 95.
Stechaskruyd. S99.
Wormkruyd. S99.
Teucrium. 90I.
Tormentil. 9x5.
Water-ftarrekruyd. 9x7.
Eerenprijs. 922.
Witzen. 923.
Gulde Roede. 927.
Vliegenet. 927.
Waterlofling, al te veels te doen ophouden,
door middel van
Muyzenkoorn. 820.
Waterlofling der Paerden te bevorderen.
zie op Paerden.
Waterlofling der Kinderen, die haar water
niet konncn maken, te bevorderen, door
middel van
Naeldekervel. 857.
Waterzucht te geneezen; de toeneeming te
verhinderen , door middel van
Pijlhout. 91.
Pokhout. 98.
Saflafrasboom. ui.
Kaneelboom. 123.
Myrtusboom. 145;.
Nagelboom. 150.
Lauwerboom. 153.
Boom der Kuysheyd. 1 67.
Tamarifchboom- 201.
Boomachtig Spinagie. 2Itf.
Geneverboom- 220.
Rofmarijn. 24^.
Beerenklauw- 277.
Boelkenskruyd. 29 8.
Knoplook. 301.
Ajuyn. 303.
Parey. 304.
Peeterzelie. 34^.
Akeleyen. 351.
Mansoor. 359.
Zwaluweworrel. 370.
Meeflerwortel. 378.
Camillen. 423.
Welriekende Lis. 42S.
Lis. 431.
Brafïlie-peeper. 447,
Carline. 449.
Cardobenedidf. 453.
Kruysdiftel. 4^6.
Springkruyd. 458.
Wolfsmelk. 461.
Santorie. 466.
Kali. 472.
Chamxdrys. 47^.
Ciceren. 4S3.
Cicorey. 491.
E R
Articiokken, 493.
Maagdepalm- 497.
Bafilicom. 499,
Coloquintappel. 502.
Hartshoorn. 513.
Navelkruyd. 517.
Konkommer. 51S.
Varkensbrood. 537.
Wilde Galega. 541.
Geele Wortelen. 544.
Paflinake. 54 6.
Diéfamnus. 551.
Hoe langer hoe liever. «8.
Wilde Vlier. 559.
Arragonfche MoRaart, 50S.
Venkel. 590.
Duyvekervel. 597.
Gods Genade. <519.
Goudenkruyd. 619.
Wilde Kers. 661.
Lelie. 7i<y.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Hop. 732.
Peepet. 7jj.
Majoraan, 737.
Poleye. 740.
Orege. 742.
Marum. 754.
Bingelkruyd. 760.
Mechoacan. 704.
Drieblad. 771.
Bruynrood Vierblad. 772.
Panax. 801.
Pafferine S04,
Polium. 82S.
Radijs. S40.
Wonderboom. 8 52.’
Wijnruyt. 8?tf.
Water-eppe. 884.
Zeewinde. 891.
Heydens Wondkruyd. S92.
Smyrnium. S94.
Teucrium. 901.
Water-ftarrekruyd. 917.
Waterzucht. Dorft in de zelve wech te nee-
men , door middel van
Anijskruyd uyt America. 66i.
Wormen te verdrijven, door middel van
Hondjensdraf. <522-
Wild Vuur te bedwingen , te geneezen,
door middel van
Olijfboom. 183.
Roozeboom. 199.
Doornbezïen. 223.
Zuring. 280.
Melde. 379.
Beet. 395.
Coriander. yii.
Saffraan. 520.
Elatine. 500.
Porcellein. <*20.
Steen-leeverkruyd. tf8<j.
Wonderboom 852.
Zie ooi voorts op Springend Vuur.
Winden des Buvks , en in ’t Ligchaam, uyt
te drijven , door middel van
Oranjeboom. 14.
Nooteboom. 42.
Saflafrasboom. ui.
Kaneel. 123.
Mufcaatboom. 130.
Boom der Kuysheyd. I67.
Alffen. 274.
Knoplook. 30 1.
Look zonder Look. 302.
Ajuyn. 303.
Anijs. 3jj.
Peeterzelie. 34$.
Meeflerwortel. 378.
Camillen. 423.
Brafilie-.peeper. 447.
Kruysdiftel. 45 <j.
Hofcomijn. 4^6.
Caucalis. 46Z.
Ochrys der Grieken. 484.
Sanamunda. 48 8.
Coriander. 511.
Comijn. 512.
Hartshoorn. 513.
Pafti-
der GENEESMIDDELEN.
Paflinake. <f4ff.
Dragon. 5 5 ff.
Alamwortel. 551.
Hederik 507.
Arragonfche Moftaart. 508.
Venkel. 590.
Gentiaan, ffol.
Oyevaarsbek. ffo?.
Zwaardkruyd. tfoS.
Zoethout. 011.
S. Jacobskruyd. 6^9.
Thuyn Kers. tfffi.
Gengebar. ööö.
Steekende Kaarden. 074.
Damaftbloem. ff 8 9.
Lavendel. 708.
Lavas. 712.
Windend Paerdsyzer. 714.
Pepoen. 733.
Majoraan. 737.
Thymiaan. 738.
Orege. 742.
Marum. 754.
Negelle. 759.
Mechoacan. 7 ff 4.
Beerwortel. 76$.
Panax. 801.
Wijnruyt. S^ff.
Harmola uyt Syrien, 8 $tf.
Kunneke. 8ff2.
Wilde Thymus. 878.
Sefeli. 881.
Hennip. 887.
Sermonteyn. 888.
Steekende Winde. 890.
Wormkruyd. 899.
Winden der Maag te doen verteeren , uyt
te drijven , door middel van
Mufcaatboom 138.
Wilde Galega. 541.
Filipendula. 577.
Wolf, een flag van Zeerigheyd, te genee-
zen, door middel van
Cyprefleboom. ffï.
Wonden , varflche , oude, hitzige, ver-
vuylde , van allerley flag , te zuyveren ,
't vergif daar uyt te trekken , te geneezen,
door middel van
Appelboom, er.
Granaatboom. 17.
Moerbezienboom. 21.
Peereboom. 31.
Queeboom. 31.
Pijnboom. 44.
Pruymboom. 4?.
Cypresboom. ex.
Lage Cederboom. ff4*
Perzikboom. 67.
Dadelboom. 71.
Populierboom. 73.
Eykenboom. 75.
Willigeboom. 78.
Lindenboom. 85.
Elzenboom. 90-
Saflafrasboom. iio.
Myrtusboom. 145.
Ciftus. 17 1.
Peeredoorn. 1S7.
Berberisboom. 188.
Boommalve van China. I93.
Stratiotes. 203.
Lage Bergmifpelbootn. 21 S,
Coccinilieboom. 219.
Geneverboom. 220.
Indigo. 230. '
Geytenblad. 244.
Rofmarijn 246.
Braambezien. 248.
Marentakken. 250.
Keelkruyd. 2tfo.
Grachtvaarn. 291.
Boelkenskruyd. 298.
Synnauw. 300.
Look zonder Look. 302.
Parey. 305.
Muur. 30S. 9
Malve. 318.
Witte Malve. 31S.
Gecle Malve. 319.
Alyflbn. 320.
Guygchelheyl. 324.
Angclica. 331.
Anthyllis. 334.
Kleefkruyd. 338.
Krap. 34x.
Mollugo. 342.
Walmeefter. 343.
Akeleyen. 351.
Kal fs voet. 357.
Groote Speerwortel. 3^7.
Duyzendlchoon. 364.
Ariflolochie. 3ffff.
Zjvaluwewortel- 371.
Artragaluskruyd. 377.
Mecfterwortel. 37S.
Kliflenkruyd. 3S5.
Peftilentiewortel. 3S7.
Balflemappel. 3 89.
Madelieven. 393.
Betonie. 390.
Tweeblad. 402.
Naterwortel. 402.
Kool. 413.
Senegroen. 41 S.
Brunelle. 419.
Waalwortel. 420.
Koe-oog. 421.
Camillen. 423.
Bruynette. 424.
Lis. 431.
Paapefchoe. 433.
Goudsbloem. 43 ff.
Hertgefpan. 447.
Kruysdiftel. 45 ff.
Cariophyllate. 457.
Efula. 459.
Santorie. 4tfff.
Kali. 472.
Smeerwortel. 473.
Cerinthe. 474.
Haazenoor. 47?.
Veld-cipres. 477.
Watcrlook. 478.
Scordotis. 479.
Oogenklaar. 4S0.
Maagdepalm. 497.
Conyza. 51 o.
Cortufa. 5iff.
Navelkniyd. 417.
Varkensbrood. 537.
Hondstong. 539.
Cymbalaria. 540-
Wilde Galega. 541.
Geele Wortelen. 544.
Paflinake. 540.
Ridderfpoor. 5 48.
Ditflamnus. 5 <5 x.
Vingerhoed. 553.
Doronicum. 554.
Elatine. 500.
Paerdeftaert. 504.
Rakette. 5 ff ff.
Paerdsyzer. S70.
Indiaanfche Vijge. 574.
Indiaanfche Doornappel. 571*.
Zonnebloem. 5S2.
Holwortel. 599.
Gentiaan, ffol.
Oyevaarsbek. ffo^.
Zoethout, ex x.
Weede. ffi2.
Gras van Parnas. ffiS-
Gods Genade. ffi9,
Zee-porcellein. ff 21.
Articiokken onder de aarde. ff2f .
Eedel Leeverkruyd. ff2S.
Goudenkruyd. 629.
Indiaanfch Kruydje roer mij niet.
633.
S- Janskruyd. 048.
Bilzenkruyd. ff 50.
Hypecoon. 052.
Jacea. ff-jf.
Stoebe. ó^ff.
Serratula. 057.
S. Jacobskruyd. 059.
Wilde Kers. 662.
Verkeerd Neetelkruyd. 677.
Muurbloem. ffyS.
Haazepoot. 084.
Steenleeverkruyd. ffStf.
Americaanfche Britannica, 703.
Tongeblad. 709.
Lavas. 712.
Lelie. 7i<s.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Kleyn Maankruyd- 72 6.
Vederik. 744.
Nigelle. 759.
Koornroos. 759.
Ruyterskruyd. 7 67.
Aardbeziën. 773.
Penningskruyd. 777.
Narcifle. 779.
Valeriaan. 7S4.
Yzerkruyd. 787.
Speerkruyd. 793.
Wintergroen. 79?.
Veld-ajuyn. 790.
Panax. 801.
Vijfvingerkruyd^-809.
Deurwas. 810.
Muysoor. 81 ff.
Pimpinel. S24.
Weegbree. S2<>.
Duyzendknop. 830.
Salomonszeegel. 832.
Ganzerich. 83 3.
Sleutelbloem. .838.
Longekruyd/^840.
Self. 8 15 9.
Sanikel. Sffo.
Scabiofe. Sff$.
Scorpioenftaart. 8ff8.
Groot Spcenkruyd. 871.
Gelidkruyd. SSff.
Heydens Wondkruyd. 892.
Fyekruyd. 893.
Thaliétrum. 904.
Tasjenskruyd. 914.
Tormentil. 915.
Boksbaard. 917.
Water-ftarrekruyd. 917.
Torrekruyd. 91 9.
Sotsknodze. 920.
Eerenprïjs. 922.
Drie-verwige Violet. 924.
Gulde Roede. 927.
vliegener. 927.
Duyzcndblad &c. 930.
Wonden , vuyle wonden , te haart toelo-
pende, open te houden , of weer te ope-
nen , door middel van
Knollen. 849.
Wonden , vervuylde , vleefch daar in te doen
groeyen , door middel van
Meerterwortel. 103.
Kauwoorde. 521.
Wilde Vlier. 559.
Serratula. ff <5 7.
Wonden , uytwaflend vleefch in de zelve
wech te ncemen. zie op Vjctuaffend
vleefch.
W onden ) voor ongeneesbaar gehouden > te
geneezen , door middel van
Oogentroort. 509.
Wonden, uyt de zelve te trekken, Yzer,
Staal, Splinteren, Doornen, en dierge-
lijke dingen , door middel van
Hagedoorn. xSff.
Berberisboom. 1S8.
Malve. 317.
Hei modadlelen. 501.
Didtamnus. 551.
Rakette. 505.
Zwaardkruyd. öoS.
Scharley. 640.
Phlomos. 822.
Vliegenet. 927.
Kogel uyt de wonde te doen komen ,
zie op Kogel.
Wonden, vuyl of dood vleefch in dezelve,
wech te neemen , door middel van
Barkenboom. 133.
Scorbuthskruyd. 700.
Muysdoorn. S^-
Zie otk op Uj. maffend Vleefch.
Won-
z
BLAD-WYZER
Wonden, verzworene Etter in de zelve,
van uyt de grond uyctc halen, doormid-
del van
Marentakken. 2<>o.
Wonden , Zweeren , loopcnde gaten aan
Beenen en. Voeten, zie op Gaten.
Wonden der Beenen. zie op Been-won-
den.
Wonden, inwendige, zie op Inwendige ver-
zeering.
Wonden-bloedingte ftempen. zie opBloed-
(lempende-fnïddelen.
Wonden te geneezen zonder didteekenen ,
door middel van
Aloë. .31?.
Wonden-lidteekenen , na de geneezing over-
gebleven, wech te neemen, doormid-
del van
Ciftus. 171.
Rofmarijn. 241?.
Standelkruyd. 401.
Varkensbrood. 537.
Wonderboom. S<jz.
Wonden des Hoofds. %ie op Hoofdwon-
den-
Wonden der Longe- zie op Longe-won-
den.
Wonden-ontfteeking ; brand der wonden,
Wech te neemen , door middel van
Pijnboom. 44-
Keelkruyd. 2<jo.
Giagtvaarn. 291.
Synnauw. 300.
Muur. 30S.
Aftragaluskruyd. g 77.
Kliflenkruyd. 3 8 5.
Balflem-appel. 3S9.
Standelkruyd. 401.
Twee-blad. 402
Circtea van Parijs. 49<S-
Paerdeftaart. ^<74.
Porcellain <ï2o.
S. Jacohskruyd. <559.
Perzenkruyd. Sn-
Wonden te bewaren voor alle heete zwee-
ringen , door middel van
Ruyterskruyd. 7 <37.
Wonden met een Mes in de hand gefnee-
den , te geneezen , zonder iet anders daar
toe te doen , door middel van
Pimpinel. 824. #
Wormen, van oude lieden, van kinderen,
uyt te drijven , te dboden , door mid-
del van
Appelboom. 7.
Oranjeboom. 13. 14. 15.
Granaatboom. 17.
Moerbezïenboom. 19.
Amandelboom. 35.
Karffcboom. 37.
Nooteboom. 4r.
Cypresboom. 62.
Zeevenboom. <73.
Lage Cederboom. 64.
Ferzikboom. 67.
Abricoosboom. <7 8.
Eykenboom- 75.
Willigeboom. 7S.
Macerboom. 89.
Saflafrasboom. ui.
Tamarïndenboom. 115.
Lauwerboom. 153.
Olijfboom. 1S3.
Berberisboom. iSS.
Aalbezien. 195.
Aicanne. 21?.
Granaatboom. 220.
Kappers. 25^.
Cardamom. 25 S.
Averuyt. 27I.
AlfTen. 274.
Zuring. 28 o.
Vaam. 28 9.
Struyskruyd. 293.
Ageratum. 294.
Boelkenskruyd. 29S.
Knoplook. 30I.
Ajuyn. 303-
Berglook. 305.
Zee-ajuyn. 307.
Aloë. 314.
Kleyri Offetong. 3:5.
Akeleyen. 351.
Angelieren. 362.
Zwaluwewortel. 370.
Meefterwortel. 37S.
Melde. 379.
Peflilentiewortel. 3 87.
Beet. 395.
Naterwortel. 402.
Kool. 413.
Munt. 427.
Bergmunt. 428.
Lis. 431.
Herrgefpan. 447.
Carline. 449.
Cardobenediót. 453.
Kervel 404.
Santorie. 4<j<r.
Huysloök. 471.
Chamardrys- 470.
Linzen. 4S4.
Sanamunda. 488.
Coloquintappel. 501-
Winde 500.
Coriander. 5x1.
Saffraan. 520.
Beetwortel. 54?.
Hondstand. 547.
Doronicum. 554.
Hoe langer hoe liever. 558.
Elichryfon. 501.
Alantwortel. 501.
Rakette. 505.
Fraxinelle. $94.
Hol wortel. 599.
Galege. 599.
Gentiaan, dol.
Zoethout, dil.
Gods Genade. dl9.
Porcellein. d2o.
Zonnewende. d24.
Yfop. <753,
Thuyn Kers. ddl.
Wilde Kers. dd2.
Roomfch Neetelkruyd. tf7f.
Vijgeboon. 729.
Hop. 732.
Thymiaan. 738.
Malrove. 75 d.
Moederkruyd. 757.
Duyzendblad. 707.
Valeriaan. 784.
Weegbree. 825.
Duyzendknop. 830.
Pladijs. S4d.
Wijnruyt. S5d.
Kunneke. Sdi.
Duyvelsbeet. 8dd.
Groot Speerkruyd. S7I.
Bijlkenskruyd. 872.
Hennip. 887.
Fyekruyd. 89?.
Wormkruyd. S99.
Tormentil. 9x5-
Wormen der Vingeren. zieopVijt.
Wormen , die in de Ooren groeyen , tedoo-
den. yie op Oorwormen.
Wormen der Maag uyt te drijven , door
middel van
Kervel. 4d4.
Wormen der Paerden uyt te drijven , te
dooden , door middel van
Peflilentiewortel. 387.
S. Janskruyd. 04S.
Geytenbaard. 928.
Wratten wech te neemen , door middel
vah
Vijgeboom 23. 24.
Popujjerbdom. 73.
Willigeboom. 78.
Wijngaard. 240.
Nieswortel. 434.
CardobcnedióL 454.
Springkruyd. 458.
Efula. 4S9.
Wolfsmelk. 46 r:
Oogenklaar. 4S1.
Gondrille. 4S2.'
Hondjensdraf. <722.
Zonnewende. <724.
Vijgeboon. 729.
Poleye. 740.
Keukenkruyd. S16.
Booterbloem. 8 76.
Wratten aan ’t manlijk Lid te verdrijven,
door middel van
Zeevenboom. <73.
ZAad te vermeerderen , door middel
van
Piftacienboom. 107.
Kaneelboom. 123.
Wolboom. 12S.
Mufcaatboom. 13S.
KlifTenkruyd. 385.
Standelkruyd. 401.
Wilde Saffraan. 450.
Kruysdiltel. 45 6.
Ciceren. 48 3.
Articiokken. 493.
Wilde Galcga. 541.
Rakette. 5 66.
Kottoenkruyd. 616.
Articiokken onder de aarde. 61 f.
Bataten. 626.
Gengebar. 666.
Afpergien. <571.
Knollen. S49.
Tulp. 911.
Zaad-ontlooping te geneezen , door middel
van
Lis. 431.
Caucalis. 402.
Hondstong. 539.
Plompe. 7S0.
Zie ook op Druypert.
Zeenu wen- trekking, fpannig , beving, Jam-
heyd , fmerten , en andere gebreeken ,
te geneezen , door middel van
Lage Cederboom, c 4.
Welriekende Eykelboom. IJ 2*
Mufcaatboom. 137.
Lauwerboom. 173.
Averruyr. 271.
Zee-ajuyn. 307.
Balflemappel. 3S9.
Standelkruyd. 40X.
Kool. 413.
Lis. 431.
Carline. 449.
Ferula. 572.
Oprechte Medica. 592.
S. Janskruyd. 048.
Damaftbloem. 0S9.
Scorbuthskruyd. 700»
Vlaskruyd. 719.
Zeevengetijdenkruyd. 724.
Poley. 740.
Gierft. 766.
Varkensvenkel. Slz.
Sleutelbloem. 83 8.
Bertram. 842.
Self. 859.
Steekende Winde. 890.
Teucrium. 901.
Thapfia. 903,
Zeenuwen te verliet ken; verkoude te hel-
pen; de llappe kracht te geevenj dellij-
merigheyd wech te neemen , &c. , door
middel van
Willigeboom. 78.
Kaneelboom. 123.
Mufcaatboom. 13 7.
Lauwerboom. 153.
Alcannc. 215.
Coccinilieboom. 219.
Geneverboom. 220.
Cardamom. 25 S.
Witte Malve. 3x8.
Anijs. 333.
Beerenoor 383.
Kool 413.
Lis 431.
Lappa Boarïa. 4173,
Santorie. 4 66.
Boonen. 480.
Colo-
der, G
Coloquintappel. 502.
Cortufa. 51 6.
Ezels Konkommer. 528.
Wilde Galega. 541.
Oprechte Medica. 592.
Yfop. o,!-
Scorbuthskruyd. 700.
Lavendel. 708.
Mechoacan. 764.
Panax. 801.
Kruysworcel. S77.
Zie ook op Zeenwwen- trekking.
Zeenuwen , verhard zijnde , te verzachten ,
door middel van
Amandelboom. 35.
Alcanne. 215-
Saffraan. 520.
Porcellein. 720.
Zeenuwen-krimping ; opgekrompene Zee-
nuwen , te geneezen, door middel van
Olijfboom. 1S3.
Akeleyen. 351.
Angelieren. 300.
Penningskruyd. 777.
Rhaponticum. 85 3.
Hennip. SS7.
Zie ook op Zeenwwen- trekking,
Zeenuwen , verrekt zijnde , te geneezen ,
door middel van
Lelie- 716-
Zie ook op Verftuykte , Verrekte Lie-
den : en op Leeden.
Zeenuwen , gequetft zijnde , te geneezen ,
door middel van
Angelieren. 3<J2.
Narcifle. 779.
Zeenuwen , afgefneeden , te geneezen, door
middel van
Glaskruyd. S06.
Zeeren; Zeerigheyd: loopende , etterige,
quaade Zeeren , te geneezen door middel
van
Granaatboom. 17.
Daadelboom. 71.
Willigeboom. 78.
Vlierboom. 79. So.
Barkenboom. 133.
Wilde Laurier. 154.
Ciflus. 171,
Peeredoorn. 187.
Berberisboom. 188.
Tamarifchboom. 2ol.
Knoplook. 302.
Malve. 317.
Dille. 32?.
Anthyllis. 334.
Peeterzelie. 34?.
Akeleyen. 351.
Kalfsvoet- 357.
Water Kalfsvoet. 358.
Klilfenkruyd. 385.
Kool. 413.
Bryonie. 41$.
Nieswortel. 434.
Smeerwortel. 473.
Cerinthe. 474.
Velds-cipres 477-
Ochrys der Grieken. 484.
Endivie. 490.
Cicorey. 491.
Wilde Bafilicom. 500.
Elatine. 500.
Alantwortel. 501.
Indiaanfche Vijge. S74-
Wilde Hanekam. 579-
Pencgriek. 591.
Zoethout. <Jii.
Gnaphalium. cri<>.
Gods Genade. 6 19-
Hondjensdraf. 622.
Scharley. (S40.
S. Janskruyd. <548.
Hypecoon. 052.
S. Jacobskruyd. tf^9.
Thuyn Kers. 66 1.
Muurbloemen. 678.
Patich. <591.
k Lavas.. 7x2.
Lelie.' 716.
ENEESMIDDELEN.
Poley. 740.
Malrove. 75 6.
Bingelkruyd. y6o-
Penningskruyd. 777.
Plompe. 7S0.
Valeriaan. *784.
Yzerkruyd. 7S7.
Panax. Sol.
Glaskruyd. Sotf.
Vijfvingerkruyd. 809.
Weegbree. S25.
Duydzendknop. 830.
Wijnruyt. 85 6.
Self. 8^9.
Groot Speerkmyd. 87I.
Heydens Wondkruyd- 891.
Fyekruyd. 89?.
Teucrium. 901.
Thalidtrum. 904-
Torrekruyd. 91 9.
Vaccaria. 910.
Eerenprijs. 922.
Drie-verwige Violet. 924.
Zeeren , brand der zelve wech te neemen ,
door middel van
Circiavan Parijs. 496.
Yzerkruyd. 7S7.
Zie voorts op Zweeren-brand.
Zeeren en Zweeren in de Neus. zie op Neus-
Gezweeren.
Zeeren en Zweeren der Mond. zie op Mond-
gebreeken.
Zeeren en Zweeren , qualijk geheeld , al
te ras toelopende vuyle wonden en o-
pene gaten , te doen openen , door mid-
del van
Knollen. 849.
Zeere Hoofden der Kinderen , te geneezen,
door
Acacia. 5<>.
Wolfsmelk. 461.
Zeere Teepelen. zie op Teepelen.
Zeere Handen. \ie op Schurftige Handen.
Zinkingen te verhinderen , te doen ophou-
den , verdrogen , door middel van
Moerbeziën. 19.
Mifpelboom. 21.
Pijnboom. 45-
Pruymboom. 47»
Acacia. 55.
Eykenboom. 7 6.
Elfchenboom. 9S-
Salfafrasboom. III.
Tamarindenboom. II 5;.
Myrtusboom. I4f.
Nagelboom, iso.
Berberisboom. 188.
Geneverboom. 220.
Jafmijn. 228-
Ephemerum. 2 tff.
Malve. 317.
Anemonie. 328.
Ambrofia. 328.
Angelieren. 362.
Baccharis. 3 SS.
Naterwortel. 402-
Lis. 431.
Brem. 4Stf-
Saffraan. 520.
Hondstong. 539.
Elichryfon. 501.
Zonnewende. <524.
Scorbuthskruyd. 700.
Orege. 742.
Mechoacan. 704.
Peonie. 799.
Weegbree. Sz«j.
Wilde Dragon. 84Ï.
•Self. 8159.
Steekcnde Winde. S91.
Zinkingen op deBorft te verhinderen, door
middel van
Caflieboom. II 6-
Boonen. 4Sd.
Elichryfon. 5di.
Eedele Rakette. 5<Jd.
Beerwortel. 705.
Mankop. 803-
l Zie voorts op Borfl-gebreeken.
V v v 3
Zinkingen op de Oogen te voorkomen, te
geneezen , door middel van
Stinkende Lis. 433.
Saffraan. 520.
Pepoen. 523.
Elatine. 500.
Oogentrooft. 5 69 .
Fenegriek. 591.
Bilzenkruyd. 6^0.
Zinkingen op de Tanden te verhinderen ,
wech te neemen , door middel van
Rofmarijn. 24d.
Ephemerum. 2 6%.
Zie voorts op Tandpijn.
Zinkingen op de Gewrigten te verdrijven ,
door middel van
Ephemerum. 2
Zinkingen des Hoofds. zie op Hoofd-zinkin-
gen.
Zog in der Vrouwen Borden, zie op Melk.
Zwangere Vrouwen inharedragt, defge-
lijks hare Vrucht , te verfterken , door
middel van
Doornbezien. 223.
Sleutelbloem. 83 8.
Self. 859.
Zwangere Vrouwen een lichten arbeyd te
maken. %ie op Baring.
Zwangerer Vrouwen mifval te voorkomen,
door middel v4n
Doornbezien. 223.
Marentakken- 250; .
Naterwortel. 402.
Maagdepalm. 497.
Self. 8 5 9.
Tormentih 91^.
Zwangerer Vrouwen qualijkheyd te verdrij-
ven , door middel van
Dadelboom. 71.
Zweeren, varffche, verouderde, hitzigc;
ineerende, kankerige, vloeyende, quaa-
de , vuyle , te geneezen , door middel
van
Granaatboom. 17.
Nooteboom. 42.
Acacia. 55.
Abrikoosboom. ö8.
Dadelboom. 72.
Eykenboom. 7<j.
Rhijnbezien. Si.
Ebbenhout. lol.
Maftikboom. 103.
Sumachboom. 109.
Myrtusböom. 145.
Ciftus. 171.
Olijfboom. 183.
Geneverboom. 220.
Peeperboom. 232.
Braambezien. 24S.
Muur. 30S.
Kleef kruyd. 33S.
Krap. 341.
Kalfsvoet. 347.
Water Kalfsvoet. 35S.
Mansoor. 359.
Angelier. 302.
Zwaluwewortel. 371.
KlifTcnkruyd. 3 85-
Beet. 395.
Mottenkruyd. 397.
Brunelle. 419.
Koe-oog. 421.
Camillen. 423.
Bruynette. 424.
Lis. 431.
Steekende Lis. 432.
Nieswortel. 434.
Wilde Saffraan. 4^0.
Cardobenedift. 453.
Kruysdiftel. 450.
Kervel. 464.
Santorie. 4 66.
Kali. 472.
Cerinthe. 474.
Veld-cypres. 47 •f.
Waterbok. 47S.
Scordotis. 4S0.
Oogenklaar. 4S0. 4SI.
Ciceren. 483.
Ochryï
I
BLAP-WYZER der GENEESMIDDELEN.
Öchrys der Grieken. 4S4.
Endivie. 490.
Coriander. 5 1 r.
Navelkruyd. 517.
Geele Wortelen. 544.
Paflinaken. 540.
Ridderfpoor. 548.
Elarine. 550.
Alantwortel. qai.
Eedele Rake; te. $66.
Italiaanlche Rakette. 5 67.
Ruerkmyd. 47 6.
Gemiaan. 601
Zwaardkruyd- tfo8.
Zoerhout. <jil.
Gods G.-nade. dl9.
Hondjensdraf- 622.
Zonnew.nde. 614.
Goudenkruyd. 629.
S. Janskruyd. 048.
Yfop 653.
S. Jacobskmyd. 05 9.
Rootnfch Neetelkruyd. 075.
Verkeerd Neerelkruyd. 677.
Steen-leeverkruyd. <sS<J.
Patich. 69I.
Tongeblad. 709.
Lavas. 712.
Lelie. 7 Itf.
Maybloem. 717.
K'eyn Maankruyd. 726.
Jenette. 738-
-Majoraan. 737.
Orege. 742.
Marum. 7^4
Malrove. 75 6.
Yzerkruyd 7S7.
Speer kruyd. 794.
Wintergroen. 798»
Panax. Sol.
Glaskruyd Sotf.
Perzenkruyd. 8 II-
Weegbree. 825.
Fonteynkruyd. 832.
Vlookruyd. 83 5.
Serpenrstong. 857.
Sanikel. S öo.
Boterbloem. 870.
Sreekende Winde. 890.
Heyderis Wondkruyd. S92.
Fyekruyd. 895.
Teucrium. 901.
Thalidtrum. 904.
Torrekmyd. 919.
Vaccaria 920.
Eerenprijs. 922.
Drie-verwige Violette. 924.
Gulderoede. 927.
Zweeren en Zeereu , brand uyt de zelve te
trekken , door middel van
Circra van Parijs. 49a.
Yzerkruyd. 787.
Waternoot. 793.
Zweeren en Zeeren. zie op Zeeren en
Zweeren.
Zweerende Vingeren en Nagelen te genee-
zen , door middel van
Paronyehia. S07.
Zie ook op Nagelzweering
Zweering der Amandelen. \ie op Aman-
delen.
Zweering der Blaas te geneezen , door
middel van
Paerdeftaert. 504.
Narcifle. 72 9.
Zie op Schurftheyd der Blaas
Zweering der Keel. zie op Keel gebree-
ken.
Zweering en Gezwellen des Hoofds te ge-
neezen , door middel van
Kappers. 255.
Hennïp. SS7.
Zweering der Mond; Neus; Nieren;Na^
gelen, zie op Mond ; Neus ; Nieren i Na-
gelen. Ook op Kropztreeren.
Zweering en Zeeren der heymelijke Leeden
te geneezen , door middel van
Eykenboom. 7^.
Boom der Kuysheyd. 105.
Verwloof. 173,
Coloquintappel. 502.
Oyevaarsbek. 005.
Yzei kruyd. 787.
Panax. Sol.
Ganzerich. S33.
Zie ook op Gezwellen der heymelijke
Leeden.
Zweering der Oogen te geneezen , door
middel van
Muur. 30S.
Guvgchelheyl. 324.
Bruynetre 424.
Oogenklaar. 4S0.
Pepoen. 523.
Gentiaan, öoi.
Zie ook op Oog gebreeken.
Zweering der ooren te geneezen. door
middel van
Wilde Kers. 662.
Duyzendknop. 830-
Hennip. S87,
Tasjenskruyd. 914.
Zie ook op Ooren etterv/oeying.
I Zweeringen 3 qualijk geheeld zijnde. %ie op |
Zeeren en Zweeren , qu aalijk geheeld > &c.
Zweetmiddelen ; opening der Zweetgaten
door middel van
Vijgcboom. 24.
Populierboom. 73.
Geneverboom. 153.
Rofmarijn. 240.
Anijs. 333.
Groore Speerwortel. 357,
Ried. 370.
Meellerwortel. 37S.
Pelïilentiewortel. 3S7.
Baccharis. 3 SS.
Bergmunt. 427.
Stinkende Lis. 432.
Carline. 449.
Cardcbenedift. 453.
Scordotis. 479.
Leedekenskruyd. 519.
Dragon. 550.
Duyvekervel. 897-
Stok- violieren. tfSl.
Damaftbloem. 6S9.
Lavas. 712.
Bertram. 842.
Steekende Winde. S90.
Smyrnium van Candien. S94.
Wormkruyd. 899.
Tormentil. 915.
Zijdepijn , en andere Gebreeken3 te genee-
zen , door middel van
Elïchcnboom. 94.
CafTieboom. u<y.
Geneverboom. 220.
Boomvaarn. 290.
Zee ajuyn. 307.
Ariltolochie. 3 66.
Welriekende Lis. 428.
Nieswortel. 434.
Cardobenedidt. 453.
Kervel. 4^4.
Santorie. 4 66.
Waterbok. 478.
Brafiliaanfche Linzen. 509.
Oogenrrooft. 509.
Holwortel. 899.
Gentiaan. <joi.
Malrove. 75$.
Drieblad. 771.
Panax. 801.
Duyzendknop. 830.
Kunneke. 8<ji.
Scabiofe. 8cq.
Sermontein. 888.
Teucrium. 90I.
Thaplia. 903.
Zie ook op Pleuris:
Eynde des tweeden Blad-wijzers.
BLAD
>
BLAD-WYZER
Van eenige der voornaamjle Zeldz aamheeden en Zon-
derlinge Zaken , in dit fVerk te vinden.
$ Ardvlooyen en Rupzen , door wat voor
een middel van de Kool af te houden.
412. zie ook^op Ongediert.
F Adder , met de Tak eens Beukenbooms
aangeraakt , zou zoo heevig verfchrik-
ken , dat hij de magt niet heeft, om
een menfeh te ftecken. 93.
Aloë; wonderlijke zeldzaam heeden van deeze Planten , en
der zelver Bladeren. De Autheur heeft een Aloë Plant
over de vierenveertig jaren lang, op-gequeekt. Heeft
bij hem gebloeyd. Andere zeer aanmerkelijke Voor-
beelden. 3 1 1. Wat Aloë is; en de verfcheydene foor-
ten. 315.
Antonius Pius , van zulk een Ligchaams-lengte , dat hij
krom, of gebogen ging , wierd om Borft en Rug on-
derfteund met dunne berdertjens van Lindenboom , om
regt te konnen gaan. 8 5.
Appelen , hoe men die lang goed en buyten verrotting
kan bewaren. Zuure Paradijs-appelen lang goed te hou-
den. 3. Schadelijkhcyd en nut van Appelen ; en Ge-
nees-middelen , genomen van Appelboom. 6. en ver-
volgens. Wonderlijken afkeer eeniger menfehen van
Appelen ; en qualen , haar alleen door den reuk over-
komen. In teegendeel zeer groote liefhebbers van Appe-
len. Voorbeelden. 7.
Articiokken , middel , om de zelve vroeg te bekomen.
Hoe men de Stoelen van Articiokken een geheel jaar lang
kan goed behouden ten gebruyk. 492.
Athenienzen pleegen de mifdadige, welke ter dood veroor-
deeld waren , door ’t Zap van dulle Kervel , of Scheer-
ling, te doen fterven. 489.
Autheurs Zinfpcelingen op de Oranje-appclen. 1 5. Op de
Granaat-appelen. 18.
BAard der Mansperfoonen een roode verwe te geeven ,
door ’t Poeder der Bladeren van Alcanne, in water
gekookt. 215.
Beeren-oor heeft zulk een verwonderenswaardige Bloem ,
dat het fchijnt , de Natuur heeft daar aan haar hoogfte
Meefterftuk willen toonen. 381.
Berkenboom, ontzachlijkheyd des zelven in Oude tijden.
Der zelver baft gebruykt in plaats van Papier, om daar
op te fchrijvcn. Toortzen gemaakt van de Schors dce-
zer Boomen : hoedanig 133.
Bier, een lange tijd goed, varfch en zoet te houden, door
middel van Lis. 43 1.
1 Blankketzcl op wangen en andere Ligchaams-dcelen , alleen
door beademing wech te neemen 520.
Bloembollen , hoe men de zelve na ver-afgelecgene Landen
kan overzenden , en goed doen blijven. 779. Bloembol-
len (van Tulpen) boven maten dier verkocht in Hol-
land. zie op Tulpbollen. .
Bloem van welriekende Lis, zeer verwonderlijk. 430.
Bloem , gevormd als een Schoe ; derhalven genoemd
Paapenfchoe. 432. Bloem des Lijdens. zie op PaJJie-
bloem.
Boek, van den Autheur gezien, gefchreeven op de binnen-
fte baften van Lindenboomen , meer dan duyzend jaren
oud. Eene zulker Boeken (namentlijk, Cicero de Or-
dinanda Republica ; & De Inveniendis Orationum exor-
diis , noch noyt in druk geweeft) gekomen uyt de Bi-
bliotheek van de Kardinaal Mazarin , door de teegen-
woordige Keyzer Leopold te-Bruffel doen koopen voor
acht duyzend en eenige guldens. 8 5.
Boomen ; op welke tijd alle Boomen gefnoeyd moeten
worden. Driederley wijzen, om altijd vruchtbare Boo-
men te konnen aanwinnen ; als door In-enting : wat daar
ontrent te doen en te mijden ftaat , om vafte fchoone
Boomen te bekomen. 2. 3. door Zuyging. DoorZaying.
4. 5. Middel, om ieder jaar overvloedige Vruchten aan
zijne Boomen te hebben. Bewaring voor Vliegen, Rup-
zen, Slekken, en ander Ongediert. 5. zie voorts op On-
gediert. Bewaring voor de nachtrijp, wanneerze bloei-
jen. 6. Wat Boom en ander Zaad met een wafTcnde,
en wat met een afgaande Maan moet gezayd worden. 5.
Hulpmiddel teegens de flaauwkeyd en treurigheyd aller
Boomen. 12. Boomen mogen niet verplant worden op
den dag van een Ecclips. Moet men niet zetten in de
plaats , daar een andere Boom uytgcgaan is , binnen
de drie jaren daar na. 30. Ouderdom ccns Lotusbooms
van neegenhonderd jaren. 164.
Boonen , door wat voor een middel men de zelve vroeg
kan bekomen. 486. Boonen en Look, fpreekwoord der
Oude van deeze Vruchten, zie op Spreekivoord.
Bofchboqm, de geene, welke zich onder zijn Loof neer
leggen , en in flaap geraken , worden in 't Hoofd ver-
ward, en buytenzinnig. 159.
Byen konnen. de reuk der Bloeflemen van Lindenboom
gantfeh niet verdragen. 8 6. Byen ( ook Vliegen ) wor-
den verdreeven, of fterven, wanneer men Koe-oog aan
de Korven hangd. 421. Hoe men de Byen in de Kor-
ven kan beletten wech te vliegen : hoe in teegendeel andere
tot haar te lokken , door Bladeren van welriekende Lis
aan de Korven te hangen. 428. ’t Zelve te verrichten
door Hertgefpan. 448. Door Mcliffe. 762.
Byen-ftecken te gencezen. zie in ’t Regiftcr der Genees -
middelen.
CIceroos Boek, de Ordinanda Rcpublica, & De In*
veniendis Orationum exordiis , noch noyt ge-
drukt. zie op Boek.
Cinefia, een Griekfch Poëet, zoo mager en dun van Lig-
chaam , dat hij zich met Berderen van Lindenboom om-
klceden, en dus ondcrftcunen moeft. 85.
Cyrus , Koning van Pcrzicn , een zonderling groot lief-
hebber van Pruymboomen. 47.
DAtura , een Kruyd , ’t welk , te veel genuttigd ,
lagchende doed fterven. Word van de Indiaan-
fche Vrouwen hare Mannen ingegeeven , wan-
neerze in hare teegenwoordigheyd ovcrfpel willen be-
drijven. Hoe d’Inneemers weer tot haar zelven te bren-
gen. 542. zie o ok^ op Hert.
Dolle Honden te geneezen , en weer te regt te brengen, zie
in de Wad-Tvijzcr der Geneesmiddelen.
Doornbezien een geheel jaar lang goed te bewaren. 222.
Dronkcnfchap , als men genoodzaakt word te drinken , te
voorkomen. 35. 37. 362. zie voorts in de Blad-wijzer
der Geneesmiddelen. Zoodanig te voorkomen , dat men
in een gcheelen dag niet dronken zou worden. 89.
Druyven, hoe men de zelve vroeg, en zeer treffelijk kan
bekomen. 238. Hoe men die lang goed kan bewaren.
239. Hoe men die kan verzeckeren voor Rotten en
Muyzen. 240.
Duyven zoodanig te bedwelmen , door Nieswortel, dat ze
zich met de hand laten grijpen. 435. Duyven in een
korte tijd vet te maken, door groote Krok. 79 1 .
Ecclips
i;
B L A D - W
Cclips werking orttrcnt dc Boomcn , welke op dien
dag worden geplant. 30.
Edik te maken, zeer goed, binnen weynige uuren,
Van Wijn , door dc Wortel van witte Beet. 395.
Elephanten ten ftrijd als woedende gemaakt, door ’t roode
Zap van Moerbeziën. 20.
Endivie, hoe men met de zelve moet handelen, om in de
Winter te konnen gebruyken. 490.
Erweten, hoe men dc zelve vroeg kan bekomen. 485.
Ezelen , van dtille Kervel eetende , worden daar door zoo
flaperig , dat ze als dood ter neerleggen. Hier door heeft
men vecle deczcr Beeften leevendig gevild. Zeldzame
voorbeelden. 489.
Eykenboom , zeer langlcevende. Wanneer men de zelve
moet ter neervcllcn , om goed hout te hebben. 74.
Onze Voorvaderen in de cerfte Wereld niet anders als
Eykelen ter fpijs gebruykt. Eykelen in Spaanje opge-
difcht tot Banquet. Eykenboom bij de Oude Grie-
ken en Romcynen in zeer groote eere geweeft. Kroo-
nen van Eykcnloof. 75.
FErula, word zeer begeerig , en zonder fchaade van
dc Ezelen gegeeten ; maar andere Beeften ’t zelve
nuttigende, moeten fterven. 571.
Filipendula met Bladeren vari Peeterzelie , zoo giftig, dat
een Doétor en Apotheeker in ’s Gravcnhagc in een Hof
de zelve voor een foort van Pecterzelie neemende , en
iets daar van proevende , zeer ellendig ftraks daar na
ftierven. 577.
GEneverhout word noyt befchadigd door Wormen
of Wormgaten. De Trappen in den Tempel van
Diana te Ephezen waren van Geneverhout ge-
maakt. 221.
Gezondheyd te bewaren, zonder in vecle jaren ziek te wor-
den. zie in de Hlad-wijzer der Geneesmiddelen.
Giftige Dieren, Slangen, Padden, &c. uyr huyzen en ka-
meren te verdrijven. 162. 167. 220. 271. 289. 295.
298.
Granadille. zie op PaJJiebloem,
Gras , ’t welk afgefneeden zijnde , een lange tijd kan ge-
bruykt worden in plaats van een Pluymagie , of Veder-
bofch. 6i7.
HAanen , moedig te maken, om teegens andere te veg-
ten , door Vrouwenhayr. 285. Door Weedcr-
dood. z%6. Door wilde Haanekam 579.
Handen, hoe men die zou konnen waflehen in heet gefmol-
ten Lood, zonder zich te verzeeren , door middel van
Bingelkruyd. 76b.
Hazelnoten, hoe men de zelve lang goed kan bewaren. t<7i.
Hayr-uytvalling te voorkomen ; te doen groeyen ; fchoon
en lang te doen waflen j zwart of andere verwe te gee-
ven , &c. zie in de Blad-wijzer der Geneesmiddelen.
Hert , zoodanig te verheugen , dat men al lagchende zou
fterven, 520. zie ook_op Datum.
Hoenderen van dc Pip en Sprouw te geneezen.. <7 3 . 26b.
Van allerlcy andere ziekten. 95. 302. Hoenderen haaft
vet te maken door Boekweyt. 570. Door groote Krok.
791. Hennip. 887. Hoenderen Eyeren te doen leggen
in de koude der Winter, door Hcnnipzaad. 887.
Hol te Ephezen, waar door de proef wierd genomen, of
een dochter noch Maagd was, of niet. 44.
Honden fterven , als ze drinken van 't Water, daar wilde
Afpergien in gezoden zijn. 6jz.
Hout der Oranje- , Citroen- en Limoenboom , hoeda-
nig. 14.
Ibenboom, doodelijk-giftig voor Menfchen en Beeften.
Evenwel niet zoo zeer in deeze onze Landen. Zcldzaam-
heyd daar van. 49.
Indiaanfche Vijg , gegeeten zijnde , geeft aan ’t Water ,
’t welk de eeters lofTcn , een gantfeh bloedige verwe ,
echter zonder eenige ongeleegenthcyd. 574.
Y 'Z E R
JOoden , hare zeer groote Liefde tot de Öranjeboomen ;
en hoedanig gebruykt in haren Godsdicnft. 14. Hou-
den de Oranje-appelen voor de verboodene Vrucht
in ’t Paradijs. 15.
Juca uyt America. Doodelijkheyd van dit Gewas. Hoe
echter van de Amcricanen zoo wel ter fpijs als tot Ge-
neesmiddelen gebruykt. 66 3.
KAas , hoe men de zelve kan bewaren voor alle ver-
rotting, en ontftaning der Maden , door middel
van Barkenboom. 133.
Karffen , hoe men de zelve een geheel jaar lang kan goed
bewaren, zonder verderf. 37.
Kalfsvoet, zonderlinge en zeer aanmerkelijke zeldzaamheyd
aan deeze Plant j waarlijk een recht Natuur-wonder.
5 55-,
Kogel, in eens Menfchen Ligchaam gefchooten , uyt de
Wonde te doen komen. 33. De uyttrek^ng van T-
z.er , Doornen , Beent jens , &c. uyt de Wonden , kan
men vinden in dc Blad-wijzer der Geneesmiddelen , op ’t
woord Wonden.
Kool , hoe men de zelve treffelijk en zeer wclfmaakend
kan bekomen. 410. Om vroege en uytfteekcnde heer-
lijke Bloemkool tc winnen. 412. Hoe men de zelve kan
bewaren voor Aardvloyen en Rupzcn. 412.
Krooncn , oud-tijds gevlochten van Pecterzelie ; met
welke men de Overwinners Kroonde. Aanmerkelijk geval.
345. Kroon van Eykenloof, aan welke gegeeven. 75.
LAgchende fterven , door het gebruyk des Kruyds
Datura. zie op Datum. Door Saffraan. zie op
Hert.
Lauwer, Laurier, bij de Oude Romeynen gebruykt ten
teeken van ten algemeene blijdfehap en overwinning.
Voorbeelden hier van. 152. Wonderlijke cygenfcl ap
van de Bladeren der kleyne Laurier ; waar uyr men al-
tijd ’s morgens kan wecten, met volle zeekerheyd , hoe
hard het dien nagt gevrozen heeft j over dag, hoe hard
het noch vrieft 1 5 6.
Lindenboom , in de Oude tijden gebruykt in plaats van
Schrijf-papier. Op wat voor wijs. Dit fchrift ge-
noemt Tilia , of Phylira. Boeken , op de Baft deezes
Booms gefchrecvcn , genoegzaam on verganklijk. 8 5. Ee-
nigc der zelver noch in wcezen. zie op Boek.
Look en Boonen. Spreekwoord der Oude hier van. zie
op Spreekwoord. Hoe veel aan ‘ Knoplook en Ajuyn
verteerd is bij ’t bouwen van eene Egyptifche Pyrami-
de. 301. zie ool^op Alagneet.
Lotusboomen worden eenige honderden, ja bij de duyzcnd
jarenoud. Voorbeelden hier van. 104.
Luyzen en Neeten te doen fteryen, of gar.tfchelijk te ver-
drijven. 92. 134. 181. 20X. 252. 280. 381. 565.
744-
Luyzen -groeying op de Huyd der Beeften af te wee-
ren. 579.
MAan; wat met een wallende , wat met een volle,*,
en wat met een afneemende Maan gezaayd moet*
worden. 5.
Macerboom doed fterven alle andere ontrent hem ftaande
Gewaffen. 89.
Magneet, ofZcylfteen, werd bedorven , als men de zelve
met Look beftrijkt. 302.
Mankopzaad, daar ’t eens gezaayd is, zal ’t elke jaar weef
opkomen , tot in het tiende toe , als de aarde weer ge-
roerd word. 802.
Melk te doen runnen, om’er Kaas van te maken, door
Walftroo. 339.
Mclk-beeften veel Melk te doen geeven. 592.
Mes, zoo gantfeh hard. te maken , door ’t zelve te ftee-
ken in Water, waar in Muysoor gekookt is, dat men’cr
Yzer en Stoen mee kan doorfnijden, zonder fchaardig te
werden. 8i<?.
Middel, om zeer lang tc konnen goed bewaren, Appelen. 3 .
Peeren.
der ZONDERLINGHEEDEN.
Pceren. 29. ja. Karflen. 37. Nooten en Hazelnooten. I
•41. Articiokken. 492. Druyven. 239. Kaas. 13 y.
Doornbezien. 222. Bier. 431. Om flaauwc Boomen
en Planten weer kracht tc geeven_ 12. 6 80. Om de
Boomen overvloedige Vruchten te doen dragen. de op
Hoornen. Om haar voor allerley Ongedicrt tc bewa-
ren. z.ie op Ongedicrt. Om in langdurige gezondhcyd,
zonder ziekten, te blijven. de op Gez,ondbcyd. dc ool^
op Oueeè'n. Roz,en , c/c.
Mieren, hoe menze in hare holen kan doen fterven, door
de zelve toe te floppen met ’t Kruyd, Zonnewende. 624.
Door Anijskruyd uyt America. 66 8. Mieren te verdrij-
ven door de reuk van Oregc. 742.
Moerbezienboomen in Grieken , in vierentwintig achter een
volgende jaren geen Vruchten gedragen. Wat ondertuf-
fchen gebeurde, en daar op volgde. 19.
Moerbezicn-vlckkcn, hoe weer wech tc neemen. 19.
Mollen te verdrijven door Knoplook. 302. Door Ajuyn.
504.
Motten, hoe tc verdrijven, dat ze in de Kleederen niet
komen. 62. 146. 271. 274. 289. 397. 409. 561.
708.
Muggen, Vliegen, te verdrijven; te doen fterven, door
de rook van Vederik. 744.
Muyzen te doen fterven , door de reuk van Ibenboom-tak-
kcn. 49. Door Bladeren van Oleandcrboom. 185.
Myrtusboom , in een zonderlinge hoogachting geweeft bij
de Oude Romeyncn. De Afgodin Vcnus tocgccygend.
Verder aanmerkclijkheeden. 144. Ook bij de Joden in
een groote waarde. 145;
NAgelboom; cygenfehap van de zelve. 148. D’Ooft-
Indifche Compagnie heeft al de Nagclboomen in
de Molukkifche Eylandcn doen uytroyen ; en
waarom. Kleyne gekroonde Nagclboomen. Niet meer
dan twee der zelve in geheel Indiën. 149.
Natuurlijke vijandfehap tuflehen de Noote- en Eyken-
boomen. 40. Tuflehen de Fleermuys en de Platanus-
boom. 59.
Natuur-wonder ontrent de Plant Kalfsvoet. 355. Onder
de Natuur-wondercn mag ook gefield worden de krul-
lende Huyslook. 470.
Noten , te grabbel geworpen in ’t huys van Bruydegom en
Bruyd; een gewoonte te Athecnen in Griekenland. Wat
het beteekende. 42.
Offerhanden der Roomfche Vrouwen cnDienftmaag-
den jaarlijks aan Juno , onder een Vijgeboom.
Waarom. 22. 23.
Olijfboomen , ontzaglijkheyd der Zelve bij de Oude.
Tot wat voor een Teekcn gebruykt. 182. Voorbeel-
den hier van. 183.
Ongcdiert , Rupzen , zwarte Vliegen , Slekkcn , Aard-
vlooyen , Mieren , &c. van de Boomen en Planten af te
houden, te doen fterven. 6. 10. 130. 222. 412. 470.
68 o. 688. 837.
Oogen te bewaren in de Kinderpokjens voor de daar op-
vallende Zinkingen, &c. de in de Blad-wijz,er der Ge-
neesmiddelen op Oogen.
Ooft-Indifche Necdcrlandfche Compagnie doed al de Na-
gelboomen in de Molukkifche Eylabdcn uytroyen ; en
waarom. 149.
Otteren beminnen de Willigeboomen boven maten zeer.
78-
Ouderdom der Lotusboomen , tot bij de duyzcnd jaren.
104. DerTarpentijnboomcn, ongeloolfelijk groot. 149.
PAerden , zwarthayrig , geheel wit van hayr te maken.
50 x. Als ze op ’t Gewas Pacrds-yzer treeden ,
zouden hare Hoefyzers terftond los worden , en
afvallen. Doch van Lobel anders bevonden. 17 1. Haaft
vet te maken door ’t Kruyd opregte Mcdica, 593.; en
gemeene Medica. 593. Pacrden roode Manen en Staar-
ten te maken, door Water van Alcannc. 215. Te weeg
tc brengen, dat geen Vliegen, Muggen, &c. op de
Huyd der Paerden , of in bare Zeeren komen zitten :
andere gebrecken tc voorkomen , of te gencezen. de
in de Blad-wij^er der Geneesmiddelen op ’/ moord Paer „
den.
Palmboom. Eygentlijke befchrijving daar van. Oud-tijds
de Telgen gebruykt tot Zcegc-tcekenen. Kleederen
gemaakt van de Bladeren deezes Booms, voor de O ver-
winnen. 70.
Paflïcbloem. Bloem des Lijdens , vertoonende vcelcrlcy
teckcncn en afbceldzelcn des Lijdens Chrifti. 584. De
zonderlinghceden hier van aangeweczcn. 586. Zcld-
zaamheyd deczer Bloemen. 586.
Peekei vleefch. de op Vlcefcb.
Pceren, wat tc doen ftaat, om de zelve lang te konnen be-
waren, en goed te houden. 29.
Peeterzelie, van de Oude Grieken gehouden voor een tce-
ken en voorteeken van Overwinning. Zondcrlingzeld-
zaam geval hier ontrent. 345. Peeterzelie fpoedig te
doen waflen door afch van Bponftcclcn. 486.
Philetas , een Poët onder de Oude, zoo mager en ligt ,
dat hij groote Ringen van Lood aan zijne voeten moefl
doen , om door dc Wind niet wechgenomen , of om
verre gefmeeten te worden. 8 5.
Pip der Hoenderen te gencezen. de op Hoenderen.
Populierboom. Der zelver fchaduw de Oude zoo aange-
naam geweeft , dat ze daar onder gingen zitten : ook
van de takken Krooncn vlochten; welke gedragen wier-
den van verliefde Vrijers , om in der Vrijfteren gunft tc
geraken. 73. Welke Populierboomen alleenlijk tot Ay-
zenijen dienftig zijn. 72.
QUeeën, hoe men de zelve een langen tijd kan goed
bewaren. Hoedanig in te leggen , dat ze een ge-
heel jaar lang fmaaklijk blijven. 32. Van de Ou-
de genoemd de Vrucht der Liefde. Hoe gebruykt tuf-
fchcn een Jongman en jonge Dochter. 33.
Riet ; hoe men Gragten en Slooten van ’t zelve kan
zuyveren. 366.
Roozen , hoe men de zelve lang goed kan bewaren ,
197. Waar toe in Oude tijden gebruykt. De Afgodin
Venus toegeëygend, en waarom. Een tecken van ver-
zweegenheyd. ’t Spreekwoord, ’t is onder de Roos ge-
zeyd, waarvan daan gekomen. 198. Voorbeelden van
perfonen , welke geen reuk van Roozen konden ver-
dragen. 199.
SAffraan , welke de befte is; en zonderlinge werking
der zelve. 520. 521.
Schrift te fchrijven , ’t welk niet dan teegens ’t Vuur
kan geleezen worden. 13. 376.
Seldzaamheyd , zeer zonderling , vaii ’t hout des Egypti-
fchen Vijgebooms. 25. Van de Bananicnboom. 2S.
Van de Sorbenboom , ontrent perfonen van een dolle
hond gebeeten, en weer geneezen zijnde. 84. Van de
Macerboom , die alle andere Gewaflen ontrent hem
ftaande , doed fterven. 88. Van dc Beukenboom,
die een Adder, alleen met een zijner Takjcns aangeraakt
zijnde , de magt beneemt , om een Menfch tc befcha-
digcn.-93. Van dc Eflcheboom , zoo dat geen Slang,
of ander giftig Dier daar ontrent kan komen. Derhal-
ven van de Oude voor hare huyzcn geplant. Andere
aanmerkelijkheyd aan deeze Boomen. 94. Aan de Ka-
ncelboom, uyt wiens Wortel de Camphcr voortkomt,
koud en droog tot in den derden graad ; waar teegens
de Baft des Booms heet en droog is in den derden graad.
122. Aan de Boom der Kuysheyd , wcchneemende alle
luft tot de bijllaping. Voorbeelden. 167. Aan de
Huift, welke in de Winter veel groener ftaat als in dc
Zomer. Hoe ftrengcr koude , hoe blinkender groen.
166. Aan dc Jafmijn uyt Pcrzicn. 22S. Ontrent dc
Wijngaarden ; en hare diepe booring onder de aarde ,
om bij een Wel te komen met dc Wortel : met een
X x x zonder-
BLAD-WYZER der ZONDERLINGHEEDEN.
zonderling Voorbeeld , van den Autheur bevonden ter
diepte van dertien voeten. 134. Zeldzame cygenfchap
der Bladeren van Virginiaanïche Boomvaarn , derhal-
ven ook gevoelige Boomvaarn genoemd, 290. Zeld-
zame eygenfehap der Ajuyn-Planten. 305. Zonderlin-
ge Zeldzaamheeden aan de Aloë. 3 1 1. Aan ’t Zaad van
Yfop. 6 52. Aan de Bladeren der Stcekendc Kaarden
uyt America. 674. Aan ’t Berg-Slangcnkruyd. 751.
Aan ’t Zaad van Watcrnoot. 7.92. Aan ’t Gewas, ge-
noemd Zonnedauw. 849. Aan de Bloemen van Sefa-
mum. 878. Aan ’t Gelidkruyd. 8S 5. Keelcrley andere
Zeldzaamheeden aan andere Gewajfen kpnnen hier niet
alle op decze korte Lijft gebragt worden, zie ook op ’t
Woord Natuurwonder.
Self , bij de zelve behoord men Wijnruyt te planten ,
om die te bewaren voor ’t vergif der giftige Dieren.
858.
Seylfteen. zie op Magneet.
Slang, omringd van Bctonie Bladeren j kan over de zelve
niet kruypen , maar zal zich in een windende fterven.
Slckken te dooden, door afch van Boonftee’en. 486’.
Socrates , de Wijsgeer, ter dood veroordeeld , doen fter-
ven door ’t Zap van Dullekervel, of Scheerlink. 489.
Erpentijn , welke de befte is , en kenteekenen.
lo<?.
Timoleon de Veld-ovcrfte, hoe hij zijne Soldaten,
verbaaft , om dat haar een Wagen met Pceterzclie te
gemoet quam, ’twelkzc voor een Voorteeken des doods
hielden , deeze vrees benam. 345.
Tulp-razernij in Holland: geweidig-hooge prijs der Tul-
pen ; met eenige zonderlinge Voorbeelden. 907. Al-
leenlijk drie Bollen verkogt voor dertig duyzend gul-
dens, in Banco af te fchrijven. Wonderlijke buyten-
fporigheeden hier ontrent. 909. De Weevers wilden
Ïjroote Heeren zijn : geene fpijzen noch dranken waren
laar te koftelijk, 910.
Arkens liaaft vet te maken , door Ipenbladcren , ge-
droogd, en dan met Draf vermengd. 88.
Vermocydheyd , door te veel gegaan te hebben ,
wech te neemen. 90.
Vette lieden mager te doen worden. 99. <>85. Al te
groote vetwerding te verhinderen. 60 1. Magere lie-
den daar teegens vet en welgedaan te maken. 1 1 1. 879.
Viflchen , duyzelig te doen worden, zulker wijs, dat ze
boven op ’t Water drijven , en zich met de hand laten
vangen zullen. \66. 461.
Vleefch , een zeer lange tijd goed te bewaren , zonder
dat’er Wormen in komen zullen, door ’t zelve in Gicrft
te leggen. 7 66. Vleefch van geflagtte Beeften voor
vervuyling en Wormen te bewaren , door het zelve te
beftrooyen met gekneufd Coriander Zaad. 511. Hoe
men Peekel-vleefch haaftelijk gaar kan kooken , door
middel van Roomfch Neetclkruyd. 075.
Vlekken uyt allerley Lijnwaad te doen , door middel van
Zuring. 280. Kali. 47a.
Vliegen en Muggen te verdrijven , te dooden , door de
Rook van Vederik. 744.
Vlooycn , hoe uyt de Bcdfteeden te verjagen , 90. 274.
812. Te dooden. 510. 512.744.792.
Vogelen zoo bedwelmd te maken, datze haar met de hand
zullen laten vangen, doormiddel van Nieswortel. 435.
Vogelen worden zeer vet van Dullekervel : welke daar
teegens de Menfchcn de dood veroorzaakt. 489.
Vogel-lijm te maken , van de Baft der Viburnc Boomcn.
117. Van Huift. 166. Van Marentakken. 250.
Voflchcn , beminnen de Peeren ongemeen zeer; willen
echter de zelve niet ccten , voor datze eenig vleefch
daar bij hebben gekreegen ; ten ware de honger haar
parftte. 31.
Vrouw ; hoe men kan weeten of ze bevrucht is. 493. Haar
bequaam te maken om lichtelijk te ontfangen. Mifyal ,
als ze zwanger zijn, te verhoeden j &c. zie in de Blad-
wijzer der Geneesmiddelen.
Vuur te bekomen in tijd van nood , door twee ftukken
houts van Lauwerboom teegens malkander te wrijven.
1 53*
WAlftroo, verwonderlijke eygenfehap dcczer Plant*
ontrent Koeyen , of andere in de Wey gaande
Beeften. 339.
Wandluyzen uyt de Bedftceden te verdrijven; ook te doen
fterven. zie op de Blad-wijzer der Geneesmiddelen.
Wijn , hoedanig men , door middel van een Peer , kan
weeten, of men ’cr Water bij gedaan heeft , of niet. 31.
Wijn , te bewaren voor verderving , door middel van
Nootenmufcaten. 137.; en door Mofch. 774. Wijn
een aangename fmaak te gceven , door middel van Boom-
achtig Jupitersbaard. 217. Van Lis. 431. Onklare Wijn
weer klaar te doen worden , door middel van Maagde-
palm. 497. Middel , om van Wijn zeer liaaft Edik te
maken, door Pimpinel. 848.
YZer, Staal, Doornen, Splinteren, en diergelijke din-
gen j in de Voet getreeden, of in een Wonde zit-*
tende, daar uyt te doen komen. 186. 188. 317.
501. 551. 5. 608. 640. 822. 927.
Yfop; zonderlinge zeldzaamheyd aan ’t Zaad deezer Plant.
<>52.
2Aad van allerley Planten , hoe men ’t zelve fpoe-
diger als na gewoonte kan doen uytfpruyten en
voortkomen. 47 1.
Zaying; wat met een wadende, en wat met een volle, of
met een afgaande Maan moet gezayd worden. 5.
Zeylfteen, zie op Magneet.
E Y N D E.
D RUK-FE Y LEN.
De Leesver zal gelieven de volgende Misjlagen , in ’t maken der Blad wijzers gevonden , te verbeeteren.
Pag. 42. Dc Hoofd titel Penneboom . moet zijn Denneboom. pag. 35-3. lin. 14. verflopping . lees opzijging, pag 35-7. lin. 20. Kalfsbuyi,
lees Kalfsvoet. pag. 419. lin. 6. cn y. vanonder. Chamairis lees Cham/Eiris. pag. 437. lin. i}\ Canpanula , lees Campanula, pag.463.
iin.30. Cerfoglio, lees Cerefoglio. pag.489. I.39 Intyrum, lees Intybum. pag. f04. lin. 40. Pentaphyllus , lees Pentaphyl-
leus. pag. f4f. lin. 27. Oegen, lees Ooren. pag. 761. lin. 1 6. Zaad, lees Zand. pag. 616. lin. 7. vanonder Centaurus, lees Centav-
ris. pag. 771. lin. 9. van onder , Aalbezien , lees Aardbeziën, pag. 811. 1. 3. achter zwelling , doe bij , van de Kavel. pag. 83 1. 1 to.
Sean , lees Seau. pag. 839. lin. if. Macucosum, lees Maculosum. pag. 841. De Hoofdtitcl , voor Pyrethrum (zijnde de Latijnfche)
lees Bertram. “ J J
Zomtijds zal men ook in de Hoogduytfthe Namen der Kruyden vinden Krcyd voor Kraut. Indien’er noch meer andere Beften
Worden gevonden , de zelve zullen de goedwillige Leezers lichtelijk konnen verbeeteren*
» •